Historisch Archief 1877-1940
11 Aug. "23. - No. 2407
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDENj
LXXXV
Als je goed over het geval nadenkt, dan
bestaan er geen leugenachtiger menschen
dan zij, die er altijd den mond vol van hebben,
dat ze onder alle omstandigheden de waarheid
spreken; want ze gelóóven zelf inderdaad,
wat ze zeggen en geven hiermee het bewijs
dat ze zelfs met zichzelf niet eerlijk kunnen
zijn.
Want, zooals Schnitzler het door n van
zijn wereldwijze scheppingen laat zeggen:
wanneer iemand zich tot taak zou stellen
n dag lang voortdurend de waarheid en
niets dan de waarheid te zeggen, dan zou hij
al vóór negenen in de gevangenis zijn aange
land. Onze samenleving bestaat bij de gratie
van den leugen; slechts een kluizenaar kan
misschien enkele uren beleven, dat hij zich
niet aan de eerlijkheid vergrijpt; wij menschen
in de gewone wereld vallen van het eene
bedrog in het andere; en ik geloof, dat hier
zelfs geen bezwaar tegen te maken is, als we
het zelf maar inzien en er ons geen illusies
over maken. ;,
Want die oneerlijkheidjes, waar geen
schepsel buiten kan, (een te-hoog-gestemd
bedankje voor een goed-bedoeld, maar weinig
geslaagd present; een handig-gedraaide
uitnoodiging, die eigenlijk een af zwaai is:
natuurlijk ben je ons altijd welkom, maar
de volgende week zouden juist de die-en-die's
komen; dus misschien is het beter, als je
je bezoek nog wat uitstelt; dan hebben we
meer aan elkaar;" een bedroefd: ja, het speet
me erg, dat we niet thuis waren," tot een
nietbizonder-welkome bezoekster;) dat zijn eigen
lijk volkomen-onschuldige en voor beide
partijen plezierige jokkens. Die zijn syno
niem met goede vormen" en tasten ons
karakter niet aan. Ik zou zelfs nog verder
willen gaan en willen beweren, dat een leugen
over een concreet feit niet van veel belang is,
wat ons innerlijk betreft. Zulke onwaarheden
zijn lastig, omdat ze de boel in de war kunnen
sturen, en daarom zijn we overeen gekomen,
dat we niet zeggen, dat we een stad bezocht
hebben, als we er niet zijn geweest, en dat we
niet beweren, dat we vijftig zijn, als we de
zeventig achter den rug hebben. Maar de
naïve lieden, die zich verbeelden, dat met deze
juiste of onjuiste opgaven de eerlijkheid
staat of valt, en die dat ook hun kinderen
zoo bijbrengen, hebben geen vermoeden van
het veel diepere wezen der waarachtigheid.
Want die eerlijke" jongen, die plicht
getrouw overbrengt, hoeveel fouten hij heeft
gemaakt in zijn fransche thema en hoeveel
taartjes hij op het schoolfeest heeft verorberd,
zal, als we hem vragen, waarom hij niet mee
gedaan heeft met ver-springen, met groote
oogen antwoorden, dat hij zoo'n mooi boek
had; maar hij zal zeven voet diep in zijn
onderbewuste de waarheid weggestopt hou
den, dat hij bang was, dat de andere jongens
het beter zouden kunnen dan hij En de
mevrouw, die altijd zoo waarheidlievend is,
zal, als ze verzekert, dat het haar zoo speet
dat ze niet thuis was, zich zelf wijs maken,
dat ze het wezenlijk jammer vond; maar
als ze de volgende keer wél thuis is, laat
ze het meisje zeggen, dat mevrouw rust;
en strekt zich dan, om der conscientie wille,
inderdaad overhaast eenige minuten lang op
haar sofa uit.
Hier begint het gevaar, want hier begint
de overtuigde zelfmisleiding. Een fideele,
ik zou bijna zeggen: een eerlijke leugen,
d.w.z. iets, waarvan we ons bewust zijn,
dat het niet waar, neemt geen bezit van ons
wezen; hij gaat buiten ons om, en we blijven,
die we waren. Maar als we in onze onwaar
heden willen gelóóven, dan krijgen we een
innerlijken kronkel, waarvan we ons uiter
mate moeilijk meer kunnen bevrijden. En
toch hoe vroeg begint voor de meesten
van ons al het draaispelletje, van te spelen,
dat wat-n/rt-zoo-is toch eigenlijk iw/-zoo-is.
Als het kle-ine meisje van twee-en-een-half-jaar
met een trillend stemmetje zegt: Ik vind
dat een snoezig hondje, tante Ans", en onder
wijl staart ze met ontzetting naar een schunnig
straatzwervertje vol modder en vlooien,
dan begaat ze haar eerste
poging-tot-oneerlijkheid-met-zichzelf, die ze waarschijnlijk
tot in haar grijzen ouderdom zal voortzetten.
Want we zouden allemaal zoo erg graag willen,
dat het leven ons met snoezige hondjes",
met boeiende menschen, met gróóte gevoelens
en met gróóte gedachten in contact bracht;
we zouden zoo graag het ons bedreigende lot
verbidden door er tegen te glimlachen en te
doen alsof we het neel aardig vonden en
heelemaal niet bang waren; en het is zoo
moeilijk, om als we toevallig met kleine
gevoeientjes en met matige hersens zijn
beaeeld, dai rustig te erkennen en te aanvaar
den. Het is zoo verleidelijk om, als er een
zonnige dag is in ons leven, en een paar
lachende oogen kijken ons aan en een jonge
stem zegt vleiende dingen, dan niet gewoon
te zeggen: dit is een lichte dag en een aar
dige jongen"; maar heilige woorden als:
jaren gewacht, eindelijk gevonden, liefde en
Oegrijpen" voor den dag te halen, die niet bij
de situatie passen. Het is zoo verleidelijk, om,
als we iets, dat ons geboden werd, niet aan
vaarden, van renunciatie" te spreken, ter
wijl het misschien niets dan angst en gemak
zucht was. Daarom is het noodig, dat een
mensch leert inzien, dat datgene wat hem
meermalen overkomt, het gewone" ook in
dien zin is, dat het niet belangrijk is, en niet
veel aandacht verdient.... Spreekt u van
een schoone illusie, van den idealiseerenden
droom, die het leven alleen waarde geeft?
Goed, maar houd hem dan vrij van alle
werkelijkheid: realisatie van het door illusie
vervalschte is de bitterste ontgoocheling.
En dan ook: we moeten toch nooit alles gelij
kelijk idealiseeren; roze op roze treft ons niet
meer; er moet onderscheid zijn van tint om
perspectief te scheppen; slechts hij die weet,
dat vele dingen onbelangrijk zijn, zal het
enkele, echte en grootsche weifelloos herken
nen, grijpen en vasthouden.
Ik Ken twee oude dames, beide met slechte
oogen: de eene ziet in.elk wezen met een rok
aan een beeldig meisje"; de ander ontdekt
op elk kleedje denkbeeldige vlekken. Als ik
moest kiezen, zou ik natuurlijk de visie van
de eerste verkiezen; maar ik heb toch het ge
voel, dat al dat snoeperige op den duur
eentonig wordt; en dat slechts hij die weet,
hoe leeiijk, hoeleeg en onbelangrijk vooral
vele menschen, vele verhoudingen, vele in
stellingen in dit ondermaansche zijn, den
enkelen echten mensch, de enkele schoone
liefde naar waarde weet te schatten.
A N N i E SALOMONS
ZOMERJURKEN
Teekening voor At Amsterdammer"
door & Desaga
iiiliimiiiiimfii
OP HET MEER VAN GENÈVE
Met een droge geforceerde kuch in de
bieek-blauwe lucnt, trillend van zomerwarmte,
kondigde zich de witte meerboot aan. Als van
stijf, wit papier gevouwen, zonder lenigheid
of bewegen, schoof ze door het
groen-glinsterende water en lei stoomend met schokken
aan den langen steiger aan. Van heel ver
scheen een stem te zeggen, eentonig zonder
klank: Vevey". Zwarte mannen klemden zich
als groote onvoldane insecten aan de balustrade,
werkten met touwen en een breede plank.
Gedaanten ir. wit en gekleurd tripten als
hooge slanke vogels over den steiger op de
zacht-wiegelende boot, gleden tusschen de
witgelakte banken. Andere verlieten het schip,
kijkend met-gewichtige gezichten om zich op
de kade. Dan keerde zich dit weer snuivend
naar het water met de belofte ook dezen dag
er weer over te zegevieren. Stil neurieënd als
een zelfgenoegzaam mensch gleed het met zijn
nieuwen last door de nel-tintelende
waterstrepen. ' '
Een heete Mei-zon vingerde onophoudelijk
op de dingen van land en water, sprankelend
en prikkelend om de hoogste macht van
kieuren te vormen tot een groot levend
mozaik. Langs e oevers leken de groote
onbewegelijke hotels met schreeuwende hoog
moedige namen voorbij te glijden, dikwijls
van achter langs avenues vol bloeiende
boomen vandaan, die rustig bleven. Licht getinte
menschen wandelden op en neer en keken
ernstig naar het schip, dat aan een hoogen
ijsberg deed denken vol sneeuw. Tegen de
hellingen plekten alle schakeeringen van groen,
waar doorheen soms de funiculaire kroop als
een monsterachtige groote roorie kever. De
nieuwe steunstokken voor de jonge
wijnplanten lagen in een geelachtige rij, of de steenen
. afscheidingen kronkelden grijs-grauw in
reeksen.
Nog hooger klom het heldere groen van de
onbebouwde akkers of jong opgeschoten zaad,
dat stil scheen te leven. Hier en daar gleden
wit-fluweelen plekken langs de oogen van de
jonge bloeiende narcissen. Een hotel stond
er tusschen nu en dan, onwezenlijk en brutaal.
De afgebroken bosschen deden denken aan
pluizige wol. En heel daarachter de kale
strenge rotsen van ernstig, grijs
opgevrooVB.UCHTENKOEKJES
VAW
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
Links: Jonge-meisjesjurk van licht blauwe
voile. Twee ajourranden onder "aan den rok.
Versiering van halsstuk, mouwen en zakken
met Valenciennes. Klein strooien hoedje,
rechts een tangokleurige bloem.
Rechts: Jurk van licht lila linnen met
borduursel in kastanjebruin. Plooien op zijde.
Gazen mouwtjes van dezelfde kleur lila.
Van hetzelfde gaas is de vullïng bij de
sluiting van voren. Witte hoed.
jongens met het Fransche baretje zonder zoom *
of kwast. Een oud wijfje liep haastig en ge
bogen achter haar troèpje geiten. In het gras
zongen de krekels tusschen het nederigste
meizoentje en de koninklijke bouton d'or";
vogels twinkten en melodieden naar de bloe
men, die in vollen luister het gulden meifeest
vierden. Een klein jongetje had meiklokjes
van de bergen gehaald. Tien centimes per
bosje. Doch drie bossen kosten bij hem een
franc. Met domme wijs-uitstaande oogjes,
een plat primitief neusje, probeerde hij" de
rekensom te begrijpen. Slechts bij het zien
van geld, lachte hij en liet het denken. Met
zijn schat van Zwitsersch geld draafde hij weg,
in het dorp kreeg hij het driedubbele ervoor
in Fransche muntjes. Een mooie groote jongen
keek nieuwsgierig toe en liet de vreemden
met een gebrom voorbij.
Bij den steiger stonden de douanen, keken
met gewichtige gezichten in de provisie
mandjes. Het witte schip stampte in het klot
sende nat, ongeduldig de menschen op te
nemen. Opnieuw steunde het witte huis over
het nu wat donkerder geworden water. Lange
schaduwen vielen van de bergen, maakten
het gekronke! om de boot geheimzinnig en
vol gedroom. De zon mikte nu schuine stralen
op het schip, dat ze met een goedig gebrom
steeds afschudde en zijn plicht deed.
NELLY KRUIZE
Oud Albumpje van 1809
(Met teekeningen voor de Amsterdammer"
door Sijtje Aafjes)
lijkt met tikjes verijsde sneeuw in de
schaduwige holten.
De blikken van de boot uit, bleven meestal
beneden op de hotels, de kaden en beweging,
omdat daar menschen waren. Op het dek ging
een zacht gezoen,, in alle talen werden woor
den gezegd, vol bewondering en genot. Bij
Montreux kwam weer hetzelfde gekuch en
gestoom, terwijl het zich de houding gaf van
iets nieuws. Andere kleurige menschen gleden
naar binnen onder het breede zeildoek, kleine
meisjes met schooltasschen prikten zich als
vlinders op de zijbanken in de zon. Het pano
rama wisselde van kleuren, als stille ernstige
denkers hielden de bergen zich rechtop
achter het pinkelende schuimende geraas. De
,,Dent du Midi" in al zijn heerlijkheid van
glinsterend witte sneeuw met gekartelden
rand in de blauwte, begreep het
menschenleven in al zijn.hoogheid. Bij het geel-grauwe
water dat de Rhöne uitwerpt in het pure groen
van het meer, werkten op een nieuwen steiger,
half-naakte mannen met verbrande ruggen
achter zware kruiwagens vol steenen.
Niemand dacht aan hen, beschouwde ze
als onderdeel van het landschap. De zon
schrijnde op vochtig-vuile gezichten, die geen
tijd hadden den Wik op te heffen naar de
schoonheid rondom. Nog een teeken van arbeid
lag in de zware baggcrmachine, een'groote
misvormde zeevogel op het water, dat gewolkt
was en geel door het onderaardsche werken.
Bij de ronde was het gezicht op de voorbij
gegane oevers vol stippels rood, zwart en wit,
onderscheidbaar, alleen het groen heerschte
vol rust.
In de omgeving van Bouveret werden de
hotels klein en schrompelig, slechts grootere
huizen met een ontvleescht naambord. Er
scheen minder zon daar te zijn, wat beschei
dener en kalmer bleekde natuR te groeien. Rij
St. Oingolf ontvolkte het schip bijna geheel.
Niemand keek meer om naar het gevaarte
dat teleurgesteld steunend verder wilde.
Oude slecht onderhouden huizen, bijna
stallen, toonden hun armoede aan de heete
trillende stralen. Hoekjes waren schilderachtig
door den vervallen staat der woningen, doch
steeds vermooid en veredeld door den achter
grond van het blauw en het bijna zwarte grijs
of scherpe wit der bergen, die door de
openingetjes zichtbaar werd.
Om een sprenkelende bron stonden kleine
't Was regen, sombre regendag,
'k Zat rustig in een hoekje
En bladerde verstrooid eens door
Het oude albumboekje.
Bruin leeren band, in bijbelvorm,
Verweerd en uitgeslagen,
Verguld op snee, de bladen los
Zoo was 't in oude dagen.
En 'k las het kleine, fijne schrift,
Het ouderwetsche liedje,
Met teekening of bloem gedroogd,
Viool, vergeetmijnietje.
Zoo'n teekening, ruïne woest,
En zware wolkenluchten,
Gepend; geteekend minutieus,
Geduld om van te zuchten.
En toen.... daar zie ik tot mijn vreugd,
Verpakt zoo keurig netjes,
Een tiental oude, uit dien tijd
Bewaarde silhouetjes.
Een deftig heer, met bef en pruik,
Een mond om te gaan preeken,
Die was de oudste van hen al,
Een dominéof deken.
Dan dames, met een krullenkop,
Heel stijf in keurs geregen,
Maar met een boezem, wondervol
Door velen huwelijkszegen. ""
Twee jonge meisjes, zediglijk,
: Hoog boord en omslagdoekje,
Om Zondags trouw ter kerk te gaan,
De oogen blozend neer te slaan
Op 't kleine bijbelboekje.
ECHTE DEVENTER
ALOM VERKRIJGBAAR
g ZONEN
MUSKIETEN TULLE
200 c.M. breed a Fl. 1.?per Meter
250 c.M. a Fl. 1.25
300 c.M. i Fl. 1.50
350 c.M. a Fl. 1.75 .,
Tot slot een kind, frivool, coquet,
Van zeventien vier en tachtig,
Een hoed vol pluimen, praaltoilet,
Dus pa schatrijk en machtig.
En toen ik hen zoo allen zag
Uit lang vervlogen tijden,
Toen voelde ik mij zoo n met hen,
Ik wist hun vreugd en lijden.
En borg met diepen eerbied weer
In 't oude albumboekje,
Die oude, oude dingen op,
En peinsde in mijn hoekje!
L. PLEMP VAN DUIVELAND
Z i L L E s E N
INGEZONDEN.
HET RUHRCONFLICT EN HET INTERNATIONAAL
COÖPERATIEF VROUWENCOMIT
Het internationaal Coöperatief
Vrouwencomitébestaande uit vertegenwoordigsters uit
Engeland, Schotland, Ierland, Noorwegen,
Zweden, Frankrijk, België, Holland, Zwitser
land en de Vereenigde Staten van
NoordAmerika, heeft in de maand Juni aan de re
geeringen van Engeland, Frankrijk, Belgi
en Duitschland een adres inzake het
Ruhrconflict gezonden. Zonder zich in eenig op
zicht partij te stellen, gronden de vrouwen
haar dringend verzoek om dit zoo spoedig
mogelijk te doen eindigen, op het lijden van
vrouwen en kinderen in Europa, door dezen
strijd. Zij verklaren, dat leven en welzijn
van grooter waarde is dan eenig ander goed,
en noemen die natie de grootste die het meest
bijdraagt tot een vreedzame oplossing van dit
conflict.
Zij verzekerenDuitschland van de sympathie
der vrouwen, zoolang zij blijven vasthouden
aan een vreedzame oplossing van dit pijnlijk
conflict.
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR. BI RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TI ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DB AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
imiilmiiiiliiiiillltllMiliiiiiiiiiillilllllim
iiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
EEN BELANGRIJK BOEK
Flora en Fauna der Zuiderzee. Uitgave
der Dierkundige Vereeniging ter gelegen
heid van haar vijftigjarig bestaan. Ge
drukt bij C. de Boer te Helder. 460 p.p.
met vele illustraties. Prijs ? 10.60.
Een jaar of tien geleden noemde Dr. J. J.
Tesch in De Levende Natuur de Zuiderzee
een natuurmonument van den eersten rang,
en niemand kon dat beter weten dan de bekwa
me en geestige auteur van het mooie boek
Het Leven der Zee", dat ik u in deze
zomerdagen ook nog eens van harte wil aanbevelen,
en waarin de Zuiderzee ook nog een aardige
beurt krijgt. Als ge de wereldkaart eens bekijkt,
dan zal het u niet gemakkelijk vallen een baai
te vinden, die zooveel belangrijke factoren
voorde ontwikkeling van etn bijzonder planten
en dierenleven in zich vereenigt als deze merk
waardige zeeboezem, waarvan het ontstaan,
trots dien haring in den putemmer, voor
ons nog tamelijk wel in het duister verkeert.
Wij zijn tegenwoordig gewoon een scheiding te
maken tusschen de Zuiderzee en de Waddenzee.
De grens wordt zeer juist aangegeven door den
toekomstigen afsluitdijk Wieringen-Zurig bij
Harlingen. Thans stroomt over dezen drempel"
het getijwater nog vrijelijk in en uit, toegelaten
door de breede zeegaten het Marsdiep en het
Vlie, die verbinding geven met de zoute Noord
zee.
Hoe zuidelijker wij komen, hoe minder de
i nvloed van de Noordzee zich laat gevoelen ;
getijbeweging en zoutgehalte nemen tegelijker
tijd af en naderen tot dicht bij nul, zoodat de
Kom", het stuk bezuiden en beoosten de lijn
nkhuizen?Stavoren, in zijn geheel beschouwd
moet worden als n brakwatergebied. In deze
kom mondde sinds overoude tijden de Rijn
uit met zijn beide takken de IJsel en de Vecht
(vroeger vermoedelijk nog meer of andere).
Thans nog brengt de IJsel groote hoeveelheden
zoet water en slib aan, geholpen door het Zwar
te Water, de Veluwsche beken, de Linde, de
Tjonger en al de polderwateren, en zoodoende
vertoont de Zuiderzee velerlei menging van zout
en zoet. Als zeer belangrijke factor komt hier
in den laatsten tijd vooral nog bij het rioolwater
der steden, vooral het afvalwater van Amster
dam, dat door een reusachtig riool in het
Pampus wordt geleid en een grooten directen in
vloed uitoefent op het leven der microscopisch
kleine zwevende plantjes en diertjes, het plank
ton, dat overal den gronslag geeit voor de ont
wikkeling van hoogere organismen. Ten slotte
komt dan nog de omstandigheid, dat de Zuider
zee tot in de negentiende eeuw de toegang is
geweest tot een van de belangrijkste en drukste
havens ter wereld en ongetwijfeld hebben
de kielen van de Amsterdamsche
handelsen oorlogsvloten zonder het te willen of te weten
menige interessant biologische proefneming ge
daan, menige vreemde verhuizing bevorderd.
't Is dus een zeer bont leven, dat daar in
de Zuiderzee heerscht. Dieren en planten van
het Noordzeestrand en uit de Waddenzee
trachten zoover mogelijk door te dringen naar
het Zuiden en vele slagen erin, om zich zelfs
in de kom te vestigen, al is het dan ook met
opoffering van welvaart en schoonheid. Om
gekeerd brengt iedere riviermond en sluismond
zoetwaterbewoners aan, die voor een groot
deel spoedig sneuvelen, maar sommige weten
zich aardig staande te houden tot op grooten
afstand van hun punt van aankomst. Sommige
diersoorten vinden in de Zuiderzee een bijzonder
geschikte gelegenheid om zich voort te planten.
En het merkwaardigst van alles is dat de
Zuiderzee en belendende wateren eenige soorten
van planten en dieren herbergen, die elders
ter wereld niet worden aangetroffen of hun
naaste verwanten hebben op een ander half
rond: het kristalwiertje Coscinodiscus
biconicus en het kwalletje Nemopsis bachei, beide
ontdekt door Dr. van Breemen, het
Zuiderzeekrabje Heteropanope tridentata, ontdekt door
Maitland en een slakje, Corambe batava,
door Dr. Kerbert het eerst gevonden bij
Durgerdam in 1881, allemaal echte
natuurwonderen.
Nu moet ge niet denken,dat ge deze bijzonder
heden te zien zult krijgen als ge eens een weekje
gaat zeilen op de Zuiderzee. Het slakje van Dr.
Kerbert is een plat, grijs, kleverig dingetje,
nog kleiner dan een dubbeltje en met haast
even eenvoudigen omtrek. Je moet al een echt
onderzoeker zijn, die niets ongekend wil zien
voorbijgaan, om zoo iets te ontdekken"
Het kwalletje is al niet veel grooter en zweeft
in de wijde wateren. De krab, daar is makkelij
ker aan te komen, die vindt je wel aan de
zeedijken langs Pampus en ook wel in den
Amstel of het Spaarne. Maar het kristalwiertje,
daar komt het microscoop aan te pas, dat u
dan echter ook meteen doet weten, dat dit
wezentje bij millioenen in de Zuiderzee voor
komt en een der belangrijkste bestanddeelen
vormt van het phytoplankton.
Het spreekt vanzelf dat de vaderlandsche
wetenschap een zoo aantrekkelijk arbeidsveld
niet braak liet liggen. De Nederlandsche
Dierkundige Vereeniging vestigde haar Zo
logisch station te Nieuwediep, dat ook de
standplaats werd van het Rijksinstituut voor
Visscherijonderzoek. De rapporten en versla
gen van dit Instituut zijn even zooveel belang
rijke wetenschappelijke bijdragen tot de kennis
van de Flora en Fauna van de Zuiderzee en de
Waddenzee. Dr. van Breemen gaf een studie
over het plankton van de Noordzee en de Zuider
zee. Reedeke en Van Breemen gaven in het
Zuiderzeerapport van 1907 hun Bijdrage
tot de kennis van de Flora en Fauna der Zui
derzee." In later jaren kwam dan Dr. A. J. C.
van Goor met zijn belangrijke studie over de
levensgemeenschap van de Zeegras-formatie.
Amsterdam met zijn riool kwam ook op de
proppen en liet door Mevr. Dr. Wibaut-Isebree
Moens een vergelijkend onderzoek instellen
van het Plankton in het zeewater van het
Open IJ. Het Tijdschrift der Dierkundige
Vereeniging bevat ook nog tal van studies.
Een zeer bijzondere plaats neemt het geniale
werk vanDr.M. C. Dekhuyzen in, die in 1905de
Zuiderzee-expeditie organiseerde en volvoerde,
een daad, die evenredig was aan de hooge
wetenschappelijke waarde van het te
bestudeeren gebied. Ook Dekhuyzen was het, die
op 7 Juli 1905 met de vriendelijke hulp van
zes stoomvaartlijnen een onderzoek instelde
naar het zoutgehalte in de heele kom van de
Zuiderzee op n en denzelfden dag. Het
resultaat van dit onderzoek werd toen in kaart
gebracht en datzelfde kaartje siert ook het
boek, dat ik thans bespreek. Het illumineert
op zeer gelukkige wijze het feit, dat verhoogd
zoutgehalte, vloedgolf en oude scheepvaartweg
naar Amsterdam n lijn vormen, de beroemde
asgeul".
Nu wordt de Zuiderzee droog gemaakt. Als
het goed gaat, is met een jaar of vijf de drem
pel" vervangen door den afsluitdijk met zijn
sluizen, waarvan er maar enkele een beetje
zeewater naar binnen zullen laten, wanneer
er schepen geschut worden. De zoute trechter,
het Friesche Bekken, verandert in een zoet
IJselmeer, er komt ook een zoet Pampusmeer
en hier en daar vermoedelijk nog wat kleine
zoete meertjes. Die verzoeting geschiedt na
tuurlijk langzamerhand en nu is het waarlijk
grootsch om na te gaan, welke verandering
dat zal brengen in de planten- en dierenwereld.
Om dat naar behooren te kunnen doen, moet
men eerst weten, hoe de toestand is bij het
begin en daarom nu heeft de Dierkundige
Vereeniging een monografie doen samen stellen
van de Flora en Fauna der Zuiderzee in 1923,
een prachtwerk van groote beteekenis.
(Wordt vervolgd)
JAC. P. T ii ij s s E
(BEZOEKT!
I DE UITGESTREKTE f
l KWEEKERIJEN VAN l
|?MOERHEIM"|
[ DEDEMSVAART i
ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN}
iiHitiiiiiiiimiiii