De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 9 juni pagina 9

9 juni 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

9 Juni 23. - No. 2398 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET CONFLICT OVER DE INVOERING VAN DE 48-URIGE ARBEIDSWEEK Teekening voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek "De Amsterdamsche Maagd (tot de Miranda en Wibaut): Bezweert nu den geest, dien gij zelf hebt opgeroepen!" Ilimillll <ic llllltllllllllllillllllllllllllllllllltlMllllllllillliiMllllltJIIIIIIillll Blllllllllllllllllllllllll' CHARIVARIA Rule Brittannia! ,,De ballonreizigers voelden zich volmaakt safe. De ballon viel in no time tot op 200 M." (Zw. CL) Hoe snel de uitbreiding van het kiesrecht is geweest, realiseert menig een zich niet." (N. R. C.) Waar schuiven wij heen'? Volgens het U.D. zeide de oud-minister de Vries in een vergadering te Utrecht: Wat het vloeken op de rijksbureaux aan gaat, hiermede ben ik het geheel eens." Hij zet wat Het gaat hiermede al eveneens als met alle andere dingen: alleen dan wanneer er aanleiding toe bestaat, wordt over de een of andere zaak geschreven." (O.H.C.). Diepboringen zijn kostbaar. Zij zijn echter noodzakelijk waar men de diepere grondlagen wil leeren kennen." (Groene) Geen loondruk, maar aanpassing aan het economisch mogelijke." " (O.H.C.) De jongelui wezen op het dag licht...." (H.D.) En toen zagen de oudjes 't ook. De procuratiehouder der zaak bood namens het kantoorpersoneel den ju bilaris een gouden vulpenhouder aan. De depothouders boden hem een marmeren inkstel aan." (O.H.C.) Een wijze voorzorgsmaatregel. Hoe mooier die dingen zijn hoe minder solide gewoonlijk. Nergens staat voorgeschreven, dat de Staten-Generaal aan den arbeid moet blijven." (H.D.) Men gunne den hooggeplaatsten vechtjas dus wat rust. De nominatief-accusatief constructie De scharlaken zaadmantels ziet men bij de vrouwelijke planten in Augustus en worden door de jeugd snottebellen genoemd." (U.D.) CORRESPONDENTIE. J. G. te A. Sta mij toe u op heeterdaad te betrappen op het gebruiken van een leelijk germanisme: Wie er niet op gesteld is, verlange dus uitdrukkelijk de natuurlijke in zijn restaurant." Wij kennen alleen ver langen naar. Antw. Ik geloof er niets van. Wat verlangt u?" Verlangt iemand het woord?" en der gelijke dingen zeg ik zonder blikken of blozen. iiiiiKiiiiiiiiiiiniiiiiimiiiiiiiimiiiiiiit Deelwoordenjatnmer ,De benedenverdieping scheen be woond te zijn, oordeelende naar het licht dat door de vensters scheen." (N.R.C.) Met het kruis van Oranje-Nassau gehuldigd, mogen zijn nabestaanden ongetwijfeld met trots daarop terug blikken. (Tijd). Aanpasselijkheden Tante paste zich moeizaam aan aan de Europeesche gewoonten." (De Sinclair. Tante) ,,De Ellis kan aan iedere adminis tratie worden aangepast." (Adv. H. P.) Er is maar een middel om aan die geruchten te ontkomen, namelijk door ons daarbij aan te passen. Wie op zijn kamer blijft om die geluiden niet te hooren, die past zich niet aan. Er bestaat een zedelijke aanpassing, maar ook een lichamelijke." (H.D.) TAAL VERWOESTING <). -iscli of -se/;. Het noodeloos gebruik van het achter voegsel -isch behoort zeer zeker ook tot de verschijnselen van taalbederf. Reeds naar het uiterlijk past -isch slecht bij onze taal. Men moest het volgens de spelling uitspreken -is en men spreekt het uit -ies. Het is daarom altijd een gemorrei met die spelling geweest. De Vereenvoudigde spelt terecht -ies, maar de heeren Kluyver en Muller hebben in het bekende halfslachtig rapport der Staats commissie van Nov. 1922 het onnederlandsch -isch niet durven opgeven. Niet alleen die spelling is hinderlijk, de heele uitgang klinkt onaangenaam. Immers, bij de zuiver Nederlandsche adjectieven, die van substantieven zijn afgeleiJ, is met een enkele uitzonoering (afgodisch, wettisch), die niet uit den volksmond voortkwam, in scherpe tegenstelling met het Duitsch de i van dit achtervoegsel consequent uitgestooten (hemelsch, aardsch, helsch enz.). Deze syncope tier i werd vanouds ook toegepast op de adjectieven, die van volks namen waren afgeleid (Duitsch, Fransch, Spaansch), altijd wanneer men aanneemt, dat het Nederlandsen de vormen op -isch ooit gekend had. Bij Fransch uit Frankisch zou dit kunnen zijn. Ware later deze wet niet overtreden, dan had onze taal niet te sukkelen gekregen met zulke schrikkelijke sisserijen als Russisch of Pruisisch, maar was het Rusch en Pruisch geworden, hetgeen gestrookt had niet den aard der taal. Zeker kan men toegeven, dat bij landsnamen, in welker uitgang een i gehoord wordt, als Indiëen Perzië, het behoud van dien klank in het adjectief verklaarbaar is, hoezeer dan ook een vorm als Bclgsch lang niet slecht had geklonken en een andere als Rumeensch (van Rumenië), dien wij gelukkig gebruiken, een aanwijzing geeft, dat zelfs in dergelijke gevallen de i van?isch had kunnen worden uitgestooten. 1) Men wil echter niet doctrinair lijken en daarom de volksnamen op -isch, die nu een maal gewoonterecht bezitten, laten wat ze zijn. Daarentegen is men verplicht, de ischduiveltjes, die komen binnensluipen, bij den staart te pakken. Zoo lees ik in een studie, nog wel van Prof. te Winkel: Tatarisch, Osmanisch, Finnisch. Wat is dat voor geleerd heid? Tartaarsch, Osmaanscli, Finscli, mag dat niet meer? Bij anderen stuit ik op Paltzisc/i (i.p.v.Paltsch of Paltzer), Elzassisch (Elzasch of Elzasser), Kirgiesisch en de rest. Hoe voor zichtig wij deze sibilantisserijen ook willen uitspreken, het regent toch vöchtspatjes. Er is ook een Spraakkunst van het Niassisc/i verschenen. De taal van gindsche eilanders moet welluidend zijn. Waarom dan die bargoensche benaming, welke haar beminnaar haar toedacht? De oorlog heeft Europa met een aantal nieuwe staten verrijkt. Ook bij de van hun namen afgeleide adjectieven schiet het ischonkruid al welig op. Misschien echter is 't nog niet te laat, het te wieden. Laat het daarom Tsecho-Slowaksch worden, Letsch of Letlandsch, Estlandsch en Kareclsch. Zoo gij dit noodig hebt, gewen u dan even aan deze vormen en gij zult recht doen aan uwe taal. (Wordt vervolgd) Cn. K. H A i K 1) Met genoegen ziet men Jan Feith (Ne derland in het heden bl. 91)'van den Anutoolsclien spoorweg schrijven. J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND iiiiiiiiimiiiiiimiiMHiiHiiiiiii Illllltlllllllll iiimimiiiniiiiiiiiiimiMiiii Illlllllllllllllllllllll LIMBURGSCHE TYPEN MONICA?TINUS Monica-Tinus had de jeugd op z'n hand en daarom deed de politie 'n oog dicht voor zijn wel eens wat vreemde gedragingen. Hij bespeelde 'n harmonica en leefde van de opbrengst ervan. Het was 'n schoon speel tuig en de geluiden, die hij er aan onttrok, waren gedragen en wekten van verre oud en jong om hem heen. Vele wijzen ontlokte hij aan zijn trouw instrument, droevige en op gewekte, naar de getijden van het jaar en zijn eigen innerlijke beroeringen. En die waren talrijk, omdat het geluk zelden, armoede dikwijls kloppen kwam aan de deur van zijn huisje, dat ingedrongen stond tusschen vele van menschen die 't gebrek kenden als hij, en daarom meeleefden van de harmonica, na dagenlangen arbeid en in 't droefst leven weerbrengend blijheid en moed. Daar bij zijn menschen leefde hij vereerd als 'n goede gever! Ze drage dur mich op de hang," placht ie te zeggen en zijn wezen kreeg er warmte door, al konden zij hem niet veel geven als loon. Toch deed ie bij hen wel 't meest zijn best en bezield door hun standvastig luiste ren, paarde ie bij wijlen z'n onvvelluidende stem met de tonen van zijn speeltuig en dan werden zijn nummers fantasieën vol diepe menschelijkheid, zoowel in 't amoureuze als in 't zotte, als in 't weemoedig-religieuze. Dan zong ie van zuivere en gemeene liefde, van kluchtige tafereelen die hij te aanschou wen kreeg op zijn dagenlange zwerftochten, van schoone hemelvizioenen. waaiin de ver getelheid lag der aardschc nooden. En zoo kon ie voortgaan uren aaneen, op den hoogen berm voor de huisjes gezeten in heldere zomernachten, genietend zelf 't meest van wat ie z'n instrument vertellen liet. 'n Zoel geluk doorzinderde mannen en vrouwen en d'opgeschoten knapen en meiden bij 't aanhooren zijner muziek en 't gebeurde soms, dat ze eikaars lichamen omstrengelden en voortscluiifelden langs den rullen grond in deinende dansmater. Onvermoeid bleef Tinus dan voortspelen totdat de naclitkoude hem geheel verstijfd had en hij plotseling verdween in de duister nis zijner woon. n' Sfeer van gemis omhiiu' de huisjes, wanneer hij er niet was. Jaren is dat zoo ge bleven. Hunkerend werd "naar hem gevraagd en uitgezien, \vam:eer ie weleens weken uitbleef, aangekocht om te spelen op ver afge legen boerengedoenten. als er bruiloft was o: op kermissen in omliggende dorpen, want zijn naam verbreidde zich allengskens, vooral wijl ieébij 't Ikimtnen zijner jaren 'n ongemeenen aanleg voor grappigheden te verraden begon. Toen werd zijn speeltuig de begeleider van zijn zotste invallen en in de treurigste momenten wist ie door zijn kwinkslagen uit bundige vroolijkheid te wekken. Haalt tur Tinus bij" werd haast 'n ge vleugeld gezegde, wanneer de gesprekken vcrloopcn gingen in doffe melancholy. Maar nooit heeft ie z'n '/in voor realistisch humorisme, die groote levenskunst. zoo zui ver geopenbaard als bij gelegenheid, dat een der elementen ook hem ontroofde alles wat ie bezat behalve /'n speeltuig, en hem ver joeg voor goed uit zijn oude omgeving. Nog hoor ik de branklok luiden en de rate lende kar met slangen en putsen voorthobbelen over de ongelijke straatkeien naar de NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Rubber Cultuur Maatschappij AMSTERDAM II", gevestigd te AMSTERDAM. Maatschappelijk Kapitaal ? 3,000,000.?. INSCHRIJVING OP ?3,000,000.- Certif. v. Aandeden in stukken van ? 1000. met recht van voorkeur voor Aandeelhouders der Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam". Ondergeteekenden berichten dat zij gemachtigd zijn op DONDERDAG 14 JUNI 1923 tot 4 uur des namiddags, inschrijvingen aan te nemen op bovengenoemde uitgifte tot den koers van 100 pCt. Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn fen kantore van Ondergeteekenden verkrijgbaar. JONAS & KRUSEMAN. J. A. MATTHES & Co. AMSTERDAM, 7 Juni 1923. iniiii ...... mi LEVEN EN WERK VAN JURRIAEN OVENS JURRIAEN OVENS, (Dr. Hurry Sc/muitt, Jiirgen Ovens, sein Leben und seine Werke. Kiel, Selbstverlag). De Holsteinsche schilder Jurriaen Ovens (1623?1678) is in onze kunstgeschiedenis lang geen onbekende. Hij heeft hier jarenlang gewerkt, meestal voor Amsterdammers. In het burgerweeshuis der hoofdstad vindt men nog zijn groot doek niet de regenten dier in stelling (1663); het Rijksmuseum bezit zijn Regenten van het "Oudezijds-Hi szitteiiliuis (1656); de familie Six bezit verschillende portretten van hem, o.a. dat van den beken den dokter Janus Tulp. Ook in Haarlem, en in 't Museum Boymans, is werk van Ovens te zien, en eindelijk, in het Paleis op den Dam, het oude Raadhuys, de Samenzwering van Juliusl) Civilis tegen de Romeinen. Dit schilderij heeft Ovens gemaakt in de plaats van het doek met dezelfde voorstelling, dat Rembrandt voor dezelfde plek had geschil derd, doch dat geweigerd was omdat men het er niet passend vond. Sterk besnoeid, bevindt zich dit meesterstuk van lichtwerking thans in het Museum te Stockkolm. Door al deze werkzaamheden is Ovens, voor een deel, een tot de Hollandsche kunst historie behoorend meester geworden. Hij was in Tönnigen in Holstein geboren in 1623 en kwam omstreeks 1640 naar Amsterdam, waar hij bij Rembrandt in de leer ging. Wan neer die leertijd precies valt en hoelang hij duurde, is zelfs Dr. Schmidt niet gebleken. Alleen merken wij duidelijk vooral nu wij aan de hand van de afbeeldingen van dit boek zoo gemakkelijk Oven's prestaties kun nen overzien dat ook Ovens behoorde tot degenen, die het essentieele in Rembrandts kunst niet meegevoelden. Even dicht als Fabritius, Vermeer en de Hooch bij Rem brandt staan, even ver staat, met de Rembrandtieerlingen Bol en Flinck, ook Ovens van hem af. Het gaat hem gelijk hen: eerst is hij Rernbrandtiek (al is hij 't nooit zoo sterk als b.v. Flinck) en dan Nederlandschbarok. d.w.z. onder Vlaamsche invloeden. Het is de verdienste van Dr. Harry Schmidt, dat hij in een uitvoerige, op oorkonden en andere vaste gegevens gebaseerde biografie de figuur van Ovens voor ons heeft geteekend, op een waarlijk voortreffelijke wijze aantoonend wat deze figuur beteekent. Hij overschat zijn held" niet, maar onthoudt hem even min de plaats die hem toekomt. Hij behandelt zijn leven uitvoerig en geeft een uitmuntend gedocumenteerden critischen catalogus van Ovens' werken, gevolgd door een schat van leerrijke afbeeldingen, waaruit de juistheid zijner conclusie blijkt: Ovens was geen manierist: hij was een eklektictis, die van ver schillende kanten nam hetgeen hem het beste leek en die zich vermoedelijk als Fries het meeste aangetrokken gevoelde tot de Nederlandsche kunst, aan welke zijn kunst zich het nauwst aansluit. Onder de afbeeldingen is een sympathiek zelfportret van Ovens, naar de schilderij in den epitaaf der familie Ovens in de kerk te Tönning. W. M A R T i N 1) C. Neumann, aus der Wefkstatt Rem brandts, Heidelberg 1918, blz. 24 noot, heeft het eerst aangetoond, dat Claudius Civilis fout is. Tacitus voemt hem uitdrukkelijk Julius. De naam van de vrouw is FEE Slechts enkelen hadden het goed. Het meerendeel der oplossers had niet zulke hooge aspiratien en toefde daarom bij namen als Mina, Els, Bet, Eef ! !, Enni, Lina, Niko (A.B. meende dat dit een jongensnaam was) Lona, Lena, Tieni, Ella, Cato, Amali, Tine, Tona, etc etc. Enkelen hadden Nimf!! (Ook wel een goed idee). Nu zijn de meeste van deze namen wel van lucifers samen te stellen, al moet er dan ook een weinig verbeeldingskracht bij, doch namen ais Els, Cato en Amali moest men liever maar niet nemen zoolang de lucifers nog niet zonder breken in groote bochten kunnen worden gelegd. Dit was onze figuur, die van lucifers was gelegd. Indien men de bovenste zeven lucifers wegneemt, houdt men de volgende figuur over. Er zijn nog meer manieren ? b.v. van onderen 7 lucifers wegnemen en nog wel andere, doch de oplossing die wij hier geven, is we! de mooiste. Goede oplossingen zonden F. B. te B. o. Z W. H. de B. te Rampen, Mevr. C. B.?M. te' Ominelanderwijk ("met eervolle vermelding !) A. D. te Odoorn, Mej. H. M. A. v. D. te Asdam, Me j. J. H. F. te den Haag, Mevr. v. d. G.' te Doorn. C. J. D. te Asdam. Mevr. C.?K. te Leeuwarden. K. K. C. te Asdam. J. v. d. K. te Utrecht, j. R. te Zuid-Scharwoude, A. S. te Rotterdam, A. S. te Asdam. J. B. S. te Maastricht. Prijs werd gewonnen door den heer A. Sieders Rotterdam. Vijverhofstraat 87 b. Hieronder twee nieuwe puzzle's. a. Twee hcercn ontmoetten twee andere heeren, die beide eene dame aan den arm hadden. De beide dames zeiden tot de vreemde heeren het volgende: Dit zijn onze mannen, onze vaders en de mannen van onze moeders." Hoc was dit modelij l;? b. Mag in Engeland een man de zuster van zijne weduwe trouwen? Oplossing voor Vrijdag a.s. Keizersgracht 333, Amsterdam, onder letters A. B. IIIIMMIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIlmlIIIMIHIIIMIIIIIIIIIIIIinlIlllllllllllllllllll kniensprank", waar Tinus met zijn volk thuis was. En met den stroom van velen trok ik der waarts. 't Was daar 'n meelijwekkend gebeuren. Uit de daken der lage huisjes sloegen vlam men wild en ontembaar, terwijl menschen van allerlei leeftijd sjouwden zich in zweet om uit te dragen wat nog in veiligheid stond voor 't grijpende vuur. En in de nauwe straat voor hun huizen stapelden ze tafels, stoelen, armzalige spinden met rammelende deuren en allerlei onnut gerief op een hoop, waar je van meelij niet lang naar kijken kon. Was alles er uit wat nog te halen viel dan gingen ze beenenbengelend ertusschen ritten, waar no« n' plaatsje Weef en vermonddend'een den ander de verhalen van leed, dat htm stond te wachten. En tranen verduisterden bij wijlen de blik ken, wanneer daken instortten of door de warmte krommende gebinten heek' rmiurbrokken meetrokken. Onder de bedrijven kwam Tinus ten tooneele en zijn oogen overzagen den omvang van de ramp. Van het zijne hadden meelijdende iimtiiiiinitim ii buren zoo goed als niets kunnen redden. Maar z'n harmonica wezen ze hem trotsch en blij. Wat lag ze daar als 'n onschatbaar trezoor op de minst wrakke tafel van de ge redde met 'n kleed bedekt. Hij dankte met gulle woorden voor de eer zijn speeltuig bewezen, greep 't in de handen en streelde 't lijk 'n braaf kind. Toen herademende hij met kracht ! 'n Ontembare lach kwam in zijn oogen en klauterend naar 't hoogste punt van den berm ving ie te spelen aan, wilde fantasiën. Maar die gingen over geleidelijk in jubelende tonenmassa's, totdat ie plots zich zelf bege leidend aanhief: As det neet good vuur de wandluus aes, dan wyt ich neet waat baeter es. Tien. twintigmaal herhaalde ie't, totdat de heele schaar in lachen uitbarstte. Dan sprong ie plotseling van z'n hooge zit plaats en holde weg om nooit meer te keercn op de plek, waar ie 't onheil in de gemoederen ook dezen keer gekeerd had voor 'n poos. A N D R i: S c n i i, L i N G s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl