Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 funi '23. - No. 2401
DIE ENTLASSUNG'
De berg baarde een muis. Voor ieder die den
rechtsstrijd tusschen den auteur van die
Entlassung" en den ex-keizer met belang
stelling gevolgd heeft, moest de aanschouwing
van het cerebrale, bloedelooze drama van
Emil Ludwig eene teleurstelling beteekenen.
Juristen hebben kunnen smullen aan het
hors d'oeuvre" van het proces, bet werk zelf
kon niet als eene aanwinst voor de
tooneellitteratuur geboekt worden.
Die Entlassung", dat de episode van
Bismarck's ministerieel verscheiden dramatisch
verwerkt, vond, meer dan een jaar geleden,
zijne première in Leipzigen beleef de daarna nog
enkele opvoeringen in eenige andere
Duitsche steden. Toen namen Wilhelm II en Frau
von Boetticher, de weduwe van den in het
drama als Streber" voorgestelden mi
nister, aanstoot aan het stuk en poogden door
een proces tegen den auteur een verbod tot
verdere verspreiding en opvoering van die
Entlassung" te bereiken.
Aanvankelijk ziet men niet in, hoe de
exkeizer zich zoo aan het vlakke drama van
Emil Ludwig heeft kunnen stooten, daar toch
het voornaamste bronnenmateriaal voor die
Entlassung", Bismarck's derde deel der
Gedanken und Erinnerungen", ondanks, en ook
juist door zijn beheerschten vorm en zijne
bedekte uitdrukkingswijze, eene critiek op
de persoon van. den ex-keizer inhoudt,
duizendmaal scherper en afbrekender dan
Ludwig's schematisch uittreksel uit dat werk.
In het bijzonder geeft de in Bismarck s
Band III" vervatte vergelijkende karakte
ristiek der voorvaderen" eene persoonsbe
schrijving, die wat critisch vermogen aan
gaat haar weergaa in de historische lit
teratuur niet vindt. Wilhelm II onderscheidt
zich bij Bismarck zoowel door de
voltalligheid der familie-ondeugden als ook door
het gemis van de aan iederenPruisischen koning
afzonderlijk toegeschreven deugden, ongunstig
van al zijne voorgangers.
Men zou meenen, dat iemand, die een derge
lijk nistorisch portret van iich heeft zien
ophangen, immuun geworden moest zijn tegen
welke critiek ook.
Verder valt er toch ook in tal van
oorlogsherinneringen een hartig woord over de persoon
van den ex-keizer te lezen en heeft de
belletrie zich zelfs meester gemaakt van zijne per
soon. Ludwig wees in zijne verdediging op
Karl Rossnei's werk der König", en vindt,
dat deze het soms ook wel bont maakt
met den keizer. Deze opmerking is juist.
Want een biograaf als Rossner, die in zijn
DIETRICH VON OPPEN
als Keizer Wilhelm II in Die Entlassung"
in het Residenz-Theater
iiriiiiiiiiiiiiifiiiiiifiiitiiiiiiifiiiiifiiiiiiiifiiifiiiiiiiiiiifiiiiitiitfiiiiifi
LOSSE BLADEN UIT ITALI
III. ONTMOETINGEN.
Wij zijn nu weer werkelijk in Italië, of
liever, onder werkelijke Italianen. Want kan
men al van Italiëspreken als van een eenheid
die bestaat, bestaan de Italianen" in
de beteekenis van ne menschensoort? Mij
dunkt, er is evenveel verschil tusschen een
Piemontezer, een Florentijn, en een Siciliaan,
als tusschen een Hollander, een Franschman,
en een Spanjaard.
Aan de meren, ongetwijfeld, is men in
Italië. Er is een essentieel onderscheid tus
schen het meer van Genève en het Lago
Maggiore. Hoeveel fijner, ten zuiden der
Alpen, wordt het licht, hoeveel celester
blauw de kleur van het water, hoeveel zachter,
in hunne verhevenheid, worden de lijnen
der bergen. Wij komen onder de
duizendrozige camelia-boomen, onder 't zoetrokig
gesneeuw der mimosa's, in de tooverwouden
van azalea's en rhododendrons....
Maar de bevolking: deze grove menschen
met hun leelijk dialect, onaantrekkelijk,
vnaangenaam soms, en zonder eenige fijnheid
oan geest, zijn dat Italianen ? Ook in de
bergen, in de Valle Vigezzo, hoezeer als
uit ouderwetsche Italiaansche plaatjes, met
watervallen, molenraderen, en zwaarbelaste
muildieren, het landschap ook geknipt lijkt
vaak, de menschen zijn aardig maar ruw,
hun dialect is geheel onverstaanbaar, en ze
zingen al even afschuwlijk als beneden aan het
meer; het zijn barbaren, het zijn geen
Italianen. Te Champéry, in den Val d'Iliez 1)
de schoone vallei der Saracenen, is de bevol
king veel mooier en zonniger,veel beschaafder,
veel Italiaanscher !
Nu reizen wij door den Piemonte. Wonen
hier Zuid-Duitschers? Prettige menschen,
eenvoudig, werkzaam, betrouwbaar. En hoor,
'zij spreken ook waarlijk een zeer genietelijk,
hoewel koel, Italiaansch. Italianen" zijn
het nog niet.
En eindelijk vinden we ons na hoeveel
jaren? aan de Genueesche Riviera terug.
Weer geuren fijn en zoet de bloeiende sinaas
appels- en citroen-boomen onder onze ramen,
en tegelijk hangt hun blinkend-groen loof
vol oranje en gele vruchten ; de geraniums
fleuren met welig-dieper tinten dan ergens
elders, en rond kerstmis de rozen, de
heliotroop, en de narcissen bloeien
Aan de gloed-blauwe zee bruisen de brekers
op tegen de rotsen in hooge, ijl-verwuivende
schuimboeketten; de zilte zee-darnp drijft
over den weg, gedrenkt van het Japansch
aroom .der zee-pijnen. Aan het strand, als
ROBERT MULLER
als Fürst Bismarck in Die Entlassung"
in het Residenz-Theater
verzoenende en vergoelijkende karakteristiek
den ex-keizerals een soort van zwakzinnigen
idealist afmaait, zullen de meeste vorsten ook
niet verkiezen. Mogelijk, zoo oppert Ludwig
de veronderstelling, is Rossner's boek alleen
niet verboden door zijn slimheid om drie, vier
eigennamen te veranderen. En hem, Ludwig,
zou men niet alleen de opvoering van zijn
drama, maar zelfs het in druk verschijnen
van het manuscript willen ontzeggen.
Dit moge nu alles zoo zijn, maar ontegen
zeggelijk heeft het ten tooneele brengen van
een persoon, waardoor men hem in al zijne
werkelijke of vermeende kortzichtigheid ziet
handelen, op het publiek eene oneindig
suggestiever werking dan de meest bijtende
satire, die alleen maar zwart op wit blijft.
In dat verband wordt de reactie van den
exkeizer op die Entlassung" begrijpelijker.
Eene reactie, die zelfs eenig uitzicht op succes
bood, daar Ludwig met zijn drama een novum
in de tooneel-litteratuur bracht: het ten too
neele voeren van een nog levend persoon.
Volgens den verdediger van den eischer is
dit juridisch niet in den haak. Deze rechtsge
leerde komt op voor een recht op de eigen
persoon. Maar zulk een recht is nergens in de
wet vastgelegd, moet dus kunnen worden op
gebouwd uit analoge rechtsfiguren. De ver
dediger van den eischer herinnerde, in dit
verband, aan het recht op eigen geestelijke
producten (auteurs- en octrooirecht) en het
recht op eigen portret, dat het recht op de
eigen persoon nog meer nabij komt.
Toch houden deze beweringen geen steek.
Want een vermogensrechtelijk tintje kleeft
beiden geciteerden rechten aan, het recht
op de eigen geestelijke producten zelfs in
hooge mate. Het beweerde recht op de eigen
persoon mist zulk een grondslag. De verde
diger van den vorstelijken eischer heeft echter
van stond af aan ingezien, dat de constructie
van zulk een recht op de eigen persoon op
zijn minst genomen problematiek is, en het
daarom veilig geacht het tegelijkertijd nog
op een anderen boeg te gooien. Hij trachtte
beleediging te bewijzen.
In de eerste zitting had eene voorlezing van
het werk door den auteur zelven plaats. Een
stemmig was men van oordeel, dat het stuk
van alle haatdragendheid tegen den keizer
was vrij te pleiten en bovendien de historische
feiten juist had weergegeven. Wel neemt de
auteur resoluut partij tegen den keizer, die,
volgens de meening van zijn verdediger, in
het stuk als een soort onnoozele wordt voor
gesteld. Het stuk lijdt, zoo vervolgt deze plei
ter zijn betoog, ondanks het feit, dat de ge
beurtenissen juist zijn weergegeven, aan in
nerlijke onwaarheid. De auteur heeft eene
valsche voorstelling van zaken gegeven. In
het conflict over de socialistenwet heeft niet
Bismarck de mooie rol gespeeld, maar de
keizer. Bismarck wilde de sociale problemen
oplossen met bloed en ijzer, de keizer was het
die den weg der sociale verzoening wilde in
slaan.
Toegegeven het feit, dat hij zich niet aan
geschiedvervalsching heeft schuldig gemaakt,
begrijpt Ludwig niet, met welk recht men hem
in zijn dichterlijke vlucht wil kortwieken. Het
geheele drama is uit den innerlijken mensch
opgebouwd, en op deze wijze is hij tot eene
bepaalde visie op elk persoon gekomen. Laat
niettemin het werk innerlijk valsch zijn.
Dan behoort dit conflict nog niet gebracht
te worden voor het forum van den
ambtelijken rechter, maar veeleer voor dat van den
kunstrechter. De criticus heeft in laatste
instantie te beslechten, of het werk waar is of
niet.
En waarlijk, de ambtelijke rechter heeft
zich incompetent verklaard eny toegelaten,
dat de kunstrechter den staf over het werk
brak. Sinds twee maanden wordt die Ent
lassung" avond a,an avond gespeeld in het
oudBerlijnsche Residenz-theater", den oudsten,
eerwaardigsten en ook duursten schouwburg
van Berlijn, en trekt steeds stampvolle zalen.
Ik was plotseling verhinderd om de première
bij te wonen en zorgde daarom bij opening
der avondkassa ter plaatse te zijn om de twee
van te voren genomen biljetten nog te kunnen
inwisselen. De nauwe Blumenstrasse"
het theater ligt in het oudste en onaanzienlijk
ste deel van Berlijn was opgepropt van
menschen die nog een kansje wilden hebben.
Mijne twee te koop geboden kaarten veroor
zaakten in de wachtende menigte bijna een
oproer. Wel twintig menschen bestreden el
kaar den voorrang het eerst ja !" te hebben
geroepen op mijn aanbod.
Zulk een stuk, waarin nog levende histo
rische personen ten tooneele gebracht wor
den of personen, zooals Bismarck, v/ier werken
en streven nog in versche herinnering ligt,
beteekent al reeds dadelijk eene eroote con
cessie aan het publiek, dat de gelegenheid om
zijn Schaulust" te bevredigen met beide
handen aangrijpt. Tengevolge van zijn vlak
heid was het stuk veel meer panopticum
dan dramatisch gebeuren. Als panopticum
dan ook maakte ,.die Entlassung" op het
publiek een grooten indruk. Tusschen den
acteur , die den jongen keizer voorstelde, en
het origineel van dertig jaar geleden bestond,
volgens de Berlijnsche pers, eene
unheimliche Aehnlichkeit". In deze rol heeft Dietrich
von Oppen, die tot nog toe in de Berlijnsche
tooneelwereld gold als eene mogendheid van
den tweeden rang, zich eene plaats in de rij
der prominenten weten te verwerven.
Ook Robert Muller was de Bismarck, zoo
als die in de voorstelling van alle Duitschers
voortleeft: zwaar, massief, kolossaal, gewel
dig als een oude eik. Maar deze beide goed
gelijkende portretten waren bestaansvoor
waarden voor Ludwig's drama. Zonder deze
gelijkenis ware aan die Entlassung". ondanks
het clat-makend proces, een kortstondig
leven beschoren geweest. Om niet te spreken
van de onmogelijkheid van het stuk, wanneer
de twee hoofdpersonen niet Wilhelm II en
Bismarck, maar bij voorbeeld Karel I en
Cromwell waren geweest.
Want bij een talrijk schouwburgpubliek
zou men kwalijk eenige belangstelling kunnen
verwachten voor de vele
populair-staatsrechtelijke betoogen over de ministerieele
verantwoordelijkheid, de waarde van het
contra-sein enz., die in het stuk verwerkt zijn.
Ook de discussie tusschen rijkskanselier en
keizer over de wenschelijkheid van Russische
dekking voor het Duitsche Rijk is, alhoewel
het ontbreken van zi'lk een dekking
Dtiitschland's noodlot is geworden, weinig geschikt
om een theaterpubliek te boeien. Om zulk een
publiek dergelijke onemotioneele gesprekken
te laten slikken moet de dramaturg personen
ten tooneele voeren, die zoo tot het sentiment
spreken als de ij/eren kanselier en de ge
vangene in Doorn.
DE HANZE-BANK
Teekening voor de Amsterdammer" door Gcorge van Raemdonck
~CT
HA(N)ZE; BANK
Maar al was het wat droge kost, de wie's
maakten dien goed verteerbaar. Het tegenover
elkaar stellen van twee contrasteerende per
soonlijkheden als die van Bismarck en Wil
helm II bracht de noodige schaduwwerking.
Bismarck, beheerscht in zijne bewegingen,
weldoordacht in zijne woorden, is in het drama
de domineerende persoonlijkheid. Rustige
woorden van levenswijsheid ontvlöeien zijn
mond. Zijn diep bas-orgaan klinkt als een
zwaar-metalen gong, waartegen het hooge,
krakende geluid van den jongen keizer zonder
weerklank afstuit. De Keizer, in uiterlijk en
voorkomen een jong, winderig officiertje,
maakt op het tooneel een opzettelijk
gewilden onsympathieken indruk.
Dat er in het geheele stuk maar ne vrouw
voorkomt, verhoogt de aantrekkelijkheid van
het drama ook niet. Maar deze vrouw, de
Fürstin Bismarck, is ten minste menschelijk
geteekend en vertoont in haar blinde aanhan
kelijkheid voor haar Ottochen" en in haar
afkeer van de groote politiek roerende trekjes.
Eenige stemming ligt er ook in het tweede
bedrijf, dat in de huiskamer van de familie
Bismarck speelt en een atmospheer van
oud-pruisische degelijkheid en huiselijke
behagelijkheid verspreidt.
OILTeüg
Toch, nergens verheft zich het drama hoog
boven het panopticum-niveau. En de
berlijnsche menschen kunnen in zooverre te
vreden zijn dat*zij, reeds eenige maanden
nadat het bekende historische
passagc-panopticiim geveild is, daarvoor een surrogaat
op het tooneel krijgen. Evenals voor den Bis
marck in het panopticum de hoogste koopsom
geboden werd, zoo is het ook in dit
panopticum-drama de Bismarckfiguur, die opgeld
maakt.
L. J. P I. E M I' V A N D U l V L; 1. A N D
illlllillllfiliimiiiiiiiiliiiiiliimiiiiiiiiiiiiMi «i
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
llfliiilli iffffimiifiijffiiiiiliiijiiiiififil
III1IIIIIIIIIIIIIII1MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
twaalf jaar geleden, en als twaalf eeuwen
geleden, denk ik, trekken de zongebruinde
visschers, barrevoets, 'geduldig de zware lijn
uit de golven omhoog. Ook hun dialect is verre
van fraai, maar er waait dezelfde klagende
zeewind doorheen als te Napels. Dit volk is
ruig, als alle volk dat aan de zee woont; de
wijven, sjouwend tusschen hen in de manden
met zilveren vischjes, schreeuwen niet mooier
hun sardeinei" 2) langs de straat als de
Scheveningsters hun kabeljouw, maar zij
overvragen minder. Ruw zijn deze menschen,
maar zij zijn zeldzaam eerlijk. Zij zijn goed,
zij zijn onbedorven, van geest als van lichaam,
en zij zijn Italianen ! In hun oogcn en in
hun stem hebben zij het smeulende vuur.
de zonnige tmlancholie, zooals ook sommige
prachtige dieren die hebben.
En nu wij dan weer onder de Italianen zijn,
beginnen dadelijk de ontmoetingen. De
acht maanden lang, aan het Lago Maggiore
(Don Bernardo blijve er buiten; die komt uit
Bergamo !), zagen wij geen enkel merk
waardig mensch, hoorden wij geen enkel
bizonder woord. Hier in Varazze, hebben we
aanstonds onzen stevigen, ouwen baas van
een postbode als hij een tikje aangeschoten
is, wordt hij nog grappiger dan gewoonlijk
die op vijf minuten afstands, zoo ge hem
tegenkomt, al begint te roepen rnet zijn zee
robben-stem : Signor Carlo, nieute!3) Een
andermaal vertelt hij, dat hij zoo laat is,
omdat hij een astronomischen kringloop van
een omweg" heeft moeten maken....
Een kruier aan het station van Arenzano
(ah ! die fijne, spitse kop met de zwaarmoedige
oogen !) blijkt een wijsgeer. Wij hebben een
gesprek over het Fascisme, dat hij prachtig
vindt, omdat het niet alleen de ouden, maar
vooral ook de jeugd weer jong maakt".
Want een ernstige jongen, caro signore,
die is veel jonger dan een lichtzinnige jongen".
Een oude dame met warme bruine oogcn,
staat lachend te luisteren naar het gesprek.
Ik vraag haar, wat zij van dat alles denkt;
wat zij precies antwoordde, ben ik vergeten;
maar het was van dien aard, dat ik meende,
zij diende professoressa di morale" te worden.
Dit bracht haar geweldig aan het lachen.
Wij moesten allebei naar Pegli; en van dien
dag af ontstond een geregelde omgang tus
schen deze alleraardigste florentijnsche en ons.
U den grandiozen Signor Sperati te be
schrijven, die mij in Savona een piano ver
huurde, daar zie ik vanjaf,?zonder de
stembuiging, de gebaren en de mimiek tot mijn
dienst te hebben of.... vele bladzijden,
orn dien franken, fonkelenden man naar
waarde te schetsen.
Doch heel wat mooier nog dan deze en andere,
waren twee ontmoetingen, de eene met een
Napolitaan op den vuurtoren van Genua;
de ander met een blinden pianomeester in
Varazze.
De schipperachtige wachter in zijn blauwe
trui, die mij het kleine, pittoreske pleintje,
hoog op de rots, en aan den voet van den
fanale", had zien opgaan, wou eerst op
dringerig uitleg komen geven met zijn
Napolitaanschen bedelaarsaard, d.w.z. met zijn
liefde voor het zoete liretje. zonder moeite
verdiend ....
Ik was op die prachtige plek niet geweest
sedert 1011. Het was een stralende morgen.
Naar het Oosten stond over cfe schitterende
zee het voorgebergte van Portefino, met
daarachter de bergen van Carrara; naar het
Westen, over het pauwblauwe water, gloeiden
goudig de verre snecuwbergen boven de
violette kapen van Arenzano, Celle en Savona.
En achter ons verrees het weidsche, goudgeel
zich stapelende amphitheater van Genua
zelf, onder de strakke kroon der Napoleon
tische fortificatie's.
Toen de man merkte, dat ik geen uitleg
begeerde, bleef hij daar maar wat talmen met
zijn roodbruine voeten op de zonneheete
plavuizen. Ik intusschen had, aan zijn spraak,
den Napolitaan herkend; en bij die her
kenning leefde hij wonderlijk op; zijn
dofbruine oogen schoten in gloed.
Hoe kom je zoo hier terecht ?" vroeg ik.
,,'k Was eerst kustwachter aan den vuur
toren van Portefino.... kent u dat?"
En of ik kende dat goddelijkste oord op
de wereld, die vooruitstekende rots in de zee,
overgroeid met de geurendste pijnwouden....
,,'k Had er nooit weg moeten gaan",
zei hij, ziet u haar ?"
Er was een kind buiten gekomen, uit een
der koddige kleine huisjes van het vuur
toren-pleintje, een kind van een jaar of
vier, een kind prachtig van gezondheid en
opene levens-verwondering, een kind als
Raphael onmiddellijk tot model genomen
zou hebben voor een van zijn zonnigste,
ernstigste engelen kopjes.
Zij is in Portefino geboren en opgegroeid,
maar ik wil er naar terug.. . . Dat is leven. .,
Hier "
Bevalt Genua je niet?"
Hij trok minachtend de bovenlip op.
Genua?.... In Genua denken ze alleen
aan geld. Niemand denkt aan iets anders
dan geld.... In de kroeg nog, in de cinema,
zitten ze te praten over geld.... Wij, in
Napels. ..."
In Napels?"
En nooit klonk melancholieker een ant
woord :
Wij, in Napels.... kennen de vreugde '."
In zijn smeulende oogen versprong een
gouden vonk. De vreugde ! Hij dacht aan
de smachtende vreugde van zijn dieproode,
zwaarmoedige Napels, de zoete vreugde,
die zooveel meer is dan luidruchtige
vroolijkheid (laat ons niet denken aan de verschrik
kelijke Hcllandsche lol") de zalige vreugde
van het vrije menschzijn, de vreugde om niets
anders dan om het genot van het bestaan,
arm maar zorgeloos en wild-verloren in de
zon !
En op zoek naar piano-onderwijs voor mijn
dochter, bracht het lot of beter, Antonio de
huizen-commissionair, mij hoog een kille en
donkere trap op, waar de blinde
muziekmeester woonde. De goede Antonio had
blijkbaar mijn bedoeling van musica seria" 4)
volstrekt niet begrepen; in een arbeiders
kamertje werd ik gelaten, en daar, in blauwe
hemdsmouwen, stond de blinde en luisterde..
Nadat Antonio een vluchtige verklaring
had gegeven, en wij waren gaan zitten, zei ik
maar gedwee mijn lesje op. Ik dacht: ik zie
het dan wel....
De blinde nam het geval met een natuurlijke
waardigheid, die mij onmiddellijk trof.
,,En wat heeft uw dochter gestudeerd ....?"
Ik noemde de Invenzioni a due vod"
van Bach, van Scarlatti. . . .
O, maar", zei hij aanstonds met een
groote kalmte, dan spijt het mij wel....
cniesto troppo profondo per me" 5).
Doch weinig dingen zijn dieper dan de een
voudige diepte dezer oprechtheid. De blinde
werd ons een goede vriend. Geleid door den
voortreffelijken oude, bij wien hij in huis
is, komt hij op bezoek en verrast ons altijd
weer door de oorspronkelijkheid zijner in
zichten, de fijnheid zijner onderscheidingen,
zooals 'nu zich daarvan heeft leeren rekenschap
geven, langs menig nadenkend omdat",
in de helderheid van zijn eeuwigen nacht.
En zijn bekorende glimlach is als door
brekende zon over de stilte van zijn blind
gelaat.
Maar ontroerender nog dan onze blinde is
mischien zijn begeleider, die met zijn teeder,
oud gezicht naar hem opziet in n durende
bewondering, de woorden afleest van zijn
lippen.... en zelf zwijgt, heel het bezoek lang.
Dan zet de blinde zich aan het klavier en
speelt, met een verbluffende techniek, zijn
oudmodische fantasieën over opera's,?of wel
een eigen compositie.... De muziek, helaas,
is niet zijn sterkste kant.
De bezoeken bij hem zijn zeker niet minder
aardig dan de zijne bij ons. Zijn hospita, een
onooglijk wijfje, nog toegewijder wellicht aan
haar hulpbehoevenden cominensaal dan de
man, trakteert op zwarte koffie en op ver
mout h en op gebak, dat zij zelve in haa1'
aartsvaderlijke keuken expresselijk bereid
heeft. De blinde. . . . trakteert ons op zijn
trots: zijn leerlinge! jes ! Stokstijf zitten zij
voor de piano en stokstijf tokkelen hun
roode vingers naast de bleekt' van hun meester
de argelooze qtiatremains.
En de kinderen zijn al evenzeer aan hem
verknocht als de twee oude menschen. Men
gevoelt het geestelijk overwicht beschermend
over de kinderen rusten, en zich opleggen aan
de kinderlooze ouden met een vanzelfsprekende
verwachting van toewijding, gelijk een zoon
die hebben zou.
Dan laat de blinde ons den stoel zien, dien
hij bezig is met het strak en feilloos gaatjes
matwerk te bespannen; de boeken, die hij
bindt; en eindelijk -- met hoeveel fiere
schroom zijn gedichten. Roerend zijn vooral
die over den oorlog, om hun geestdrift voor
daden, voor heldenmoed, en voor zelt'vergeten
overgave.En in al die gedichten, onopzettelijk,
voert deze blinde dichter zichzelven in als
ziende.
Deze waren ditmaal de eerste ontmoetingen
met dit mooie volk, mooi van Itchaaam,
nog mooier menigmaal van ziel.
Kerstmis 1922. C A R i: i. S c n A R T r. N
Nutc/irift
Het oordeel van mijn Napolitaan, over
Genua, bleek mij maar al te juist. Met een
bijna schaamtelooze platheid was heel den
winter, in deze prachtige stad, niets te doen
aan avondvermaak dan cinema, café-concert,
variété, en operette. Terwijl in Milaan,
stad toch ook van zaken en industrie, drie
opera's bloeien, waaronder de Scala, onder
Toscanini's bezielende leiding, een der eerste
van Europa werd, en daarbij verscheidene
goede tooneelgezelschap-pen bestaan, in
Genua een stagione Ivrica", een week of zes,
met vier, zegge vier, oude opera's, door een
dcrderangs-gezelschap, en «een enkel concert
van beteekenis. Het groote Teatro Carlo
Felice was den ganschen winter gesloten.
April 1923.
1) Twee uur sporens van Montreux.
2) Sardienen.
3) Niets.
4) Serieuze muziek."
5) Dat is te diep voor mij.