Historisch Archief 1877-1940
Brug over de Aroe Koenolo. Tram- en autoweg
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Juli '23. - No. 2405
VIJFTIG JAREN OP ATJEH
Is er n gewest in onze Overzeesche be
zittingen, dat mér bestreden, mér besproken,
mér het doelwit van critiek is geweest dan
het gewest Atjeh en Onderhoorigheden?
Is er anderszijds een gewest in Nederlandsen
Indië, dat minder belangstelling, minder waar
deering, minder medeleven in het Moederland
heeft ondervondendan het land aanden
noordpunt van Sumatra? Het land van Teukoe
Oemar? Van Van Heutsz; van Van Daalen;
van Swart; van Van Sluijs?
Wét men om de laatste vragen conse
quent door te voeren wét men in Neder
land eigenlijk wel, dat het dit jaar een halve
eeuw geleden is dat ons bestuur den scepter
ook over dit deel van de Indische eilanden
ging uitstrekken?
Vanwaar die strijd, die critiek, die geringe
belangstelling, die mindere waardeering?
Was het respectievelijk Landhonger?
Bedilzucht? Onbekendheid, die onbemindheid mee
bracht?
Landhonger?
Toen einde Maart 1873 de heerschende
Sultan van Atjeh andere Mogendheden in
den arm trachtte te nemen, teneinde het
Nederlandsche bestuur in Indiëzooveel moge
lijk te nekken" was het welletjes!
De toenmalige Vice-President van den Raad
van Nederlandsch Indië, de heer Nieuwenhuys,
werd als gouvernements-commissaris belast
met de taak om den Sultan opheldering te
vragen omtrent zijn verraderlijk gedrag; een
gedrag, dat tot resultaat had kunnen hebben
een aanval op onze koloniën door vreemde
Rijken
We vragen nogmaals: Landhonger?
Nu de critiek !
Of er fouten gemaakt zijn in het
veelbestreden en veel-besproken gewest Atjeh en
Onderhoorigheden?
Niet weinige ook !
Fouten zijn gemaakt door de Indische zoowel
als door de Nederlandsche Regeering ten
opzichte van het bestuur over, of, wilt ge,
ten opzichte van de pacificatie van Atjeh.
Fouten, waarvan het ontstaan voor een
groot deel te wijten was aan de slappe lam
lendigheid door het legerbest-uur bij den
aanvang van ons optreden aan den dag gelegd ;
aan het aan indolentie grenzende systeem
,van afwachten" met behulp van de beruchte
concentratielinie."
Fouten, die zich openbaarden in de jaren
van Tachtig, toen de Regeering den tijd
gekomen achtte het militaire bestuur over
Atjeh te vervangen door een civiel bewind,
dat slechts enkele jaren kon duren.
En tenslotte waren daar de Nederlandsche
bestuursambtenaren in Atjeh, wier bewind
niet altijd het karakter droeg van een voort
bouwen aan het groote werk der Pacificatie.
Ja, inderdaad, er was reden voor critiek !
Maar of zij werd uitgeoefend door bevoeg
den? Of die politiek immer gespeend bleef
van politieke tendenties? Of bij die critiek het
persoonlijke steeds voldoende op den achter
grond werd gehouden? Of de groen-bekleede
banken van de Tweede Kamer op n lijn
mochten worden gesteld met de bentengs"
in de binnenlanden van Atjeh? Of summa
summarum theorie en practijk bij die cri
tiek elkander steeds dekten?....
Met het stellen dier vragen werd tegelijk
het antwoord gegeven.
Voor ons, Nederlanders, is
Atjeh immer geweest het on
bekende, onbeminde gewest.
En wanneer in de afgeloopen
vijftig jaren de belangstelling
voor dit deel van Indiëeens
werd gaande gemaakt, dan ge
schiedde dit om het machts
misbruik", dat, zoo meende
men, in Atjeh immer werd
toegepast te constateeren. Dan
werden er feiten genoemd en
gebeurtenissen gereleveerd,
waarbij aan sommige politici
de haren ten berge rezen! Dan
werd er gesproken van een
moord- en roofpolitiek. Dan
deugde er niets van ons be
stuur op Atjeh. En het hart
van een aantal volksvertegen
woordigers liep over van
altruïsme..
Over Java en Madoera, over
Celebes of Bornco sprak men
niet, had men nimmer zoo
gesproken ! ..
Het stemt tot voldoening,
dat in de laatste jaren de
belangstelling voor Atjeh een
wending ten goede heeft genomen. Dank zij
de samenwerking tusschen het gouvernement
en de Deli-Spoorweg-Maatschappij kan men
sinds het einde van 1919 niet meer spreken
van de missing link tusschen Deli en Atjeh;
met den aanleg van een dubbel-spoor van
Pangkalan Brandan naar Besitang kwam ?
de verbinding tusschen beide gewesten tot
stand en tegelijk daarmede de verbinding
van Medan met Koeta Radja. Voor menig
reiziger werd daardoor de gelegenheid ge
schapen op gemakkelijke wijze een reis dwars
door Atjeh te maken, een gelegenheid waarvan
steeds meer gebruik wordt gemaakt.
Anderzijds ' heeft zich sinds enkele jaren
ook de litteratuur over Atjeh gewijzigd.
Het krijgskundig element in de lectuur over
het gewest is langzamerhand plaats gaan maken
voor het staatkundig-economische, en dezer
dagen heeft het Atjeh Instituut te Amsterdam
het zelfs aangedurfd om een brochure te ver
spreiden over De rijkdom van Atjeh"....
Tijdens een interview dat kort geleden de
pas afgetreden gouverneur van Atjeh, de heer
A. G. H. van Sluijs, gehad heeft met een verte
genwoordiger van hetBataviaasch Nieuwsblad,
wees de gouverneur op het feit dat Atjeh
nimmer zal worden wat bijv. de Oostkust
van Sumatra in den loop der tijden voor het
Moederland geworden is. De cultures zullen
er nimmer den omvang bereiken van die
in Deli; de handel en de industrie zullen in
Atjeh nimmer de hoogte bereiken van die op
Java.
Maar tenslotte behoort het gewest tot een
van de Nederlandsche bezittingen in den
Archipel en voor een stiefmoederlijke behan
deling van Atjeh en Onderhoorigheden bestaat
geen enkele reden. Nu de pacificatie van het
gewest haar beslag heeft gekregen, biedt
Atjeh een veelbelovende toekomst en er zijn
teekenen die er op wijzen dat binnen
afzienbaren tijd de noordpunt van Sumatra
de Westkust van hetzelfde eiland boven het
hoofd zal zijn gegroeid.
Dien vooruitgang?we hopen in de gelegen
heid te zijn dit nog nader aan te toonen
heeft Atjeh te danken aan de Nederlandsche
bestuurders in het gewest, die de door hen of
door hunne voorgangers gemaakte fouten
hebben hersteld en wier streven gericht is
geweest op de geestelijke en zedelijke ver
heffing van het Atjehsche volk en op den
econcmischen groei van het in sommige
dcelen zoo vruchtbare land.
Het feit dat in 1903 de groote Nederlandsche
Stoomvaartmaatschappijen de zeehaven
Sabang, op het aan natuurschoon zoo rijke
PoelöWen, als vaste aanlegplaats hebben
aanvaard, was mede oorzaak dat handel en
industrie in het gewest zich uitbreidden;
de ex- en importhandcl, tot genoemd jaar
voor het meerendeel gedreven via Penang
of Singapore, kwam in rechtstreeksche banen,
hetgeen voornamelijk den uitvoer
van«Atjehproducten ten goede kwam.
Takingen. Oorsprong van de Peusangan-rivier.
De Nederlandsche Handelmaatschappij, de
N.V. Zeehaven en Kolenstation Sabang, de
Javasche Bank, de Handelsvereeniging Am
sterdam, de Java Houtaankap Mij., de
Atjehsche Handelmaatschappij, de Deli-Atjeh",
ziedaar enkele van de grootste en be
kendste instellingen die met meer of minder
succes tot den economischer! bloei van Atjeh
hebben^bijgedragen.
Gouvernements Caoutchouc Onderneming Langsa". Het
van rubber
En de Regeering?
Het is te betreuren dat zij in de rij der
zooeven genoemde instellingen niet de eerste
plaats.kan innemen.
Zeker ! We kunnen wijzen op de totstand
koming van de Atjeh tram, onder zoo moei
lijke omstandigheden en soms onder dekking
van het Nederlandsche geschut; we kunnen
wijzen op den aanleg van onderscheidene
wegen, bruggen, irrigatiewerken, draadlooze
telegraafstations en voor wat de cultures be
treft, op de
Gouvernements-Caoutchouconderneming te Langsar, op nog zoovele andere
openbare werken.
Maar wie Atjeh eenigermate kent, wie in
de gelegenheid was bevoegde Atjehkenners"
(gén anonyme krantenschrijvers) te hooren
spreken over Atjeh, over land en volk van
het veel besproken gewest,.... hem kan de
gedachte niet ontgaan, dat de Over- heid
tot voor korten tijd niet immer en altoos
haar volle aandacht" schonk aan dit ge
deelte van Sumatra's
Noordkust.
Tot voor kort"
Want het schijnt dat het
vijftigjarig bestuur van Neder
land over Atjeh aanleiding ge
weest is grootere belangstel
ling voor dit gewest te wek
ken óók in de hoogere kringen.
Men heeft over dit jubi
leum" geschreven en gespro
ken. Het reeds eerder aange
haalde interview met den heer
Van Sluijs gewaagde van het
debet" en het credit" der
Nederlandsche Regeering ten
opzichte van Atjeh en wat
het eerste betreft heeft deze
bestuurs-ambtenaar openlijk
de Regeering gevraagd : Waar
om in Atjeh tot nu toe nog
geen inrichting gebouwd, waar
de krankzinnigen in mijn ge
west behoorlijk kunnen wor
den verzorgd en, zoo moge
lijk, genezen? Waarom niet
gezorgd voor een eenvoudige
doelmatige inrichting, waar de
vele geesteskranken worden
teruggehouden van het ver
moorden van Europeanen? En dat in Atjeh,
waar, volgens het rapport van den
Bataviaschen psychiater Dr. van Loon meer krank
zinnigen rondloopen dan in eenig gewest
elders?
Zoo hebben de vragen geluid !
En een maand later werd het besluit
geslagen" waarbij het departement van de
B.O.W. opdracht kreeg tot den bouw van een
inrichting voor krankzinnigenverpleging in
Atjeh
Het is ons van nabij bekend, dat dit resul
taat te danken is zoowel aan het bezadigde,
overredende woord van den heer Van Sluijs, als
aan de inzichten van den huldigen Minister
van Koloniën en aan die van Mr. Fock. Het
is ons evenzeer van nabij bekend, dat de hui
dige landvoogd, die binnen afzienbaren tijd
een bezoek zal brengen aan de Oostkust
van Sumatra, het gewest Atjeh en Onder
hoorigheden niet zal vergeten en van een
persoonlijk bezoek van den heer Fock aan
Atjeh kan, in verband met de zooeven reeds
aangehaalde debetzijde der Regeering, niets
dan goeds worden verwacht. Vijftig jaren
heeft Nederland het bestuur over Atjeh uit
geoefend en men heeft, ten rechte of
ten onrechte, de opmerking gemaakt dat de
geschiedenis van Atjeh nu niet bepaald be
hoort tot de allerschoonste bladzijden in de
Nederlandsche historie....
Wanneer men daarmede wil zeggen dat
het Nederlandsche bestuur door ons,
menschen achter de geschiedenis staande, anders
zou zijn uitgeoefend dan geschied is, dan
willen we die meening onderschrijven.
Alleen maar: het werk en het doen en laten
van de Nederlandsche bestuurders in Atjeh
moet worden beschouwd door het venster
van hun tijd. Het is ook voor ons de vraag
of mannen als Vafri Heutsz en Van Daalen
thans, nu de pacificatie van Atjeh volledig
is doorgevoerd, wel de meest geschikte be
stuursambtenaren zouden zijn.
Wij twijfelen zelfs !....
Maar dat neemt niet weg, dat Van Heutsz
voor zijn tijd een in Atjeh onmisbare figuur
geweest is en dat door zijn beleid Atjeh werd
wat het thans is: een gewest met een veel
belovende toekomst.
J. L A N G H o u T
verwerken
12 oer*
ICcant
IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIII
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII <llllllllllllllllllllll
iiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiitimiiiiitmiiiimiH
P. J. COHEN DE VRIES. Uit de
school geklapt, W. de Haan, Utrecht,
1923.
Toen ik eenige maanden geleden het over
lijden van Mevrouw Cohen de Vries las,
voelde ik, die haar niet kende, dat toch als
een gemis. We lazen toen samen het korte
berichtje over haar leven en we beseften,
dat het nu nooit meer gebeuren zou, dat de
lange Zaterdagsche of het Zondagsblad van
de N.R.Ct. ons haar korte welkome feuille
tonnetjes zou brengen, die we, bewaard tot
een gemeenschappelijk theeuur, samen
volwassenen en kinderen plachten te ge
nieten. En ik vertelde, hoe ik me altijd achter
deze verhaaltjes een fleurige onderwijzeres
gedacht had, die na haar huwelijk f haar
betrekking was blijven vervullen of telkens
uit het ordelijk huis-van-haar-huwelijk in een
niet-te-bedwingen verlangen de school weer
eens inliep, en dan 'savonds uit de volheid
'van haar opgekomen herinneringen, of ge
grepen door de ervaring van dien
allereigensten dag, haar ondervindingen en be
schouwingen neerschreef. Tot ik eens iemand
sprak, die haar kende, die me vertelde:
O, nee, zoo moet u zich haar niet voorstellen;
ze is heel ziek, ze is gebonden aan haar
ziekenstoel; ze kan zich nauwelijks bewegen; ze
mag niet meer schrijven dan hoogstens een
half uur per dag. En zoo schrijft ze haar
feuilletons, maar ze zijn dan ook ineens klaar
voor de pers."
Terwijl ik haar bundel Uit de school
geklapt" nu weer doorlas, schoof telkens tus
schen die verhaaltjes en mij, die moedige,
lijdende figuur. Hoe moet ze dag aan dag
uitgezien hebben naar het half-uurtje, waarin
het haar vergund was zich uit te spreken over
het werk, dat haar groote belangstelling
had en bleef behouden, toen ze er zelf geen
deel meer aan had.
Wat me vooral trof in deze schetsen
hoewel 't nooit in directe woorden gezegd
wordt is dit: Het komt bij 't onderwijs van
die kleine kinderen niet zoozeer aan op metho
den, niet op de grondige kennis van een aantal
paedagogische boeken, maar op de persoon
lijkheid van den man of de vrouw, die voor
de klas staat. Want de eene klas verschilt
maar bitter weinig van de andere: Neem
al de kinderen van zes a zeven jaar uit
de heele stad, roer ze goed door elkaar
en schep er dan, zoo vaak ge wilt, een stuk
of veertig uit. ledere schep van dit mengsel
zal dan een normale klas opleveren, waarvan
je als onderwijzer al vooruit de samenstel
ling kunt opgeven."
En van deze, zoo licht te beïnvloeden kinder
massa, maakt de een met z'n liefde en wijsheid
een goed-geordende, opgewekte ijverige ge
meenschap en de ander uit onverstand en
wrevel een ruwe, arbeidsschuwe, baldadige
bende.
Het is, of Mevrouw Cohen de Vries vervuld
van de niet te schatten gevolgen der daden
van een mensch, die verantwoordelijk is
voor al die hem toevertrouwde kinderen,
hél die rij onderwijzers aan haar geestes
oog heeft laten voorbijgaan.
De jonge, overmoedige Toos, die geen
begrip heeft, waar het eigenlijk om gaat
met een klas, die aan lezen met de klein
tjes nu heelemaal niets aan vindt: ieder op
de beurt een zinnetje; nou jij, en nou jij!
En dan maar zoo'n beetje door de klas dren
telen om te kijken, of de anderen wel
bijwijzen ! En die in twintig minuten kans
heeft gezien van dit lieve, ordelijke klasje
zoo'n hopelooze janboel te maken."
Marie Stelman, de geroutineerde onderwij
zeres, die met een zachte stem, met veel
geduld en zonder veel woorden de wanorde
herschept tot een ordelijke geanimeerde
klas met prettige kinderen.
Mies van Dijk, die les geeft om haar uit
zet te verdienen", die onverschillig en gemak
zuchtig wel zorgen zal dat noch de ongere
geldheden of de slordigheid, die ze te voor
schijn roept, noch de bezeerde knieën of de
venijnige vechtpartijen, haar -- de tijdelijke
deren zullen.
De schutterige rustelooze Dalsum, die een
beste man en een braaf huisvader is, die in
eiken anderen werkkring geslaagd zou zijn,
maar wiens leven nu dag aan dag vergald
wordt doordat hij toevallig dat ne mist,
? de mystieke kracht, waardoor veertig
kinderen uren lang je willen volgen, blinde
lings en dwars tegen hun eigen aard en nei
gingen in, de man die niets ziet voor het
te iaat is en op wien de kinderen wreed
en scherp het hoonliedje zingen:
Majster Mop,
Sonder kop,
Sonder auge, sonder aure,
Sau is majster Mop gebaure."
En Cor, die als ze haar klas waar ze zoo
veel van houdt, waar ze nu twee lange jaren
onverdroten aan heeft gewerkt, moet afstaan
....aan Dalsum" en zich dan voelt net als
een kat, die ze z'n jongen hebben afgenomen."
Ze vertelt ons zoo liefdevol van den rijk
dom, dien al die kinderen met hun aanhan
kelijkheid en grappigheid en argeloosheid
kunnen brengen in het leven van een onder
wijzeres en ze raakt even aan het heel tra
gische van de oud-geworden vrouw, die op
den leeftijd, dat ze Grootmoeder zou kunnen
zijn, nog in dezelfde verhouding tot de kin
deren staat, als toen ze een-en-twintig was
en die bij zichzelf peinst:
Hoe zou het toch komen, dat ze zoo slecht
oppassen? 't Lijkt wel, of de kinderen tegen
woordig heel anders zijn dan vroeger. Wat
heb ik niet een lieve klasjes gehad, en wat
werkten ze keurig.... 'k Heb, voor zoover ik
weet, m'n werk toch altijd met liefde en toe
wijding gedaan, 'k hield toch altijd veel van
m'n klas. Hoe komt het dan, dat 'k er zoo'n
tegenzin in heb? Zou 'k misschien te oud wor
den en niet meer zooveel van ze kunnen velen
als vroeger? Zou 't zoetjes aan m'n tijd wor
den om ontslag te nemen?"
En juffrouw Spaans, die een goede onder
wijzeres was ... .geweest.
Maar veertig lange moeitevolle dienst
jaren hadden haar krachten totaal verbruikt.
iiiiitiiiiiiiiiiitiiii m minimin
IIIIIIIIIIMMIIIIIIU
Nederlandsche
Automobiel Mij.
FRANKENSTHAAT 3? 83S, s-GRAVENHAOE
Nu was ze op naar ziel en lichaam
Vóór haar 65ste jaar had ze geen recht op
pensioen. Die laatste jaren bracht ze door,
zwoegend aan een taak, waarvoor haar krach
ten eigenlijk te kort schoten. En de gevolgen
bleven niet uit."
We voelen wel heel sterk het onrecht, dat
hier wordt gedaan aan de kinderen, dag aan
dag overgeleverd aan een knorrige, zeurige
oude juffrouw n aan de vrouw, die ver
zwakt en machteloos doorploeteren moet
na veertig lange moeitevolle dienstjaren.
Maar in de verhalen, waarin de kinderen
naar voren geschoven worden, is de schrijfster
op haar allerbest en hoe beheerscht ze de
phonetische spelling van het Jordaansch of
Hoog- Haarlemmerdij ksch.
Hoe fijn gevoeld is dat Schoolkinderbad,
waar niet alle meisjes fan d'r Moe na toe
magge. Corrie niet, want d'r Moe fin et te
veel werrek om foor schoon goed foor d'r te
sorrege. Nou en je kan toch niet met je fuile
goed an na 't bad?"
En terwijl ze geniet van al het lieve en
fleurige van die veertig bloote kindertjes,
zooals ze daar in een halven cirkel voor mij
staan, elk precies in z'n eigen hokje als blanke
pitjes in een meloen", peinst ze: Hoe f rank
en vrij ze zich nu moeten voelen! Nergens een
lap of een gat of een scheur, niets dat te groot
of te klein, te wijd of te nauw is, niets dat
voor onbescheiden blikken angstvallig weg
gehouden moet worden. Al hun zorgen en
bekommernissen, al hun armoe en vernede
ring hebben ze tegelijk met die havelooze
versleten plunje van zich af laten glijden en
zoo staan ze nu licht en blij, alleen bedekt met
hun eigen gave velletje en hun ongerepte
jeugd."
Als ze op haar weg naar huis ten slotte
met n kleintje over blijft, hoort ze haar
fluisteren: Seg juffrau, het u 't gezien, fan
me hemd?"
En als ik van verbazing zoo gauw niet
weet, wat ik zeggen moet, gaat ze voort in
roerend vertrouwen: 't is tr eentje fan me
Moe, me eige was heelemaal stukkend, dat
kon 'k nie meer an. Maar geen mensch het
er iets fan kenne sien, hè?"
Maar het glanspunt van dit boek is voormij
Vacantiekinderfeest", waar achter al dien
kinderpret, achter al dat J geanimeerde ge
babbel van de kinderen, die toch genieten
van wat ons een mislukte dag lijkt een
wereld van ellende opdoemt.
Rie Cramer deed een goeden greep, toen ze
een deel van de reuzenslang van zes duizend
kindertjes die in optocht naar den trein
gingen" koos als versiering voor de band.
't Is toch sonde-nog-an-toe, sulk honde
weer," zegt een burgerjuffrouw, die staat te
kijken naar al die verwachtende schape"
in den stortregen; maar een joliger Moe
roept haar spruit toe: Bofmesjien, da je
bint! Maan het me majster nog naujt 'n hajle
dag maj uit genaume."
Dan voorop de mesiek", daarachter de zes
duizend met hun jurkjes als van nat vloei
papier en hun lorrig schoeisel." Maar niets dan
pret en opgetogenheid, ook in den trein:
He jfrau, mag 't raampje effies aupe? We
komme sau antons langs me aume, en tante
Da sau na me uitkaake."
,,.. .au jfrau kon nau's kaake in die saastraat
daar waun ik kaak, daar lajt tante uit 't
raam, daar driehaug, daag, daag...."
En ondanks bekentenissen als ,','k heb
auk sukke natte bajne.... en ik heb 't sau
erreg in me laaf", ondanks regen en gekibbel
klinkt het telkens weer geestdriftig:
Me hibbe fedaag 'n faane dag, haalaj,
haalau...."
En als ze er over praten, wat nu 't prettigste
van dien langen dag, is: 't spajlefemiddag,
de limmenade, 't spaur, de pudding't muziek"
.... dan zegt er eentje alles". Dan geven
ze 't allen vol overtuiging toe: Ja, aagelijk
alles."
En zingend trekken we door de gouden
avondlucht weer naar 't station."
C. M. VAN H I L L E?G A E R T H
TENTOONSTELLING VAN
LETTERKUNDE
Bezitters van zeldzame uitgaven van- en
betreffende H. J. L. Alberdingk Thijm
(Lodewijk van Deyssel) worden verzocht deze voor
de tentoonstelling van letterkunde, in Sep
tember a. s. te 's Gravenhage te houden,
beschikbaar te stellen en spoedige opgave
van hun bezit te doen aan kunsthandel
Rozentak te Hilversum. Ook brochures,
handschriften, door den auteur verbetetde
drukproeven enz. zijn welkom.