Historisch Archief 1877-1940
r. 3404
Zaterdag 21 Juli
A°.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang
F in
Per No. f 0.25.
Redactie en
Administratie:
Keizersgracht 333,
Amsterdam
Advertentiën
f 0.75 per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: 1. Taalbederf, door Prof. Dr.
H. Brugtnans Amerikaansche brieven, door
Dr. Hendrik Willem van Loon,met teekeningen
door den schrijver Tijdgenooten, door
Dr. W. O. C. Byvanck 2. Het eerste
cultuurmorphologisch Congres in München, door
Mr. A. Gerdeck?de Waal De hitte in Ne
derland, teekening door Jordaan De zesde
vakvereenigingscentrale, door B. Lansink Jr.
3. Internationale puzzle, door Brandaris
Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor
Vrouwen (red. Elis M.Rogge)-.Bijkomstigheden
door Annie Salomons Van kinderen, door
E. Tierie-Hogerzeil Boekbespreking, door
Joh. L. Reis- of Automutsje Van Alles
wat Uit de natuur: Strandleven, door Dr.
Jac. P. Thijsse 6. In memoriam Louis
Couperus, door Herman Roelvink Tentoon
stelling van leerlingenwerk, door Jan Voskuil
Zomertooneel, door Anna Van
GoghKaulbach 7. Op den Economischen Uit
kijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Simon
Dugüe, teekening door D. Blanes Boek
bespreking, door Mr. Frans Erens, 8.
Jozef van Lier f, door Herman S chwab
Een massaartikel, door Theo van Reyn.
Evenwichtsliefde, teekening door Oeorge van
Raemdonck,?De NationalejVliegdag.d. H.JA.
O. Fokker 9. Het Jubileumstuk, teekening
door Joh. Braakensiek Charivaria, door
Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. Ch.
F. Haje Parrnigianino en het maniërisme,
door Dr. O. Knuttel Wzn. 10. 't
Schietgat en Rymkronyck, door Melis
Stoke Uit- het Kladschrift van Jantje
Buitenl. humor, door Charivarius. Om
slag: Damrubriek, redacteur A. C. de
Jonge Indische glimwormpjes, door H.
Veersema - Bijvoegsel: De dreigende scheu
ring in de coalitie, teekening door |oh. Braa
kensiek.
TAALBEDERF
Het ligt voor de hand, dat een overgangs
periode, die wij thans doorleven en misschien
nog lang zullen moeten doormaken, weinig
geschikt is vaste richtlijnen te geven, ook op
een betrekkelijk zoo beperkt gebied als dat
van onze moedertaal. Dat was in de dagen
van onze jeugd anders; er was destijds een
groote mate van vastheid in het geestelijk
bestaan der menscben en een zeer groote
stevigheid in het maatschappelijk leven.
Het leven ging langs vaste banen en de
waarde der dingen was onaangevochten. Op
taalgebied wist men precies wat mocht en
wat niet door den beugel kon; er waren
regels voor alle dingen; ook de spelling stond
vast; er was orde en regelmaat in taal, stijl
en spelling.
Uit een algemeen oogpunt bekeken was
dat misschien niet geheel in orde. Het leven,
ook het taalleven is nu eenmaal zoo, dat het
betrekkelijk weinig regels verdraagt; daarvoor
is het nu eenmaal leven. Het leven ver
loopt nu eenmaal niet naar de regels van een
boekje. En natuurlijk, de waarde van rou
tine is natuurlijk zeer groot in ons leven, ook
in ons geestelijk bestaan; maar wat de
Franschen met routine aanduiden, heet in het
Nederlandsen toch eigenlijk sleur. Dat heeft
natuurlijk zijn zeer ernstige bezwaren; om
op het gebied der taal te blijven, het is ten
slotte niet goed te spreken en te schrijven
zooals en omdat het taaiboekje het nu
^enmaal voorschrijft, maar zooals ons eigen
taalgevoel het ons met onbedriegelijke zeker
heid ingeeft.
Intusschen schuilt in de toepassing van dit
laatste beginsel juist de groote moeilijkheid.
Want zij onderstelt een taalgevoel bij ons, dat
blijkens de ervaring lang niet overal bij
onze geachte landgenooten aanwezig is.
Want wij leven ook hierin in een staat van
anarchie, die allicht nog bedenkelijker dreigt
te worden dan de stevige, maar ook stijve
vastheid van vroeger dagen. Het verzet
tegen de oude regels nam wel den vorm aan
van nieuwen regelmaat; op het gebied der
spelling ontstond de Kollewijnsche heilsleer.
Maar de nieuwe regelmaat miste de vastheid
der traditie, en de eenige conclusie, die vooral
de lieve jeugd uit de nieuwe leer trok, was
deze, dat het er in het geheel niets toe doet
hoe men schrijft. En die slordigheid, waarin
ons volk toch al gemakkelijk dreigt te ver.
vallen, waar het de dierbare moedertaa
betreft, nam ongekende proportiën aan, toen
van overheidswege elke vaste lijn ging ont
breken in de spellingkwestie. Zoodoende weet
niemand tegenwoordig meer waaraan hij zich
heeft te houden in kwesties van taal, spelling
en stijl. Streng vasthouden aan De Vries en
Te Winkel niemand durft het eigenlijk
meer aan; maar als men dat niet meer wil
of kan.wat moet dan een ernstig man beginnen,
waaraan moet hij zich houden en voor zich
zelf en bij de beoordecling van het werk van
anderen?
Het eerste i? natuurlijk gemakkelijk genoeg.
Maar veel zwaarder is het tweede, omdat hier
de strenge toepassing der regels zoo spoedig
grove onbillijkheid wordt, aangezien niemand
verantwoordelijk kan worden gesteld voor
het plegen van fouten, waarvan hij zich in de
verste verte niet bewust is. Maar fouten zijn
het en blijven het, zelfs wanneer men zich
met een zoo klein mogelijk aantal regels
wil vergenoegen of eenvoudig wil bouwen
op eigen taaiinstinct. Ik heb op dit gebied
eenige ervaring, die mij recht van spreken
geeft, althans den moed geeft om te spreken.
Zeventien jaren ben ik gecommitteerde bij de
gymnasiale eind-examens en in al die jaren
heb ik honderden Nederlandsche opstellen
gelezen, en drie maal zooveel vertalingen
uit de moderne talen. Er was daarbij zeer
veel goeds; zelfs hadden enkele opstellen
bepaald litteraire beteekenis. Maar wat vooral
in de laatste jaren meer en meer opvalt, is de
toenemende slordigheid in stijl, taal en spelling.
En dat is des te meer op vallend,'omdat eriuden
laatsten tijd terecht zooveel aanda<ht aan het
onderwijs in de moedertaal is gegeven en men
in dit opzicht niet voor diepingrijpende veran
deringen is teruggedeinsd. Dat alles is natuur
lijk uitnemend en in den regel treft den docent
dan ook geen blaam. Maar wat kan de beste
leeraar er aan doen, wanneer het jeugdige
geslacht, dat onder zijn hoede is geplaatst,
eenvoudig schrijft, zooals het in zijn kraam
te pas komt of liever naar den inval van het
oogenblik. Ik weet niet, of de Kollewijnsche
spelling ergens officieel is ingevoerd,maar alleen
al het bestaan van deze spelling brengt de
leergierige jeugd tot de gemakkelijke over
tuiging, dat het er in het geheel niets toe doet,
hoe men eigenlijk schrijft.
Ik geef eenige voorbeelden, die authentiek
zijn en die met zeer veel andere zouden kun
nen worden aangevuld. Zij gevoeld - hij
genecsd wij geloven drooge vruchten
gelieft ? thuisch luüschelijk zuiker
vreezachtig, zelfs vrezachtig buisch
struischvogel armoedich dat zijn een
voudig spelfouten zal men zeggen. Maar de
volgende zijn geslachtsfouten, dus taalfouten.
Ieder volk eert haar helden de gevolgen
van den duisternis de hoogte van den
zoldering in den wereld ingang der
tuin het paard sloeg met haar pooten
Eindelijk treffende beeldspraak: zij liet het
hoofd in de schoenen zakken hij worstelde
voortdurend met hinderpalen zij liep met
het hoofd tusschen de beenen weg keizer
Tiberius was eigenlijk maar een zuurling
Van stijlfouten kan ik moeilijk voorbeelden
geven zonder geheele fragmenten van op
stellen over te schrijven, wat den lezer evenmin
al:, mij eenig genoegen zou verschaffen.
Maar het euvel der oneindige zinnen, die
zich steeds weer met een nieuw voegwoord
of betrekkelijk voornaamwoord voortzetten
als de wagens van een internationalen trein
dat euvel is vrij algemeen. En ook dit:
het beginnen van een zin met een hij of een zij
zonder dat in het voorafgaande van een
hij of een zij sprake is; er is dan soms een
niet geringe mate van scherpzinnigheid
noodig om te ontdekken, wie de bedoelde
hij of zij is. En dan de eindelooze herhaling
van hetzelfde woord, in den regel zonder
eenige noodzaak.
Dat alles zijn te gelijk oorzaken en gevolgen
van een toenemend taalbederf bij het opko
mende geslacht. Ik zeide reeds, dat de docent
in den regel weinig kan doen om het bederf
te keeren. Maar misschien toch wel iets.
Ik bedoel dit, dat uit het hoofd van de lieve
jeugd het denkbeeld moet worden uitgeroeid,
dat het er niet op aankomt hoe men schrijft,
geleerd moet worden, dat men elk spel
ngsstelsel, hoe radicaal ook, consequent en gere
geld moet toepassen, dat geen enkel stelsel
slordigheid duldt, ten slotte, dat er vergrijpen
tegen de taal zijn, die in geen enkel stelsel
worden geoorloofd.
trein; automobielen met trossen cylinders;
troïka's met en zonder begeleiding van wolven;
lokomotieven, sleepbooten, roeibooten; motor
booten; paarden, muilezels en hondenkarren.
En nu zitten we voor een paar weken in
afwachting van de dingen die komen zullen
(het debat tusschen Baldwin en Poincaré)
in Middelburg.
We hebben een middel van vervoer noodig
om naar Noord-Beveland te vluchten wan
neer de Koburgsch-Wittelbachsche
heirscharen het diepbeproefde Belgica Irridenta
aan het smachtende vaderland zullen
t.oevoegen. Een hondenkar ware het inheemsche
en daarom meest gepaste rijtuig. Maar waar
vind je den hond die zoo maar meteen een
goede honderd kilo naar Veere sleept ?
En dus zijn we teruggekeerd tot de dagen
van onze jeugd. Fongers, die het eeuwige
leven schijnt te hebben, heeft ons weer van
een fietsje voorzien. Weliswaar zonder al die
fraaie dingen die in de Olympiade van den
Boerenoorlog zoo populair waren. Maar het
ding rijdt alsof het gesmeerd is. En we rekenen
erop, dat we den triomphantelijken intocht
van Albertus en Isabella nog net kunnen
bijwonen en in minder dan een half uur uit
Kolijnsplaat het bericht naar onze krant in
Amerika kunnen zenden.
Van Kolijnsplaat uit zullen we dan wel
weer verder zien. En we beperken ons tot
studie op het trajekt Middelburg?Veere en
in afwachting drinken we eindelooze koppen
thee bij de goede vrienden in de oude be
roemde veste en verdiepen ons in de onge
kende weelde van de beschouwende
philosophie.
Sinds vele jaren zijn wij een getrouw vriend
van de oude Veersclie kerk.
Sommige menschen krijgen hun troost uit
Ploetz. Dat allegaartje van vergane grootheid
stemt tot nadenken. Keizers en Koningen;
Khans en Sultans; Pausen en Kerkvaders,
allen gereduceerd tot een enkel datumpje,
het is heusch wel iets om den mensch het
Ijdelheid der Ijdelheden" tot akelige
werkelijkheid te maken.
Maar vijftien jaar geleden, na een hevigen
datum-roes, die eindigde met een dokters
delirium, heb ik een duren blauwknoopers-eed
gezworen nooit meer een droppel jaartal aan
te raken en Ploetz staat dus met de whiskey
en het bier op het zwarte Volstead lijstje.
H. B K u i; M ,\ N s
l»' Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
AMERIKAANSCHE BRIEVEN
door Dr. HENDRIK WM.I.EM VAN LOON
(Mei teekeningen voor ,,de Amsterdammer"
van den schrijver)
Middelburg <) Juli 1923.
We worden ouder en de vicieuze cirkel
van het leven begint zich te voltooien.
Jaren en jaren geleden lieten wij ons in
jeugdige hoovaardigheid door Fongers een
fiets aanmeten, die heusch en echt een fiets
was. Daar zaten (nieuwtjes toen ter tijd)
freewheelen" aan en diverse versnellingen
en remmen en kasten en lantaarns en het
geheel was erg mooi. De vreugde duurde kort,
want we besloten, dat het vaderland ietwat
te klein was voor onze alleszins bescheiden
ambitiën. We trokken dus den oceaan over
en namen de fiets mee.
,Maar helaas in het beloofde land was fietsen
een ucberwundcner Standpunkt". Daar werd
gemotord. Niet dat we ons een automobiel
aanschaften. Maar de fiets verdween tegelijk
met het voorvaderlijke halfhempje (men
droeg die dingen met trots in de hoogere
maar niet al te hooge klassen van een provin
ciaal Gymnasium).
Sinds dien tijd hebben we van alle middelen
van vervoer gebruik gemaakt, als daar zijn:
treinen die nog sneller rijden dan de snelste
WILSON TER CONFERENTIE
Ray Stannard Baker, de man van het Ameri
kaansche persbureau tijdens de Conferentie
van Parijs, heeft, uit alle mogelijke autenthieke
gegevens, een boek samengesteld over de
houding van den ex-President gedurende de
beraadslagingen voor den wereldvrede. Hij
heeft zijn documenten in de eerste plaats,
met het recht van onbeperkte beschikking,
gekregen van Wilson zelf, dan zijn het de
dagboeken en papieren van anderen geweest
waaruit hij heeft mogen putten, en eindelijk
mag men niet vergeten, dat hij al die maanden
van de Conferentie met den President heeft
samengeleefd van dag tot dag.
lederen namiddag, zoodra de zitting van den
Raad van vieren was afgeloopen, besprak
de President met hem het voorgevallene
van den dag en bepaalde wat daarvan pu
bliek zou worden gemaakt en aan de Ameri
kaansche correspondenten meegedeeld. Hij
is dus een getuige van den allereersten rang
en hij kende de atmosfeer van de Fransche
hoofdstad.
,,lk ben overtuigd", zegt hij, als wij ons
wat minder strikt hadden bepaald tot het
melden van aparte feiten en besluiten, als wij
het begrip van mededeeling hadden uitge
breid tot het geven van de redenen, die tot
de beslissing leidden, dat er dan veel minder
aanleiding tot misverstand zou zijn geweest,
en de Amerikaansche publieke opinie meer
gevoel zou hebben gekregen voor de opkomen
de internationale "betrekkingen." Maar een
eigenaardigheid van den President deed hem
opzien tegen een verklaring van eigen hande
lingen.
Dit boek moet dus dat gemis goed maken.
Men kan het dan een apologie noemen, maar
nu het voor dat karakter uitkomt, zuilen
wij het er niet minder om achten. Want het
is geen goed praten dat het bedoelt. Het
ziet de tekortkomingen; het behoudt het gevoel
van eerbied.
Nu varen wij in December mee met den
George Washington" die Wilson naar Eu
ropa overbrengt. Onderweg gaat de stroom
voort van telegrammen uit alle deelen van
de wereld. Zij roepen Wilson op als den ver
losser. Europa zucht naar hem.
Het is waar dat het eind van den oorlog eer
der is gekomen dan men had gedacht, zonder
dat men nog van een verrassing kan spreken.
Een man als de president laat zich niet over
vallen. Maanden van het jaar 1918 waren
besteed aan het verzamelen van documenten
over den toestand van Europa. Stannard
Baker was van het Departement van
Buitenlandsche Zaken uitgezonden om rapporten
uit te brengen over diplomatieke aangelegen
heden, kolonel House gaf er direct zijn be
richten over aan den President.... Zoodra
de wapenstilstand was gesloten stapelden
zich de stukken op, en het was een geheele
wereld die een nieuwe ordening vroeg naar
de beginsels in het afgeloopen jaar door den
President verkondigd.
Geen twijfel of hij was persoonlijk verplicht
zijn woorden waar te maken.
Drie dagen voor hij naar Europa ging,
had hij aan het Congres zijn voornemen mee
gedeeld. Zijn weg was duidelijk. Amerika had
zijn offers gebracht, zijn bloed gegeven ter
verkrijging van een nieuwe wereldorde;
en daarbij hadden zich de met Amerika ver
bonden mogendheden aangesloten. Hij moest
waken dat aan de ideeën geen verkeerden
uitleg werd gegeven en dat al het mogelijke
werd gedaan om hen tot een werkelijkheid
te doen wezen. Hij stond in voor het ideaal
van Amerika. Dat was zijn zending.
Wie kon zich tegenover hem stellen in
den gloed der opwinding van die eerste dagen.
In enkele groote episoden van de metischheid
is het alsof zij over zich zelf wil heenstreven
en zich een wonderkracht wil toekennen. In
die dagen als twee geleerden van de Universi
teit van Warschau elkander tegenkwamen,
dan riepen zij: Wilson!" drukten elkaar
de hand en gingen hun weg verder met een
verhemeld geziciit.
Die Wilson, de vredebrenger, was geen on
voorbereide, neen. De kisten met papieren
en boeken waren aan boord gebracht, de
experts en leden van commissies namen deel
aan de passage, Lansing, de secretaris van
Staat, minister van Buitcnlandsche Zaken,
bevond zich onder hen. En er was geen giMalin
geweest. Drie weken waren nauwlijks verloopen
sinds het laatste schot was afgevuurd en de
George Washington" was reeds onder weg.
Of aan de voorstellingen die men zich
maakte van den invloed dien de komst
van den President zou hebben, ook even glad
zou kunnen worden voldaan, daarover kon
eigenlijk niemand zich een illusie maken.
De Albaneezen met hun grieven, de Armeniërs
in hun eeuwen lange verdrukking, zij allen
meenden, nu zij eenmaal hun klacht hadden
kunnen uiten aan het hart van den Bevrijder,
het groote werk te hebben gedaan en door een
handbeweging herstel te kunnen verkrijgen.
Het wordt de tragedie der onvervulde ver
wachtingen", moest Wilson wel denken, en
heeft hij ook gedacht, als zulke smeekschriften
hem op zijn route over denOceaan begeleidden.
Hij verscheen op geregelden tijd aan het
dek, dikwijls met zijn vrouw, soms ook alleen.
Hij was en bleef de eenzame. Heel vriendelijk
en eenvoudig wanneer een toevallige
omstan'digheid hem met een der reizigers in aanraking
bracht, liet hij zich inderdaad met niemand
in, een enkele maal zag men hem wel een
uur lang tegen de verschansing leunen met
het gezicht naarden kant van Europa gekeerd.
Hij streed, in zijn gedachte, met zijn gedach
ten zooals dt oude Schotsche Covenanters
van den grooten tijd.
Want iiij wist, hij voorgevoelde, dat hij
zou hebben te vechten. Een levend beeld
van de menschen en de verhoudingen,
waarKoninklijke Nederlandsche ruïne. Het heeft
de eigen stad tot grootheid zien komen en
volksbuurten zien wegsmelten tot aardappel
veldjes. Het heeft de ambities van Spanje
zien opkomen en zien vergaan. Het heeft
ondervonden wat er van een kunstmatig
handelsmonopolie terecht komt, heeft schepen
zien varen naar Oost en West en de debacle
meegemaakt van een Republiek die de
,,concordia" preekte en de discordia" tot artikel
n van haar grondwet maakte, heeft de Na
poleontische heirscharen zien opkomen en weer
zien vertrekken, heeft het gedonder gehoord
van vele duizenden kanonnen, die met een
adelaar versierd waren en van nog meer
duizenden die een leeuw of made in U.S.A."
op zich hadden staan.
Ik heb laatst getracht het gevaarte eens
tot spreken te krijgen. Maar het ging niet.
Meneer", zei-die, praat me nu niet over
die oude dingen die me hoegenaamd geen
belang inboezemen. Maar kom eens kijken
onder mijn dak. De jonge zwaluwen zijn net
uit. Wilt u wel gelooven dat er families zijn
die nu al zes honderd jaar 's zomers bij me
logeeren. En nooit ruzie. Ze zijn niet Roomsen
en niet Rood en niet Doleerend en zijn niet
Duitsch en niet Fransch en niet Engelsen.
Ze zijn maar zoo gewoonweg zwaluwen.
Ze weten niet beter."
En ik keer tot de Vecrsche kerk terug,
wanneer ik tracht eens een geestelijke balans
op te maken.
Het ding staat er al zoo lang
Het was anderhalve eeuw oud. toen Chris
de duif uit Genua (om met fascistische een
voudigheid te spreken) op het Katteneiland
een vuurtje zag en Amerika ontdekte. Het
was vier eeuwen oud toen de eerste student in
Harvard gepromoveerd werd om het Evangelie
onder de heidensche Indianen te prediken.
Het heeft van alles meegemaakt, is Roomsen
geweest, Lutersch geweest, heeft Calvijn te
gast ontvangen, heeft den Schotschen afge
scheidenen een onderdak gegeven, is een
kazerne geweest, een militair ziekenhuis, een
rasphuis, toen weer eens kazerne en geniet
thans als bergplaats voor bezems en dergelijkcn
een welverdiende rust als gepensioneerde
Dit alles heeft natuurlijk niets met de hooge
politiek te maken en daar is het toch maar om
te doen, want ik zit hier voor mijn brave Krant
en die is nog in andere dingen geïnteresseerd
dan in sprookjes.
Maar sprookjes zijn de eenige werkelijk
heid in deze rare wereld en wanneer je zoo
eens een uurtje met den Veerschen Toren
een boom hebt opgezet, dan zie je weer vele
dingen die je oiider den Woolworth Tower
niet zoo recht begrijpt.
En aangezien het er over honderd jaar toch
niet op aan komt, spreek je er gemakkelijker
over dan je zou doen wanneer je een diep
zinnig krantenartikel schreef.
Laat ons het politieke kind nu maar eens
bij den naam noemen. Waar gaat het op het
oogenblik in deze wereld om? En waaraan
hebben we allen de vele moeilijkheden van
het jaar 1923 te danken? Daaraan, dat Frank
rijk nog steeds niet begrepen heeft, dat het
een tweede rangs natie is.
Dit is geenszins bedoeld als een beleediging.
Zweden en Noorwegen en Zwitserland en
Denemarken en Holland, het zijn alle tweede
rangs naties, die heel netjes hun werk doen,
hun schulden betalen, hun nationale straatjes
goed schoon houden en deel nemen aan wat
er alzoo te doen valt op het gebied van kunst
en wetenschap. Ze nebben ook nog wel eens
een legertje, maar van cenigerlei ambitie om
een rol te spelen als Imperium is niets meer
te ontdekken. Ze zijn verstandiger geworden
en vinden dat ze hun tijd en hun energie
beter kunnen gebruiken.
Maar de Franschman die nog steeds door
mede hij zou hebben te kampen, bezat hij
niet; hij wist dat hij zijn lijn zou volhouden.
Was dat niet genoeg?
Toen de tocht over het midden heen was
en zijn bestemming naderde, drie dagen voor
de aankomst in de haven van Brest, (13
December 1918) liet de President in de groote
kajuit van het schip de menschen bijeen
roepen die, in verschillende hoedanigheden
door Amerika'afgevaardigd, de Conferentie
zouden bijwonen. Hij wilde hun de beteekenis
van hun zending uiteenzetten.
Amerika was onder de staten ter conferentie
de eenige die niet door eigen belang was ge
bonden. Anderen mochten zich belemmerd
vinden door diplomatieke overeenkomsten,
de Verecnipde Staten hadden de vrije hand,
zij konden eenvoudig volgen wat de publieke
meening juist oordeelde: met de afspraken
onder elkander van de leiders der volken was
het gedaan. Zoo kon men het Bolsjewisme te
keer gaan. Want dat vergift was alleen in het
lichaam der maatschappij doorgedrongen als
een protest tegen de inrichting der oude
samenleving.
Een nieuwe wereldorde is noodig, gegrond
op net recht van zelfbeschikking, in stand ge
houden door een volkenbond, zoo kon men
de theorie van den President samen vatten.
Zegt mij wat recht is" sprak hij den ver
zamelden toe, ik zal er voor vechten; wil men
zich verzetten, kant men zich tegen de oprui
ming, men zal er aan moéten gelooven, want
waarlijk het is een onmetelijke taak waarvoor
wij staan, maar de vernieuwing is tot dien prijs.
Gaat men met ons mee, dan is het goed; wil
men niet, dan kunnen ook wij onzen rug
opzetten en zullen toonen wat voor last
wij kunnen geven. Aan u is het", en daar
mee wendde hij zich tot de commissies en
experts die hij voor zich zag, om mij
een positie te geven waarin ik mij kan hand
haven."
Een van de toehoorders was het niet met
hem eens, en in rang en aanzien stond hij hem
toch het naast en was verplicht zijn steun
te wezen. Het was de secretaris van Staat,
Lansing.
Wij hooren dat bijna iedereen die aan de Con
ferentie deelnam zijn dagboek heeft geschreven,
overtuigd als hij was dat hij geschiedenis
hielp maken. In Lansing's journaal vindt
men:
Hoe meer ik denk aan de verklaring van
den President over het recht van zelfbeschik
king, hoe gevaarlijker ik het vind om zulke
ideeën aan verschillende volken bij te brengen.
Er moeten wel onmogelijke eisenen aan het
Vredescongres uit voortspruiten en niet
minder troebelen in menig land zie ik er uit
groeien."
De zin tot in zijn kern is geladen met
dynamiet. Welk een onheil dat hij ooit is geuit !
Welke misère zal er het gevolg van zijn !
Men ziet den braven, correcten Lansing
voor zich, wanneer hij met zijn net handje die
woorden op het papier zet. Het is een aange
naam welgemanierd gezicht met een
innemenden lach, geen sprake er van dat hij dynamiet
bij zich zou hebben; ook zou hij zeker niets
tegen het nieuwe hebben, wanneer het niet
zoo ongewoon was, nu is het hem te onrustig.
Die Covenantstrijder met zijn
Presbyteriaansche grillen zette de dingen op hun kop!
Macht is voor Wilson niet een middel om
heerschappij te oefenen, maar integendeel
om van dienst te zijn. Zal hij van de vlaag van
enthousiame die over de wereld is gevaren,
gebruik kunnen maken om eigen bezieling
tot een algemeen beginsel te verheffen? Het
moet zoo worden, de wereld smacht er naar.
Dat bedenkt de man, die eenzaam gaat
over het dek van het schip.
Of is het echte tijdstip al voorbij?
Parijs wachtte hem op als een triumphator.
Het Recht zou met hem zegepralen. Il o
nn e u r a Wilson Ie Ju s t e sprak de
banier over de straat gespannen waar hij onder
door moest.
Het zal een holderdebolder worden, deze
conferentie", zei leukweg Balfour, de filosoof.
A \ c K