De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 4 augustus pagina 8

4 augustus 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND 4 Aug. '23. - No. 2406 DE MUZIEK VAN HET KOMENDE SEIZOEN 'n Paar maanden geleden, 't was in Mei, deden de componisten Georges Auric en Edward Mesens op 'n kunstkringconcert te Amsterdam hun ntree hier te lande, 't Waren de vertegenwoordigers der jongFranschen en der baanbrekende Belgen. , Te verwachten is het dat beiden, Auric de man der ,,six" zoowel als Mesens zullen voorkomen op die programma's welke voor de muzikale cultuur hier te lande van beteekenis geacht kunnen worden gedurende het komende seizoen. GEORGES AURIC (naar eene teekening van Charley Toorop) Wat Auric betreft, het is te hopen dat zij, van wie het afhangt of noviteiten wor den uitgevoerd, hun aandacht zullen hebben voor diens ballet: Les facheux", welk werk kortelings gereed kwam. 't Zal door de Russische Balletten van Serge de Diagilew te Monte Carlo in December 1923 voor 't eerst worden uitgevoerd. Tegelijkertijd mogen die dirigenten, welke een orkest te leiden hebben, zijn symphonie waaraan hij thans werkt,in 't oog houden. EDWARD MESENS (naar eene teekening van Charley Toorop) Edward T. Mesens werkt aan eene suite voor blaasinstrumenten (hopelijk brengt ons die de heer Spaanderman met zijn concertgebouw-sextet), terwijl hij tegelijker tijd een ballet schrijft waarvoor Charley Toorop de decors zal ontwerpen. Mét het oeuvre van Erik Satie hebben beider werken, zoowel van Auric als van Mesens te Amsterdam en den Haag zich reeds vol doende als interessante noviteiten doen kennen. In Frankrijk en Belgiëstaan beide com ponisten thans in 't brandpunt der belang stelling. RICHARD HEUCKEROTH Lettres d'Odilon Redon. 1878?1916. Publiées par sa familie. Van Oest et Cie 1923. Het woord correspondance werd door Odilon Redon steeds met verzorgden eerbied uitgesproken. De inleiders tot deze brievenuitgaaf, de gebroeders Leblond, wijzen er al dadelijk op hoe voor Redon een brief, zelfs een briefje, een stukje was van .zijn wezen, waarvan hij geen afstand deed, dan wanneer hij de zekerheid bezat, dat ook in de sfeer van den geadresseerde zijn wezen door sympathie omgeven was. Het correspondeeren moet van tijd tot tijd voor Redon eene behoefte ge weest zijn, doch die hij alleen gelukkig bevre digen kon zoo des partners geestelijk postuur met de zijne correspondeerde. Dit wil volstrekt niet zeggen dat hij zich boven velen gesteld achtte of grootere eischen ten opzichte van des anderen ontwikkeling of beteekenis liet gelden, integendeel: zijn groote wijsheid be lette hem immer zijn natuurlijke bescheiden heid te verliezen, die bij hem geen mom voor stille hoovaardij was. Doch hij schreef, meen ik, nimmer, wanneer hij geen genegenheid vermoeden kon om zijn brief in ontvangst te nemen met dezelfde hartelijke gevoelens als waarmede hij dien geschreven had. Het hart is voor Redon alles: hij weet te goed dat men zijn werk noch hem zelf zonder dat nader bij kan komen en dat het intellect alleen voor beide te kort schiet. Zoo wordt zijn correspondentie dus een wisseling van stemmingen en gevoelens met een kleinen kring van gelijkgeaarden, door zijn eigen hoogheid tot eene elite geworden. De beslommeringen der uitgebreider brief wisseling, de zakelijke, de voor het dagelijksch verkeer gebruikelijke,- de noodzakelijke, werden hem door Mevrouw Redon afgenomen. En tot polemiseeren over dingen waarvan de innerlijke waarde hem wel ter harte ging, lag de lust hem verre. Zoowel zijn afkeuring als zijn ontstemming uit hij indien al op dien zachtverwijtenden, steeds tegelijk vergo lijkenden toon, waarna den tegenspreker de lust tot tegenspraak vergaan is, en deze zich liever gewonnen geeft dan in het harmonisch accoord van grijsaards wijsheid en kinderlijk vertrouwen een dissonant te doen schrijnen. De werkelijkheid in al haar slechtheid schrijnt den dichter al vanzelf genoeg. Ze heeft Redon's leven verkort en wat ze hem in de angst jaren veertien tot zestien berokkend heeft, is oneindig veel erger dan dat hij haar niet kon begrijpen of in zijn groote goedheid niet wilde begrijpen. Mevrouw Redon, die voor de verschijning dezer brieven den grondarbeid verrichtte heeft ze in boekvorm niet meer teruggezien. Ruim zes jaar heeft de dappere kleine vrouw den man slechts overleefd, wiens correspon dente zij in den uitgebreidsten zin van het woord geweest was en aan wie het dusallerjeerst was toevertrouwd de brieven voor ons, belangstellende bewonderaars vari Redon's kunst, te schiften en persklaar te maken. In hoeverre degenen die haar werk hebben over genomen, er in geslaagd zijn ons Redon's mooiste en belangrijkste epistels te schenken, valt moeilijk uit te maken, nu het ontbrekende ons niet bekend is.' Doch, al valt aan te nemen dat het ontbreken van de brieven aan Mallarméen Huysmans, die sympathiseerende zielen uit Redon's moeilijkste jaren, een gemis beduidt, en al valt te veronderstellen dat er nog een aantal brieven van belangrijken in houd niet gepubliceerd werden, doordat er ten slotte eene keuze gedaan moest worden, dan blijft er nog zooveel over dat dit honderd tal mooi-menschelijke uitingen, door ieder die zich voor kunst in haar ongezochtsten vorm interesseert, als kostbaar geschenk gewaar deerd zal worden. Hoe treedt, in al zijn zachte wijsheid, Redon ons voor den geest in de brieven die hij aan zijn eenig kind, zijn Arï, richt. Arï, vijfentwintig, als de oorlog verklaard wordt, is opgeroepen en dient aan het front, of is op marsch, of zit ? veilig in een depot der vliegeniersafdeeling waarbij hij is ingedeeld. Le vieux père Redon, vier en zeventig, trekt met zijn vrouw onrustig van Parijs naar Bordeaux, naar Cannes, naar Bièvres, weer terug naar Parijs, weer heen. i ........ iiiiiiiiiiiiiiiii minimi Nieuwe Fransche Boeken S. BRAAK, AndréGide et l'dme moderne, Academisch proefschrift, Amsterdam, 1923. Een beminnelijke persoonlijkheid is hier aan het woord. De heer Braak schijnt een zachtvloeiend, ietwat achteloos en mijmerzuchtig gevoelsleven te leiden, een geest te zijn, die niettemin de nauwkeurigheid bemint, die een verscheidenheid van zaken gaarne in zich opneemt, zich niet tot n vak van studie bepaalt, maar houdt van de wegen ter zijde, van 't lijdzaam zich af laten drijven op stroom en tegenstroom der lectuur en gedachte. Hij heeft Plato gelezen zoo goed als de Franschen, Novalis doorleefd, en versmaadt niet de Engelschen noch onze kunstenaars van Holland. Hij bespreekt, beschrijft bijna niet dan dingen waar hij van houdt, hij begrijpt ze wijsgeerig en voelt ze aan op de wijze der dichters. Nu hij Gide had te behandelen, zocht hij niet diens particuliere leven te doorvorschen om daaruit, naar de onbescheiden manier der wetenschappelijke" literatuur historici, zijn kunst te verklaren": neen, te goed wist hij, dichterlijk zelf, dat dichtkunst niet ontleed" wordt en de dichter voor 't werk slechts ter verantwoording mag worden geroepen. Zijn boek, dat daarom een biographie intellectuelle" had mogen heeten, is in weionderscheiden gedeelten gesplitst. Na een introduction" wordt er de vorming van Gide's geest in besproken, daarna het aesthetisch pessimisme, dat in diens jeugd aan de jeugd zoo verlokkelijk toescheen, benevens de wederontwaking van het idealisme. Dan volgt als vanzelf een hoofdstuk over het symbolisme, een ander dat Gide's definitieve verlossing uit jeugdwaan beschrijft, tenslotte twee ka pittels waarin zijn voornaamste werken, de romans en de critische geschriften, toegelicht worden en beoordeeld. Een conclusion" besluit het geheel, zooals dat in ieder recht geaard Fransch boek het geval is. Dr. Braak schrijft een mooi Fransch, dat slechts op zeldzame plaatsen eenigszins on duidelijk aandoet; een tweetal voorbeelden van de goede hoedanigheid zijner taal mogen hier onmiddellijk volgen. Over de poëzie der symbolisten sprekend, laat hij zich als volgt uit (p. 44): S'il est une poésie d'intériorité, capable de parcourir toute l' chelle des sensations humaines, depuis l'angoisse pascalienne de Baudelaire jusqu'a la sublime tendresse de Verlaine, en passant par la douce et morbide langueur d'AIbert Samain; s'il est une poésie profondément vraie, exprimant la passion sans emphase, aussi riche en modes d'expression qu'elle est inépuisable en ses motifs, une poésie enfin, capable de suggérer tout l'homme par tout l'art, ce ne sont assurément pas les romantiques qui l'ont inventée". Ook de volgende bladzijden, waar Dr. Braak op de tegenstelling tusschen zijn poésie d'intériorité" en de Fransche romantiek nader ingaat, zijn goed, al schijnt het mij, vooral in verband met een uitlating op p. 109, toe dat hij de romantici wel wat miskent. Andere mooie passages zijn nog die over het pessimisme op p. 28 e.v. (mooi niet alleen van taal) en over de bedoeling van La Porie Etroite. En ziehier een stuk uit de Conclusion" (p. 197): Sa mission aura téde jeter des torches dans nos abimes, de collaborer a notre examen de conscience, de rappeler aux hommes de sa génération que 1'homme est népour penser, que c'est toute sa dignitéet tout son mérite et que tout son devoir est de penser comme il faut. Le classicisme de Gide est d'accord avec les meilleures traditions de la France, et n'en parait que Ie prolongement naturel. Son oeuvre, oüse fondent en une belle unit tant d'influences trangères et qui semble ouvrir tant d'horizons nouveaux, s'enracine pourtant fortement dans Ie sol national". Genoeg om te bewijzen dat men IJmuiden of Winschoten kan bewonen en niettemin, mirabile dictu, met gratie en kracht kan uitdruk ken wat men fijn gevoeld en scherp gedacht heeft. De heer Braak schrijft over Gide en ik houd niet van Gide; toch vind ik zijn boekje goed. BLOEDARMOEDE. Gevolgen en Genezing. r* Zonder twijfel veroorzaakt bloedarmoede meer lijden dan welke andere kwaal ook, want zij is niet een speciale toestand op zichzelf, doch gaat vergezeld van vele an dere ongesteldheden. Onder de meest opmerkelijke symptomen behooren de bleeke gelaatskleur, lusteloos heid, zwakte, kortademigheid, hartkloppin gen, hoofdpijn en duizeligheid, oorsui zingen, slechte spijsvertering, verstopping en een menigte zuiver nerveuse ongemakken. Bloedarmoede is uitsluitend een questie van voeding en het geneesmiddel moet ge vonden worden in den vorm van voedsel. Een arts, schrijvende in The Medical Press & Circular", verklaart het volgende: Patiënten, die tengevolge van chroni sche ziekten vermagerd waren, namen bij het gebruik van Sanatogen in gewicht toe met een of twee pond per week, in sommige gevallen zelfs meer. En tegelijkertijd kwam de frissche kleur terug op hunne verbleekte wangen. Dat dit laatstgenoemde resultaat te danken is aan de vermeerdering van roode bloedlichaampjes, werd na herhaald en nauwkeurig onderzoek aangetoond. Sana togen heeft de macht van den geneesheer honderdvoudig versterkt. De buitengewone resultaten door dit preparaat verkregen, zijn even talrijk als wonderbaarlijk. Sanatogen is verkrijgbaar in alle apotheken en drogisterijen in verpakkingen vanaf ? 1.?. (Adv.) LUISTERAARS Teekening voor de Amsterdammer" door Oeorge van Kaemdonck En zooals zoovele ouders in voortdurende ang sten, slechts nu en dan even onderbroken dooreen korten verloftijd, aan den jongen toe gestaan. Schrijf mij lederen dag," zegt Redon in n der laatste, ik leef alleen nog van jouw brieven." Het is te veel geweest voor den prachtigen, maar teeren geest. Maar hoe nobel is de toon van den père et ami" in alles wat hij zijn kind meedeelt en hoe bewondert hij diens deel hebben aan Frankrijks glorie. Lust tot schilderen heeft de oude heer natuurlijk niet, een drietal pastels, die hij heeft kunnen afmaken, hij sleept ze overal mee heen om ze te bewaren voor Arïals die terug komt. Roe rend is dat. Arïzal zijn geheel verder leven niet aan de emoties dier jaren kunnen terugdenken zonder het beeld van den ouden vader er bij te betrekken. Het is voor ons Hollanders niet onaange naam dat onder de belangrijkste dezer brieven er een aantal gericht zijn aan een landgenoot, den kunstlievenden heer Bonger. die jarenlang tot den intiemsten omgang der Redon's behoor de en die in den Aerdenhout in een verfijnd interieur de meest complete verzameling van Redon's werk heeft bijeengebracht. Redon vond in dezen Hollander niet alleen den in de aanvangsjaren zeldzamen steun, doch tevens een volledig en zuiver begrip voor zijn inten ties en het is voortdurend met zekere onder scheiding dat hij zijn Amsterdamschen vriend toespreekt, waardoor echter zijn dankbare genegenheid niet wordt weggedoezeld. De brieven aan oude vrienden als Fabre en Frizeau ademen eene mengeling van hartelijk heid en hoofschheid, die in onzen tijd te schaarsch voorkomt om er niet met welge vallen op te wijzen; trouwens ook Redon's brieven aan jonge vrouwen, voor wie hij genegenheid had, hebben iets zeldzaams door het aroom van hoogheid en beminnelijke galanterie die door den ouden heer zoo onge zocht vermengd werden. En aan den jongeren vriend Mellerio ten slotte danken wij een aantal brieven van zeer instrueerenden inhoud ten opzichte van Redon's eigen visie op eigen werk. Mellerio heeft dit alles in zijn biographie van Redon (bij Floury) en in zijn Catalogue raisonné(Sociétépour la Gravure franchise) kunnen verwerken, doch in deze brieven vinden wij de eerste aanra kingen tusschen artist en biograaf. Als een heerlijke waarheid rapen wij uit die aanraking op, wat Redon zelf een petit aphorisme banal" noemde, n.l. Rien ne se fait en art par la volontéseule". Dit mogen|veel kunstenaars te allen tijd zich in het geheugen Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Dit kan den lezer verwonderen; ik ben hem dus een woord van opheldering schuldig. Naar mijn gevoel is Gide iets te intellectueel. Toen er pessimisme woedde in de geesten, was hij pessimist. Toen er reactie kwam, rea geerde hij mee. Toen men de moraal ont kende, schreef hij over immoralisme". Sinds er vergeestelijking" rondwaart in onze gewesten, bezingt hij nuttelooze zelfop offering en heilige gebondenheid. Ik heb wel eens gemeend dat hij met bij bedoelingen al deze modes volgde. Misschien ging ik daarin te ver, maar zooveel acht ik zeker, dat hij, uitnemend criticus als hij is, iedere kentering bemerkt en zelf altijd kentert in de richting van het allernieuwste. Anderen zijn ook sceptisch geweest, maar zijn iets" geworden: socialist de een, katholiek de ander, nationalist een derde; sommigen gingen een nieuwe moraal prijzen, anderen hingen een oude en beproefde leer aan, allen kozen, zij het nog zoo vaag, zoo ondogmatisch; ze verkozen het een, verwierpen, versmaadden het ander. Gide bleef niet sceptisch, maar wat hij koos kan niemand zeggen. Dat behoeft ook niet, werpt de heer Braak hier tegen: een kunstenaar die iets moois maakte, heeft altijd genoeg gadaan. Inderdaad, waarde heer Braak, maar een vaas is mooi en een boek is mooi; een vaas heeft echter geen godsdienstigen, politieken of moreelen inhoud, een boek wel. Het is zeer zeker een dwaling te meenen, dat een schrijver gods dienstige, politieke of moreele [bedoelingen moet leggen in zijn boeken; schrijvers die dat doen, zijn slechte schrijvers; maar ook is het een daling te wanen, dat zulke tendenties er niet altijd en vanzelf in zullen liggen als het boek mooi is. Een schrijver van kunst spreekt zich uit over het leven, door welke legende, beschouwing, vertelling, of stemmingsweergaaf dan ook; maar altijd en immer zullen zijn bladzijden een geest ademen van orde of van opstand, van reactie of van vooruitgang, van liefde tot de stof of van reiken naar het hooge. Een werk van geschreven kunst zonder althans onbewust moreele inspiratie is er niet; hij die AndréGide et l'dme moderne uitgaf, kan dit zeker wel in de laatste plaats ontkennen. Bij Gide nu is het mij niet duidelijk welke, Opgepast! UMI i iiiiniii n l m iiiiiiimiiiiiii u in iiiiiiiiiitliiiliiiiiinii iiiiimiiii iiiiniii prenten. Als er ooit betwijfeld mocht zijn dat iemand artist is.... omdat hij het niet helpen kan, dan heeft Redon het bewijs voor de juist heid hiervan geleverd. Vandaar ook dat hij Mellerio den raad geeft niet voortdurend het waarom" te willen opsporen: ,,11 est fon d'entourer totite genese d'un mystère". J. H. DE Boi s IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllIIllllllllllltllllllllllIIIH INDISCHE GLIMWORMPJES (Geïmporteerd door H. VEERSEMA) De djangkerik De djangkerik is het dier, dat u het geloof in de muisstille tropische nachten doet ver liezen. Omstreeks vijf uur kunt ge nog heel rustig in uw tuin of op uw voorgalerij zitten, achtsr een kopje thee. De avond begint te vallen, de zonnestralen bezorgen geen zonnesteek meer. En dan plotseling, dicht bij u hoort ge een snerpend getsjirp. Ongeveer alsof honderd musschen op een afgesproken teeken tsjirpten. Het duurt een kort oogenblik. De avondstilte regeert dan weer. Even later, op dezelfde plaats, een langer getsjirp. Nog later weer langer. Dan geschiedt hetzelfde op een andere plaats in uw tuin en op weer andere plaatsen in andere tuinen. En dan plotseling is het niet meer van de lucht af en niet meer uit uw ooren. Een oorverdoovend getsjirp. Een getsjirp om er gek van te worden. Van alle kanten omringt het u. Overal djanglerik! En dat doen ze alleen maar wanneer ze druk op zich voelen", verklaart een ingewijde, die het oorverdoovend gegil-gestjirp niet eens meer hoort. Vandaar dat de djangkerik zoo'n prachtig beest is om zijn werk te doen onder het hoofdkussen van een baar. Rust het hoofd op het kussen en op de groote groene krekel er onder, dan tsjirpt hij, dat het een aard heeft. En richt de geplaagde zich ten einde raad op om te trachten te ontdekken waar toch dat helsche gegil vandaan komt, dan heerscht op hetzelfde oogenblik de stilte des nachts; in die kamer althans zonder djangkerik. De tokk h Er is nog een lawaaischopper, zij het een incidenteele. De tokkèh, een groote muurha gedis, die wanneer ge hem schuin van onderen gezien, rustig bekijken kunt, een angstver wekkend wreede kop-uitdrukking heeft. Ove rigens een zeer fiuttig dier, daar het aller hande insecten van den muur vangt. De tokkèh is de koekkoek van het Oosten. Wanneer hij zich opwindt, spitsen zich de bijgeloovige ooren van de bijgeloovige" Indische menschen. En wanneer hij dan gaat afdraaien, tellen de monden van diezelfde bijgeloovige menschen de keeren, dat 't droge tokkèh klinkt. Is dat aantal keeren zeven, dan beteekent dat geluk. Is het minder dan geldt het niet; is het acht, dan zult ge ongeluk ont moeten, enz. Maar men behoeft niet bijgeloovig te zijn, om toch op sommige oogenblikken, wanneer de tokkèh zich gaat opwinden, te rillen. Want dat opwinden klinkt precies eender als het in eenige rukken ophalen van echt Hollandsche jaloeziën. En wee de teleurstelling wanneer ge de oogen sluit en in gedachten een achter geblevene de jaloeziën ziet optrekken en langzaam verschijnen voor het verlichte venster, en ge hoort, in plaats van de u begroetejide stem van uw oude bekende het krakend-droge tokkèh" geroep ! llllllltllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiimiiiimiiiiiiiiHilliiimiiiiiimllii ik zeg nog niet eens politieke of godsdienstige tendenties, maar welke moreele kleur zijn gemoedsleven eigenlijk heeft. Ik denk dat hij alles op zijn beurt uitverkiest, omdat hij niets wenscht op te geven: iedere keuze is een be perking. Eigenlijk houdt hij nergens genoeg van om er iets anders voor op te offeren.Daar om schrijft hij ook niet met warmte, niet pakkend, niet innemend, niet zoo dat men het onthoudt". Hij kent geen liefde, of slechts lauwe, of eigenliefde misschien. Nu, als men zoo over Gide denkt, kan men een boek dat hem prijst toch niet mooi vinden? De gevolgtrekking is niet volkomen juist. Ik weet al het zooeven gezegde niet zoo zeker. De heer Braak kan ook wel gelijk heb ben. Boeken aanvoelen is iets subjectief s. Ik voel het zoo, de heer Braak anders: we hebben beiden gelijk. Er is in deze zaken geen waarheid" van dezelfde orde als waartoe tweemaal twee is vier" behoort. Voor Dr. Braak leven de problemen in Gide's boeken veel meer dan voor mij; hem valt het gemak kelijk er leven in te blazen. Voor hem, wiens zieleleven ontlook in de laatste jaren der 19e eeuw, is het een heel ding, te zien hoe deze Gide van pessimistisch scepticus werd tot.... ja, hoe zal men het noemen?.... tot aanprijzer van activiteit. Voor mij is dit niet genoeg. Ik wil weten: welke activiteit, in welke rich ting, met welk einddoel. Anders blijf ik maar liever scepticus. Actief zijn behoeft niet ge predikt te worden, men is het of men is het niet. De heer Braak vraagt nu wellicht of ik dan niet historisch kan gevoelen. Ja, maar het betreft hier kunst. Die wil ik inderdaad: ge voelen. En ide's kunst is me daarvoor juist iets te koud. Voor u niet, waarde heer, omdat u er uw eigen warmte aan meedeelt, uw warme waardeering voor Gide's problemen, opgedaan in uw jeugd die niet samenviel met de mijne. Dit laatste is echter een toeval en omdat hierin waarschijnlijk de hoofdoorzaak van ons verschil ligt, mag ik aan mijn eigen mee ning geen hoogere waarde dan aan de zijne toekennen. Het kan zelfs w. l zijn, al geloof ik het vandaag volstrekt niet, dat ik later, Gide herlezend, dezen evenzeer ga waardeeren als de heer Braak het nu doet. Daarom zeg ik: voor Dr. Braak is Gide een groot schrijver; dat meent hij; hij geeft daarvan blijk in warme bewoordingen, met wel gekozen toe lichtingen: zijn essay is dus goed. Trouwens, ze is tevens goed om de mooie beschrijving van de intellectueele atmosfeer waarin Gide is opgegroeid en zich heeft ontwikkeldj hierin ligt zelfs een van Dr. Braak's hoofdve'rdiensten. En ze is aangenaam door de bescheidenheid van toon, de smaakvolle wendingen, door een zekere zachtheid. Ik geloofjslechts maar nu ga ik vitten en de heer Braak moge 't mij vergeven dat ik in zijn plaats hier en daar den schijn van ver wardheid had trachten weg te nemen (p. 33?36: Et d'abord Et d'abord Ecotitons d'abord); dat ik met meer consequentie de belangrijke zaken in den tekst en de minder belangrijke in de noten geplaatst zou hebben; dat ik me voorzichtiger over Gide's stijl zou hebben uitgelaten om niet den indruk van tegenstrijdigheid te vestigen. Wat ik wel zeker weet: nooit had ik ,,protestantsch" en geneigd tot uitersten" als synoniemen gebruikt (p. 38). Integendeel, de geest van het protestantisme is er, voor zoover ik weet, een van schipperen en de kerk in 't midden houden: in het midden tusschen onderwerping aan gezag en vrije critiek. En het zou, geloof ik, niet bij me opgekomen zijn te schrijven dat volkomen libertémentale" slechts in protestantsche landen geheel ge waardeerd kan worden (p. 169). Is SainteBeuve, een voorbeeld van onbevangenheid, in Frankrijk niet begrepen? Ik geloof dat de heer Braak, wiens godsdienstige overtuiging mij overigens niet bekend is, zoowaar een aanzien lijke cultureele beteekenis toekent aan het protestantisme en ik waag het te bekennen, dat mij dit bij een lettre, een artistiek geleerde als hij, wel af en toe zonderling heeft aange daan. Cultuurwaarde kent men toe aan de denkwijze van Goethe, van Shakespeare, van Dante desnoods niet aan die van Abra ham Kuyper of dominee Nicolaas Beets. Zoo althans heb ik mij aangewend hierover te denken wetende trouwens dat de zaak niet in enkele woorden is af te doen. JOHANNES T l E L R O O Y

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl