De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 14 juli pagina 8

14 juli 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Juli '23. - No. 2403 Berckheyde en Huchtenburch's Gezicht op den Hofvijver met het Stadhouderlijk kwartier, naar de schilderij in het Mauritshuis , HET VERKEER LANGS DEN HOFVIJVER De Hofvijver- of Gevangenpoort-kwestie, die in den laatsten tijd opnieuw zooveel pen nen in beweging heeft gebracht, is thans einde lijk opgelost. De Haagsche gemeenteraad had te kiezen, of hij in alle opzichten het prachtig uitzicht op den Vijver, dat na de afbraak der huizen aan de Vijverzijde van de Gevangen poort te- voorschijn is gekomen, wilde be houden, dan wel of hij, om de wille van een kunstmatig herstel der architectonische func tie van de Gevangenpoort, door aanbouw, het verkregene gedeeltelijk weer zou te niet doen. De schoonheid van den Vijver heeft, terecht, het pleit gewonnen. Langs de poort komt nu een weg voor 't rijverkeer en verder, aan den waterkant, een pad voor voetgangers. Van den Hofvijver zal daartoe niet mér worden afgenomen, dan strikt noodig is, dus op zijn hoogst eenige meters. Hetgeen geen kwaad kan. De doorgang onder de poort wordt even eens trottoir. De opgaaf zal nu zijn, door logi sche afgrenzing van dit trottoir ten opzichte van den rijweg en de poort, aan laatstgenoem de een zoo goed mogelijk als doorgang functionneerend karakter te geven. Hierin zal wij twijfelen er niet aan de gemeente uit nemend kunnen slagen, wanneer zij de op lossing in handen geeft van haren adviseur Berlage, wiens plan conform is aan het thans genomen gemeenteraadsbesluit. Door oordeelkundige beplanting, door het niet opofferen ook van de groote boomen op het Buitenhof bij den Vijver, zal een zeer aantrekkelijk geheel worden verkregen. Reeds in de Amsterdammer" van 23 Jan. 1916 wenschten wij de gemeente 's-Gravenhage geluk met de gevonden oplossing, die gelijk was aan die welke thans opnieuw |is verkregen. Wie vermoedde toen, dat het na 7J jaar nog noodig zou blijken, hetzelfde besluit ten twee den male te nemen? Van de toen door ons gegeven afbeeldingen reproduceeren wij er twee opnieuw: Ie. het Gezicht op den Vijver na afbraak der huizen aan de Zuidzijde, en 2e. Berckheyde en Huchten burch's Gezicht op den Hofvijver met het Stad houderlijk kwartier, naar de schilderij in het Mauritshuis. W. MARTIN SGHILDERKUNSTKRONIEK ARTI IN PULCHRI (NOTITIES) Het is altijd merkwaardig een genootschap, dat in een bepaalde stad als een vertegenwoor digend genootschap geldt, te zien met het werk zijner leden in een andere stad. Het is dan beter te erkennen, omdat de gewoonte der omgeving vervalt en ge objectiever staat tegenover het geheel. En ik moet rond-uit bekennen, dat ik niet geloof dat Pulchri Studio deze sterker of feller objectiviteit zoo goed zou weerstaan, als Arti nu deze objectiviteit weer staat. Om alles zuiver te houden is hier echter te noteeren, dat Arti iets zond, dat op een keuze-verzameling gelijkt; ten minste in zekere mate dat is voor een deel zijner leden. Niet voor allen. LizzyAnsingh enBastert zijn zeker niet op hun krachtigst vertegenwoordigd. Bastert heeft geestiger werk geleverd, van boeiender kleurenkracht dan de Vennen in Brabant, en het portret der zieke Vrouw, Lizzy Ansingh's moeder, hoewel met respect voltooid en iets aan David doende denken, heeft niet den teederen humor van haar Mevrouw van Vloten. Het andere, de schrille zuster Vuyck, dat ik kende, boeit mij evenmin als de eerste keer. Een krachtige studie door het rood en door de kleur van het tin zijn Mej. van den Berg's orchideeën. Er is daar werkelijk schilderen en werklijke kleur. Bobeldijk's Alexander Schmüller vertoont iets van de toewijding van den virtuoos voor zijn viool; brokkeligromantisch blijkt bij nauwkeurige bezich tiging Brtickman"s Dorpje Corfc uit het kasteel gezien. Dit is een soort romantiek, die dieplijkend niet diep is, zooals dat bij Vrijthof f erger het Gezicht op den vijver na afbraak der huizen aan de zuidzijde geval is. Daar vindt ge het gevaar van zulke wijze van zien ten eenenmale geopenbaard. Dingeman's Schaften op den deel" is eenvoudig en krachtig genoteerd; Mej. Franken's Zinnia's zijn door den achter grond afzonderlijker geworden dan meestal haar bloemen zijn. Garm's boerderij vermeld ik; Grauss was subtieler dan in zijn werk uit Napels. Hartz' Japansche fuchsia's doen even aan een zwakken Verster denken; de Landweg van Hulshoff Pol heeft stemming. Freule de Jonge's Carnaval-intrigues missen haar franke breede charme; de witte pot van Mevrouw Kleijntjes-van Osselen s voor haar doen een fatsoenlijk Stilleven. Vermakelijk is het Marionetten-tooneel van Mej. Knap (maar dat zijn geen poppen meer, maar gckarikaturiseerde menschen !) Knip's gezicht op Bemeien is fleurig. Nog heeft Ernst Leijden te veel in den vorm aan Sltiijters te danken, maareen andere geestelijke gezindheid, d'eigen persoonlijk heid, breekt langzamerhand haar bolster. MONNICKENDAM schilderde zich zelf in het midden van een groot stilleven vol overdaad, als koksmaat. Het werk is een der volledigste werken van de tentoonstelling; het geeft Monnickendam als een afzonderlijke waarde in onze schilderkunst, als een kleurige onstui migheid. Het is een werk, dat hem zou kunnen vertegenwoordigen in onze musea. Van Nifterik's stadje bezit een gebondenheid in den vorm; teeder met de rooden en teeder van de blauwen is Mej. van Regteren Altena's Stilleven. Het heeft de zachtheid van een be kentenis van een vrouw. Reyenga's Winter blijft eenvoudig, verfijnd in de lucht en vol stemming in de overmacht van de natuur over de figuren. Rueter's portretgroep wordt buiten verhouding verzwakt door de eene figuur in het groen. JAN SLUYTERS' liggend Naakt is de ver tolking van het zinnelijk slapen van een vrouw; de gebogen lijn van de liggende armen met den vollen mond in rust zijn de lichaamsdeelen, die het meest openbaar deze uitdruk king hebben. Wolter's Amstel (Wintermiddag) mist het onzuivere, dat het schilderij uit Enge land in den voorgrond heeft. Van de teekeningen etc. noem ik Bolding's houtsnee (loopend kuiken), Boot's eenzame werken: Schelpen en Alles op m'n tafel, Brouwer's Visschestillevens, Krumpelman's Brussel, Kort's Winter in een park, Monnickendam's Heiligen en profanen, Westermann's gekend gewond Paard, de wat branderige Rozen van Mej. Van der Willigen.... Hiermee meen ik alles aangeduid te hebben wat deze fatsoenlijke, gemiddelde tentoonstel ling, die goed is gehangen, bevat. Er zijn weinig wonderen, maar er is een zekere houding. ENTENTE f. Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck PLASSCHAERT In het feuilleton op bladzijde 8, kolom 4, van ons vorig nummer staat in het artikel: als schrijver van het bijschrift ,,De Nieuwe Vermeer" de naam genoemd van prof. Mar tin. Hiervoor moet worden gelezen Mr. M. F. Hennus. iitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiilllllllliimliilllllllliiiilliilllliillllllllilllllll OFFICIEEL GEDENKBORDJE VOOR HET ZILVEREN REGEER INGSJUBILEUM VAN H. M. DE KONINGIN Welk een groote verscheidenheid borden en schotels, tegels en plaquettes, kelken en bekers en nog veel andere voorwerpen wordt er in verband met het Zilveren Regeeringsjubileuin van H. M. de Koningin in omloop gebracht. Onder de talrijke bordjes is er n dat om bijzondere reden speciaal vermeld dient te worden. Dit toch is ontworpen door den Haagschen kunstschilder . A. H. van der Stok, op verzoek van het Haagsche Comit voor de viering van het Koninklijke jubileum. Naar het zich tot nu toe laat aanzien is dit het eenige bordje dat door officieele bemoeiin gen is ontstaan. Aan de achterzijde draagt het dan ook behalve het merk van de Sociét Céramique te Maastricht, die dit bordje ver vaardigde, een merk met randschrift Comit 1923 's Gravenhage". Ontwerper en uitvoerders heb ben een aardig geheel weten te be reiken. Speciaal dient hier er op ge wezen,dat door de zeergrooteoplaag waarin het bordje wordt vervaar digd tienduizend exemplaren er aan de teekening in verband daarmee bijzondere eischen moesten worden gesteld. De kleuren van het bordje zijn Oranje, licht en donker-blauw en wit, deze laatste kleur is de onbesch derde materie van het aardewerk, die in de teekening mede is opge nomen. In het midden, op een oranje achtergrond, is in de beide tinten blauw het Nederlandsche wapen, niet de wapenspreuk ,,Je Maintiendrai" op een lint daaronder, aangebracht. Het verdere opschrift is eveneens mooi van teekening. Een rand met gestyleerde oranje boompjes afgewisseld door eveneens gestyleerde bloemen omsluit het bord. De bloemen zijn om den ander tulpen en rozen, als symbool van de vrou welijke gratie en ter herinnering er aan dat deze bloemen zeer veel in Nederland wor den gekweekt. Het is wel jammer dat dit Haagsche bordje volstrekt geen Haagsch karakter heeft, behalve in het merk op de achterzijde. Het wordt dan ook door geheel het land verspreid. DlSCIPULUS A P O L L I N I S J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND Hllllllllllllllll IIIIIIIMIIIMIIIIIflIIIÉHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllMIIIIMIIIIIIIIIlllllllliiiiiiiiiiiiiii Nieawe Engelse Literatuur KINDEREN VAN ABEL. KRINDLESYKE. By Wilfrid Gibson Macmillan 1922. 6/-. Er zijn twee soorten van herders. Die van de eerste soort luisteren naar de namen Corydon, Battus en Comatas, en be minnen de maagdelijns Amaryllis, Galatea, Eunica & Co. Hun schapen zijn brave, nette, keurig-zindelike dieren, met sierlike, verlakte hoeven; dieren, die dageliks te aanschouwen geven hoe schoon het is dartel te wezen en ingetogen tevens; die, onder welke omstandig heden dan ook, nooit kwalik rieken; en die, terwijl hun Muzen-vererende meester zich ver lustigt met het bespelen van z'n schalmei, of wel (met enige gelijkgestemde kollega's) zich overgeeft aan dichterlike bespiegelingen, nooit in zeven sloten tegelijk lopen, ook al omdat er in Arcadiëgeen sloten zijn. Die van de andere soort heten, al naar ge lang d'r gewest, Arjaon, Hannes, of Freerk Jan. Ze ruiken naar de schaop", ze dromen van de schaop", ze denken met de schaop". Ze zijn volstrekt niet vies van de schaop", al stinken deze ver in de wind, en ze nemen goedsmoeds d'r tanden te baat bij 't metamorfozeren van rammen tot hamels. Ze onderhouden zich, noodgedwongen, minder met kollega's, of zelfs met d'r evenmensen, dan met 'r hond. Op gezette tijden worden ze door dichtende of beeldende kunstenaars lelik gevonden, lelik, on-poëties, anti-poëties, uit de aarde, aards (I Cor. XV, 47), en dan verheugen Corydon en Amaryllis zich, zolang het duurt, in de gunst van het publiek, dat ze onthalen op elegante zinswendingen, bevallige standen, minzame lachjes, schalkse hoofdbeweginkjes. Totdat er 'n William Wordsworth opstaat of 'n Franc.ois Millet, die, de werkelikheid aanvaardend, daar z'n schoonheid vindt, en die het aanvankelik grijnzend en honend publiek brengt tot zijn levensvizie. Zolang 't mij heugt zijn schapestukken als van Anton Mauve in Nederland populair. Zo'n blauwgekielde herder, met z'n waakse wolf die zich geen wolf betoont," en met z'n wollige; waaier-achtig uitgespreide drom pleegkinderen, onder 'n half bewolkte hemel, op de verlaten, purperen, hei of bij de eenzame, simpele schaapskooi, zo'n tafereel doet het," en is dikwijls groots. Maar de grootsheid ervan zit 'm inde stemming van't landschap, niet in 't herdersbedrijf als zodanig. Dat is in Nederland te tam om werkelik groots te zijn. In 't noorden van Engeland evenwel, in Cumberland, waar Wordsworth vandaan was, in Northumberland, de bakermat van Wilfrid Gibson, in dat wilde schapenland van fells" en crags," vol steilten en kloven en geulen, waar zoowat iedereen bij de schapefokkerij is betrokken, en waar de woeste en schichtige blackfaces" telkens wat nieuws verzinnen om d'r baas. het leven zuur te maken, daar is het herdersbedrijf geweldig inspannend en vol gevaren. Daar heft het z'n belasting in de vorm van menselevens, evenals bij ons de zeevisserij. Daar heeft het op de van ouds Puriteinse bevolking, waaronder Oud-Testamentiese namen als Isaac, Ezra, Amos, Miriam, Rachel en Ruth geen zeldzaamheden zijn, z'n stempel gedrukt ,in die mate dat elke familie-bijbel op z'n minst twee, soms drie, stamboomen bevat, voor en achter op de schutbladen geschreven, die van de baas, die van z'n hond, en vaak die van z'n ram. En in die omgeving, en onder die mensen, speelt Gibsons hardersspel" Krindlesyke. Het is niet z'n eerste, maar wel z'n grootste en belangrijkste. The Stonefolds", On the Threshold," The Bridal", ontstaan omstreeks 1906, waren kleiner, stijver, eenzijdiger; wel pakkend in d'r eenvoud, maar te schuchterlittérair van taal. Het land van oorsprong werd er wel in gezien, en zij 't ook zeer on volkomen gehoord, maar niet gevoeld, geproefd, geroken. De fout zat 'm hierin, dat de Noord-Engelander Gibson de schatten van z'n gouwspraak niet had durven ontginnen, en door zich in 't algemeen beschaafd te willen uiten, enerzijds zonder de geijkte poëtiese diktie, anderzijds zonder de beelden, hyperbolen en kernachtige gezegden, die de volkstaal van Northumberland 'm aan de hand deed zo niet in 't kleurloze dan toch vaak in 't fletse geraakte. Niet dat Krindlesyke in dialekt is; de taal is Engels, zoals die van Streuvels, Gezelle en De Clercq Nederlands. Het dialekt is door de dichter aan de littéraire taal schatplichtig gemaakt, en Gibson mag zich gelukkig rekenen, te stammen uit 'n gewest waarin 'n speciale gouwspraak welig tiert. Ik heb brieven ge lezen, waarin andere schrijvers (o.a. Laurence Binyon, die verleden winter met zoveel succes is opgetreden als lecturer voor verschillende afdelingen van de English Association in Holland") onomwonden te kennen gaven, hoe jaloers ze waren op zo'n linguistiese voedings bodem en hoe ze 't betreurden dathetnoodlot hun alleen had vergund het upper middleclass dialect van Oxford of Cambridge deel achtig te worden, 'n omgangstaal, die zelfs de meest choleriese ouwe heer niet zou toelaten z'n wederhelft te kapittelen in dezer voege: ....you 're an early riser, and your tongue Is always up before you, and with an edge, Unblunted bij the dewfall, and as busy As a scythe in the grass at Lammas 1).... Krindlesyke is 'n afgelegen herdershut, op de fells" van Northumberland, minstens drie kwartier gaans van iedere andere woning. Ik zeg hut, maar dan van steen, natuursteen, in de verte precies 'n vierkant gehouwen rots blok, naakt en kaal in 'n kale en naakte om geving. Daar woont Ezra Barrasford, oud en blind nu, maar vroeger 'n poteling die voor niemand week, die zich z'n natjen-en-droogje liet smaken, en die z'n kroost, wanneer 't misdreef, ongenadig de vaderlike vuisten deed voelen, 't Gevolg van dit laatste is, dat ie, door 'n ongeluk van z'n gezicht beroofd, en dus als de Cycloop van Odysseus machte loos geworden, successievelik wordt in de steek gelaten door al z'n zoons, op Jim na, de jongste en slapste. Maar deze is toch nietzo futloos of ie doet, wat z'n vader zelf indertijd gedaan heeft, hij trouwt op eigen gelegenheid, zonder z'n ouders in de kwestie te kennen (zoiets kan in Engeland), en Ezra Barrasford vindt dit niet meer dan redelik; de korhaan vraagt immers ook geen verlof aan z'n papa wanneer ie gaat paren, en wat hem, Ezra zelf betrof: zijn ouders wisten amper de naam van het meisje waarmee hij ze, getrouwd, overviel.... ... .My dad and manimy Scarce kenned her name when I sprung my bride 2) on them; Just loosed on them a gisseypig 3) out of a poke They 'd heard no squeak of. Maar wanneer Jim z'n jong vrouwtje thuis komt voorstellen (als de nieuwe bazin van Krindlesyke) vindt ie daar 'r vroegere vlam Judith Ellershaw met z'n buitenechtelik dochtertje, 'n Woordewisseling volgt, met als besluit de weigering van Jim's vrouw om bij 'r man te blijven. Zij en Judith gaan samen wonen en brengen samen de kleine Ruth groot. Jim verdwijnt kort naderhand, met de inhoud van 'n ouwe kous. Ezra vloekt en zweert, schimpt ook op z'n eigen gemis aan inzicht toen ie indertijd z'n vrouw nam; immers, zij was de dochter van 'n paardekoper, en paardekopers zit de diefachtigheid in 't bloed. En wat is hij nu in z'n ouderdom? A blind old cripple, hobbling on two sticks. Pride has a fall, they say: and l was proud Proud as a thistle; and a donkey's cropt The thistle's prickly pride Als de oudste zoon Peter, die met de keteilappersdochter Bell Haggard het land doorzwerft, Krindlesyke voorbijkomt, en gedach tig aan 's vaders ouwe kous aan 't ouderhuis 'n bezoek brengt, vindt ie de kous geplunderd en z'n moeder dood, terwijl de schapen liggen te lellepoten in de hitte. Z'n aandrift is om er met 'n vaart van nul-komma-zes vandoor te gaan, maar hij mag niet van Bell Haggard, de grote figuur van 't stuk, die nu de teugels van Krindlesyke in handen neemt 't is 'r toevertrouwd en die 'r zoontje Michael laat opgroeien tot 'n kranig herder. Zodra Peter z'n kans ziet, gaat ie de wereld weer in, maar Bell Haggard blijft bij 'r zoon, totdat deze op 'n goeie dag, de traditie volgend, met 'n vrouw thuiskomt. En die vrouw is Ruth. En Bell Haggard verheugt zich, want dit beduidt het einde van 'r lijfeigenschap. Tot Judith, die 'r tot blijven tracht te bewegen, en die trouwens niet beseft wat 'r tot heengaan drijft, ontboezemt ze zich aldus: .... I like mixed pickles. Life, with an edge, and a free hand with the pepper. You can't make a good hotchpotch with only 'taties 4): And a good hotchpotch I'm fairly famishedfor: I've starved on the lean fare of Krindlesyke: My mouth is watering for the old savoury mess Life, piping hot: for I'm no man-in-the-moon, To sup off cold peaseporridge: and it's the wash Of bitters over the tongue gives bite to the pepper: But you 've no taste for bitters, or devilled collops Roast scrag 5) on Sunday: cold mutton and boiled 'taties The rest of the week, is the most you 'd ask of life Nay, a cup of milky tea by a white hearth And you 're in heaven!.. I take Mine, laced with rum, bij a camp-fire under the stars, And not too dainty to mind the smatch of smoke. At Krindlesyke, I'm a ewe overhead in a drift That's cropped the grass round its feet, and mumbles its wool For nourishment: and that's what you call life! Porridge in peace, with a door 'twixt you and the weather; A sanded floor; and the glow and smother of peat: But I'd rather be a lean pig, running free, Than the f attest flitch of bacon on the rafters. Bell Haggard gaat; zwerft weer langs de wegen; hoort weer de regen kletteren op h dak van d'r woonwagen; laat des avonds, bij 't kampvuur, aan d'r vinnige tong de vrije teugel; en keert zes jaar later terug, net bijtijds om te verhinderen, eerst dat Jim, zwervensmoede, z'n zetel opslaat in Krindle syke, dan, dat ie Judith beweegt, hem ter wille van de lieve vrede, te volgen.... I couldn't have that wastrel making mischief In Michael's house: I didn't quit Krindlesyke That it might be turned into a tinker's dosshouse, 6) After I'd slutted to keep it respectable For fifteen-year. Jim echter neemt bloedige wraak, en Michael en Ruth, die met twee zoontjes van de kermis komen, vinden Bell Haggard dood. Het werk is niet voor de planken geschreven, al zou het daarvoor vrij gemakkelijk pasklaar te maken zijn. Men zou er 'n prachtig libretto voor 'n opera uit kunnen halen, 'n Enkel gedeelte, dat, waar het pasgetrouwde vrouwtje het eens wordt met 'r aan de dijk gezette voor gangster, lijkt me zwak, ook al omdat de situ atie daar voor zichzelf schijnt te moeten zorgen, en de bruid zeer weinig zegt, terwijl overigens, het hele stuk door, de verschillende situaties worden gebruikt als aanleidingen om de op elkaar botsende levensbeschouwingen tot volledige, soms zelfs exuberante, uiting te brengen. Maar alles bijeen zal dit boek 'n mijlpaal blijken te zijn in de ontwikkeling der Engelse letterkunde. Er is in geëxperimen teerd, maar dat deed Marlowe in z'nTamburlaine ook, en misschien had het experiment nog wat verder kunnen gaan: waarom b.v. spreekt de saploze Jim geen proza? En waar geëxperimenteerd wordt; waar 't zoeken is naar nieuwe middelen en wegen; waar 'n nieuwe techniek moet worden verworven; daar zijn altijd mindergeslaagde gedeelten naast schitterende; zooals b.v. ook in Tamburlaine. Zal evenwel in Engeland weer 'n poëties drama ontstaan en tot bloei komen als in de tijd van Elizabeth, dan moet al het kwasi-Shakesperiaanse overboord, en dan moet de dichtertaai zich vernieuwen uit de volkstaal. Ik houd me overtuigd dat voor Nederland hetzelfde geldt. W i L L E M VAN DOORN 1) l Augustus. 2) Pasgetrouwde vrouw". 3) Biggetje. 4) potatoes. 5) Mager stuk vleesch, van de hals. 6) Slaapstee.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl