De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 18 augustus pagina 1

18 augustus 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

i 1 Zaterdag 18 Augustus DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie t C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten KORT VERSLAG TWEEDE KAMER Het kort verslag van de vergadering van de Tweede Kamer der Staten Generaal, dat op den avond van den dag waarop een zitting is gehouden door de Landsdrukkerij wordt uit gegeven, is voor abonnés van de Amsterdammer" tegen den ver minderden prijs van f2.50 verkrijg baar. Zij die dit kort verslag voor het zittingsjaar 1923/24 rechtstreeks fran co per post wenschen te ontvangen, kunnen zich aan de administratie van ,,de Amsterdammer", weekblad voor Nederland, Keizersgracht 333, Amsterdam daarvoor opgeven onder toezending van f2.50. lliiimliiiiiimm INHOUD: De nieuwe minister van Fi nanciën, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. Q. C. Byvanck 2. Internationale puzzle, door Brandaris J. T. Cremer, door Mr. C. J. A. Everwijn De ontluistering van Amsterdam, door Prof. Dr. H. Brugmans Astronomische frag menten, door Aeróbates 3. Homogeniteit in den ministerraad, door Dr. E. van Raalte Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Voor de woning, door Jan D. Voskuil Kleeding van de maand -?Kiekjes uit het Kinderleven, door C. Dozy --- Uit de Natuur: Een belang rijk boek, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert en Mr. M. F. Hennus Zomertooneel, door Edmond Visser Amerikaansche Brieven, door Dr. Hendrik Willetn van Loon, met teekeningen door den schrijver 7. Op den Econorriischen Uitkijk,-door Jhr. Mr. H. Smissaert Krekelzang, door J. H. Speenhoff Vreem delingen te Amsterdam, teekening door B. van Vlijmen 8. Een boek over Tsjech oSlowakije, door Prof. Dr. J. Lindeboom Indische glimworpjes, door H. Veersema 9. De nieuwe Minister van Financiën, teeke ning door Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Feuilleton: Kattekwaad, door Alie Smeding 10. Uit het kladschrift van Jantje Rijmkronijck en 't Schietgat, door Melis Stoke Buitenl. humor, door Charivarius. Omslag: Schaakrubriek, red. Dr. A. Q. Olland De Franschman en de vrouw, door v. Dne. Bijvoegsel: De groote coalitie in Duitschland, teekening door Joh. Braakensiek. DE NIEUWE MINISTER VAN FINANCIËN Pompen of verdrinken voor die keus (als het er een mag heeten !) stond de regeering, toen bij het opmaken van de voorloopige begrooting voor 1924 er een tekort van 140 a 150 millioen bleek te zijn. Zij had ons het vorige jaar andere perspectieven" geopend ! Het tweede ministerie-Ruys zou het ministerie van bezuiniging zijn. Een sluitend budget der gewone ontvang sten en uitgaven is een onafwijsbare eisch", zoo kon men in de millioenennota lezen. OLIVE SCHREINER i Hoe zou men niet blij zijn haar stem nog eens te hooren ! Gedachten over Zuid-Afrika" heet het nagelaten boek van Olive Schreiner dat in het begin van dit jaar door de zorg van haar echtgenoot is uitgegeven. De oorspronkelijk bedoelde titel luidde nog eenvoudiger; het waren slechts invallende gedachten van eene die naar Zuid-Afrika was teruggekeerd; zij die in het donkere werelddeel was geboren en er haar eerste jeugd had doorgebracht, wilde in een reeks van artikelen haar indrukken van het land en zijn bewoners vertellen, toen zij door een langdurig verblijf in Europa (van 1881?'89) de distantie had gewonnen waaruit zij haar onderwerp als een geheel kon overzien. Haar hoofstukken hebben dan hun vorm gekregen in den onrustigen tijd van overgang op het eind der negentiende eeuw, toen de ontdekking der schatten van den grond aan juweelen en goud over het land de dreiging brachten van een nieuwe toekomst. Maar zij, de schrijfster, heeft haar voorstelling rein wijlen houden van die vertroebeling. Voor haar bestaat nog in ongerepte kracht het ZuidAfrika van de eerste voortrekkers, het ZuidAfrika dat zij kent, dat tot haar spreekt, waar mee zij kan spreken. Wel weet zij dat het op den duur plaats zal moeten maken voor een andere wereld van Met die onafwijsbaarheid had men het echter op een accoordje gegooid. De begrooting voor 1923 wees nog een tekort van 42| millioen aan. Maar het zou weldra aanmerkelijk slinken, verzekerde de minister van financiën. Allerlei bezuinigingsmaat regelen, die voorloopig intusschen nog maar beoogd" werden en waaraan de volksvertegenwoordiging nog haar zegel moest hechten, zouden straks het lek komen stoppen. Heelemaal dicht zou het schip van staat dan nog niet zijn. Maar toch zoo goed als. Want het tekort zou tot 5 millioen zijn ver minderd. Het is een beetje anders uitgekomen. In plaats van te zakken, is het water in het ruim gestegen. Alleman moet nu mee helpen pompen. En de leiding van dat werk is aan een prima-kracht toevertrouwd. Niemand zal immers ontkennen, dat de heer H. Colijn tot het genus man netjes-putters" behoort. Het is waar, in November van het vorige jaar is hij even gestruikeld. Toen hij, bij de algemeene beschou wingen"'over de begrooting van 1923, in eerste instantie een aanmerkelijke bezuiniging ook op de uitgaven voor 'slands verdediging scheen te bepleiten, maar in tweeden termijn deze woorden weer inslikte en zeide alleen bedoeld te hebben, dat het vestingstelsel moest worden opgeheven, maar het veldleger zoo goed mogelijk worden uit gerust. Maar zijn staat van dienst vermeldt ook andere dingen. Als minister van oorlog heeft hij zich een grooten naam verworven. In de wereld der groote ondernemers geldt hij voor een der eerste mannen van ons land. Voor iemand van beleid, van durf en van doorzettingskracht. Die eigenschappen zijn dan ook wel noodig voor de ministerieele taak, die hij thans heeft aanvaard. Hij zal niet alleen de vlootwet in behouden haven moeten brengen, maar tevens de belofte moeten vervullen, die minister de Geer ten vorige jare alleen nog maar gaf, dat er een sluitende begrooting zal komen. Men mag verwachten, dat de heer Colijn, vóórdat hij zitting nam in het ministerie, een vast omlijnd program ma van bezuiniging heeft opgesteld en zich ervan heeft verzekerd, dat al zijne collega's daarop met hem scheep gaan. Dit mag men vooral van hem ver wachten, omdat hij het was, die bij de debatten over de begrooting voor 1923 zijn instemming betuigde met de kritiek, die de heer Troelstra toen op het beleid der regeering uitoefende. Deze laatste verweet haar n.L, dat zij vóór de verkiezingen wel een bezuinigingsleuze had laten hooren, maar in gebreke was gebleven zelf een bezuinigings-programma op te stellen. De heer Colijn erkende de juistheid van dit verwijt en herinnerde er aan, dat hij bijtijds op zulk een programma had aangedrongen. Hij zou dus in flagranten strijd met zijn eigen woorden komen, wanneer hij thans, nu de financieele omstan digheden nog ongunstiger zijn geworden, dan ze toen waren, aan zijn intrede in het ministerie niet de voorwaarde had verbonden, dat de regeering in plaats van het zoogenaamde stel sel" van het vorige jaar: 17 percent schrappen op alle begrootingen ! een werkelijk stelsel van bezuiniging zou aanvaarden, waarin de leiding van politieke gedachten valt te herkennen. Men zal tot de opening van het nieuwe zittingsjaar nog zijn geduld moeten oefenen, voordat men zeker heid heeft over de methode, volgens welke minister Colijn het mes wil zetten in de staatsuitgaven. Toen hij, in November 1922, als leider van de antirevolutionaire Ka merfractie deel nam aan de algemeene beschouwingen" over de begrooting, liet hij het niet bij een pleidooi voor be'zuiniging in het algemeen, maar somde hij ook een aantal onderwerpen op, waarop bezuinigd moest worden. Hij noemde toen: de omslachtige ad ministratie, de subsidies aan volks universiteiten en opera, de jeugdorganisatie en de lichamelijke oefening, het Rijkstucht- en opvoedingswezen, het onderwijs: niet alleen het lager, maar ook het middelbaar en het hooger. Daarop liet hij toen volgen: en dan komen wij ook aan de defensieuitgaven". En hij zette toen zoo forsch in: Wij zullen er toe moeten komen om de gedachte te laten varen aan een langdurige verdediging van ons grond gebied tegen een vreemden aanrander; wij zullen niet meer kunnen doen dan een apparaat te behouden, dat noodig is om onze verplichtingen als lid van de volkerengemeenschap na te komen". Zooals daareven reeds werd herin nerd, liep dit op niets uit. Althans: op niets, dat tot bezuiniging zou kun nen leiden; wat door het nieuwe stelsel van landsverdediging, dat de heer Colijn in tweede instantie ontvouwde, kan worden bespaard aan uitgaven voor forten en versterkingen, zal weer moeten worden besteed aan de betere uitrusting van het veldleger. Bij de militaire begrootingen zal minister Colijn dus wel geen spekje voor zijn bezuinigingsbekje vinden; te minder, nu hij de vlootwet ook onder zijne hoede heeft genomen. Hij zal het dus elders moeten zoeken. Waar? Zijn Kamerrede van November 1922 geeft er eenige aanwijzing van. Maar een stelsel" valt in die opsom ming van voor bezuiniging in aanmer king komende onderwerpen nog niet te ontdekken. Ook mag men betwij felen, of alleen daarop 140 a 150 millioen kan worden bespaard. Zoo blijft dus afwachten de boodschap. Volgens een krantenbericht zouden IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllll l Miiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiii menschen, maar die toekomst zou zij zoo lang mogelijk willen terughouden, ja, zij laat, in haar voorliefde voor een harmonisch geheel van land en volk plotseling haar Engelsch varen waar zij zoo trotsch op is, om, in de taal den ouderwetschen Boer en zijn Boerin toe te roepen: Hou maar vas, Tant Annie ! Hou maar vas, oom Piet !" als een aanmaning om de overgeleverde gewoonten trouw te blijven. Geen wonder, als haar reeks van hoofd stukken was voltooid of bijna voltooid, dat zij met het geheel hoe langer hoe minder weg wist; andere plannen kwamen op den voorgrond, de slechte gezondheid van de laatste jaren ver hinderde misschien een omwerking en zoo bleven de gedachten" die voor een boekdeel waren bestemd geweest, als een geheime schuld rusten. Die schuld is thans voldaan en geheel. Haar werk is niet verouderd. Olive Schreiner heeft door haar Story of an African farm een nieuw gebied aan de wereldliteratuur ontdekt, het was een schep ping, maar haar verhaal, zooals het bij een eerste boek gaat, was niet in evenwicht met zichzelf, er lag een onvoldaanheid in en een zwakheid die uit zichzelf niet tot vervulling kon komen. Misschien heeft zij zich eerst als Engelsche te veel boven de Boerensamenleving gevoeld, en zij was geen Engelsche; door haar vader, een zendeling uit Zuid-Duitschland afkomstig, behoorde zij degelijk tot de emi granten-bevolking van Zuid-Af rika; haar moeder die Engelsche was, heeft haar den Engelschen toon gegeven, waarop zij zich, en naar recht, laat voorstaan. Haar achtjarig verblijf in Engeland en haar terugkeer naar dat geboorteland want zij heeft onder het heimwee van den Zuid-Afrikaan geleden, die een wijde lucht boven zich en om zich heen noodig heeft, die hebben haar tot de kennis van zichzelf, gebracht en in staat gemaakt ojn een wereld, physisch en moreel op zichzelf berustend, als een type af te beelden, d.i. als een kunstschepping, onaf hankelijk van tijd en van jaren. Maar laat ons niet te lang voor de deur blijven staan. Nu wij het geluid van haar stem hebben gehoord, laat ons naar binnen gaan en luisteren. Want inderdaad, het zijn niet maar in vallende gedachten" die van haar op 't papier zijn terecht gekomen, maar 't is een geordend boek, en zij begint met het begin, een beschrij ving van liet land. Wij grijpen een stuk middenuit, wij willen zien wat zij zegt van het karakteristiekste deel van Zuid-Afrika, van de Karoehoogvlakte. Hoogvlakte ! Blijf thuis met uw boekentermen ! Wij zijn op reis, wij kijken rond om onze indrukken op te zamelen, wij leeren geen geographie, we stijgen; we ademen lucht in. Wanneer wij in de Westelijke districten van de Kaapkolonie de kuststrook achter ons latend een van de hooge bergrijen beklim men die hier als overal elders de streek van de kust begrenzen en haar scheiden van het bin nenland, dan zullen wij bij het bereiken van den top tot onze verwondering merken dat er bijna geen afdalen is aan den anderen kant: wat van het Ztüden af gezien een hooge berg rug scheen, was eenvoudig de rand van een uitgestrekt plateau. Wij bevinden ons op een golvende vlakte, aan alle ka nten inge sloten door kleine grillige heuvels. De lucht is droog en helder; zoo licht dat we diep adem moeten halen om ons te overtuigen dat we degelijk goed ademen. De hemel boven ons hoofd is een door schijnender blauw dan in de buurt van de kust en vertoont zich veel hooger. Geen spriet je gras kan men ergens zien groeien, het de rijksambtenaren den riem weer moeten toehalen; een der bezuinigingsmiddelen van minister Colijn zou wezen: de vermindering van hunne jaarwedde met 15 percent. Het is beter, met schreeuwen te wachten, totdat je geslagen wordt. Nog beter: ook bij het ondergaan van die bewerking, geen kik te geven, wanneer je er toch niet aan ontkomen kunt. Onwaarschijnlijk klinkt het niet, dat de ambtenaren weer het kind van de rekening zullen worden. Onder minister de Geer hebben ze al een veer moeten laten: de pensioensbijdrage; minister Colijn zal ze nog wat kaler willen pluk ken. De maatregel beveelt zich aan door zijn populariteit: het ambtenaren-dom kost immers altijd te veel ! en door zijn eenvoud. Bij een eventueele ver mindering van jaarwedden rekening te houden met de ongelijkheid der per centages, waarmede de salarissen van verschillende categorieën van amb tenaren vroeger zijn verhoogd, zou billijker, maar ingewikkelder zijn. Om dergelijke kleinigheden plegen men schen als de heer Colijn, die gewoon zijn zaken in het groot te doen, zich ook weinig te bekommeren. Wanneer de noodzakelijkheid van de vermindering der jaarwedden kan worden aangetoond, zullen de ambte naren verstandig doen er niet tegen te sputteren; ook zij moeten bereid zijn hun deel van den last te dragen. Maar velen zullen de noodzakelijk heid niet erkennen, en zij, die toegeven dat er óók op de weelden bezuinigd zal moeten worden, zullen betwijfelen of de bezuiniging nu juist zooveel zal moeten bedragen. De maatregel zal veel ontevredenheid wekken. Zooals elke andere bezuinigingsmaatregel. Een regeering, die een tekort op de begrooting van 140 a 150 millioen wil doen verdwijnen, zal een aantal groepen van personen tegen zich in het harnas jagen. Wanneer zij straks haar stelsel van bezuiniging zal bekend maken, zal er ook een hevige politieke strijd ont staan over de takken van staatszorg, waarop al of niet moet worden bezui nigd. Ook bij de partijen van rechts zal eenstemmigheid daarover ontbreken. Het zal over het land gaan waaien. Het Vaderland opperde dezer dagen het denkbeeld, dat een zóó ingrijpende bezuiniging, als waartoe de regeering thans zal moeten overgaan, behoort te worden ondernomen door een kabi net, waarin zoowel partijen van links als van rechts zijn vertegenwoordigd: voor een partij-kabinet is dit geen taak." Tot dat inzicht is het kabinet-Ruys nog niet bekeerd. Het denkt het nog te kunnen bolwerken. Maar het over schat vermoedelijk zijne kracht. Ons althans zal het niet verwonderen, wan neer het bezwijkt onder zijne taak. Vooral nu het die verzwaard heeft met de vlootwet. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE roode zand is bedekt niet goed van een paar duim hoog, kleine harde blaren van dof olijvengrocn. Zoover als het oog reikt is er dikwijls geen boom of struik van meer dan twee voet; en ver in 't verschiet, eensklaps oprijzend uit de vlakte zijn er misschien twee eenzame bergen met vlakken top, dichter bij kleine kopjes van opgestapelde steenen. In de stille klare lucht kan men de rotsen tien mijlen ver onderscheiden, alsof ze naast u lagen; de stilte is zoo spannend dat men het op en neergaan van den eigen borst kan hooren. Dit is de Karoe. De vreemdeling wordt er door gedrukt, het is hem een grillig spooksel, voor wie er mee heeft samengeleefd is het een schouwspel welks gemis geen ander op aarde kon vergoeden". Zoo trekt Olive Schreiner de groote lijnen van haar tafreel, dan wekt zij in de harde, dorre helderheid den adem van het natuurleven dat zich even in de korte lente met duizenden van kleurige bloemetjes in alle hoekjes en gaatjes en scheurtjes over den grond ontplooit om dan verschroeid weg te gaan schuilen in verborgenheid, planten zoowel als insecten. Oprijst uit de eenzaamheid van de hitte de ziel van het landschap. Wie de Karoe naar zijn waarde wil zien moet zijn paard zadelen en van een alleen staande hoeve wegrijden. Wel twintig mijlen kan men rijden zonder eenig levend wezen te zien, zelfs geen kudde schapen of geiten of een korhoen of mierkat. Op den middag zadelt ge af in een enge vlakte tusschen lage heuvels; aan den horizon dertig mijlen is een purperen berg. Naast uw zadel vindt ge uw plaats op den grond. Van schaduw is er bijna geen spoor te vinden, ge zijt in de volle middagzon. In het roode zand aan uw voeten gaan de mieren her en der en dragen de kruimels weg uit uw zadeltasch gevallen. Dan merkt ge op het HALF AUGUSTUS 1923 Verwarder dan ooit" moet men helaas op het oogenblik van den internationalen toestand zeggen. De eenige troost, daaraan verbonden, is, dat waarschijnlijk alleen door een tot het uiterste doorwerken van 't ziekteproces heen, een oplossing kan worden verwacht. Zoo heeft het zich reeds sinds geniimen tijd doen aanzien. Gezond verstand en geest tot samenwerking waren op zich zelve buiten machte de zaken in het rechte spoor te brengen. ledere publi cist en stuurman aan den wal kon wel een plan opperen, waardoor het geschil tot schik king zou worden gebracht. Logisch gesproken zou men hebben gezegd dat, eerder vandaag dan morgen en liever nog gisteren dan vandaag, de verschillende regeeringen een stelsel hadden kunnen toepassen waardoor een hoopvolle toekomst zich baan breken kon. Het ongeluk is evenwel, dat niet de logica of het verstandelijke inzicht van enkele staats lieden den gang van zaken beheerschen. In onzen modernen tijd zijn het de volksgeesten, de democratiën zoo men wil, die het tempo van de staatkunde bepalen. Die democratiën worden beheerscht door massa-instincten en door veelomvattende belangen, waartegen over het weloverwogen inzicht van individuen weinig vermag. Daarom kan de loop der inter nationale zaken niet op een gegeven oogenblik als 't ware op commando, tot eene redelijke oplossing worden gebracht. De volksstemmin gen der verschillende natie's dringen in een bepaalde richting. Zij veranderen daarin niet dan door tastbare, aanschouwelijke en harde lessen, welke enkefdc feiten hun kunnen geven. Hierdoor duurt alles zoo lang en lang zaam. De toestanden moeten vaax tot de spits komen, om over en weer eene oplossing moge lijk te maken. Het btijkt dezer dagen ten duidelijkste, hoezeer in de verschillende landen de volks stemmingen nog sterk en energiek zijn. In Frankrijk de geest van den belastingbetaler en van den bocho-phobe"; in Dniischland die van 't Duitsche patriotisme; in Engeland de business geest van bankiers, industrieele, en arbeiderswereld te samen, zij allen beheer schen nog het oogenblik. Baldwin, Poincaré, en tot zijn aftreden Cuno, worden elk voor zijn deel daardoor gedreven. Er blijken tusschen deze drie felle tegenstellingen te bestaan, welke schier niet te overbruggen zijn. Elke kant heeft zijne van nature aangewezen hou ding. Die kan slechts veranderen wanneer, zooals bij de Katharsis in de Grieksche tragedie de nood op het hoogst gestegen is, en daar door een samengaan wordt geforceerd. Voor 't oogenblik is men daaraan nog niet toe. Doch het nadert ! De samenloop der politieke omstandighe den is wel zér ongelukkig. Vooral ongelukkig is het samenvallen van 't optreden van een nieuw ministerie, het kabinet Stresemann, in Duitschland met de publicatie der Fransch-Britsche correspon dentie, die een uiteenloopen van de politiek der beide landen schijnt te markeeren. Het aftreden van 't kabinet Cuno, en de vervanging door Stresemann, werd te dezer plaatse reeds eenigen tijd geleden voorspeld, en als wenschelijk beschouwd. Inderdaad is dit nu zoo, en 't ware beter, zoo 't reeds eerder ware geschied. Cuno was de man vandekrachtspolitiek der moderne Duitsche magnaten. Zijn tendentie was: de losrafeling van de Entente; speculatie op haar onderlinge verdeeling. Stresemann's plannen moeten nog nader be kend worden. Zijne verklaring zegt niet veel. ledere Duitsche minister moet in denzelfden algemeenen toon spreken. Op de manier der uitvoering komt alles aan. Stresemann heeft zich in het jongste verleden doen kennen als een conciliante figuur, die de Ruhr- en reparatiekwestie's met minder bluf en met min der koppigheid wenschte te behandelen. De deelneming van de sociaal-democraten in zijn ministerie zet aan deze neiging nog meer kracht bij. Van hem zou men kunnen zeggen dat hij is voorbestemd de Rijkskanselier der roode zand, een beetje naar rechts een hagedisje in zijn harnas, met zijn kopje opgestoken en het lijfje popelend tegen het zand; het houdt u in 't oog. 't Is een aardig kereltje, drie duim lang. Even beweegt ge u, en hij is heen, als een lichtflits over het zand. Nu heb ben de mieren de kruimels weggedragen en ze zijn heengegaan. Ge zit alleen met de zon fel stralend op u neer. Zooals de vlakte vandaag er uitziet, heeft zij tallooze eeuwen daar gelegen. Die scherpe steenen met hun punten ten. hemel gekeerd, hoeveel eeuwen liggen zij daar al met hun rand even scherp alsof ze pas gisteren waren aangebroken? Die knoestige stengel daar bij uw hand voor hoe veel geslachten van menschen zijn z'n blaadjes ontsproten en gevallen van zijn knokigen steel? De Boschjesman en de wilde geitebok zijn over het land gekropen, en ze zijn heengegaan, de Engelschman met zijn paard en zijn geweer is nu aan de beurt; maar de vlakte met haar scherpe steenen hemel waarts gekeerd, ligt onveranderlijk door de eeuwen heen". Nog n zang van de Karoehymne. Niet minder een wonder is de Karoe in den nacht wanneer de Melkweg zijn witte lint strengelt over den hemel en ge alleen buiten staat opkijkend naar het fluweelen donker blauwe gewelf, en de stilte is zoo aangrijpend dat het schijnt, bijna als hoorde men de sterren bewegen. En de maanlicht-nachten dan, wan neer men in zijn eentje zit op een kopje en de lichtgloed overstroomt de vlakte, dan zijn mooi zelfs de kantige steenen, en wat men heeft geloofd van liefde van menschen en van menschengemeenschap?en nooit heeft kunnen vatten dat alles wordt tot een mogelijkheid" De dweepster in den maneschijn, voor n maal mag ik nog naar haar luisteren en in haar gelooven. W. G. C. B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl