Historisch Archief 1877-1940
l
fc.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 Juli '23. - No. 2402
DE TOERISTENBOND VOOR
NEDERLAND
1883?1923
Indien iemand voor symboliek voelt, dan
zal het zijn hart goed doen te weten, dat de
geboorte van den Nederlandschen V
locipcdistenbond te danken is aan een toevallige
ontmoeting van de leden der Haarlemsche
Vélocipède-club met de Haagsche Vélocip
declub De Ooievaar".
Of reeds in Hotel Koning" te Hillegom,
het sportlokaal der Haarlemmers bij het feeste
lijk samenzijn kandeel gedronken is, mogen
wij betwijfelen, daartoe was het eigenlijk ook
nog niet de tijd.
En zoowaar, toen den Isten Juli 1883 te
Utrecht de heer C. H. Bingham de eerste ver
gadering presideerde, waar tot de oprichting
van den Bond werd besloten, schonk hij
niet kandeel, maar schuimenden wijn, omdat
hij pas te voren vader geworden was.
Vadertje Langbeen heeft wel een gewichtige
rol gespeeld in die dagen; geen wonder, was
niet het rijwiel van voorheen de hooge bicycle,
bij uitstek geschikt om hem tot bijzondere
liefde of jaloezie op te wekken?
Eleganter, sierlijker gezicht, dan een aantal
jonge mannen, hoog op het stalen ros gezeten,
was er wel niet op 's heeren wegen.
Maar niet alzoo werden zij overal gewaar
deerd. In vele plaatsen heeft men hun ver
schijning met wantrouwen begroet, zouden
zij niet worden de schrik der rustige wegen,
het gevaar van de straat?
Men heeft het arme rijwiel zijn zegetocht
door Nederland niet gemakkelijk gemaakt,
met veldwachter en diender werd tegen hem
opgetrokken, karrevoerders sloegen met de
zweep naar hem, bruggewachters en tolbazen
wierpen de sluisboomen voor zijn neus dicht.
En dit alles, omdat er wel eens een jong
paard, een dik varken, een neurende koe en
een oude jongejuffrouw schrokken voor die
glanzende geruischloos voortsnellende fietsen.
Maar ondanks dien tegenstand heeft het
rijwiel zich met taaie volharding in rusteloozen
strijd baan gebroken en nu is het paard der
democratie", zooals 't eens genoemd werd,
in ons land een haast onontbeerlijk stuk van
ons leven geworden.
Van de zeven millioen Nederlanders rijden
er rond anderhalf millioen fiets, en mocht dat
cijfer al blijken wat te hoog te zijn, dan mag
men dit ,.overschotje" gerust indeelen bij de
automobielen en de motorwielrijders.
Het is de A. N. W. B. die dezen zegetocht
van het rijwiel geleid heeft; onder aanvoering
van zijn tegenwoordigen voorzitter, die reeds
negen en dertig jaren dit ambt bekleedt.
naast het Enschedeesche burgemeesterschap
en zoovele andere betrekkingen ten
algemeenen nutte.
De heer Edo Bergsma is in al die jaren de
ziel geweest en is nog steeds de onvermoeide
bedachtzame, maar toch ook geestdriftig
voortstuwende kracht van den Bond.
Het is wel merkwaardig te lezen in de ge
schiedenis van deze veertig jaren, welke is
ontleend aan gegevens uit het archief van
De Kampioen"-redactie, dat reeds van meet
af aan, de'heer Bergsma de lijn
heeftaangegeven, waar langs de A. N. \V. B. zich heeft
ontwikkeld en groot geworden is; het toeris
me, eerst van
het rijwiel,
daarna van alle
andere niet
openbare ver
keersmiddelen,
is ontstaan en
gegroeid.
Meteen merk
waardig
vooruitziendcn blik
heeft hij van
den beginne af
aan geweten
hoe 't zou
moe. ., ten gaan en
A. KOOLHOVEN langs welke ba_
Steffelaar
HET DAGELljKSCH BESTUUR^VAN DEN A. N. W. B.
Lugard Edo Bergsma Pos Spanjaard
Redel
Slicher
nen het doe/ fzou kunnen bereikt worden.
De twee groote keerpunten in het leven van
den Bond waren: in 1898, toen besloten werd
tot loslaten van het renwezen, dat zijn rol ge
speeld had voor de propaganda van het rij
wiel, maar zich allengs bewoog in de minder
voor dit doel gewenschte richting der
beroepsrijderij n het in de eerste jaren der 20e eeuw
het niet meer zich uitsluitend bepalen tot de
zorgen voor het rijwieltoerisme, maar deze ook
uit te strekken over automobilisme,
motorwielrijden, watertoerisme, luchtvaart en ten
slotte wandeltoerisme.
Zoo werd allengs de A. N. W. B. de
Toeristenbond voor Nederland, die hij nu geworden
is; is hij gekomui op de eerste plaats, die geen
andere vereeniging hem betwist, als bond voor
alle toerisme.
Tal van jonge mannen hebben den Bond
gediend, jonge mannen, die ook op rijperen
leeftijd den Bond getrouw zijn gebleven. Uit
dien eersten tijd is als Eerelid nog steeds vol
enthousiasme de heer A. Koc'hoven, een be
kende figuur uit de Amsterdamsche zaken
wereld.
Hij was in de eerste jaren een der groote pro
pagandisten van den Bond; ruim veertien jaren
diende hij zijn vcreeniging als penningmeester,
maar hij was niet een dorre cijferaar, hij was
een levende kracht voor het aanwerven van
steeds meer nieuwe leden, voor het uitbouwen
van het bondswerk.
Menig stuk werk in den Bond droeg zijn
stempel, waarvan genoemd mag worden in
het bijzonder, de eerste reiswijzer, de eerste
kaart en het bloemcncorso in Haarlem (1896),
dat onze bollenvelden in n slag in alle
omringende landen tot een beroemdheid maak
te voor Holland, niet minder dan de Marker
meiskcs en de Alkmaarsche kaasmarkt.
Vele namen zijn genoemd in de annalen
van den Bond, maar het zijn toch voor een
groot deel de tegenwoordige bestuurders, die
in de laatste twintig, dertig jaren het belang
rijke werk ontworpen en begonnen, voortgezet
en vergroot hebben.
Toch treden in de gedachten van allen, die
den A. N. W. B. in vroegere jaren gekend heb
ben enkele namen naar voren van mannen,
die ook een buitengewoon groot aandeel heb
ben gehad in den bloei en ontwikkeling van
den Bond, het zijn die van Dirk ter Haar
en vooral J. C. Burkens, als secretarissen,
van Frans Netscher als hoofdredacteur van
de Kampioen, het orgaan van den Bond, en
van Daan Fockema'als hoofdconsul. Hiervan
is alleen nog Netscher in leven, de man, die
in staat was een orgaan van wielrijders te
maken tot een pittig graag gelezen sportblad,
dat in alle kringen belangstelling wist op te
wekken voor den Bond en de wielersport.
Van het tegenwoordig bestuur heeft daarin
zitting, naast den heer Bergsma, reeds 30
jaren, de heer O.A. Pos, die thans tweede voor
zitter-hoofdconsul is en resideert ten
Bondshuize, Keizersgracht 590 Amsterdam, waar
de Toeristenbond uithangt".
Hij is een bekende persoonlijkheid in Neder
land geworden door zijn warme genegenheid
voor alles wat kan bijdragen om natuur- en
stedenschoon te bewaren, te beschermen tegen
vernieling en ontsiering. Zijn kennis van het
eigen land en het door Nederlanders veel be
zochte buitenland is schier ongeëvenaard, het
stelt hem in staat de meest nauwkeurige in
lichtingen te geven voor reisplannen, hotels,
wegen, verkeersmiddelen, grensbepalingen en
wat dies meer zij. Van zijn hand verschenen
tal van reiswijzers, zoowel een echt Neder
landsen reisboek van Nederland, als een paar
zeer verdienstelijke gidsen voor het
groottoerisinc in Wcst-Europa. Onder zijn leiding
werd ook ons land geopend voor het
wandeitoerisme, het toerisme van alle tijden, dat
vóór den oorlog vergeten scheen in ons vader
land, maar dat de Bond weer gemaakt heeft
tot een veelbeoefende sport.
Het is de oud-Indische hoofdofficier J. H.
Beckering, die als Bonds eerste Landlooper,
nu al acht jaren het land doorkruist en steeds
meer nieuwe streken weet te vinden, waardoor
hij de meest schilderachtige wandelwegen
aanlegt.
Fietsen langs rustige wegen en wandelen
langs de eenzame bondspaden zijn wel eenige
der grootste genietingen voor hen, die moe
van hoofd, maar flink van lichaamskracht,
den geest willen verfrisschen en weer sterk
maken voor de zorgen van den roezigen,
moeilijken tijd, dien wij thans beleven.
Als persoon steeds op den achtergrond ge
bleven, maar door zijn werk steeds op den
voorgrond geschoven is de heer J. C. Redelé,
de man der bondswegwijzers en waarschu
wingsborden, der hulpkisten en voetpompen.
Er is niemand die zoo aan den weg timmert,
als deze Bondsbestuurdcr en weinigen zullen
er in ons land zijn, die op den weg verkeeren
en die niet eens in hun leven een dankbaren
blik geslagen hebben op de bondswegwijzers,
die onze wegen sieren. Inderdaad mogen wij
zeggen, dat het den A. N. W. B. gelukt is een
niet-ontsicrend meubel aan den weg te plaat
sen ten algemeenen nutte. En mocht er dan
ook al eens zoo iemand zijn, dan zal hij wel
licht toch wel eens een buozen of droeven blik
geworpen hebben in den oorlogstijd op de
ontarmde wegwijzers. Dat, wat je niet hebt...
Sinds kort is hij ook de leider van de be
moeiingen van den Bond voor het Water
toerisme, ook een der ontdekkingen" van den
A. N. W. B. Jarenlang heeft de Bond dit
alleen bevorderd, totdat voor korten tijd de
Verbonden Watersportvereenigingen zijn
samengegaan met den Toeristenbond.
In den Haag zetelt het secretariaat en het
geldelijk beheer in een fraai huis van de
Parkstraat (18). Daar waltct und schaltet de
heer L. C. Steffelaar, cijfert en rekent, dat
elk deeltje van het omvangrijke
bondsraderwerk geregeld zijn geldelijke olie krijgt, opdat
het als gesmeerd ga. Daar staat ook onder
zijn leiding de zeer uitgebreide dienst der
wegenverbetering, wielcrpaden-aanleg,
stofbestrijding en wat daarbij behoort. Het is de
ingenieur H. W. O. de Bruijn, oud Indisch
hoofdofficier, die het secretariaat vervult van
de Wegencommissie en dit technische deel
beheert.
Nog zal de belangstellende bezoeker, die dit
bondsgebouw betreedt,er kunnen vragen naar
den heer J. H. Slicher, als hij over
stationsversiering of regels voor den weg" wat wil
weten, of naar den heer A. Spanjaard, als hij
inlichtingen wil over garantie of arbitrage of,
wel over den nieuwe belangrijke tak van
bondsdienst, de verzekering. Elke verzekering die
samenhangt met toerisme en reiswezen kan
men sluiten bij den Bond; zelfs is dit onlangs
nog uitgestrekt tot de verzekering van
grenspapieren, om bij bezoek van vreemde landen
zijn auto of motorrijwiel zonder invoerrechten
te betalen, over de grenzen te kunnen brengen
mits men er ook weer mee terugkomt.
Ten slotte moeten wij volledigheidshalve
spreken over het orgaan van den A. N. W. B.
Oe Kampioen".
Het zevende lid van het Dagelijksch Bestuur
heaft hiervan sinds twaalf en een half jaar de
leiding.
Wanneer hij als koperen bruidegom, terug
blikt op den dag, dat hij de Pers trouw beloof
de, dan zal hij zich kunnen herinneren, dat hij
schreef voor ruim 29000 leden en nu is dit
cijfer verdubbeld. Zoo is ook verdubbeld het
omvangrijke werk om van heel de wereld het
laatste nieuws te geven, waarin de toeristen
belangstellen, want waren dit vroeger maar
enkele streken van den aardbol, allengs is heel
de wereld toeristenland geworden.
In de Kampioen leest gij van Noorwegen,
IJsland en Finland, zoowel als van Spanje,
en de Kanaal-eilanden, van Frankrijk en de
Balkan, van Japan en Indië, van Honohüu
en Amerika.
Schrijvers van naam stellen hun pen gaarne
ter beschikking van de Kampioen, want weinig
weekbladen worden zooveel en in zoo ver
schillende kringen gelezen.
Vertelde niet onlangs Henri Borel, dat een
eenvoudige conducteur van de electrische
tram hem aansprak over een zijner reis
verhalen op Bornco en een uurtje later een
deftige Leidsche professor eveneens vroeg
naar bijzon'derheden over zijn verhaal, dat
beiden in de Kampioen gelezen hadden.
Ook berust in de handen van dezen
bondsbestuurder de propaganda bij de groote en
kleine pers, die dit stemt het Bondsbestuur
steeds tot groote erkentelijkheid altijd een
vriendelijk en waardeerend woord over hceit
voor het werk van den Toeristenbond.
Nu viert die Toeristenbond zijn veertig
jarig feest. Van een klein clubje wielrijders,
die het wel leuk vonden om vaak samen te
komen en zoo nu en dan een wedstrijd te
houden, is gegroeid een machtige vereeniging,
een bond, die op velerlei gebied zér nuttig
werk verricht, die wat hij aanpakt, goed aan
pakt, die het heeft weten te verstaan zich steeds
te houden buiten alle politiek, alle godsdienst,
alle verschil in levensopvatting. Alleen vindt
er in zijn midden geen plaats, de mensen, die
niet voelt voor de schoonheid der natuur, die
zich niet gelukkig weet buiten in het vrije veld,
op de wijde heide, op het blonde duin, in het
statige bosch, op liet breede water:
Wijl de morgen perelt in den dauw
Aan ons de wereld, groen en blauw !
De bootnen wuiven, de plassen klaren,
De schepen schuiven, de wolken varen:
Op naar den becmd, die vol hoornvee bloemt,
Op naar de hei, die vol bijen zoemt,
Op naar het woud, als een open kerk,
Op naar het duin, als de zeevloed sterk,
Ouder de lucht, die heerlijk spant,
Over ons heerlijk land,
Ons Nederland l *)
* W. J. L u r, A K D
*) Tot'ristcnlied aan den A. N. W. B..
Tueristenhnnd voor Nederland, opgedragen duur Rénéde
Clcrcq.
TABAK.
nojg altijd de beste.
DE GRAFISCHE STUDIE-VER
ZAMELING VAN Dr. VAN
HUFFEL TE UTRECHT.
iiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiiiiiiiiimmMiititmiiiiiiiiiiitiimiiitimiiiinittimiiittmuitii MUittitmir.tnmminnitmiiiimmntttmiiiiitiimiiimmitttiimtimmiumuuiitiuuiiiim >
Dr. N. G. van Huffel te Utrecht, de oud
redacteur van het jammer genoeg gestaakte
tijdschrift Oude Kunst, is een merkwaardig
persoon. Indertijd, en trouwens nog, gevoelde
hij zich aangetrokken tot prenten, oud en
nieuw, en als physicus was het vooral dat hij
belang stelde in de techniek van prenten
(houtsnee, houtgravure, kopergravure, ets,
steendruk enz. enz.), Zeer in het bijzonder
waren het kleurendrukken welke hem inte
resseerden. Immers, terwijl bij de moderne
kleuren-autotypieën de oorspronkelijke af
beeldingen automatisch door dusgenoemde fil
ters ontleed worden in drie of vier kleurplaten,
welke over elkaar gedrukt het origineel be
naderen, hadden oudere technici het ten deze
moeilijker. Zij moesten veel meer door expe
riment het doel trachten te benaderen en in
dit opzicht hadden de jongere ik denk b.v.
aan de chromo-lithografie van Engelmann om
streeks 1840 het gemakkelijker dan de
oudere, omdat zij werkten in een tijd, dat het
natuurkundig onderzoek reeds verder ge
vorderd was. De oudste kleurdrukkers Tzyler,
Le Blon, Ladmiral, Ploos van Amstel, allen
Nederlanders, hadden dus met meer bezwaren
te kampen, omdat zij feitelijk al zoekende
en tastende te werk moesten gaan. Tot de
technische studie van die prenten zette dr.
Van Huffel zich en hij moest daartoe nood
wendig beginnen met zich een eigen collectie
aan te leggen, waarin hij zeer werd aange
moedigd door wijlen onzen overleden trou
wen vriend Moes, den directeur van het Am
sterdamsche Prentenkabinet, ook door het
Prentenkabinet zelf en het Oudheidkundig
Genootschap. Gaandeweg heeft die verzame
ling zich uitgebreid, en verkreeg hij afdrukken
van oude en nieuwe houtsneden, van zwarte
kunst, kortom van prenten in allerlei technie
ken uitgevoerd.
Zoo als het meer gaat, het beheer van derge
lijke steeds groeiende verzamelingen groeide
deu eigenaar gaandeweg boven het hoofd.
Als grafische studie-verzameling" is de col
lectie op advies van den Inspecteur-generaal
voor Nijverheids-onderwijs, met steun van deu
Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, in eigendom overgegaan aan de
School voor de grafische Vakken te Utrecht,
waarvan zij thans een afdeeling vormt, is dr.
Van Huffel als leerkracht aan de School ver
bonden en is hij als convervator aangesteld
van zijn verzameling, die gehuisvest is in het
perceel Prinsenstraat 23 aldaar. Woensdag 27
Juni werd zij geopend door den wethouder
J. H. Tn. O. Kettlitz, voorzitter van het be
stuur der school, o.a. in tegenwoordigheid van
den Burgemeester van Utrecht, den Gemeente
archivaris pater Kruirwagen, O. F. M., den
Inspecteur-generaal van het Nijverheids
onderwijs, den Inspecteur van het
Kunstnijverheids-onderwijs en andere autoriteiten.
Uit de verzameling was een keuze gedaan
welke aan de wanden was uitgehangen;
dr. Van Huffel gaf daarbij een toelichtende
beknopte verklaring en demonstreerde daarbij
hoe de catalogussen zijn ingericht om spoedig
een afdoend antwoord te verkrijgen opvragen
naar graveurs, technieken en onderwerpen. De
prenten, die waren uitgehangen gaven een
goed overzicht van het gehalte der collectie.
In het bijzonder trof mij, dat te zien waren
proeven van prenten, die door den maker al
werkende gemaakt waren ter eigen toetsing.
Zulke drukken hebben uit den aard der zaak
na de voltooiing van het geheel geen belang
meer en worden vernietigd. Welk auteur
bewaart zijn kopy en zijn drukproeven? Dr.
Van Huffel heeft echter als echte speurder
het fortuin gehad beslag te kunnen leggen op
een compleet exemplaar en van het
contourenblok van een clair-obscur van Andrea
Andreani, gedateerd 1010, op kleurdrukken
van Joh. Teylcr te Nijmegen omstreeks 1680
gemaakt, een unieke verzameling, op afdruk
ken van de vier kleurplaten en een volledigen
afdruk van het Boertje met een kruik en een
g/as door Ploos van 'Amstel (c. 1765) naar
Adriaan van Ostade.
Dergelijke drukjes, unica van den hoogsten
rang, vormen de groote beteekenis der ver
zameling, die, thans voor het publiek toegan
kelijk gesteld, wel de voornaamste bron hier te
Jande zal zijn voor ieder, die ingelicht wenscht
te worden of studie wil maken van de histo
rische evolutie onzer prenttechnieken.
Toch heb ik een bezwaar. Hoewel autori
teiten anders beslist hebbeu, meen ik een
dergelijke verzameling als studie-materiaal
niet heel erg op haar plaats bij een school, die
voor alles beoogt de vorm ing van practici,
hoe belangrijk zij, wetenschappelijk gezien,
ook is. Maar is haar bestaan ook' voor liet
nageslacht verzekerd ? Als studie-materiaal zal
zij natuurlijk gebruikt worden ook door scho
lieren, die vaak niet hebben den eerbied, welke
men verschuldigd is aan het werk van hen,
die ons voorgingen. Als gebruiks-object staan
deze bladen stellig bloot aan zekere gevaren,
die niet te vermijden zijn, voor een richtige
conserveering voor het nageslacht. Nu stem
ik onmiddellijk toe, dat dr. Van Huffel de
man is om die gevaren tot een minimum terug
te brengen, wat des te meer noodig is, omdat,
wat gezegd is, men te doen heeft met unieke
proeven van oude kleur-drukkcrs. Maar hoe
zal het later gaan ?
Intusschen, geen zorgen voor den tijd. Ieder
die er het zijne toe heeft bijgebracht, om te
collectie bijeen te brengen, en haar voor ver
strooiing te behoeden, is hoogelijk te prijzen,
zonder voorbehoud.
J. W. E N s c u E D
iiiiiiiiitiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiMiiiiiiii
SCIIILDERKUNSTKRONIEK
SCHETSEN UIT SPANJE DOOR B. VAN VLIJ
MEN, kunsthandel Fetter.
Eerlijk gezeed had ik mij van Spanje een
andere voorstelling gemaakt dan deze schet
sen geven. Minder tam, minder dichtbij, min
der gewoon. Maar verwachtte ik niet te veel?
De heer Van Vlijmen is in Spanje geweest als
tourist. Hij heeft er niet gewoond, hij heeft
er niet geleefd, hij heeft het niet ondergaan;
hij kent Spanje niet. Hij heeft er een reisje
gemaakt en hij heeft het niet geteekend maar
na-geteekcnd. Zijn schetsen zijn topografische
schetsen; buurten die hij typisch" vond;
haventjes, vergezichten heeft hij vlug, maar
zorgvuldug, vlot, smakelijk, gezellig, knap op
papier gebracht. Er is niet zoo heel veel ver
schil, bij alle verscheidenheid. Het is allemaal:
Spanje. Maar het is steeds habiel, genoegelijk,
vaardig, geschikt. En de behendige
figutirteekenaar die de heer Van Vlijmen is, ver
loochent zich niet. Juist in die figuren vindt
ge het.Spaansche type het best, het treffendst
terug." En dan nog in een gezicht op Toledo.
Daar heeft de totaal-kleur iets van het door
de zon geblakerde, het geschroeide, het
verbrandc dat het Hollandsen landschap nooit.
heeft. Daar voelt ge n in Spanje.
i l !?: N N U S
Illllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
[i iiniiiiimimtl
Nederl. Munt
Hollands beste W cents aigaar
DE NIEUWE VERMEER
(Ingezonden)
In de Groene van 23 Juni is, met bij
voeging van eene reproductie, melding' ge
maakt van de ontdekkine van een schilderij
van importante afinetingen door den
Dclftschen Vermeer, te /ien bij de firma
Goudstikker te Amsterdam.
De personen, die men gewoon is bij yulk
eene ontdekking te raadplegen omtrent echt
heid en maker, schijnen noch te twijfelen
aan de 17e eeuwsche echtheid, noch aan
Vermeer als maker. Nemen wij dus de echt
heid als basis, (en daarvoor pleit, behalve het
door Prof. Martin opgesomde, ook nog het
groote, marquante verschil in techniek voor
de verschillende plans: vegerig behandelde
voorgrond; gewoon behandelde bleek, boom
partijen en huizen; gepointilleerde daken en
torens), dan zijn er een aantal interessante
opmerkingen te maken.
het stuk is in alle opzichten een pendant
van het Gezicht op Delft in het Mauritshuis.
D^ maten komen (wat de lezers uit de opgave
in het vorige nummer waarschijnlijk niet
onmiddellijk opgemerkt zal hebben) op enkele
c.^.'s na overeen.
De compositie is, hoewel de silhouet
tegen de lucht eenigszins anders is (wat
bij de twee stadsgezichten ook niet te
vermijden is), precies dezelfde. Is het Gezicht
op Delft in drie massa'a verdeeld: eerst een
strook zandige oever, dan een groote water
vlakte en daarachter de stad, . . . .de/e nieuwe
Vermeer heeft eerst ecu strook duingrond,
dan een groote bleek, en daarachter het
huizencomplex. En heeft het Gezicht op Delft
ongeveer in het midden, maar iets naar rechts,
vlak vóór het huizen-complex) in een kleine
inham van bet water een steenen brug), waar
van de boog door de bijzondere wijze van
plaatsing het centrum van het schilderij mag
genoemd worden, deze nieuwe Vermeer heeft
prcies op hetzelfde punt een zelfde kleine inham
tusschcn de twee boomgroepen, die de bleek
van het dorp of stadje scheiden, welke inham
helderder verlicht is dan de rest, en daardoor
de aandacht trekt, en zoo eveneens tot cen
traal punt wordt.
Beide schilderijen zijn dus wel heel bewust
van dezelfde compositie-principes uitgegaan.
en ik zou uil wel als eene bevestiging willen
beschouwen van de vermelde expertise,
zoodat zij werkelijk als pendanten zijn te
beschouwen.
Heeft het Gezicht op Delft verder een
repentir, op den voorgrond waar een groote
figuur, die bleek de compositie uit haar even
wicht te brengen, is weggewerkt,.... het
nieuwe doek heeft een repentir in de
botrewoning links op den voorgrond, welke woning
een te hoog dak had, dat het evenwicht
bleek te verstoren. In beide gevallen heeft
hij zich dus vergist in de afmetingen van een
voorwerp op den voorgrond, dat dienen moest
als relief voor de rest.
Tot zoover wat de punten van overeenkomst
betreft.
In het artikel van de vorige week wordt het
een Gezicht op Delft genoemd, en reeds bij
den eersten aanblik ziet men, dat dit Delft
niet kan zijn, dat het een dorp is. Het eigen
aardige is, dat het Delft niet is, en toch eenige
kenmerken, althans n kenmerk van Delft
vertoont. Dus, dat het gedeeltelijk
gephantaseerd is.
Het is eene plaats dicht bij den duinrand
(wat Delft nooit is geweest) en het is een dor p,
zonder wallen of grachten. Men ziet duidelijk,
dat de huizen, die onder de beschermende
vleugels van den toren liggen, van uit de bleek
toegankelijk zijn, dus dat het een open dorp
is. Ook is het om het kleine aantal huizen
waarschijnlijk een dorp, en zeker niet Delft.
Maar er rijst midden tusschen de huizen
een groote toren omhoog en een daarbij
belioorcnde eigenaardige kerk met een verhoogd
koor en een bijzonder kruistorentje. Indien
toren en kerk gephantasecrd zijn, (daar ter
plaatse !), dan zullen zij wel Nieuwe Kerk
en Toren van Delft voorstellen (hoewel de
toren lang niet gerekt genoeg is, en ook de kerk
niet erg lijkt), want het dorp heeft aan den
rechterkant een hooge, veel te hooge poort
met dunne, buitengewoon hooge spitsen op de
zij-torentjes, en deze is eene getrouwe copie
naar een der oude Delftsche poorten.
Waarom zijn toren en poort aan dit dorp toe
gevoegd? Vermoedelijk niet om een opdracht
gever genoegen te doen, maar ter wille
deicompositie, die bij Vermeer altijd een belang
rijke plaats als kunstfactor inneemt.
Een dorp geeft geen sprekende silhouet.
Maar belangrijker is, dat toren en poort enorm
bijdragen tot de wijking van de lucht. Vooral
de poort niet zijne hooge torentjes, doordat
de schilder hel door kleur-verschil heeft weten
te bolwerken, die poort een eind nclilcr de
h ui/en te laten oprijzen.
Tweeledig moet het doel van de toevoe
gingen geweest zijn, en beide liggen in den
aard van den schilder.
A. S T n u L' M A N