De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 11 augustus pagina 9

11 augustus 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND .11 Aug. 23. - No. 2407 DUITSCHE EN FRANSCHE GEBOORTECIJFERS Teekenlng voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek In 1922 overtrof het aantal geboorten in Duitschland dat der sterfgevallen met 513000, in Frankrijk met 70000 iitiiiiiiiiiiimiiiiMiitiiimiiiiiiHi Illil «IMIUMIIMIIIIII illllt l iiiiiiiiimiimiminiiiiiiiii ..... 1111 GHARIVARIA $>eutfcl)lanb, $)eutfcl)Ianb ueber 3Ule§! Het was vergezeld van een keizer lijk handschrijven. Het keizerlijk handschrijven luidde als volgt. Aan dit keizerlijke handschrijven is een uittreksel van het testament ge hecht". (N. R. C.) Een stilte brak op eenmaal het rumoer af." (Gr.) U overzaagt dat. Het spijt ons dat dit door ons overzien werd." (H.P.) Hij plonsde in den wellendans." (H. D.) De heer Nolst Trenité(schuil naam voor Charivarius) " (De vrije Socialist) Charivarius heeft dien schuilnaam, die hem niet afdoende bleek te verbergen, opge geven, en teekent zich thans openlijk Charivarius. Het hier geopperde denkbeeld (het denkbeeld zelf is me ontschoten Char.) zal kunnen opgroeien tot een machtige beweging en een prachtige organisatie, die de volkskracht niet weinig ten goede zal kunnen komen." (Het Voorloopertje van de Dag) Nog 'n paar Voorloopertjes, en de wereld is gered. Die lustige Witwe Mevrouw Harding, die in den trein is, die het stoffelijk overschot naar Washington overbrengt, houdt , zich flink, en is tamelijk opgewekt. Zij liet versnaperingen ronddeelen aan de dagbladcorrespondenten." (N.R.C.) De Duitsche verrekijkers De voornaamste Engelsche vischplaatsen zijn vol haringen, wat te Hamburg met leede oogen wordt gezien." (Pr. O. en Zw. Ct.) Het heertje kon nog juist zijn lorgnet redden voor dit door de deur verpletterd werd." (Arnh. Ct.) Neen. Hij kon 't niet redden voor het ver pletterd werd. Want het werd niet verplet terd. Men moet aan de kinderen duide lijk maken, dat het dragen van ge scheurde kleeren, in strijd is met den eerbied aan zich zelf verschuldigd, ook al zijn deze niet zichtbaar." (Tel.) Vooral dan. CORRESPONDENTIE. K. te H. De pogingen om het ook door u verafschuwde fnaf door spot te dooden zijn al van veel ouderen datum dan het versje van Laurillard (1885). Het Woordenboek der Ned. Taal (I, 831) veroordeelt fnaf en verwijst naar een gedichtje van v. Lennep, dat met die nieuw-Nederlandschen stijl" spot (?Gedichten zoo oude als nieuwe" 1851), en ik herinner mij een versje in den Amsterdamschen Studentenalmanak (omstreeks 1858): Een ware professorenUk Dat was de dikke Frederik, Vanaf zijn eerste oogenblik Tottoe'zijn allerlaatste!! snik". Het kwaad zal u, denk ik, wel overleven, al gun ik u gaarne nog vele jaren. Antw. Van 't zelfde ! Aagje M. te N. U zegt altijd, dat fnaf fout is. Maar hoe moet men dan 't onder scheid duidelijk maken tusschen deze twee zinnen: Juppiter donderde vanaf den Olympus" en Juppiter donderde van den Olympus af?" Antw. Kleine deugniet ! DE MASKERS door FELIX TIMMERMANS (Met teekening voor de Amsterdammer" door den schrijver) Anna rolde de koperen centen in cartouchen, 7edeed dat heel handig; en haar man Everaard maakte traag kleine stapeltjes van de nickelen stukken, van de half frankskens, de franken en de twee franken. Bereids lagen vier vijffrankstukken plechtig apaart. 't Was d'ontvangst van de week, de op brengst van den snoepwinkel: Het Suikeren Paard". 't Was eiken Zaterdagavond eender, als de winkel toe was: cartouchen maken, geld tellen en telkens peinzen : ,.Als alle die stukken vijffrankstukken waren, waren we rijk". En daar was geen geluid dan van geld. en buiten viel de sneeuw. Achter 't donkere venster, in 't naar buitenvallend lamplicht wierden de witte stippen al dalende verlicht. Een besneeuwde boomtak knikte aan de ruit. De grijze kat zat mee op tafel en sliep van verveling. Sterker dan de klaarte der begeerde vijf frankstukken, klaarde in het dubbelzinnig hoofd van Everaard het gedacht van vasten-: avond op. Het dagelijksch werk in de snoeperijen had hem met een geur van vanille, munt, anijs en citroen behangen, lijk een driekoning-mantel. Doch zijn neus snoof nu naar den sterken geur van kartonnen mombakkessen. Inwendig beleefde hij reeds plezier aan mor gen, aan de danszalen, aan 't gewoel en 't gedraai, 't gedans en 't getier. Doorruischt van dansmuziek, waren zijn wenkbrauwen nochtans ernstig gefronst, en telde zijn onderste lip het geld. Ineens bleef de lip stil staan. Wat is 't?" vroeg Anna. ,,G' hebt een slecht tweefrankstuk ontvan gen, 't Is een napoleon met een scheur in". Ze rek haren korten hals, zonder dat hij langer wierd, nam het stuk over, en begon te peinzen van wie z' het mocht ontvangen hebben. Juist een scheur over zijn oog, moed willig gedaan". Everaard bleef haar bezien, en vond dat zijn vrouw begon oud te worden, de bloem was er af. Ik kan het niet in mijnen kop krijgen," zei ze, het stuk weergevend, er is vandaag zooveel volk in den winkel geweest. Ge kunt op alles niet letten. Hoe er af geraakt Eve raard?" Hij schokschouderde. Gij hebt het ont vangen, en probeer gij er af te geraken. Of wacht.... geef het hier, 'k zal 't morgen in 't tumult der danszalen wel kwijt geraken, men is 't er kwijt zonder 't men het weet. Maar zie dezen keer beter uit uw oogen". Hij lei het zilveren stuk apaart. Zij zuchtte. Zij maakte voort cartouchen, en hij zette voort stapeltjes en telde. Een tien minuten later begon zij hetir hoofd te schudden, en dan zei ze: Ze moesten den vastenavond afschaffen, daar komt veel te veel kwaad uit voort". Ieder zijn goeste. Daarbij 't moet geen vastenavond zijn om kwaad te doen ! Voor mijn part mag de vastenavond ook gestolen worden". Maar ge gaal toch zien en dansen". Neen, ik zal hier moeten uitdroogen lijk gij, altijd maar kousen stoppen, en te gierig dat ge een ei eet, Als ik dan dag in, dag uit bij dat heet comfoor sta zou ik nog eens niet mogen lachen in alle deftigheid". Ja, gij zijt ook maar plezant op een ander. Ik heb u hier nog nooit zien lachen !" Verdorie, maar wat is er hier te lachen? met u niet. En als ik iets zeg voor te lachen gaat ge eerst mijn woorden in de weegschaal leggen. Gij zijt veel te diepzinnig niensch, daar is in u geen dingen geen geen leven. Ieder een is gij niet, en ge moet kunnen uitstaan dat de zon in 't water schijnt". Doekskens voor 't bloeden !" lachte ze misprijzend, en dan met pimpelende wantrou wige oogskes. Ik zou eens een vlieg willen zijn om u eens in uwen doen te zien. De man nen zijn niet te betrouwen. Maar 't kan me weinig schelen wat ge doet, weet ge!" Hij wierd rood en kwaad. Daar moet ge geen vlieg voor zijn. Wilt ge weten wat ik doe? Ga dan rnee !" Nooit" zei Anna beslist, ,,'k Zou nog liever 'k weet niet wat zijn, dan een voet in een zaal te zetten." Weet ge wat mensch, blijf t'huis, en laat ons als'tu belieft er over zwijgen, of ik trek er nog uit". Bons ' een slag van zijn groote vuist op de tafel. Een halffrankstapeltje viel om, en de kat wierd wakker, blij dat er wat leven kwam. Anna zuchtte en deed voort, en hij zag, terwijl hij zijn meerschuimen pijp aanstak, een keer of twee achterdochtig naar haar op, en begon opnieuw stapeltjes te zetten. 't Was een ontgoocheling voor de kat. Ze probeerde zich te amuseeren met naar de rookwolkjes te zien, maar dat vond ze ook te OILTTJH DROOMGEZICHT Bij Hr. Ms. Rindjani", eertijds oorlogsbodem, nu afgedankt en ingericht als stalling voor zuur- en ijswagentjes, liggende in den Amstel. Wen wondre glansen vlammend zich verbrei den Door d'avondhemel, goudgetint, Zie ik omhoog een jonkvrouw vorstlijk schrij den: De Vrede, 't blonde Oodenkind, Die allen, die op aarde bloedig strijden, Door hare liefde saam verbindt. Mijn oogen zien, in pijnelijke staring, Haar lichaam, lichtend transparant, Dat stralend staat, gelijk een openbaring Van glans.... Zij reikt den exploitant Van karretjes voor IJsco" en voor haring Volgracelijk d'ivoren hand. Zij toont hem 't volk, beneden saamgevloten, Terwijl zij hem tot zich verheft: Aanschouwt den held, den grootste van de grooten, Die 't heil der menschheid wél beseft. Hij is de schrik van 's waerelds oorlogsvloten> Die Mars in 't bultig voorhoofd treft' Als van dien god het lastrend stervenskreu* * nen Mijn luistrend oor verheugen zal, En niemand langer hem zal ondersteunen, Wanneer hij, van zijn laatsten val, Tot in den allerversten hoek doet dreunen Het huivrend, ademloos heelal, Als eindlijk 't uur der vreugde heeft geslagen Dat d'aarde is verlost van smart, Wanneer men juichend naar het graf zal dragen, Hem, die zoo lang mij heeft getart, Dan is 't doordat een zuur- en haring-wagen, Hem is gereden over 't hart; Of 't is, wijl hij op n dier helsche feesten Waar duivels bij elkander zijn, Het lokkend ijs verzwolg bij 't woest tem peesten, En moest ontdekken tot zijn pijn, Dat 't koelste zoet, voor ongebonden geesten Vaak bergt het brandendste venijn. te Nu wil ik beide smakelijke zaken, Waardoor dit feest mij werd bereid, Als loon voor hun verdiensten heilig maken : Van nu tot in den versten tijd Zal iedereen van heete liefde blaken Voor koud' en zoute zaligheid ! Het is volbracht. De deugd zal triomfeeren, Belooning volgt de goede daad, Voortaan dan zullen al die mij vereeren, Van d'allerhoogsten tot den laagsten staat Hun wafels ijs en' zuur-waar consumeeren, Sans gêne, op een hoek der straat. Gij haring, zilvren burger van het water, Wees gij voortaan mijn satelliet, Vervang de duif, die door zoo menig flater Mij bracht tot oneer en verdriet, Gij oud, beproefd remedie tegen kater, Die volgt, wanneer de krijgsroem vliedt. eentonig en ze sliep opnieuw. En met de napoleon -tweefrank op zak, en natuurlijk ook nog wat ander geld, stond Everaard in de danszaal van De Zoeten Inval". Hij was met zijn maatjes, de behanger en de kleermaker. En de drie vrienden hadden het erg van de gemaskerden te verduren. Met scherpe gilstemmen, wreven ze de mannen hunne daden onder den neus. De behanger wou telkens weten wie de gemaskerde was, en wou steeds het masker oplichten. De kleermaker wierd in wendig kwaad, maar wou het niet laten zien, en verdronk zijn koleire in bock. En al wat de gemaskerden zeiden tegen Everaard wierd beantwoord met smakelijk gelach, en een goede zet terug. De zaal was stampvol, het volk plakte tegeneen men kon haast niet dansen men moest maarvoortscliuiven;en lijk de kleuren doorheen schreeuwden, Hik de serpentijnen in lenige bogen elkander dweersten, en de confetti doorheerdwarrelde, zoo waren ook de geluiden. 't Was een omtrommeling, en gedaver en gegil, een orkaan van wild lawaai, waarin 't eene gerucht het andere kapot maakte, en waar het orkest, vijf muzikanten, die daarboven ergens tegen de heete zoldering plakten, spijts al hun hard blazen, haast niet te hooren was. Buiten viel stil de sneeuw in den donkeren. Om elf uren kwam er een masker met struische, bloote armen, in vergeetrnijniet blauw matrozenkleed, naar hen toe. Ze had schoone zwarte, lange krullen, en hare witte geschoeide handen speelden met een chineezen waaier. Ze had liet bezonder tegen den kleermaker, hij mocht al zijn zonden hooren, doch plots viel ze om Everaards zijnen hals en zoende hem. Zij danste met den kleermaker. Everaad hield hen in 't oog, geprikkeld door hare schoone vormen, en den zoen. De dans was uit, en in een slok dronk zij een bock uit, riep en gilde, en sleurde Everaard mee tusschen de dansers. In 't gedrang wijl 't niemand zag, fluisterde hij haar lieve dingen in 't oor. Zij zong een wild lied, voor alle antwoord. Gaat ge mee wandelen?" vroeg Everaard, 't Is hier zoo warm." Hij vond haar geweldig schoon. Altijd met veranderde stem antwoorde ze: met mijn schoenen in die sneeuw ! z' hebben geld gekost! en 'k heb er niet veel!" Kom, laat ons gaan wandelen," zei hij meegesleept met den hartstochtelijken glans van haar oogen, die mysterieus en verlokkelijk achter de donkere maskergaatjes fonkelden. Hier is al twee frank, en ge krijgt nog !" en spijts al zijn meeslependheid ging hij niet in rechtergilet waar zijn geld stak, maar in zijn linkergiletzak waar eenzaam de napoleon DUITSGHLAND'S POSITIE Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck Dan treedt er uit den drom een englen-guitje, Een dartel godje van de min. Een kleine bengel met een oolijk snuitje: Hij draagt een gouden schaal, waarin Een blanke nieuwe haring, met een uitje, En reikt hem aan zijn Koningin.... De koren vallen in bij dat gebeuren Tot elke vorm vervaagd verschijnt, Al onbestemder worden klank en kleuren, Het wondre visioen verdwijnt.... 'k Ontwaak. Daar ligt, omwalmd van visschegeuren, Het schip dat aan de kade deint. S. J. VAN E M B D E N lag, en hij gaf haar dien. »Ja> 'k ga mee," zei ze heesch. Ga gij eerst; ik kom seffens, anders zijn er weeral menschen die 't zien". Ze kwamen over de brug, waar 't veld be gint, 't Had opgehouden met sneeuwen. Als op fluweel stonden de boomen wit-grijs op de duisternis geschilderd. Kom ginder onder de boomen," zei hij, haar nog een vijffrankstuk in de hand stoppend. Nauw had ze het vast of ze rukte zich weg van zijn omarming en zijn gefluister en liep terug de stad in. 's Morgens kwam Everaard wat later dan anders beneden, met een geeuw op zijn mond, en zijn gilet op zijn arm. Anna sneed het brood. Weeral speculatie, gromde Everaard, altijd die t'lauwigheid ! Ik moet een rolmops hebben !" G'hebt zeker te veei gedronken Everaard. God weet wat er weer gebeurd is !" Hij bezag haar uitdagend. Hij zag een moi lent hoe haar coif fuur anders was dan gewoon lijk, doch hij was te kwaad, hij sloeg met :.ijn vuist op tafel. Wat zou er gebeurd zijn? Gij verdenkt altijd iemand van slecht? 'k Heb mij deftig geamuseerd, en daar kan niemand iets van zeggen !" Man maak u niet dik" en dan zoeter: Zeg zijt g'het tweefrankstuk kwijt geraakt?" Ja aan den toog in De Zalm" bromde hij, naar een kom heete koffie langend. 't Is al goed," zei ze, maar zie eens hoe curieus! Ik heb gisteren zeven frank van iemand ontvangen, een stuk van vijf frank en een stuk van twee frank, en zie eens en 't is juist dezelfde napoleon met een scheur over zijn oog." Zij lei de twee stukken op tafel, en bezag hem lachend. Van wie?" stamelde Everaard zwak, alsof hij sterven ging. Raad eens man." Everaard bezag haar, ontzet, lijk iemand die 's avonds in een stille kamer een doode ziet weerkomen. Zijn weinig haar kwam recht staan, hij zag bleek als d'heilige aarde, zijn twee kinnen beefden. Maar plots, lijk een drenkeling bewust wordt van zijn daad, en zelfs naar een drijvend blad pakt, zoo zei hij ineens barsch om zich te redden: Hoe kan ik dat raden ! Ik raad niet!" Hij schoof verachtelijk de stukken weg. Zie dezen keer beter uit uw oogen !" Dat zal ik man," zei ze onderdanig wees daar zeker van, en om het zeker niet^te ver geten, zal ik ze goed bijhouden en er alle uren van den dag aan denken. Ik zal nu maar om rolmops gaan om de flauwigheid uit uw maag te verdrijven. Ik ben direkt terug." Zij ging.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl