Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND
4 Aug. '23. - No. 2406
DE MUZIEK VAN HET
KOMENDE SEIZOEN
'n Paar maanden geleden, 't was in Mei,
deden de componisten Georges Auric en
Edward Mesens op 'n kunstkringconcert te
Amsterdam hun ntree hier te lande, 't
Waren de vertegenwoordigers der
jongFranschen en der baanbrekende Belgen. ,
Te verwachten is het dat beiden, Auric
de man der ,,six" zoowel als Mesens zullen
voorkomen op die programma's welke voor
de muzikale cultuur hier te lande van
beteekenis geacht kunnen worden gedurende
het komende seizoen.
GEORGES AURIC
(naar eene teekening van Charley Toorop)
Wat Auric betreft, het is te hopen dat
zij, van wie het afhangt of noviteiten wor
den uitgevoerd, hun aandacht zullen hebben
voor diens ballet: Les facheux", welk werk
kortelings gereed kwam. 't Zal door de
Russische Balletten van Serge de Diagilew
te Monte Carlo in December 1923 voor 't
eerst worden uitgevoerd.
Tegelijkertijd mogen die dirigenten, welke
een orkest te leiden hebben, zijn symphonie
waaraan hij thans werkt,in 't oog houden.
EDWARD MESENS
(naar eene teekening van Charley Toorop)
Edward T. Mesens werkt aan eene suite
voor blaasinstrumenten (hopelijk brengt
ons die de heer Spaanderman met zijn
concertgebouw-sextet), terwijl hij tegelijker
tijd een ballet schrijft waarvoor Charley
Toorop de decors zal ontwerpen.
Mét het oeuvre van Erik Satie hebben
beider werken, zoowel van Auric als van Mesens
te Amsterdam en den Haag zich reeds vol
doende als interessante noviteiten doen
kennen.
In Frankrijk en Belgiëstaan beide com
ponisten thans in 't brandpunt der belang
stelling.
RICHARD HEUCKEROTH
Lettres d'Odilon Redon. 1878?1916.
Publiées par sa familie. Van Oest et
Cie 1923.
Het woord correspondance werd door
Odilon Redon steeds met verzorgden eerbied
uitgesproken. De inleiders tot deze
brievenuitgaaf, de gebroeders Leblond, wijzen er al
dadelijk op hoe voor Redon een brief, zelfs
een briefje, een stukje was van .zijn wezen,
waarvan hij geen afstand deed, dan wanneer
hij de zekerheid bezat, dat ook in de sfeer van
den geadresseerde zijn wezen door sympathie
omgeven was. Het correspondeeren moet van
tijd tot tijd voor Redon eene behoefte ge
weest zijn, doch die hij alleen gelukkig bevre
digen kon zoo des partners geestelijk postuur
met de zijne correspondeerde. Dit wil volstrekt
niet zeggen dat hij zich boven velen gesteld
achtte of grootere eischen ten opzichte van
des anderen ontwikkeling of beteekenis liet
gelden, integendeel: zijn groote wijsheid be
lette hem immer zijn natuurlijke bescheiden
heid te verliezen, die bij hem geen mom voor
stille hoovaardij was. Doch hij schreef, meen
ik, nimmer, wanneer hij geen genegenheid
vermoeden kon om zijn brief in ontvangst
te nemen met dezelfde hartelijke gevoelens
als waarmede hij dien geschreven had. Het
hart is voor Redon alles: hij weet te goed dat
men zijn werk noch hem zelf zonder dat nader
bij kan komen en dat het intellect alleen voor
beide te kort schiet.
Zoo wordt zijn correspondentie dus een
wisseling van stemmingen en gevoelens met
een kleinen kring van gelijkgeaarden, door
zijn eigen hoogheid tot eene elite geworden.
De beslommeringen der uitgebreider brief
wisseling, de zakelijke, de voor het dagelijksch
verkeer gebruikelijke,- de noodzakelijke,
werden hem door Mevrouw Redon afgenomen.
En tot polemiseeren over dingen waarvan de
innerlijke waarde hem wel ter harte ging, lag
de lust hem verre. Zoowel zijn afkeuring als
zijn ontstemming uit hij indien al op dien
zachtverwijtenden, steeds tegelijk vergo
lijkenden toon, waarna den tegenspreker de
lust tot tegenspraak vergaan is, en deze zich
liever gewonnen geeft dan in het harmonisch
accoord van grijsaards wijsheid en kinderlijk
vertrouwen een dissonant te doen schrijnen.
De werkelijkheid in al haar slechtheid schrijnt
den dichter al vanzelf genoeg. Ze heeft
Redon's leven verkort en wat ze hem in de angst
jaren veertien tot zestien berokkend heeft, is
oneindig veel erger dan dat hij haar niet kon
begrijpen of in zijn groote goedheid niet
wilde begrijpen.
Mevrouw Redon, die voor de verschijning
dezer brieven den grondarbeid verrichtte
heeft ze in boekvorm niet meer teruggezien.
Ruim zes jaar heeft de dappere kleine vrouw
den man slechts overleefd, wiens correspon
dente zij in den uitgebreidsten zin van het
woord geweest was en aan wie het
dusallerjeerst was toevertrouwd de brieven voor ons,
belangstellende bewonderaars vari Redon's
kunst, te schiften en persklaar te maken. In
hoeverre degenen die haar werk hebben over
genomen, er in geslaagd zijn ons Redon's
mooiste en belangrijkste epistels te schenken,
valt moeilijk uit te maken, nu het ontbrekende
ons niet bekend is.' Doch, al valt aan te nemen
dat het ontbreken van de brieven aan
Mallarméen Huysmans, die sympathiseerende
zielen uit Redon's moeilijkste jaren, een gemis
beduidt, en al valt te veronderstellen dat er
nog een aantal brieven van belangrijken in
houd niet gepubliceerd werden, doordat er
ten slotte eene keuze gedaan moest worden,
dan blijft er nog zooveel over dat dit honderd
tal mooi-menschelijke uitingen, door ieder die
zich voor kunst in haar ongezochtsten vorm
interesseert, als kostbaar geschenk gewaar
deerd zal worden.
Hoe treedt, in al zijn zachte wijsheid, Redon
ons voor den geest in de brieven die hij aan zijn
eenig kind, zijn Arï, richt. Arï, vijfentwintig,
als de oorlog verklaard wordt, is opgeroepen en
dient aan het front, of is op marsch, of zit
? veilig in een depot der vliegeniersafdeeling
waarbij hij is ingedeeld. Le vieux père Redon,
vier en zeventig, trekt met zijn vrouw onrustig
van Parijs naar Bordeaux, naar Cannes, naar
Bièvres, weer terug naar Parijs, weer heen.
i ........ iiiiiiiiiiiiiiiii
minimi
Nieuwe
Fransche Boeken
S. BRAAK, AndréGide et l'dme moderne,
Academisch proefschrift, Amsterdam,
1923.
Een beminnelijke persoonlijkheid is hier
aan het woord. De heer Braak schijnt een
zachtvloeiend, ietwat achteloos en
mijmerzuchtig gevoelsleven te leiden, een geest te
zijn, die niettemin de nauwkeurigheid bemint,
die een verscheidenheid van zaken gaarne in
zich opneemt, zich niet tot n vak van studie
bepaalt, maar houdt van de wegen ter zijde,
van 't lijdzaam zich af laten drijven op stroom
en tegenstroom der lectuur en gedachte.
Hij heeft Plato gelezen zoo goed als de
Franschen, Novalis doorleefd, en versmaadt
niet de Engelschen noch onze kunstenaars
van Holland. Hij bespreekt, beschrijft bijna
niet dan dingen waar hij van houdt, hij begrijpt
ze wijsgeerig en voelt ze aan op de wijze der
dichters. Nu hij Gide had te behandelen,
zocht hij niet diens particuliere leven te
doorvorschen om daaruit, naar de onbescheiden
manier der wetenschappelijke" literatuur
historici, zijn kunst te verklaren": neen, te
goed wist hij, dichterlijk zelf, dat dichtkunst
niet ontleed" wordt en de dichter voor 't
werk slechts ter verantwoording mag worden
geroepen.
Zijn boek, dat daarom een biographie
intellectuelle" had mogen heeten, is in
weionderscheiden gedeelten gesplitst. Na een
introduction" wordt er de vorming van Gide's
geest in besproken, daarna het aesthetisch
pessimisme, dat in diens jeugd aan de jeugd
zoo verlokkelijk toescheen, benevens de
wederontwaking van het idealisme. Dan volgt als
vanzelf een hoofdstuk over het symbolisme,
een ander dat Gide's definitieve verlossing
uit jeugdwaan beschrijft, tenslotte twee ka
pittels waarin zijn voornaamste werken, de
romans en de critische geschriften, toegelicht
worden en beoordeeld. Een conclusion"
besluit het geheel, zooals dat in ieder recht
geaard Fransch boek het geval is.
Dr. Braak schrijft een mooi Fransch, dat
slechts op zeldzame plaatsen eenigszins on
duidelijk aandoet; een tweetal voorbeelden
van de goede hoedanigheid zijner taal mogen
hier onmiddellijk volgen. Over de poëzie
der symbolisten sprekend, laat hij zich als
volgt uit (p. 44): S'il est une poésie
d'intériorité, capable de parcourir toute l'
chelle des sensations humaines, depuis l'angoisse
pascalienne de Baudelaire jusqu'a la sublime
tendresse de Verlaine, en passant par la
douce et morbide langueur d'AIbert Samain;
s'il est une poésie profondément vraie,
exprimant la passion sans emphase, aussi
riche en modes d'expression qu'elle est
inépuisable en ses motifs, une poésie enfin,
capable de suggérer tout l'homme par
tout l'art, ce ne sont assurément pas les
romantiques qui l'ont inventée". Ook de
volgende bladzijden, waar Dr. Braak op
de tegenstelling tusschen zijn poésie
d'intériorité" en de Fransche romantiek nader
ingaat, zijn goed, al schijnt het mij, vooral
in verband met een uitlating op p. 109,
toe dat hij de romantici wel wat miskent.
Andere mooie passages zijn nog die over het
pessimisme op p. 28 e.v. (mooi niet alleen
van taal) en over de bedoeling van La
Porie Etroite. En ziehier een stuk uit
de Conclusion" (p. 197): Sa mission aura
téde jeter des torches dans nos abimes, de
collaborer a notre examen de conscience,
de rappeler aux hommes de sa génération
que 1'homme est népour penser, que c'est
toute sa dignitéet tout son mérite et que
tout son devoir est de penser comme il
faut. Le classicisme de Gide est d'accord
avec les meilleures traditions de la France,
et n'en parait que Ie prolongement naturel.
Son oeuvre, oüse fondent en une belle unit
tant d'influences trangères et qui semble
ouvrir tant d'horizons nouveaux, s'enracine
pourtant fortement dans Ie sol national".
Genoeg om te bewijzen dat men IJmuiden of
Winschoten kan bewonen en niettemin,
mirabile dictu, met gratie en kracht kan uitdruk
ken wat men fijn gevoeld en scherp gedacht
heeft.
De heer Braak schrijft over Gide en ik houd
niet van Gide; toch vind ik zijn boekje goed.
BLOEDARMOEDE.
Gevolgen en Genezing.
r*
Zonder twijfel veroorzaakt bloedarmoede
meer lijden dan welke andere kwaal ook,
want zij is niet een speciale toestand op
zichzelf, doch gaat vergezeld van vele an
dere ongesteldheden.
Onder de meest opmerkelijke symptomen
behooren de bleeke gelaatskleur, lusteloos
heid, zwakte, kortademigheid, hartkloppin
gen, hoofdpijn en duizeligheid, oorsui
zingen, slechte spijsvertering, verstopping en
een menigte zuiver nerveuse ongemakken.
Bloedarmoede is uitsluitend een questie
van voeding en het geneesmiddel moet ge
vonden worden in den vorm van voedsel.
Een arts, schrijvende in The Medical
Press & Circular", verklaart het volgende:
Patiënten, die tengevolge van chroni
sche ziekten vermagerd waren, namen bij
het gebruik van Sanatogen in gewicht toe
met een of twee pond per week, in sommige
gevallen zelfs meer. En tegelijkertijd kwam
de frissche kleur terug op hunne verbleekte
wangen. Dat dit laatstgenoemde resultaat
te danken is aan de vermeerdering van roode
bloedlichaampjes, werd na herhaald en
nauwkeurig onderzoek aangetoond. Sana
togen heeft de macht van den geneesheer
honderdvoudig versterkt. De buitengewone
resultaten door dit preparaat verkregen,
zijn even talrijk als wonderbaarlijk.
Sanatogen is verkrijgbaar in alle apotheken
en drogisterijen in verpakkingen vanaf ? 1.?.
(Adv.)
LUISTERAARS
Teekening voor de Amsterdammer" door Oeorge van Kaemdonck
En zooals zoovele ouders in voortdurende ang
sten, slechts nu en dan even onderbroken
dooreen korten verloftijd, aan den jongen toe
gestaan. Schrijf mij lederen dag," zegt Redon
in n der laatste, ik leef alleen nog van jouw
brieven." Het is te veel geweest voor den
prachtigen, maar teeren geest. Maar hoe nobel
is de toon van den père et ami" in alles wat
hij zijn kind meedeelt en hoe bewondert hij
diens deel hebben aan Frankrijks glorie. Lust
tot schilderen heeft de oude heer natuurlijk
niet, een drietal pastels, die hij heeft kunnen
afmaken, hij sleept ze overal mee heen om ze
te bewaren voor Arïals die terug komt. Roe
rend is dat. Arïzal zijn geheel verder leven niet
aan de emoties dier jaren kunnen terugdenken
zonder het beeld van den ouden vader er bij
te betrekken.
Het is voor ons Hollanders niet onaange
naam dat onder de belangrijkste dezer brieven
er een aantal gericht zijn aan een landgenoot,
den kunstlievenden heer Bonger. die jarenlang
tot den intiemsten omgang der Redon's behoor
de en die in den Aerdenhout in een verfijnd
interieur de meest complete verzameling van
Redon's werk heeft bijeengebracht. Redon
vond in dezen Hollander niet alleen den in de
aanvangsjaren zeldzamen steun, doch tevens
een volledig en zuiver begrip voor zijn inten
ties en het is voortdurend met zekere onder
scheiding dat hij zijn Amsterdamschen vriend
toespreekt, waardoor echter zijn dankbare
genegenheid niet wordt weggedoezeld. De
brieven aan oude vrienden als Fabre en
Frizeau ademen eene mengeling van hartelijk
heid en hoofschheid, die in onzen tijd te
schaarsch voorkomt om er niet met welge
vallen op te wijzen; trouwens ook Redon's
brieven aan jonge vrouwen, voor wie hij
genegenheid had, hebben iets zeldzaams door
het aroom van hoogheid en beminnelijke
galanterie die door den ouden heer zoo onge
zocht vermengd werden.
En aan den jongeren vriend Mellerio ten
slotte danken wij een aantal brieven van zeer
instrueerenden inhoud ten opzichte van Redon's
eigen visie op eigen werk. Mellerio heeft dit
alles in zijn biographie van Redon (bij Floury)
en in zijn Catalogue raisonné(Sociétépour
la Gravure franchise) kunnen verwerken, doch
in deze brieven vinden wij de eerste aanra
kingen tusschen artist en biograaf.
Als een heerlijke waarheid rapen wij uit
die aanraking op, wat Redon zelf een petit
aphorisme banal" noemde, n.l. Rien ne se
fait en art par la volontéseule". Dit mogen|veel
kunstenaars te allen tijd zich in het geheugen
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Dit kan den lezer verwonderen; ik ben hem
dus een woord van opheldering schuldig.
Naar mijn gevoel is Gide iets te intellectueel.
Toen er pessimisme woedde in de geesten, was
hij pessimist. Toen er reactie kwam, rea
geerde hij mee. Toen men de moraal ont
kende, schreef hij over immoralisme".
Sinds er vergeestelijking" rondwaart in
onze gewesten, bezingt hij nuttelooze zelfop
offering en heilige gebondenheid.
Ik heb wel eens gemeend dat hij met bij
bedoelingen al deze modes volgde. Misschien
ging ik daarin te ver, maar zooveel acht ik
zeker, dat hij, uitnemend criticus als hij is,
iedere kentering bemerkt en zelf altijd kentert
in de richting van het allernieuwste. Anderen
zijn ook sceptisch geweest, maar zijn iets"
geworden: socialist de een, katholiek de
ander, nationalist een derde; sommigen
gingen een nieuwe moraal prijzen, anderen
hingen een oude en beproefde leer aan, allen
kozen, zij het nog zoo vaag, zoo ondogmatisch;
ze verkozen het een, verwierpen, versmaadden
het ander. Gide bleef niet sceptisch, maar wat
hij koos kan niemand zeggen.
Dat behoeft ook niet, werpt de heer Braak
hier tegen: een kunstenaar die iets moois
maakte, heeft altijd genoeg gadaan. Inderdaad,
waarde heer Braak, maar een vaas is mooi
en een boek is mooi; een vaas heeft echter
geen godsdienstigen, politieken of moreelen
inhoud, een boek wel. Het is zeer zeker een
dwaling te meenen, dat een schrijver gods
dienstige, politieke of moreele [bedoelingen
moet leggen in zijn boeken; schrijvers die dat
doen, zijn slechte schrijvers; maar ook is het
een daling te wanen, dat zulke tendenties er
niet altijd en vanzelf in zullen liggen als het
boek mooi is. Een schrijver van kunst spreekt
zich uit over het leven, door welke legende,
beschouwing, vertelling, of
stemmingsweergaaf dan ook; maar altijd en immer
zullen zijn bladzijden een geest ademen van
orde of van opstand, van reactie of van
vooruitgang, van liefde tot de stof of van reiken
naar het hooge. Een werk van geschreven
kunst zonder althans onbewust moreele
inspiratie is er niet; hij die AndréGide et
l'dme moderne uitgaf, kan dit zeker wel in de
laatste plaats ontkennen.
Bij Gide nu is het mij niet duidelijk welke,
Opgepast!
UMI i iiiiniii n l m iiiiiiimiiiiiii u in iiiiiiiiiitliiiliiiiiinii iiiiimiiii iiiiniii
prenten. Als er ooit betwijfeld mocht zijn dat
iemand artist is.... omdat hij het niet helpen
kan, dan heeft Redon het bewijs voor de juist
heid hiervan geleverd. Vandaar ook dat hij
Mellerio den raad geeft niet voortdurend het
waarom" te willen opsporen: ,,11 est fon
d'entourer totite genese d'un mystère".
J. H. DE Boi s
IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllIIllllllllllltllllllllllIIIH
INDISCHE GLIMWORMPJES
(Geïmporteerd door H. VEERSEMA)
De djangkerik
De djangkerik is het dier, dat u het geloof
in de muisstille tropische nachten doet ver
liezen. Omstreeks vijf uur kunt ge nog heel
rustig in uw tuin of op uw voorgalerij zitten,
achtsr een kopje thee. De avond begint te
vallen, de zonnestralen bezorgen geen
zonnesteek meer. En dan plotseling, dicht bij u
hoort ge een snerpend getsjirp. Ongeveer
alsof honderd musschen op een afgesproken
teeken tsjirpten. Het duurt een kort oogenblik.
De avondstilte regeert dan weer. Even later,
op dezelfde plaats, een langer getsjirp. Nog
later weer langer. Dan geschiedt hetzelfde op
een andere plaats in uw tuin en op weer
andere plaatsen in andere tuinen. En dan
plotseling is het niet meer van de lucht af
en niet meer uit uw ooren. Een oorverdoovend
getsjirp. Een getsjirp om er gek van te worden.
Van alle kanten omringt het u. Overal
djanglerik!
En dat doen ze alleen maar wanneer ze
druk op zich voelen", verklaart een ingewijde,
die het oorverdoovend gegil-gestjirp niet eens
meer hoort. Vandaar dat de djangkerik zoo'n
prachtig beest is om zijn werk te doen onder
het hoofdkussen van een baar. Rust het
hoofd op het kussen en op de groote groene
krekel er onder, dan tsjirpt hij, dat het een
aard heeft. En richt de geplaagde zich ten einde
raad op om te trachten te ontdekken waar
toch dat helsche gegil vandaan komt, dan
heerscht op hetzelfde oogenblik de stilte
des nachts; in die kamer althans zonder
djangkerik.
De tokk h
Er is nog een lawaaischopper, zij het een
incidenteele. De tokkèh, een groote muurha
gedis, die wanneer ge hem schuin van onderen
gezien, rustig bekijken kunt, een angstver
wekkend wreede kop-uitdrukking heeft. Ove
rigens een zeer fiuttig dier, daar het aller
hande insecten van den muur vangt.
De tokkèh is de koekkoek van het Oosten.
Wanneer hij zich opwindt, spitsen zich de
bijgeloovige ooren van de bijgeloovige" Indische
menschen. En wanneer hij dan gaat afdraaien,
tellen de monden van diezelfde bijgeloovige
menschen de keeren, dat 't droge tokkèh
klinkt. Is dat aantal keeren zeven, dan
beteekent dat geluk. Is het minder dan geldt
het niet; is het acht, dan zult ge ongeluk ont
moeten, enz.
Maar men behoeft niet bijgeloovig te zijn,
om toch op sommige oogenblikken, wanneer
de tokkèh zich gaat opwinden, te rillen. Want
dat opwinden klinkt precies eender als het
in eenige rukken ophalen van echt Hollandsche
jaloeziën. En wee de teleurstelling wanneer
ge de oogen sluit en in gedachten een achter
geblevene de jaloeziën ziet optrekken en
langzaam verschijnen voor het verlichte
venster, en ge hoort, in plaats van de u
begroetejide stem van uw oude bekende het
krakend-droge tokkèh" geroep !
llllllltllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiimiiiimiiiiiiiiHilliiimiiiiiimllii
ik zeg nog niet eens politieke of godsdienstige
tendenties, maar welke moreele kleur zijn
gemoedsleven eigenlijk heeft. Ik denk dat hij
alles op zijn beurt uitverkiest, omdat hij niets
wenscht op te geven: iedere keuze is een be
perking. Eigenlijk houdt hij nergens genoeg
van om er iets anders voor op te offeren.Daar
om schrijft hij ook niet met warmte, niet
pakkend, niet innemend, niet zoo dat men
het onthoudt". Hij kent geen liefde, of slechts
lauwe, of eigenliefde misschien.
Nu, als men zoo over Gide denkt, kan men
een boek dat hem prijst toch niet mooi vinden?
De gevolgtrekking is niet volkomen juist.
Ik weet al het zooeven gezegde niet zoo
zeker. De heer Braak kan ook wel gelijk heb
ben. Boeken aanvoelen is iets subjectief s.
Ik voel het zoo, de heer Braak anders: we
hebben beiden gelijk. Er is in deze zaken geen
waarheid" van dezelfde orde als waartoe
tweemaal twee is vier" behoort. Voor Dr.
Braak leven de problemen in Gide's boeken
veel meer dan voor mij; hem valt het gemak
kelijk er leven in te blazen. Voor hem, wiens
zieleleven ontlook in de laatste jaren der 19e
eeuw, is het een heel ding, te zien hoe deze
Gide van pessimistisch scepticus werd tot....
ja, hoe zal men het noemen?.... tot aanprijzer
van activiteit. Voor mij is dit niet genoeg.
Ik wil weten: welke activiteit, in welke rich
ting, met welk einddoel. Anders blijf ik maar
liever scepticus. Actief zijn behoeft niet ge
predikt te worden, men is het of men is het niet.
De heer Braak vraagt nu wellicht of ik dan
niet historisch kan gevoelen. Ja, maar het
betreft hier kunst. Die wil ik inderdaad: ge
voelen. En ide's kunst is me daarvoor juist
iets te koud. Voor u niet, waarde heer, omdat
u er uw eigen warmte aan meedeelt, uw warme
waardeering voor Gide's problemen, opgedaan
in uw jeugd die niet samenviel met de mijne.
Dit laatste is echter een toeval en omdat
hierin waarschijnlijk de hoofdoorzaak van
ons verschil ligt, mag ik aan mijn eigen mee
ning geen hoogere waarde dan aan de zijne
toekennen. Het kan zelfs w. l zijn, al geloof ik
het vandaag volstrekt niet, dat ik later, Gide
herlezend, dezen evenzeer ga waardeeren als
de heer Braak het nu doet. Daarom zeg ik:
voor Dr. Braak is Gide een groot schrijver;
dat meent hij; hij geeft daarvan blijk in
warme bewoordingen, met wel gekozen toe
lichtingen: zijn essay is dus goed.
Trouwens, ze is tevens goed om de mooie
beschrijving van de intellectueele atmosfeer
waarin Gide is opgegroeid en zich heeft
ontwikkeldj hierin ligt zelfs een van Dr. Braak's
hoofdve'rdiensten. En ze is aangenaam door
de bescheidenheid van toon, de smaakvolle
wendingen, door een zekere zachtheid.
Ik geloofjslechts maar nu ga ik vitten en
de heer Braak moge 't mij vergeven dat ik
in zijn plaats hier en daar den schijn van ver
wardheid had trachten weg te nemen (p.
33?36: Et d'abord Et d'abord
Ecotitons d'abord); dat ik met meer consequentie
de belangrijke zaken in den tekst en de minder
belangrijke in de noten geplaatst zou hebben;
dat ik me voorzichtiger over Gide's stijl zou
hebben uitgelaten om niet den indruk van
tegenstrijdigheid te vestigen.
Wat ik wel zeker weet: nooit had ik
,,protestantsch" en geneigd tot uitersten" als
synoniemen gebruikt (p. 38). Integendeel,
de geest van het protestantisme is er, voor
zoover ik weet, een van schipperen en de kerk
in 't midden houden: in het midden tusschen
onderwerping aan gezag en vrije critiek. En
het zou, geloof ik, niet bij me opgekomen zijn
te schrijven dat volkomen libertémentale"
slechts in protestantsche landen geheel ge
waardeerd kan worden (p. 169). Is
SainteBeuve, een voorbeeld van onbevangenheid, in
Frankrijk niet begrepen? Ik geloof dat de heer
Braak, wiens godsdienstige overtuiging mij
overigens niet bekend is, zoowaar een aanzien
lijke cultureele beteekenis toekent aan het
protestantisme en ik waag het te bekennen,
dat mij dit bij een lettre, een artistiek geleerde
als hij, wel af en toe zonderling heeft aange
daan. Cultuurwaarde kent men toe aan de
denkwijze van Goethe, van Shakespeare,
van Dante desnoods niet aan die van Abra
ham Kuyper of dominee Nicolaas Beets. Zoo
althans heb ik mij aangewend hierover te
denken wetende trouwens dat de zaak niet
in enkele woorden is af te doen.
JOHANNES T l E L R O O Y