Historisch Archief 1877-1940
28 Mi '23. - No. 2405
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
LXXXIII
Hoevelen zullen vandaag een leegte, een
wee gevoel van onwennigheid hebben gevoeld
toen ze hun Haagsche Post of hun Vaderland
opsloegen, en daarin niet vonden, waarop ze
zich langzamerhand waren gaan verbeelden
recht te hebben: het artikel van Couperus;
zijn altijd-persoonlijke, speelsche of weemoe
dige, kwijnende of braveerende stem, die
tusschen alle andere, min of meer belangrijke,
min of meer nieuwe beschouwingen, onmid
dellijk te herkennen was en onmiddellijk
vasthield. Hoevelen zullen vandaag, dieper
dan toen ze zijn doodsbericht in de courant
lazen, dieper ook, dan toen ze op Westerveld
achter zijn baar drongen, hebben beseft, een
hoe onvervangbare rijkdom, een hoe kostbaar
geestelijk bezit ze in hem hebben verloren.
Neen, aan .Westerveld willen we liever niet
meer terugdenken. Het had zoo niets van
een laatste samenzijn", van een laatst dank
baar getuigen, zooals het in de bedoeling had
gelegen van de enkele vrienden en letterkun
digen, die uit de verschillende streken van
het land samengekomen waren om hem nog
eens te groeten. Beteekende het een plotse
linge populariteit, dat gedrang van meneeren in
lichte zomerpakken, fleurige meisjes in dunne
blousjes en dikke moe's, die zich beklaagden,
dat ze niets zien konden? Maar hoe was zijn
naam juist zoo groot geworden in Velzen, in
Santpoort, zoodat alles wat fietsen bezat er
een gezellig dagje" van maakte? Ik dacht,
terwijl we den langen weg naar het mauso
leum opklommen aan De Genestet's:
er wordt begraven,
. Dat is een aardig geval"
en toen we, rug aan rug, in de kleine ruimte
samengedrongen stonden, overviel me een
bitterheid, omdat deze aristocraat, die het
decorum zoo lief en zoo noodig had, om zich
aangenaam te voelen, op zoo weinig stijlvolle
wijze tot het eindpunt van zijn verblijf op
deze wereld werd vergezeld. Maar toen, over
rompelend, hoorde ik ineens weer zijn stem,
zooals ik die vele jaren geleden had gehoord,
toen we, beide in het drukst van ons lezingen
seizoen, elkaar ergens op tournee " ontmoet
hadden. Hij kwam juist uit een obscuur plaats
je, waar ik een paar maanden te voren ook
geweest was, en voor welks
zwaar-op-de-handsche, weinig-geestelijk-beweeglijke inwoners
ik mijn literaire prestaties toen eigenlijk wel
een beetje weggegooid" had gevonden. Met
ironisch meegevoel vroeg ik hem dan ook
dadelijk, hoe hij het er gevonden had, en hoe
de menschen hem hadden ontvangen, en
nooit heeft een ernstige zedepreek zoo
veel indruk op me gemaakt, en me zóó
zeer met minachting .en afkeer voor mijzelf
vervuld, als zijn luchtige antwoord: O, ze
zijn allerliefst voor me geweest. Ik heb bij
een charmante familie gelogeerd, die wezenlijk
alles gedaan heeft, om het mij aangenaam
te maken.... Het gehoo_r was hél aandach
tig...." Zou hij niet ook' bij deze gelegenheid
terwijl ik me stond op te winden over al die
menschen, die hier niets te maken hadden en
me stond te verheffen op mijn geestelijk
recht" om hier te zijn, over al die warme, zo
mersene menschenhoofden heen stilletjes
hebben geglimlacht en vriendelijk hebben
gezegd: O, maar ik vind het allerliefst van
u, dat u hier allemaal bent samengekomen,
om mij weg te brengen...."
Want ook dit was een kant van zijn rijke,
veelkantige persoonlijkheid: dat hij de dingen,
die een gewoon mensch vaal en leelijk ziet,
vol illusie kon tooveren, hij, die realist en
fantast, pessimist en levensminnaar tegelijk
was; die, vol beminnelijkheid, als het er op
aan kwam toch ernstig-eerlijk wist te zijn;
die, als hij gesmaad werd, nooit terugsmaadde;
die nooit meedeed aan speldeprik-kritiek, maar
die, toen Querido ook een historischen ro
man" had geschapen, hem met nobel enthousi
asme welkom heette; die, in tegenstelling
met de derderangsliteratoren, die altijd praten
over hun werk, en, pratende, hun dag
voorbijlaten gaan, altijd heeft geparadeerd met
zijn luiheid," maar ondertusschen heeft
gezwoegd en geploeterd, tot hij, naar het woord
van mevrouw Couperus afgebeuld" was.
Bijna lijkt het zelfs nu nog onbescheiden deze
waarheid te openbaren, over iemand, die tot
het eind toe de houding van slenterenden
dandy heeft weten te bewaren; hoe jong en
sportief lijkt hij nog op het prentje, waarmee
hij, slechts enkele weken geleden, zijn vrien
den verraste. Tot wat een kostbaren schat
werd nu dat portret, met zijn forsche zwierige
handschrift er naast.
Zelden heeft men, kort voor iemand's
dood, een zoo nadrukkelijke gelegenheid,
om hem te zeggen, hoe dankbaar we hem
zijn, als Couperus ons op zijn zestigsten
verjaardag heeft gegeven. Daardoor is het ge
wicht van onuitgesproken lieve dingen, waar
onder we als gebukt gaan, deze keer misschien
niet zóó zwaar, als bij ander onverwachtsch
sterven. Maar tóch voelen we, nu alles on
herroepelijk is geworden, dat het niet genoeg
is geweest; dat we overtuigender hadden
moeten spreken, luider hadden moeten ge
tuigen, zoodat hij de laatste weken zich als
in een nestje van eerbied en liefde had ge
voeld. Hoe blijkt ons heele leven n lange
te-kort-koming, omdat iedere dood ons die
pijn van te-weinig-te-hebben-gegeven,
tewéinig-te-hebben-geuit vooral, brengt....
Maar die velen, die vanochtend Couperus'
nieuwe inval, Couperus' nieuwe visie hebben
moeten missen, zullen naar hun boekenkast
zijn gegaan, waar, in een lange rij, zijn groote
romans naast elkaar gedrongen stonden; en
zij zullen het eene boek na het andere te voor
schijn hebben gehaald, en het zal hun geweest
zijn, alsof ze hun heele, eigen leven nog eens
overleefden; want van jong tot oud heeft hij
ons allen begeleid: wie kon jarig zijn, wie kon
voor zijn examen slagen, wie kon ziek zijn en
wie kon op reis gaan, zonder een boek van
Couperus? Wat hebben we vél van hem, een
onuitputtelijke schat; en toch nu we weten,
dat deze stem voor altijd is stil geworden en
dat er nooit meer iets bij -komen zal, is er iets
essentieels van ons leven afgebroken.
A N N .1 E S A L O M O N S
Teekening voot ,-,üe Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen
HONIG ONTBIJT
ALOM VERKRIJGBAAR
minimum **ti
BIJ DEN
ZEVENTIGSTEN VERJAARDAG
VAN
ESTHER DE BOER?VAN RIJK
Een Nederlandsche vrouw van groote ver
dienste: de tooneelspeelster Esther de
Boervan Rijk wordt 29 Juli a.s. 70 jaar.
Velen zullen door haar spel als Kniertje
in Heyermans' pp Hoop van Zegen", als
het rattenvrouwtje in Ibsen's Kleine Eyolf"
zijn ontroerd en hebben haar dramatisch
talent bewonderd. Slechts weinigen van
diergelijke groote talenten is ons vaderlandsch
tooneel rijk.
Het succes van een groot aantal stukken
is haar te danken geweest in de vijftig jaren
in October a.s. viert zij haar gouden
jubileum die zij de kunst heeft gediend.
De dagbladen zullen bij de 70e herdenking
van haar geboortedag gegevens brengen over
haar Leven en werk. Maar voor de lezers van
De Amsterdammer" meenden wij haar het
recept te moeten vragen van haar te benijden
werkkracht en levenslust. Wellicht dat dit
in dezen tijd van druk en verminderden levens
lust eene opwekking ten goede kan zijn.
HET LEVEN EN DE ARBEID
Een les in levenslust te geven, zooals de
redactie mij vraagt, daarin zal ik zeker
niet slagen. In ons leven gaan vele dingen
langs ons heen, hebben wij vele ervaringen,
aangename en onaangename, die fei
telijk alleen voor de persoon in kwestie van
belang zijn en voor het groote publiek, dat
nu eenmaal bijzonderheden uit het leven
van een actrice wil weten, waardeloos zijn.
Veel te vertellen heb ik dus niet. Wie hier
mede niet tevreden is en met alle geweld dan
iets meer wil weten, moet maar eens bij mij
op de thee komen. Praten gaat mij 'en
wie mijner zusteren Eva niet beter af
dan schrijven. Men wordt bij het schrijven,
zonder het te willen, dikwijls zoo gauw ge
wichtig en dat is nu juist iets, dat ik liever
niet wil. Zeg ik straks dus iets, dat erg voor
naam" klinkt, dan komt het voor rekening
van de rol die ik' thans moet vervullen.
En tooneelspelen gaat mij in het dagelijksche,
huiselijke leven zeer slecht af.
Waarvan wij in ons leven het meeste
pleizier beleven is naar mijn meening:
werken en werken met genoegen. Niet
lamlendig bij de pakken gaan neerzitten en
voor een of anderen arbeid den neus
optrekken de meeste menschen zijn zoo
zelfingenomen, dat zij zich uitsluitend tot
groot werk" voelen aangetrokken neen,
alle arbeid is goed. Niet ieder is in zijn werk
kring op zijn plaats; al gauw wordt gezegd:
dit is geen arbeid voor mijn aanleg en ont
wikkeling !", maar door ijverig te streven en
met opgewektheid te doen wat de hand vindt
te verrichten, komt men ten slotte waar men
wezen wil. Natuurlijk niet tot volkomen te
vredenheid, gelukkig niet, want hoe triestig
en troosteloos zou het zijn als er niets meer
te bereiken viel.
Dan geeft de liefde voor onze medemenschen
veel waarde aan het leven. Het is prettig
anderen op eenigerlei wijze te mogen helpen.
Niet kunnen helpen, is uitgesloten. Met
een vriendelijk woord, een goeden raad,
bereik je al veel. Onder de lezers zullen
er zijn, die hierover de schouders ophalen.
Maar hebt ge het wel eens geprobeerd?
Neen? Dan hebt ge ook nimmer de vreugde
daarvan ondervonden. Begin er dan mee
en bewijs een oude vrouw van zeventig
nu eens de kleine vriendelijkheid door
een aanvang, te maken. Niemand behoeft
te weten, dat ge mij dit genoegen doet en gij
zelf zult er het meeste genot van beleven.
Breng het padvindersgebod eens in toe
passing Een goede daad per dag" en ge
zult over u zelf tevreden zijn.
Vervolgens zou ik u in willen gieten: stel
belang in uw omgeving en interesseer u voor
de dingen van den dag; ge moet niet met
uw kennis en uw gaven de gebraden haan
uithangen, integendeel. Vooral de jongeren
moeten bescheiden zijn en niet door opdringe
righeid en brutaliteit naar voren treden.
In het bijzonder de vrouwen raad ik:
neem dagelijks eenigen tijd voor
lichaaamsbeweging: zwemmen, loopen, fietsen,
kamergymnastiek. Niet overdreven natuurlijk. Een
getrouwde vronw zou hierdoor spoedig in
moeilijkheden geraken. Een man, die nooit
zijn echtgenoote thuis vindt omdat zij op de
fiets zit of ronddobbert in het bad, of die
geregeld zijn vrouw het zwaantje aan de
ringen" ziet maken, verliest op den duur
zijn echtelijk geduld.
De vrouwen zijn dikwijls den geheelen
ESTHER DE BOER?VAN RIJK
1853?29 Juli?1923
IIIIMItlllMMIIItllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtlllllllllflIIIIIIIIIMlllllllltllllllll UilIII
i iitiiiiin i niiiiimiiii
MMIIIIIIIIIIII* Mllllllllllllllll
VB.T7CHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
dag door huiselijke beslommeringen aan de
woning gebonden en zijn niet in de gelegen
heid met anderen van gedachten te wisselen.
Een man heeft door zijn werk, dat (gelukkig
voor de huisvrouw) meestentijds buitenshuis
ligt, hierin een grooten voorsprong.
Toen ik 64 was heb ik het zwemmen ge
leerd. Ik zwem nog lederen dag en voel mij
daardoor buitengewoon goed en het geeft mij
fut en levenskracht. Het spijt mij heel erg,
dat ik er niet vijf tig jaar vroeger mee begonnen
ben, dan voelde ik mij nu misschien twintig ?
of nog jonger. Thans geef ik mij zelf niet meer
dan vijf en dertig, terwijl ik toch zeer zeker
weet, dat ik 29 Juli 1853 te Rotterdam ben
geboren.
* *
Wij waren thuis met z'n veertienen;
vader en moeder waren orthodoxe joden,
die hard moesten werken. Wij allen trouwens.
Gelukkig was er tijd te vinden voor ontspan
ning en dien gaf ik mijn liefde tot het.
dilettantentooneel. Toen ik twintig was kreeg ik
de vetleeren meda.lle van verdienste bij een
dilettantentooneelgezelschap. Wat was ik
gelukkig !
Mijn lof werd in plaatselijke bladen gezon
gen en de tooneelrotten Van Zuylen en Has
pels kwamen eens poolshoogte nemen wat
dat jodentneisje dan wel presteerde. Dat
viel blijkbaar mede, want zij deden mij het
voorstel bij hun gezelschap,Legras, van Zuylen
en Haspels, op te treden.
In onze geheele familie kwam tooneelbloed
niet voor. Denkt u eens in, wat het vijftig
jaar geleden zeggen wilde wanneer een meisje
aan het tooneel ging ! Dat was een verdor
ven kind, dat voor galg en rad opgroeide ! De
orkaan brak los.
't Lukte toch. (Aan het tooneel gaan, niet
het voor galg en rad opgroeien).
Van dien tijd af heb ik gewerkt, hard ge
werkt. De financieele resultaten waren niet
In verschillende typische teleurstellingen
vanaf Fl 1 20 per Meter.
iiiiimiMiiiimumiiiiiMiiiiiiiiiniiiimiiiiimiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiisiiiiiiiiiiiiiiïiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiii
Mi'imiiMiiirimii i
STRANDLEVEN
n
Van de frisch groene wei dalenjwij af naar
het schelpenstrand, dat verderop overgaat in
een zandvlakte. De schelpen liggen hoog en
dicht, blauwig stoffig van het verweeren, 't Is
hetzelfde bleekblauwe waas, dat ook ligt
over de eitjes der dwergsterntjes en onwille
keurig zoekt men verband in die overeenkomst.
De dwergsterntjes zelve vliegen a! lang
krijschend boven onze hoofden en, net als zoo
even bij de pier, telkens verdwijnen ze in de
heete lucht tegen het bleekblauwe uitspansel,
om dan opeens weer blinkend wit op te flik
keren.
We zijn heelemaal niet te eizoek", komen
alleen maar een praatje maken met de be
wakers, doch, ofschoon het reeds Juli is,
komen we keer op keer op zoo'n
sterntjes. nestje met zijn tweetal kleine doffe stompe
eitjes, met half uitgewasschen vlekken. Een
enkel ligt er in een kuiltje hoog boven op
een schelpenhoop, die er uitziet, alsof hij
door het vogeltje bijeengegrabbeld was.
Andere liggen op vlakker plaatsen cnsommige
heelemaal uit de schelpen op kleine
zandbultjes, die bijeengehouden worden door het
befaamde biestarwegras, eersteling van het
duin. Dat biestarwegras groeit hier maar ijl
en spichtig, heel wat teerder dan op
Terschelling en' het bloeit met lage halmen en
dunne bloempakjes, alles weer blauwgroen
berijpt, mooi in de kleur van het heele land
schap. Behalve de stompe sterneitjes vinden
we hie/ ook nog de puntige, nog 'al scherp
gestreepte en gevlakte eitjes van strandplcvier
en bontbek. De grijze kleine vlugge vogeltjes
draven als schitnmetjes om ons heen. Het
zwart en wit aan kop en hals draagt er toe bij,
om ze te camoufleeren in deze omgeving van
schelpbrokken en schaduwen. Maar de
bont
Nest van Bontbekplevier
(Foto Red Brothers)
bek wordt toch verraden door zijn oranje
pootjes.
Nu naderen wc weer een groen strand, dit
maal een gelig groen, een strand van
zeepostelein. Dit is een laag plantje, dicht bezet met
kruiswijs geplaatste harde geelgroene blade
ren en 't bloeit met gelig witte bloemen, die
bolvormige geelgroene vruchten geven, 't Is
een vaste plant, die niet beducht is noch voor
af en toe een zeebad, noch voor stofbtiien.
Raakt hij onder 't zand bedolven, dan wordt
daardoor zijn groei omhoog gestimuleerd,
hetzij dat de hoofdstam zich nog wat strekt,
hetzij hij nieuwe zijtakken maakt die met
groote snelheid omhoog groeien, ook alweer
een van de planten, die Nederland helpen
om te verrijzen uit de zee. De plantjes vormen
hier een mooie gave mat, vele hektaren groot,
heel ongewoon om te zien. Heel dunne donkere
steiigeltjes van strandvlas wiegelen hier en
daar boven 't bleek geelgroen.
Natuurlijk hebben we weer een eerewacht,
ditmaal geen dwergsterntjes, maar gewone
vischdiefjes en Noordsche sterns, met een
heel enkele Groote Stern. Honderden witte
vogels vliegen krijschend om ons heen en als
een enkele een aanval doet, dan weten we dat
we vlak bij een nest of jong moeten zijn. Het
misbaar wordt nog vergroot door een paar
scholeksters, die elk voor zich meer lawaai
maken dan twintig sterntjes met* elkander.
Maar 't mooist van alles zijn de jonge vogel
tjes, die allerwegen uit de zeepostelein ver
rezen zijn en nu voor ons uit loopen, want
vliegen kunnen ze nog niet. In een breed front
trippelen ze voor ons uit, den kop inde lucht,
dozijnen bij dozijnen, donkere en lichte, groote
en kleine. Daar zijn jonge scholeksters in
donker dons en donkere pooten, dan licht
grijze, wit gevlekte, hoogbeenige pleviertjes,
sterntjes, bruingrijs met lichte keel en roze
pootjes. Die sterntjes gaan en staan in hun
jeugd veel flinker dan op rijper leeftijd en doen
thans volstrekt niet voor de pleviertjes onder.
Als'je nu n van die vogeltjes, 't doet er
niet toe, welke soort, in 't oog houdt, dan merk
je dat hij niet mijlen ver doorloopt, maar al
vrij spoedig ineen schokt en dan stil blijft
zitten en af en toe vinden wij er ook een, die
zijn heil heeft gezocht in onbeweeglijkheid
en schuilkleur. Wanneer wij zelf ons neer
zetten op een aangespoelden balk, wordt het
op de vlakte ook weldra rustig. Alleen een
viertal sterns blijven ons aanvallen en dat is
ook geen wonder, want vlak achter die balk
liggen hun nesten en daar is er n bij met
prachtig blauwe eieren. Die sterntjeseieren
vertoonen allerlei kleur en teekening.
Wij stappen maar op, want 't is niet goed,
dat die eitjes lang dnbeschut zouden liggen in
de heete zon. Het landschap verandert weer.
In plaats van de- zeepostelein krijgen we nu
een even dichten groei van de prachtige blauwe
zeedistel, dezelfde plant, die bij de badplaatsen
zoo degelijk wordt uitgeroeid. Hier staan ze nu
weer eens bij duizenden en in hun blauwige
schaduw huizen alweer sterntjes en schol
eksters en pleviertjes. Bonte hommeltjes
zwermen om de honigrijke bloempjes, die er
heel anders uitzien dan distelbloemen en
dan ook meer verwant zijn aan die van venkel
en peen. Deze zeedistel reageert op
overstuiving precies op dezelfde manier als de
zeepostelein.
Hier komen luidruchtige kluten ons te
gemoet, schermend met hun zwarten
omhooggebogen snavel, slierend met lange loodgrijze
pooten. Ze hebben hier nog een half dozijn
nesten op een grasbult. Maar de meeste eieren
zijn al uit en langs een slijkerige strandplas
ploetert allerlei jong gedoe met een paar ouden
die toekijken: kluten, jongen oud, scholeksters
met hun roode bekken, pleviertjes en dan die
prachtige bergeenden, o ho,wat zoudenKoeman
of Kuperus daar een mooie aquarel van kun
nen maken.
overdreven"., maar mijn levenslust en zin
voor humor hebben mij over de moeilijkheden
heengeholpen. Dikwijls betaalden de directies
niet en eens op een avond (ik was
intusschen getrouwd, en ik had een dochtertje
van twee jaar; mijn man was ziek, waardoor
hem het werken onmogelijk was geworden)
kwam ik met het hooge" honorarium van
drie gulden en viiftig cent thuis. Het was
voordien der directie in weken niet mogelijk
geweest gage uit te keeren; en ik vond de
situatie zoo belachelijk, dat ik midden in
den nacht aan mijn echtgenoot vroeg Henri,
heb je wel goed gesloten, met al dat geld in
huis?"
Neen, de fortuin is mij niet gunstig geweest.
De kunst wel. En ik ben nog altijd blij dat het
niet andersom was. Ik vind wel dat het lang
zamerhand tijd wordt dat zij eindelijk eens
hand in hand gaan. Willen zij zich te mijnen
opzichte niet verzoenen, vooruit dan maar l
Het genoegen van het leven en het werk
zullen zij mij daardoor niet ontnemen. Er
blijft nog veel moois en goeds over.
ESTHER DE BOER-VAN RIJK
mimi in iiiiiimii i 1111 t n ' mimi.
Nu zouden we nog een paar kilometer kun
nen rondloopen ; om de oude punt van Holland
heen en voortdurend nog meer van die prach
tige groepjes te zien krijgen, want kluut en
bergeend huizen hier bij honderden Maar we
draaien landwaarts in door een soort van
stukgeblazen woestijngebied en staan daar een
oogenblik stil bij een nest met vier bruine
donkergevlekte eieren 'van de stormmeeuw,
waarschijnlijk het eenige hier in de heele
buurt en de prachtige meeuw, die boven
ons zweeft let eens op zijn geestige
spierwit-met-pikzwarte vleugelspits is wel
licht een nakomeling van het groote gezel
schap, dat zijn broedplaats had waar nu de
Rotterdamsche Waterweg ligt Wij troosten
ons met de gedachte, dat dank zij goede be
waking de stormmeeuw hier een betere toe
komst te gemoet gaat. Op den terugweg naar
het veer ontmoeten we nog een familie van
jonge bergeendjes en mooier diertjes bestaan
er niet.
Een van ons heeft geprobeerd een bad te
nemen, maar is een kilometer uit de
kustgeloopen zonder verder te komen dan kniediep,
zoo vlak is het hier naar alle kanten. Gelukkig
maar, want nu zal er wel nooit een bijzondere
aandrang komen, om hier een badplaats
te stichten en er zou ook heel wat moeten ge
beuren eer de andere oever geschikt werd als
ligplaats voor groote schepen. Neen, dit
Neusje van Rozenburg, de oude Hoek van
Holland kan blijven, wat het thans is, een
onvergelijkelijk natuurmonument, een van
de rijkste en merkwaardigste ter wereld. Het
behoort tot het Staatsdomein.
JAC P. THIJSSE
iiittiiitiiiuiiiiiiiitiitiiitittnii
iimiiiiiiiuimmtttttiimtii*
Sterntjesnest
(Foto Red Brothers)
BEZOEKT)
DE UITGESTREKTE j
KWEEKERIJEN VAN i
MOERHEIM'1
DEDEMSVAART !
ZATERD. NAM. EN ZONDAB GESLOTEN|
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii»