De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 11 augustus pagina 5

11 augustus 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

11 Aug. "23. - No. 2407 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDENj LXXXV Als je goed over het geval nadenkt, dan bestaan er geen leugenachtiger menschen dan zij, die er altijd den mond vol van hebben, dat ze onder alle omstandigheden de waarheid spreken; want ze gelóóven zelf inderdaad, wat ze zeggen en geven hiermee het bewijs dat ze zelfs met zichzelf niet eerlijk kunnen zijn. Want, zooals Schnitzler het door n van zijn wereldwijze scheppingen laat zeggen: wanneer iemand zich tot taak zou stellen n dag lang voortdurend de waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, dan zou hij al vóór negenen in de gevangenis zijn aange land. Onze samenleving bestaat bij de gratie van den leugen; slechts een kluizenaar kan misschien enkele uren beleven, dat hij zich niet aan de eerlijkheid vergrijpt; wij menschen in de gewone wereld vallen van het eene bedrog in het andere; en ik geloof, dat hier zelfs geen bezwaar tegen te maken is, als we het zelf maar inzien en er ons geen illusies over maken. ;, Want die oneerlijkheidjes, waar geen schepsel buiten kan, (een te-hoog-gestemd bedankje voor een goed-bedoeld, maar weinig geslaagd present; een handig-gedraaide uitnoodiging, die eigenlijk een af zwaai is: natuurlijk ben je ons altijd welkom, maar de volgende week zouden juist de die-en-die's komen; dus misschien is het beter, als je je bezoek nog wat uitstelt; dan hebben we meer aan elkaar;" een bedroefd: ja, het speet me erg, dat we niet thuis waren," tot een nietbizonder-welkome bezoekster;) dat zijn eigen lijk volkomen-onschuldige en voor beide partijen plezierige jokkens. Die zijn syno niem met goede vormen" en tasten ons karakter niet aan. Ik zou zelfs nog verder willen gaan en willen beweren, dat een leugen over een concreet feit niet van veel belang is, wat ons innerlijk betreft. Zulke onwaarheden zijn lastig, omdat ze de boel in de war kunnen sturen, en daarom zijn we overeen gekomen, dat we niet zeggen, dat we een stad bezocht hebben, als we er niet zijn geweest, en dat we niet beweren, dat we vijftig zijn, als we de zeventig achter den rug hebben. Maar de naïve lieden, die zich verbeelden, dat met deze juiste of onjuiste opgaven de eerlijkheid staat of valt, en die dat ook hun kinderen zoo bijbrengen, hebben geen vermoeden van het veel diepere wezen der waarachtigheid. Want die eerlijke" jongen, die plicht getrouw overbrengt, hoeveel fouten hij heeft gemaakt in zijn fransche thema en hoeveel taartjes hij op het schoolfeest heeft verorberd, zal, als we hem vragen, waarom hij niet mee gedaan heeft met ver-springen, met groote oogen antwoorden, dat hij zoo'n mooi boek had; maar hij zal zeven voet diep in zijn onderbewuste de waarheid weggestopt hou den, dat hij bang was, dat de andere jongens het beter zouden kunnen dan hij En de mevrouw, die altijd zoo waarheidlievend is, zal, als ze verzekert, dat het haar zoo speet dat ze niet thuis was, zich zelf wijs maken, dat ze het wezenlijk jammer vond; maar als ze de volgende keer wél thuis is, laat ze het meisje zeggen, dat mevrouw rust; en strekt zich dan, om der conscientie wille, inderdaad overhaast eenige minuten lang op haar sofa uit. Hier begint het gevaar, want hier begint de overtuigde zelfmisleiding. Een fideele, ik zou bijna zeggen: een eerlijke leugen, d.w.z. iets, waarvan we ons bewust zijn, dat het niet waar, neemt geen bezit van ons wezen; hij gaat buiten ons om, en we blijven, die we waren. Maar als we in onze onwaar heden willen gelóóven, dan krijgen we een innerlijken kronkel, waarvan we ons uiter mate moeilijk meer kunnen bevrijden. En toch hoe vroeg begint voor de meesten van ons al het draaispelletje, van te spelen, dat wat-n/rt-zoo-is toch eigenlijk iw/-zoo-is. Als het kle-ine meisje van twee-en-een-half-jaar met een trillend stemmetje zegt: Ik vind dat een snoezig hondje, tante Ans", en onder wijl staart ze met ontzetting naar een schunnig straatzwervertje vol modder en vlooien, dan begaat ze haar eerste poging-tot-oneerlijkheid-met-zichzelf, die ze waarschijnlijk tot in haar grijzen ouderdom zal voortzetten. Want we zouden allemaal zoo erg graag willen, dat het leven ons met snoezige hondjes", met boeiende menschen, met gróóte gevoelens en met gróóte gedachten in contact bracht; we zouden zoo graag het ons bedreigende lot verbidden door er tegen te glimlachen en te doen alsof we het neel aardig vonden en heelemaal niet bang waren; en het is zoo moeilijk, om als we toevallig met kleine gevoeientjes en met matige hersens zijn beaeeld, dai rustig te erkennen en te aanvaar den. Het is zoo verleidelijk om, als er een zonnige dag is in ons leven, en een paar lachende oogen kijken ons aan en een jonge stem zegt vleiende dingen, dan niet gewoon te zeggen: dit is een lichte dag en een aar dige jongen"; maar heilige woorden als: jaren gewacht, eindelijk gevonden, liefde en Oegrijpen" voor den dag te halen, die niet bij de situatie passen. Het is zoo verleidelijk, om, als we iets, dat ons geboden werd, niet aan vaarden, van renunciatie" te spreken, ter wijl het misschien niets dan angst en gemak zucht was. Daarom is het noodig, dat een mensch leert inzien, dat datgene wat hem meermalen overkomt, het gewone" ook in dien zin is, dat het niet belangrijk is, en niet veel aandacht verdient.... Spreekt u van een schoone illusie, van den idealiseerenden droom, die het leven alleen waarde geeft? Goed, maar houd hem dan vrij van alle werkelijkheid: realisatie van het door illusie vervalschte is de bitterste ontgoocheling. En dan ook: we moeten toch nooit alles gelij kelijk idealiseeren; roze op roze treft ons niet meer; er moet onderscheid zijn van tint om perspectief te scheppen; slechts hij die weet, dat vele dingen onbelangrijk zijn, zal het enkele, echte en grootsche weifelloos herken nen, grijpen en vasthouden. Ik Ken twee oude dames, beide met slechte oogen: de eene ziet in.elk wezen met een rok aan een beeldig meisje"; de ander ontdekt op elk kleedje denkbeeldige vlekken. Als ik moest kiezen, zou ik natuurlijk de visie van de eerste verkiezen; maar ik heb toch het ge voel, dat al dat snoeperige op den duur eentonig wordt; en dat slechts hij die weet, hoe leeiijk, hoeleeg en onbelangrijk vooral vele menschen, vele verhoudingen, vele in stellingen in dit ondermaansche zijn, den enkelen echten mensch, de enkele schoone liefde naar waarde weet te schatten. A N N i E SALOMONS ZOMERJURKEN Teekening voor At Amsterdammer" door & Desaga iiiliimiiiiimfii OP HET MEER VAN GENÈVE Met een droge geforceerde kuch in de bieek-blauwe lucnt, trillend van zomerwarmte, kondigde zich de witte meerboot aan. Als van stijf, wit papier gevouwen, zonder lenigheid of bewegen, schoof ze door het groen-glinsterende water en lei stoomend met schokken aan den langen steiger aan. Van heel ver scheen een stem te zeggen, eentonig zonder klank: Vevey". Zwarte mannen klemden zich als groote onvoldane insecten aan de balustrade, werkten met touwen en een breede plank. Gedaanten ir. wit en gekleurd tripten als hooge slanke vogels over den steiger op de zacht-wiegelende boot, gleden tusschen de witgelakte banken. Andere verlieten het schip, kijkend met-gewichtige gezichten om zich op de kade. Dan keerde zich dit weer snuivend naar het water met de belofte ook dezen dag er weer over te zegevieren. Stil neurieënd als een zelfgenoegzaam mensch gleed het met zijn nieuwen last door de nel-tintelende waterstrepen. ' ' Een heete Mei-zon vingerde onophoudelijk op de dingen van land en water, sprankelend en prikkelend om de hoogste macht van kieuren te vormen tot een groot levend mozaik. Langs e oevers leken de groote onbewegelijke hotels met schreeuwende hoog moedige namen voorbij te glijden, dikwijls van achter langs avenues vol bloeiende boomen vandaan, die rustig bleven. Licht getinte menschen wandelden op en neer en keken ernstig naar het schip, dat aan een hoogen ijsberg deed denken vol sneeuw. Tegen de hellingen plekten alle schakeeringen van groen, waar doorheen soms de funiculaire kroop als een monsterachtige groote roorie kever. De nieuwe steunstokken voor de jonge wijnplanten lagen in een geelachtige rij, of de steenen . afscheidingen kronkelden grijs-grauw in reeksen. Nog hooger klom het heldere groen van de onbebouwde akkers of jong opgeschoten zaad, dat stil scheen te leven. Hier en daar gleden wit-fluweelen plekken langs de oogen van de jonge bloeiende narcissen. Een hotel stond er tusschen nu en dan, onwezenlijk en brutaal. De afgebroken bosschen deden denken aan pluizige wol. En heel daarachter de kale strenge rotsen van ernstig, grijs opgevrooVB.UCHTENKOEKJES VAW SIPKES - HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak Links: Jonge-meisjesjurk van licht blauwe voile. Twee ajourranden onder "aan den rok. Versiering van halsstuk, mouwen en zakken met Valenciennes. Klein strooien hoedje, rechts een tangokleurige bloem. Rechts: Jurk van licht lila linnen met borduursel in kastanjebruin. Plooien op zijde. Gazen mouwtjes van dezelfde kleur lila. Van hetzelfde gaas is de vullïng bij de sluiting van voren. Witte hoed. jongens met het Fransche baretje zonder zoom * of kwast. Een oud wijfje liep haastig en ge bogen achter haar troèpje geiten. In het gras zongen de krekels tusschen het nederigste meizoentje en de koninklijke bouton d'or"; vogels twinkten en melodieden naar de bloe men, die in vollen luister het gulden meifeest vierden. Een klein jongetje had meiklokjes van de bergen gehaald. Tien centimes per bosje. Doch drie bossen kosten bij hem een franc. Met domme wijs-uitstaande oogjes, een plat primitief neusje, probeerde hij" de rekensom te begrijpen. Slechts bij het zien van geld, lachte hij en liet het denken. Met zijn schat van Zwitsersch geld draafde hij weg, in het dorp kreeg hij het driedubbele ervoor in Fransche muntjes. Een mooie groote jongen keek nieuwsgierig toe en liet de vreemden met een gebrom voorbij. Bij den steiger stonden de douanen, keken met gewichtige gezichten in de provisie mandjes. Het witte schip stampte in het klot sende nat, ongeduldig de menschen op te nemen. Opnieuw steunde het witte huis over het nu wat donkerder geworden water. Lange schaduwen vielen van de bergen, maakten het gekronke! om de boot geheimzinnig en vol gedroom. De zon mikte nu schuine stralen op het schip, dat ze met een goedig gebrom steeds afschudde en zijn plicht deed. NELLY KRUIZE Oud Albumpje van 1809 (Met teekeningen voor de Amsterdammer" door Sijtje Aafjes) lijkt met tikjes verijsde sneeuw in de schaduwige holten. De blikken van de boot uit, bleven meestal beneden op de hotels, de kaden en beweging, omdat daar menschen waren. Op het dek ging een zacht gezoen,, in alle talen werden woor den gezegd, vol bewondering en genot. Bij Montreux kwam weer hetzelfde gekuch en gestoom, terwijl het zich de houding gaf van iets nieuws. Andere kleurige menschen gleden naar binnen onder het breede zeildoek, kleine meisjes met schooltasschen prikten zich als vlinders op de zijbanken in de zon. Het pano rama wisselde van kleuren, als stille ernstige denkers hielden de bergen zich rechtop achter het pinkelende schuimende geraas. De ,,Dent du Midi" in al zijn heerlijkheid van glinsterend witte sneeuw met gekartelden rand in de blauwte, begreep het menschenleven in al zijn.hoogheid. Bij het geel-grauwe water dat de Rhöne uitwerpt in het pure groen van het meer, werkten op een nieuwen steiger, half-naakte mannen met verbrande ruggen achter zware kruiwagens vol steenen. Niemand dacht aan hen, beschouwde ze als onderdeel van het landschap. De zon schrijnde op vochtig-vuile gezichten, die geen tijd hadden den Wik op te heffen naar de schoonheid rondom. Nog een teeken van arbeid lag in de zware baggcrmachine, een'groote misvormde zeevogel op het water, dat gewolkt was en geel door het onderaardsche werken. Bij de ronde was het gezicht op de voorbij gegane oevers vol stippels rood, zwart en wit, onderscheidbaar, alleen het groen heerschte vol rust. In de omgeving van Bouveret werden de hotels klein en schrompelig, slechts grootere huizen met een ontvleescht naambord. Er scheen minder zon daar te zijn, wat beschei dener en kalmer bleekde natuR te groeien. Rij St. Oingolf ontvolkte het schip bijna geheel. Niemand keek meer om naar het gevaarte dat teleurgesteld steunend verder wilde. Oude slecht onderhouden huizen, bijna stallen, toonden hun armoede aan de heete trillende stralen. Hoekjes waren schilderachtig door den vervallen staat der woningen, doch steeds vermooid en veredeld door den achter grond van het blauw en het bijna zwarte grijs of scherpe wit der bergen, die door de openingetjes zichtbaar werd. Om een sprenkelende bron stonden kleine 't Was regen, sombre regendag, 'k Zat rustig in een hoekje En bladerde verstrooid eens door Het oude albumboekje. Bruin leeren band, in bijbelvorm, Verweerd en uitgeslagen, Verguld op snee, de bladen los Zoo was 't in oude dagen. En 'k las het kleine, fijne schrift, Het ouderwetsche liedje, Met teekening of bloem gedroogd, Viool, vergeetmijnietje. Zoo'n teekening, ruïne woest, En zware wolkenluchten, Gepend; geteekend minutieus, Geduld om van te zuchten. En toen.... daar zie ik tot mijn vreugd, Verpakt zoo keurig netjes, Een tiental oude, uit dien tijd Bewaarde silhouetjes. Een deftig heer, met bef en pruik, Een mond om te gaan preeken, Die was de oudste van hen al, Een dominéof deken. Dan dames, met een krullenkop, Heel stijf in keurs geregen, Maar met een boezem, wondervol Door velen huwelijkszegen. "" Twee jonge meisjes, zediglijk, : Hoog boord en omslagdoekje, Om Zondags trouw ter kerk te gaan, De oogen blozend neer te slaan Op 't kleine bijbelboekje. ECHTE DEVENTER ALOM VERKRIJGBAAR g ZONEN MUSKIETEN TULLE 200 c.M. breed a Fl. 1.?per Meter 250 c.M. a Fl. 1.25 300 c.M. i Fl. 1.50 350 c.M. a Fl. 1.75 ., Tot slot een kind, frivool, coquet, Van zeventien vier en tachtig, Een hoed vol pluimen, praaltoilet, Dus pa schatrijk en machtig. En toen ik hen zoo allen zag Uit lang vervlogen tijden, Toen voelde ik mij zoo n met hen, Ik wist hun vreugd en lijden. En borg met diepen eerbied weer In 't oude albumboekje, Die oude, oude dingen op, En peinsde in mijn hoekje! L. PLEMP VAN DUIVELAND Z i L L E s E N INGEZONDEN. HET RUHRCONFLICT EN HET INTERNATIONAAL COÖPERATIEF VROUWENCOMIT Het internationaal Coöperatief Vrouwencomitébestaande uit vertegenwoordigsters uit Engeland, Schotland, Ierland, Noorwegen, Zweden, Frankrijk, België, Holland, Zwitser land en de Vereenigde Staten van NoordAmerika, heeft in de maand Juni aan de re geeringen van Engeland, Frankrijk, Belgi en Duitschland een adres inzake het Ruhrconflict gezonden. Zonder zich in eenig op zicht partij te stellen, gronden de vrouwen haar dringend verzoek om dit zoo spoedig mogelijk te doen eindigen, op het lijden van vrouwen en kinderen in Europa, door dezen strijd. Zij verklaren, dat leven en welzijn van grooter waarde is dan eenig ander goed, en noemen die natie de grootste die het meest bijdraagt tot een vreedzame oplossing van dit conflict. Zij verzekerenDuitschland van de sympathie der vrouwen, zoolang zij blijven vasthouden aan een vreedzame oplossing van dit pijnlijk conflict. VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR. BI RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TI ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DB AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. imiilmiiiiliiiiillltllMiliiiiiiiiiillilllllim iiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EEN BELANGRIJK BOEK Flora en Fauna der Zuiderzee. Uitgave der Dierkundige Vereeniging ter gelegen heid van haar vijftigjarig bestaan. Ge drukt bij C. de Boer te Helder. 460 p.p. met vele illustraties. Prijs ? 10.60. Een jaar of tien geleden noemde Dr. J. J. Tesch in De Levende Natuur de Zuiderzee een natuurmonument van den eersten rang, en niemand kon dat beter weten dan de bekwa me en geestige auteur van het mooie boek Het Leven der Zee", dat ik u in deze zomerdagen ook nog eens van harte wil aanbevelen, en waarin de Zuiderzee ook nog een aardige beurt krijgt. Als ge de wereldkaart eens bekijkt, dan zal het u niet gemakkelijk vallen een baai te vinden, die zooveel belangrijke factoren voorde ontwikkeling van etn bijzonder planten en dierenleven in zich vereenigt als deze merk waardige zeeboezem, waarvan het ontstaan, trots dien haring in den putemmer, voor ons nog tamelijk wel in het duister verkeert. Wij zijn tegenwoordig gewoon een scheiding te maken tusschen de Zuiderzee en de Waddenzee. De grens wordt zeer juist aangegeven door den toekomstigen afsluitdijk Wieringen-Zurig bij Harlingen. Thans stroomt over dezen drempel" het getijwater nog vrijelijk in en uit, toegelaten door de breede zeegaten het Marsdiep en het Vlie, die verbinding geven met de zoute Noord zee. Hoe zuidelijker wij komen, hoe minder de i nvloed van de Noordzee zich laat gevoelen ; getijbeweging en zoutgehalte nemen tegelijker tijd af en naderen tot dicht bij nul, zoodat de Kom", het stuk bezuiden en beoosten de lijn nkhuizen?Stavoren, in zijn geheel beschouwd moet worden als n brakwatergebied. In deze kom mondde sinds overoude tijden de Rijn uit met zijn beide takken de IJsel en de Vecht (vroeger vermoedelijk nog meer of andere). Thans nog brengt de IJsel groote hoeveelheden zoet water en slib aan, geholpen door het Zwar te Water, de Veluwsche beken, de Linde, de Tjonger en al de polderwateren, en zoodoende vertoont de Zuiderzee velerlei menging van zout en zoet. Als zeer belangrijke factor komt hier in den laatsten tijd vooral nog bij het rioolwater der steden, vooral het afvalwater van Amster dam, dat door een reusachtig riool in het Pampus wordt geleid en een grooten directen in vloed uitoefent op het leven der microscopisch kleine zwevende plantjes en diertjes, het plank ton, dat overal den gronslag geeit voor de ont wikkeling van hoogere organismen. Ten slotte komt dan nog de omstandigheid, dat de Zuider zee tot in de negentiende eeuw de toegang is geweest tot een van de belangrijkste en drukste havens ter wereld en ongetwijfeld hebben de kielen van de Amsterdamsche handelsen oorlogsvloten zonder het te willen of te weten menige interessant biologische proefneming ge daan, menige vreemde verhuizing bevorderd. 't Is dus een zeer bont leven, dat daar in de Zuiderzee heerscht. Dieren en planten van het Noordzeestrand en uit de Waddenzee trachten zoover mogelijk door te dringen naar het Zuiden en vele slagen erin, om zich zelfs in de kom te vestigen, al is het dan ook met opoffering van welvaart en schoonheid. Om gekeerd brengt iedere riviermond en sluismond zoetwaterbewoners aan, die voor een groot deel spoedig sneuvelen, maar sommige weten zich aardig staande te houden tot op grooten afstand van hun punt van aankomst. Sommige diersoorten vinden in de Zuiderzee een bijzonder geschikte gelegenheid om zich voort te planten. En het merkwaardigst van alles is dat de Zuiderzee en belendende wateren eenige soorten van planten en dieren herbergen, die elders ter wereld niet worden aangetroffen of hun naaste verwanten hebben op een ander half rond: het kristalwiertje Coscinodiscus biconicus en het kwalletje Nemopsis bachei, beide ontdekt door Dr. van Breemen, het Zuiderzeekrabje Heteropanope tridentata, ontdekt door Maitland en een slakje, Corambe batava, door Dr. Kerbert het eerst gevonden bij Durgerdam in 1881, allemaal echte natuurwonderen. Nu moet ge niet denken,dat ge deze bijzonder heden te zien zult krijgen als ge eens een weekje gaat zeilen op de Zuiderzee. Het slakje van Dr. Kerbert is een plat, grijs, kleverig dingetje, nog kleiner dan een dubbeltje en met haast even eenvoudigen omtrek. Je moet al een echt onderzoeker zijn, die niets ongekend wil zien voorbijgaan, om zoo iets te ontdekken" Het kwalletje is al niet veel grooter en zweeft in de wijde wateren. De krab, daar is makkelij ker aan te komen, die vindt je wel aan de zeedijken langs Pampus en ook wel in den Amstel of het Spaarne. Maar het kristalwiertje, daar komt het microscoop aan te pas, dat u dan echter ook meteen doet weten, dat dit wezentje bij millioenen in de Zuiderzee voor komt en een der belangrijkste bestanddeelen vormt van het phytoplankton. Het spreekt vanzelf dat de vaderlandsche wetenschap een zoo aantrekkelijk arbeidsveld niet braak liet liggen. De Nederlandsche Dierkundige Vereeniging vestigde haar Zo logisch station te Nieuwediep, dat ook de standplaats werd van het Rijksinstituut voor Visscherijonderzoek. De rapporten en versla gen van dit Instituut zijn even zooveel belang rijke wetenschappelijke bijdragen tot de kennis van de Flora en Fauna van de Zuiderzee en de Waddenzee. Dr. van Breemen gaf een studie over het plankton van de Noordzee en de Zuider zee. Reedeke en Van Breemen gaven in het Zuiderzeerapport van 1907 hun Bijdrage tot de kennis van de Flora en Fauna der Zui derzee." In later jaren kwam dan Dr. A. J. C. van Goor met zijn belangrijke studie over de levensgemeenschap van de Zeegras-formatie. Amsterdam met zijn riool kwam ook op de proppen en liet door Mevr. Dr. Wibaut-Isebree Moens een vergelijkend onderzoek instellen van het Plankton in het zeewater van het Open IJ. Het Tijdschrift der Dierkundige Vereeniging bevat ook nog tal van studies. Een zeer bijzondere plaats neemt het geniale werk vanDr.M. C. Dekhuyzen in, die in 1905de Zuiderzee-expeditie organiseerde en volvoerde, een daad, die evenredig was aan de hooge wetenschappelijke waarde van het te bestudeeren gebied. Ook Dekhuyzen was het, die op 7 Juli 1905 met de vriendelijke hulp van zes stoomvaartlijnen een onderzoek instelde naar het zoutgehalte in de heele kom van de Zuiderzee op n en denzelfden dag. Het resultaat van dit onderzoek werd toen in kaart gebracht en datzelfde kaartje siert ook het boek, dat ik thans bespreek. Het illumineert op zeer gelukkige wijze het feit, dat verhoogd zoutgehalte, vloedgolf en oude scheepvaartweg naar Amsterdam n lijn vormen, de beroemde asgeul". Nu wordt de Zuiderzee droog gemaakt. Als het goed gaat, is met een jaar of vijf de drem pel" vervangen door den afsluitdijk met zijn sluizen, waarvan er maar enkele een beetje zeewater naar binnen zullen laten, wanneer er schepen geschut worden. De zoute trechter, het Friesche Bekken, verandert in een zoet IJselmeer, er komt ook een zoet Pampusmeer en hier en daar vermoedelijk nog wat kleine zoete meertjes. Die verzoeting geschiedt na tuurlijk langzamerhand en nu is het waarlijk grootsch om na te gaan, welke verandering dat zal brengen in de planten- en dierenwereld. Om dat naar behooren te kunnen doen, moet men eerst weten, hoe de toestand is bij het begin en daarom nu heeft de Dierkundige Vereeniging een monografie doen samen stellen van de Flora en Fauna der Zuiderzee in 1923, een prachtwerk van groote beteekenis. (Wordt vervolgd) JAC. P. T ii ij s s E (BEZOEKT! I DE UITGESTREKTE f l KWEEKERIJEN VAN l |?MOERHEIM"| [ DEDEMSVAART i ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN} iiHitiiiiiiiimiiii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl