De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 21 juli pagina 9

21 juli 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

21 Juli 23. - No. 2404 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET JUBILEUMSTUK Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek Royaards: Niet noodig, koopman, we hebben ons in het buitenland al voorzien?" Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllll IIHIIIMIIIIIIIIIIMIII llllllllMllllllllllllllllllllllllMltllllllllllllllMIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllMIIIIIIIIiiilllllllllI GHARIVARIA Ijs en ijsdranken zijn verfrisschend," onthult ons de O.H.C. De ongelukkige was ongehuwd", schrijft het Handelsblad. Ook het tegenovergestelde komt een enkele keer voor: happy, though married." Opperrabijn Justus Tal, het werk Verborgen wegen" besprekende, legt ons geen gemakkelijke taak op. Er zijn uitnemende gedeelten in", schrijft hij, die niet gelezen, maar herlezen moeten worden." Compensatie Moeder staat naast vader, haar hand ligt op zijn schouder; vader is vél langer dan moeder, maar moeder zingt veel hooger." (Carry v. Bruggen, Het huisje aan de sloot). Mededeeüngen, die nadere toelichting behaeven Rietmatten. Met de lengte der matten wordt bedoeld de hoogte; met de breedte, de lengte die zij uitge rold beslaan. Het is wenschelijk er latten in te maken; op verzoek worden de latten tegen den kostenden prijs gratis aangebracht." (Prijscourant) De maatschappij neemt geene ver antwoordelijkheid op zich voor losse aan het rijwiel bevestigde toebehooren of onderdeden." (Alg. Bew. Mij) Wij kwamen voor een gesloten deur, die op een kier stond." (N.R.C.) Het maximum bedrag voor postwissels is onbepaald." (Form. postw.) Onze meesters Dat juist op den meest slappen grond de meest snelle treinen loopen." (Ing. in de N.R.C.) Het meest rustige leven." (O.H.C.) De meest vriendelijke uitdrukking. De meest moderne acteur. De meest ergerlijke kruidenierspolitiek. De meest dierbare bezittingen." _ (H. D.) Meemaaksels Zij had persoonlijk meegemaakt, dat de lijken werden weggedragen. Hij had de Eestspiele meegemaakt." (H. D) ,,lk heb al zooveel meegemaakt in mijn leven." (Gr.) Niet alle arbeiders maken den ontwikkelingsgang van het proleta riaat mee." ( Volk) 's Meesters meemaaksel ,, Ik, die het heb meegemaakt, dat over eene kleine, eenvoudige veldstelling in de duinen bij Den Helder onder de meest gunstige omstandighe den maanden en maanden werd ge werkt." (H. D.) Aaneenlijmsels De Meyerink-uitvoering." (O.H.C.) De Handel-aria's en de Schunertliederen." (Hbl.) Riviera- verrassingen." (M.R.C.) Derden-tusschenkomst."(Bran(/an's) De Prof. Otto-praktijken." (Limb. K.) De As you like it-achtergrond". (Tooneel). De Holdert-beweringen." (De Dag) Dames ! Attentie ! Ruize-koopjes ! ! Pianospeler te koop. ?275." (Adv. Hbl.) Jonge mannen ?4.75 Fnaf heden jonge mannen / 4,75 en / 5. per stuk. Nog eenige prima voorzangers." (Adv. L. D.) VAN DE WEEK CORRESPONDENTIE. M. te N. Zou u in uw rubriek ook niet eens een afdeeling De aanvoelers" of Aanvoe lingen" willen opnemen? Men kan tegenwoor dig geen literatuur of kunstbeschouwing onder de oogen krijgen in onze periodieken of dat aanvoelen" komt er minstens een paar keer in voor. Zoo las ik in de H.P. zelfs van Shakespeare door Eskimooschen harteklop aangevoeld." Het is er haast even erg mee als met dat afschuwelijk gebruik van ,,\vanl", door Kloos in de mode gebracht (De Meester vindt 't ook fijn ! Char.) bv. hij is rijk, want gelukkig. Men kan het in iedere literaire kroniek van de N. Gids vinden. Antw. Men mag Shakespeare gelukkig prijzen dat hij dood is. Het zal je gebeuren, door een Eskimooschen harteklop aangevoeld te worden ! Maar ter zake. Mode meneer, mode. Auteurs zijn modepoppen. Zooals de dames-auteurs alle de korte rokjes gingen dragen toen de mode 't voorschreef, en als 't moet weer lange zullen gaan dragen, zoo vol gen alle autaurs de woorden-mode. Vroeger droeg men immers", thans schrijft de mode ,,wanl" voor, en de schrijvers gehoorzamen, anders zien ze er gek uit, en krijgen geen klandizie. Gevoelen" wordt beslist niet meer gedragen, dame. Aanvoelen" gaat ernorm, dame. Ik vroeg eens een modepop of hij mij het verschil kon uitleggen. Neen", sprak de taaldandy, aanvoelen.... aanvoelen.... ja ik voel 't toch anders aan." Ter verduidelijking van wat ik bedoel, laat ik hier nog eens twee al vroeger gepubliceerde modeplaatjes afdrukken, bijgewerkt naar den laatsten smaak. De Avonturen van Antoine DOOR H. COLLINSON O^EN. Geïllustr omslag van IS. VAN MENS. Prijs gebonden in linnen band en gekleurde kopsnede f 1.50 Uitgave m VAN HOLKEUA t VARENDORF, A'dim. MODE 1900. IN DE SERRE (Novelle in miniatuur, door Charivarius) De danspartij, die mevrouw Van Beek gaf ter eere der verloving van Ada Palland met Jan Blijswijk was druk bezocht, en zeer ge animeerd; ook Erik en Oerda waren natuurlijk onder de gasten, maar voelden zich niet zeer thuis in die drukte. Toen het orkestje weer voor den nieuwen dans begon te spelen, traden zij in de serre, een blijkbaar vergeten plekje; immers het was geheel verlaten, opmerkelijk stil bij het lawaai in de groote zaal. Nu gingen zij zitten op de breede, rieten leunstoelen, waarvan er eenige om een tafeltje stonden, in het geheim zinnige, zacht flikkerende gedempte licht der kaarsen in de prachtige, kostbare candelabres, waarvoor zij intusschen op dat oogenblik weinig belangstelling schenen te gevoelen. Het was de gunstigste gelegenheid, dacht hij aanmerkelijk gunstiger dan eenige «ogen blikken geleden. Hij had een violette» brief in de hand, dien hij haar had willen geven; dat had nu geen zin meer, hij kon haar spreken; snel stak hij den brief we er in zijn zak. Ik moet het je nu zeggen!" riep Erik plotseling in verrukking uit. Wat?" vroeg Oerda. Het ! Het!" riep Erik hartstochtelijk, en wierp zich voor haar neer op den grond. Ik weet niet...." fluisterde Gerda, ver legen met haar waaier spelende, terwijl zij het hoofdje liet hangen, en de mat roode sjaal haar van de schouders gleed. Zij stonden beiden op. Toen legde hij zijn arm om haar middel, en een zalig gevoel doorstroomde haar. Je begrijpt het, je voelt het !" juichte Erik, toen Gcrda hem dichter naar zich toe trok, bevend haar blanke arm om hem heen sloeg en hem kuste. Toen zei ze langzaam, zachtjes: Erik....!" TAALVERWOESTING 11. VERDERE J'SC/Ï-JAMMER. De schade, die het onnederlandsche -isch toebrengt aan den ouden uitgang -iek der Romaansch-Nederlandscheadjectiva(irf«if(sc/ï, energisch), heb ik 't laatst ter'sprakegebracht. Hiermede was echter het zondenregister van -isch nog geenszins gesloten. Want er is ei genlijk geen enkele groep van Rom-NedM O D E 1923. VAN HET WONDERE GELUK (Brok proza, door Charivarius) De mevrouw Van Beek-dancing ter eere der Zus Palland met Johnny Blijswijk-verloving was berhaupt een druk bezochte en zeer geanimeerde; ook Errie en Gerrie waren vanzelfsprekend onderde gasten,maar pasten zich slecht aan aan die drukte. Als het strijkje weer voor den nieuwen dans te spelen begon, traden zij naar de bay-window, een schijnbaar vergeten, want geheel verlaten plekje, een brok stilheid op het brouhaha der grootzaal. Dan zaten zij neer op de breed-luie rieten easy-chairs, waarvan er eenige rond een tafeltje stonden, in het geheimnisvolle, zacht-blikkerende opalen licht der kaarsen in de prachtvolle, waarde volle candelabres, waarvoor, zij intusschen momenteel weinig interesse aan te voelen leken. Het was de meest gunstige gelegenheid, dacht hij beduidend meer gunstig dan eenige oogenblikken terug. Hij had een violet schrijven in de hand, dat hij haar had willen geven; dat had nu geen doel meer. hij kon haar spreken; snel stak hij het schrijven weer in zijn zak. Ik móét het je nu zeggen !" plots extaasde Errie.... Wat?" kwam Gerrie.... Hét! Hét!" plofte zich Errie voor haar neer in een paroxisme .... zwoel.... Ik wét niet,..." verlégende Gerrie met haar waaier, als zij het hoofdje hangen liet, en de fraise crasée wrapper vanaf haar schouders gleed. .. . Op, beiden, stonden zij.... Dan, rond haar middel legde hij zijn arm, en een gelukvol aanvoelen maakte zij mee.... Je realiseert het ! Je voelt het aan ! !" kwaVn Errie gretig, als Gerrie zijn gloeiend lijf naar zich toe trok, er rond klemde haar tril-rillende blank-arm en zijn lippen zoog.... Dan, langzaam, Errie !" kwam ze zacht.. llflIlllllllMIIIIIIIIIII' imlMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlt adjectiva, die niet door dat -isch wordt aange tast. Neem bijv. die op -air. Deze worden het een na het ander uitgerekt tot -arisch. Of Huet met zijn Literarische Phantasiën enKritieken" met deze fratserij is begonnen, wil ik niet uitmaken, maar tegenwoordig is het zoo, dat de basterdvorm op het gestoelte zit en dat literair" zich met een voetbank mag behelpen. Op dezelfde wijze hebben paiiernentarisch, summarisch, legendarisch, frag mentarisch en soortgelijke stoethaspels zich ingenesteld. Ook ben ik aleenuniversitarische opleiding tegengekomen. Ook de uitgang'-ee/ moet met alle geweld een -iscft-staart hebben. De economist Treub en onze dilettant-filosofen doen dik met moralisch, en het verschijnen van personalisch, materialisch en professionalisch is maar een kwestie van tijd. Commercieel" komt er betrekkelijk goed af: het is gevrijwaard tegen een verlebbering in commercialisch, want dit laatste ziet zich den weg geheel versperd door het nog heerlijker kaujmannisch!(kauf mannisch aangelegd, een kaufmannische boekhouding, pardon: boekvoering). Herhaaldelijk slaat de ischerij in finaal geraaskal over. Zoo wilde de universalische Mr. van Rossem laatst ook eens wat in aard rijkskunde gaan doen en orakelde hij van klimaterisctie invloeden, die veel nevels tusschen de bergen doortrekken." Het Algem. Handelsblad lag onlangs ook in een stuip: de pianistische arbeid van Evert Cornelis was stopgezet." Nog erger fleemer en temer dan -alisch en -arisch zijn, mag het miserabele -istisch ge noemd worden. Lees welk geschrift ook, hoor welke redeneering ook aan, telkens en telkens krinkelt die slijmslak op u toe. Ware er een spiertje taalgevoel geweest, nooit had men dat -istisch binnengelaten. De uitgang -ist was goed en voldoende, ook voor het adjectief. Het Fransch wees ons hierin den weg en spraken wij al niet van menist" voor doopsgezind ! Laat het waar zijn, dat nu wij eenmaal dat -istisch hebben binnengehaald, wij het In vele gevallen niet meer zouden Mjftifef'loozen, dit neemt toch niet weg, d%£-v|gg|pt?'1n'menig ander geval met een beetjSÖgoelfen wil en goeden smaak kunnen» tegeBgöafl. Inzonderheid gejdt dit van het predicatief en het bijwoonjËuJk gebruik. In zinnen ais deze kan men -iscfr'^jyeral schrappen: In het Noorden der ? Veüenigde Staten was men protectionistisch). Die man denkt er erg optimist(-isch) over. Hij betoonde zich als kunstenaar streng realist(-isch). Maar ook in het attributief gebruik zou onze taal er bij winnen, wanneer men zoo radicaal mogelijk -istisch aan kant zette. Ik zou niet weten, waarom men niet zou kunnen spreken van een pessimistc beschouwing, een commu nist schrikbewind, een socialist beginsel. Slechts een paar aanpakkers en aanhouders en wij kunnen de taal van een hoop poespas op -arisch, alisch en vooral op -istisch schui men. Als het leiding ziet en erkent, gaat het beschaafde publiek mee. 1) (Wordt vervolgd) H A j E. Als 't maar mode wordt ! llllllllllllllllfflllltllllllllllllllllllllIllllllllllllllllll Char. Aan onze Medewerkers Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan tiet Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meest geschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. N.IMIUIMIIIItllllimillIMlIIIIIIMIIIIIMII iiiiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii. iiiiiniiiiitii PARMIGIANINO EN HET MANIERISME Toen in 1908 Riegl zijn Entstehung der Barockkunst in Rom" publiceerde, moest hij er zich terdege voor verontschuldigen de Barok als stijl op te vatten en riet als een ontaardingsverschijnsel. Hoe heeft zich het be grip Barok" sedert dien verhelderd ! Thans onderscheidt men een Barok", een stijl van een bepaalden tijd, een bepaalde periode in de cultuurgeschiedenis, evengoed als gothiek of renaissance, en barok als algemeene karak teristiek van een bepaalde geestesrichting die in alle verschillende stijlen zich uiten kan. Barok is het niet-evenwichtige, het niet- genor maliseerde, het bizarre, het subjectieve. Barok is, historisch, wat gewelddadig de norm van het klassieke overschrijdt, de volkomen ge objectiveerde veralgemeening van het mo ment of de enkelvoudige verschijning terug dringt voor eer uitgesproken subjectieve na drukkelijkheid, hetzij uiterlijk of innerlijk. Barok is, zooals men thans het woord gebruikt, de uitingsvorm van een cultuurphase, evenals gothisch of klassiek, en omvat daardoor alle schakeeringen die er, in een bepaald tijdperk, tusschen de verschillende nationaliteiten en individuen in eenzelfde cultuursfeer kunnen bestaan. Het woord heeft zijn ongunstige klank totaal verloren, duidt niet meer op qualiteit, doch op aard. Thans is te Weenen een Barok-Museum ingericht! Een van de vele schakeeringen in de barok ke stijl is het Manierisme. Men verwarre dit woord niet met gemaniereerdheid"; onder Maniërisme verstaat men een zeer bepaalde stijl, welke in de 16e eeuw zeer verbreid is geweest, en welke hare eigenaardigheden oor spronkelijk afleidde van de manier van Raffael" en de manier van Michelangelo"; wat echter niet zeggen wil, dat het Manierisme geen gemaniereerde stijl is! In een lijvig boekdeel,dat gewijd is aan dezen stijl en zijn schepper Parmipianino 1), wenscht nu de schrijfster het Manierisme op n lijn te stellen met de Barok, ja, als tegengestelde beschouwd te zien. Zooals zij echter zelf en niet geheel ten onrechte, betoogt, is deze stijl volkomen afhankelijk van het voor beeld van Parmigianino. Of een werk maniër istisch is, wordt daardoor bepaald, of het, zuiver formaal, bij het werk van Parmigianino aansluit. Hieruit blijkt al dat men het be grip Maniëristisch" nooit zoo wijd kan nemen als Barok". Maar als tijdgenoot van dezen laatste, en terwijl deze de uitingswijze van een cultuurphase is, moet dus ook het Manierisme barok zijn. De schrijfster zegt (blz. 124) Denn dieser (der Manierismus) (baut) sich neben der Barocke aut' mit anderen Zielen und anderem Kunstwollen. Der Manierismus wrll nicht Ausdruck vermitteln, sondern Schönheit, er wiil nicht Handlung darstellen, sondern Existenz". Mijn inziens is dit al een zeer onge lukkig pleidooi! Want de schoonheid van Parmigianino's werken, het langgerekte der "figuren, het uiterst slanke der handen, de langdoorvloeiende contourlijnen, het smachtende der gelaatsuitdrukkingen, dat.. , vloeiende drukt toch zeker (het woord zegt het al) niet Existenz" uit! Zooals alle Barok zijn bronaar heeft in een verlangen, zoo is het verlangen naar gestileerde schoonheid" de wel, waaruit Parmigianino's kunst en die zijner navolgers vloeit. Dit is niet het eenige aanvechtbare, dat in het boek van Mevr. Fröhlich verkondigd wordt. Maar, daar het, met zijn overvloedige illustraties, een, ook voor onze kunstgeschiede nis, uiterst belangrijk materiaal samenbrengt, de eenige moderne biographie over den zeer belangrijken Parmigianino is en tevens ge wichtige dingen over zijn navolgers geeft, is het boek van groot belang. Een der gewichtigste gedeelten is datgene, waar de zeer eigenaardige kunst van Fontainebleau (Rosso, Primaticcio, Goujon) direct van Parmigianino afgeleid wordt. Deze samenhang is zóó zeker en in het oog vallend, dat ik er handboeken op nageslagen heb om te controleeren, of dat werkelijk nooit eerder ge constateerd was en dat ik mij zelf afvraag of ik dit inderdaad pas weet, sedert ik het bij Mevr. Fröhlich gelezen heb. Het andere centrum, waarheen het manieris me zich voortplantte, was het Habsburgsche hof. De Habsburgsche keizers hadden een uitgesproken voorliefde voor deze kunst richting. Maar er waren daar niet zoo begaafde kunstenaars als te Fontainebleau, waardoor deze stijl aan het hof van Rudolf Hen Matthias veel schematischer en onvruchtbaarder werd. Opvallend is het groot aantal Nederlanders onder deze kunstenaars (waarop de schrijfster niet wijst); Adriaan de Vries, Petrus Candid, Barth. Sprangeren Hans van Aken komen b.v. allen uit deze landen. Van hen gaat een zeer sterke werking uit op de schilders in de Haarlemsche Academie (Goltzius, Corn. Cornelisz) zoo zeer, dat men dtze kunstenaars, met Joachim Wttewael en Bloetnaert de echte Ho'llandsche manieristen zou kunnen noemen. Vooral door de gravures uit dien tijd is de samenhang gemakkelijk te verklaren. Merkwaardig is daarbij dat deze graveurs, zooals de Sadelers in de eerste plaats (voor de Habsburgers werkende Nederlanders), die in eigen composities en in de reproducties van werken van al de genoemde kunstenaars hun voorkeur voor dezen stijl duidelijk toonen, onder zoo tallooze bladen naar Italiaansche werken, er zoo weinig naar Parmigianino hebben gemaakt. Maar niet slechts van Weenen uit komt een Maniëristische golf in het Nederlandsche kunstgebied, ook de Fontainebleaugroep had veel invloed. Herhaaldelijk lezen wij bij van Mander van kunstenaars die naar Frankrijk gaan, en we] speciaal naar Fontainebleau (o.a. biographie Ketel). Het is dan ook niet te verwonderen, dat de groep maniëristische schilders in de Nederlanden zeer aanzienlijk is. Het komt mij voordat de schrijfster zeer ten onrechte deze geheele groep negeert. Er wordt slechts op gewezen (hl?.. 154?156), dat deHaarlemsche Academisten de andere Nederlanders (ook de Vlamingen als Jan Matsys en Floris) wel is waar invloeden van het manierisme vertoonen, maar dat hun stijl zoo zeer eclectisch is, dat men zich over deze invloeden niet behoeft te ver wonderen. Vooral wanneer men de lijnen, waarlangs die invloeden gegaan zijn, zoo ge makkelijk kan reconstrueeren (door de aan het keizerlijk hof werkende Nederlanders en de tallooze gravures, en over Fontainebleau) is de directe en overheerschende invloed van het Manierisme begrijpelijk. Trouwens ook in de zilversmeedkunst van Paulus van Vianen (die aan het Habsburgsche hof werkte) is het Maniërisme zeker even duidelijk als bij Adriaan de Vries, wiens portretbuste van Rudolf II afgebeeld wordt. De Sadelers reproduceerden voor de Habs burgers ook maniëristische werken van in Holland gebleven Nederlanders. Daarin zagen dus die Maecenassen zeker geen minder waardige navolgingen ! Men zou daaruit kun nen afleiden, dat omstreeks 1600 Holland evengoed een haard van het Maniërisme was (Haarlem en Utrecht niet alleen). Zelfs een objectief portretschilder als Miereveldt wordt in enkele allegorische figuren een manierist van het zuiverste water (Paris-oordeel). Het Manierisme wordt dan verder vervolgd tot aan Houdon en R. Dunner toe. Men had even goed de Odalisque van Ingres er bij kun nen noemen ! Een afgebeelde figuur van Bouchardon doet onmiddellijk aan een Tanagrabeeldje denken. Zoo merkt men, hoe schrijfster' ter grooter eere van haar bewonderden meester, zijn invloed steeds wil blijven zien, waar ter nauwernood toevallige vormovereenstcmmingen na te wijzen zijn. Trouwens die bewondering voor Parmigia nino speelt haar zonderlinger parten ! Die meester is voor haar een der allergrootste kunstenaars, wiens portretten slechts naast die van Vclazquez gesteld kunnen worden en die men eigenlijk zij zegt het niet, maar men merkt het op blz. 19?20, (vooral als temperament) hooger moet stellen dan Rafael. Deze bewondering typeert een bepaald soort vrouw. De kunstenaar geeft inderdaad veel hooge schoonheid, maar het is geen na tuur, het is een wonderbaarlijk raffinement, een zachte weekheid, zonder zoetheid, ge voeligheid op den rand van sentimentaliteit, bij de mannen vaak een uiterlijke verzorgd heid, die bijna iets verwijfds heeft. Het is be minnelijk naief, Mevr. Fröhlich den ouden biograaf Affó te hooren verwijten dat hij de zwakheid van hun beider held met den mantel der liefde wilde bedekken, terwijl zij zelf ver zwijgt dat de meester in Parma terugkeerde, juist in het jaar dat Correggio die stad verliet, terwijl men toch en wel met recht aan neemt, dat het vertrek van den ouderen en grooteren meester het pas aan Parmigianino mogelijk maakte zich in zijn geboortestad te doen gelden als eerste. Trouwens, als wij de schrijfster moesten gelooven was Correggio's invloed slechts zeer gering en zuiver formaal. Zij vindt het onbegrijpelijk, dat men de wer ken dezer meesters zoo dikwijls verward heeft. Ongetwijfeld is er een groot verschil, vooral in karakter, tusschen beider werken, maar de punten van overeenstemming, formaal in de eerste plaats, zijn dikwijls nog grooter. Met de inderdaad prachtige! portretten weet zij slechts werk van Noordelijker kunste naars uit dienzelfden tijd, zooals Holbein, te vergelijken. Wij zouden willen wijzen op Moretto da Brescia. De schrijfster waagt zich ook hier en daar aan omdoopingen van werken in bekende verzamelingen. De reproducties zijn weinig overtuigend voor deze nieuwe toeschrijvingen. Tenslotte zitten er eenige fouten uit slordig heid in dit boek. Ik noem: afb. 141, onder schrift: Primaticcio, volgens den tekst: Rosso; afb. 155 en 156, onderschrift Dubreuil, volgens den tekst: Dubois. ? G. K N u r T E L W 'i N. 1) Lili Frühlich-Bum, Parmigianino und der Manierismus, Wien, Anton Schroll en Co 1921, gr. 8", 199 blz. 24platen, 195 textillnstraties.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl