De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 18 augustus pagina 3

18 augustus 1923 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

>} i t ?« -l 18 Aug. 23. - No. 2408 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND N.V. PAERELS Meublleering-Mlj. AMSTERDAM COMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN Rokin 128-Tel. 44541 Corsetière Keizersgracht 772 te A'dam. TEL. 41751 Ateliers voor Reparatiën. In den Haag alken Vrijdag Hotel Central. DE POPULAIRE EDITIE ZOOEVEN VERSCHENEN: HET MEESTERWERK VAN GUSTAVE FLAUBERT SALAMMBO VERTAALD DOOR ANDRIES DE ROSA Prijs Ingen. f2.50; gibonden f3.50 UITGAVE - EM. QUERIDO - AMSTERDAM 'OMNIBUSSEN Het 2 tons WHITE chassis: ZOEKT U EEN AARDIG BOEK? Leest U dan eens BOMSTON Oorspronkelijke roman DOOR HERMAN SALOMONSON Prijs ingen. f 3.50, gebonden f 4.50 Wilt U een persoordeel? Hier volgt n uit de Nederi. Bibliografie: Een zomerboek, En een amusant zomerboek! Smakelijk en be schaafd geschrevenen een levendigen sprankelenden stijl vol aardige vondsten en wendingen en doorstrooid van even onver wachte als humoristische ver gelijkingen. Daarbij in al zijn luchtigheid een duchtig door werkt boek, waarvoor ernstige bronnenstudie noodig is geweest. Wie dit boek leest, zal verademen. Het is een weldaad in dezen zwaarliterairen tijd. Uitgave van: VAN HOLKEMA&WARENDORF AMSTERDAM KUNSTHANDEL G. J. STEGEN! 4N OVERTOOM 163 TELEFOON 28292 Spoors WA Spoorjr_ Cuiemborg ZIJN TESTAMENT. loopt GERUISCHLOOS veert SCHITTEREND stuurt GEMAKKELIJK weegt slechts 1865 K.G. heeft EEN WERELDREPUTATIE en is H KT omnibuschassis Bussen en Chassis voorradig. N.V. Gebrs. NEFKENS' Automobiel Maatschappij AMSTERDAM - Tel. 22507 fl. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON 45812 HEMDEN HAAR HIAAT Om zijn vriendelijke goedheid Was die oude heer bekend Dat bemerkte men weer e 'en Aan zijn gulle testament. Al de weesjes van het weeshuis Had hij met een gift bedacht En die lieve kleine kleuters Hadden zooiets niet verwacht. Al de jong ns en de meisjes Trokken een verbaasd gezicht Bij het zien van nieuwe pakjes In de kleur van het gesticht. Toen ze aangetrokken waren Maakte men een mooie kiek Heel het groepje stond in pakjes Van de Fantasiefabriek. J. H. SPEENHOFF. DOOR ALBERT ADÈS en ALBERT JOSIPOVICI. Met een voorwoord van T O P N A E F F. Uit het Fransch vertaald door ALICE VAN NAHUYS. De H en W Serie deel IV. Geïllustreerd omslag en tekst-illustratie van MARIUS BAUER. Prijs ingenaaid f 2.90, Gebonden f 3.75. De Middelburgsche Courant schrijft : Wanneer een Engelscliman of een Franschman een boek schrijft over het leven in een Hollandsen dorp, dan zal het resultaat heel iets anders zijn, dan wanneer een Hollander datzelfde doet. En in den regel zal het boek van den Hollander zuiverder zijn. Het hierboven genoemde boek is geschreven door twee Egyptenaren, en geeft een episode uit het dagelijksche leven van de Mohamme danen in een Egyptische stad. Dat alleen reeds is een reden waarom dit boek bijzonder boeit, want we bezien het Oostersche leven van een geheel ander standpunt dan in de boeken die West-Europeanen van dat leven maakten. Maar het boeit ook nog om een andere reden. Die twee Egyptenaren kozen een onderwerp, dat geen Europeaan ooit in gedachten zou komen voor een boek, namelijk de ervaringen van een onnoozeien zoon van een welgesteld man, in een omgeving, waarin de onnoozeien nog altijd iets hebben van de aureool van niet volkomen begrepen raadselachtigheid en heiligheid. Ze volgen dien Qoha daar op zijn tochten door het intieme leven van de Oostersche binnenhuizen, en harems, die wij slechts van hooren-zeggen kennen, en die in dit verhaal hun geheimzinnigheid verliezen, maar een merkwaardig diepen kijk geven in het leven van de Oostersche vrouw, gericht als dit is op het zinnelijke liefdeleven, met al de gevolgen van dien. En nog zou dat boek niet zoo'n bijzondere bekoring hebben, wan neer niet de schrijvers zich zulke buitengewone vertellers betoonden, die al de schoonheid die men niet van Oosterlingen verwacht zou hebben, maar die de suggestie des te sterker doet werken. Het is een van de merkwaardigste boeken die in den laatsten tijd in Nederlandsche vertaling verschenen. Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. itMtiiiiiiiiiiiitiiiimiMiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii III MINIMUM llllllllltlllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllll iiiiiiiiiiiiiiiiimiii HOMOGENITEIT IN DEN MINISTERRAAD De jongste crisis, die het Kabinet beleefd en voorhands nog overleefd heeft, al is er thans eigenlijk een Ministerie Colijn-Ruy s voor in de plaats getreden, geeft aanleiding tot een enkele kantteekening over het vraag stuk der homogeniteit in verband met de verantwoordelijkheid van eiken Minister af zonderlijk. Het is de zoo juist afgetreden bewindsman De Geer geweest, die door zijn daad zijn heengaan uit de Regeering en daarna ook in geschrifte, met name in zijn ministerieelen zwanenzang onder den titel ,,Aftredend" in de Nederlander gepubliceerd, weer eens speciaal de aandacht op dit teere probleem gevestigd heeft. In die ietwat rnerkwaardige pennevrucht beklaagde hij er zich over, dat men er hem hier en daar in de pers een verwijt van had gemaakt, dat hij op grond van het meeningsverschil met zijn collega's over de Vlootwetkwestie, de portefeuille had neergelegd. Minder zijne zienswijze in dit vraagstuk, als wel het feit, dat hij daarom ook van het Kabinet afscheid wenschte te nemen, zou afkeuring gevonden hebben. Welnu, aldus het betoog van den heer de Geer, het is niet meer dan billijk, dat in onze homogene Kabinetten elk lid van het Kabinet ten volle de vrijheid geniet zelf te beoordeelen en te beslissen, wanneer hij voor een of ander besluit in den Ministerraad, tegen zijn opvatting in, gevallen, de verantwoordelijkheid niet meer mede kan of wenscht te dragen. Inderdaad het is zoo logisch als iets, dat een Minister een dergelijke vrijheid moet genieten, evenzeer als hij die onaangevochten geniet, ten aanzien van een eventueele nederlaag, in het Parlement geleden. Wie toetreedt tot een Kabinet, geeft daar mee te verstaan, dat hij van dat Kabinet deel wenscht uit te maken, zoolang het de beginselen hoog houdt en de programma punten voorstaat, waaromtrent bij de formatie tusschen de uitgenoodigde heeren homoge niteit bleek te bestaan. Gaat men gedurende het bewind van het Ministerie op een of andere wijze van het oorspronkelijke program af wijken, of wel komt er sprake van een nieuw punt, hetwelk op het tijdstip der samen stelling niet aan de orde was, dan heeft elk lid der Regeering voor zichzelf uit te maken, of hij ook met den nieuwen koers kan blijven meevaren en wil hij zulks niet, dan rest hem gewoonweg niets anders dan het schuitje te verlaten. Alleen zóó toch kan er van de homogeniteit nog iets terecht komen. Het is dan ook volkomen verklaarbaar, dat het reglement van Orde voor den Raad van Ministers een bepaling inhoudt (en dat doet het reeds van 1850 af, toen we voor het eerst onder het regime der volledige ministerieele verantwoordelijkheid een Reglement kregen, dat in overeenstemming is met het karakter van den Modernen Ministerraad), waarin men de gedachte van dezen theoretischen staatsrechterlijken regel in concreto ziet neergelegd. Nadat art. 12 van het Reglement van 1850 heeft voorgeschreven, dat Raadsbesluiten bij meerderheid van stemmen worden opgemaakt, zegt art. 13: Geen lid zal tegen zoodanig besluit der meerderheid mogen handelen. Indien een lid het besluit in strijd acht met zijn verantwoordelijkheid, verwittigt hij hier van den Raad, opdat deze overwege, wat te doen zij. En het Reglement, dat thans sinds 1905 van kracht is, verplicht in art. 9 een lid, dat een besluit in strijd met zijn verantwoorde lijkheid acht, hiervan kennis te geven aan denRaad (met welk doel is begrijpelijker wijze hier niet meer aan toegevoegd), terwijl het verder een verbod inhoudt om te handelen tegen een besluit, waarbij naar hel oordeel van den Raad, de eenheid in de toepassing der Regeeringsbeginselen betrokken is. Wanneer derhalve Excellentie de Geer zijn medeleden een besluit zag aannemen, dat hij in strijd met zijn verantwoordelijkheid achtte, zat er niets anders op dan zulks aan den Raad mee te deelen en er de consequen ties van te aanvaarden, want artikel 9 alinea 2 zou het hem, ware hij aangebleven, onmoge lijk gemaakt hebben, in strijd niet het ge vallen besluit te handelen, door b.v. in casu te weigeren de gelden voor de uitvoering der Vlootwet op de begrooting te plaatsen. Het gebeurt niet dikwijls, dat in den boezem van het Kabinet een dusdanig meeningsverschil ontstaat, dat dientengevolge een Minister zijn ontslag aanvraagt. Een klassiek voorbeeld is in dezen het aftreden in 1894, van Minister van Tienhoven, nog wel den Premier, die toen hij van oordeel was (ook al weer, even als Excellentie de Geer, door geen zijner collega's gesteund, toen het op een stemming aankwam), dat de aanneming van het befaamde amendement - de Meyier geen grond opleverde om, wat Tak en de overige heeren wel meenden, tot intrekking der Kieswet en vervolgens tot ontbinding van de Kamer over te gaan, zijn ontslag vroeg. Bij die gelegenheid wreekte zich volgens veler oordeel het vitium originis van het Kabinet, dat in 1891 aan het bewind was gekomen, niet met Tak, doch met van Tienhoven ais leider, terwijl tenslotte Tak van IIIIMMIIMIII IIIIIIIMIMIIMIIMIIIIIIIMIIIIMillIlIlIlllllllir IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIMIIIIIIIIIItlll VOL AU VENT XIII Benden, banale, die maar aldoor vroegen Om mér dan hun behoort, met luid misbaar . ." Wülem KIoos. Officieel Gedenkboek. Voortreffelijker en passender oordeel dan deze woorden van Willem Kloos zijn niet alleen nauwelijks denkbaar, maar gelijk alle profetie van goeden huize, ook van diepstinnerlijkste toepassing op gebeurtenissen van nationale en internationale beteekenis. Willem Kloos heeft naar mijn gemoed gesproken, en als het ware met dichterlijkwijze intuitie voorvoeld, dat we op meer dan een gebied den Hollandschen Mussolini, den nieuwen drakenbezweerder, te weten Colijn, den man van gespierd-geestelijke proporties en gespierde bezuiniging, terwille van onze vloot, noodig hebben, angstignoodig, dadelijk-noodig. Waarlijk deze onkruid-tijd moet gewied worden, ontdaan van de banale benden, die maar aldoor vroegen om meer dan hun behoort, met luid misbaar". Juist dat door Kloos zoo karakteristiek aangeduid ,,luide misbaar" is vulgair en ergerlijk. Vroeger, in mijne jongelingsjaren, trok de banale bende, ook als zij meer vroeg dan haar behoorde the fault of the Dutch is giving too little and asking too much minder de aandacht, omdat het gebaar tenminste in getogen en deemoedig was. Wat waren de voor- en najaarswenschen van de lantaarn opstekers, de bescheiden vergaarders van gemeentelijk vuil, de brievenbestellers en krantenrondbrengers vraagt het mijn vriend Hartkamp, die er geheele verzame lingen van aangelegd heeft ?. niet uiterst sym pathiek en behoorlijk. Ook in die dagen vroegen de banale benden te veel, maar we glimlach ten om de gepaste allure, gaven een fooitje, en voor die kleinigheid had je het voorrecht dat de menschen een half jaar aan de pet tikten als zij u zagen. Het geschiedde alles in aangename har monie, zonder mis- laat staan luid mis-baar. Vandaag kun je bij iedere nieuwe ineenstorting, bij iedere nieuwe ruïne vragen: Dors tti content, Voltaire et ton hideux sourire voltige-t-il cncore autour des tombeaux?" Aan wie hebben wij onze rampzaligopgedreven belastingen te danken? Aan de benden, de banale. Wie willen ons zoo een voudig te verdedigen land, het aan de baren ontwoekerde en door diezelfde baren onover winnelijke, weerloos maken, om 's lands schatkist te bestemmen voor werkloozen, pensioenen, ambtenaren? De banalen, die maar aldoor vroegen om mér ! Wie hebben mijn 10.000 mark, naarstigüjk bespaard, tot de parodistische waarde van vandaag herleid? De benden van het luide misbaar ! Wie ver nielen den middenstand door hun gemeen telijke exploitaties? De benden ! Wie zullen straks Colijn belasteren, als hij aan het schan daal der hooge salarissen en der renteniers arbeidsuren ik werk mijne zestien uren, zonder mij te beklagen, omdat ik zoon van eene altijd werkzame en den arbeid niet schuwende familie ben een forsch einde maakt? De banale benden ! Wie hebben nu weer een nieuw slachtoffer en ditmaal op kunst gebied vernederd, geknecht, vernield? De benden komedianten van het Leidsche plein, dat voor iedereen een plein van lijden schijnt te worden. Mag dat zoo, vraag ik me af? Is er geen dam op te werpen tegen de sloopers van den tijd, die telkens weer hun banaal gejuich aanheffen, als er een man van betee kenis van zijn voetstuk gerukt wordt? Hij zal aan zijne onderscheiding van het Doctor Honoris Causa geene vreugde beleven, dacht ik in 1919, toen Utrecht Willem Royaards dezen graad van distinctie be zorgde. Niets is gevaarlijker dan eene onge wone onderscheiding in ons land. Dat prikkelt de talentloozen, de middelmaat, de in stilte wroetenden. En nu waarachtig hebben de banalen hun offer. Terwijl iemand een pleizierreis naar Ame rika onderneemt, houden de bengels en rekels Kloos gebruikte veel te hoffelijke woor den in zijn moestuin en broeikas huis, rukken planten met wortel en al uit de aarde, werpen ruiten in, beschadigen de voorpui. En deze vernielziekte steekt ook ouderen aan, getuige de Amsterdamsche Raad, die bij uitJ.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND stedigheid van den kunstenaar een schamel bedrag weigerde te voteeren. Ik bewonder het geduld van Royaards, die in plaats van uit New-York een telegram aan B. en W. te sturen om voor den Schouwburg te bedanken een kuituur-drager behandelt men niet, de heer Wibaut heeft bij uitzondering gelijk, behandelt men niet als een spijbelende knaap. die ten aanschouwe eener grijnzende klasse in een hoek wordt gezet ! zich aan boord van een mailboot begeeft, zijn leed als een man, immers zwijgend, draagt, bij aankomst in Rotterdam in opgewekte houding door De Telegraaf gephotographeerd wordt, blij moedig verklaart, dat de zaken op den ouden, ietwat gewijzigden voet zullen worden voort gezet het geval brengt de bom in de Fransche kamer in herinnering, toen het Spartaansche woord: ,,La séance continue, messieurs" als een calmans bij het tumult werkte - en met een glimlach op het gelaat naar het Leidsche Plein door-reisde, om eerst daar tot de pijnlijke ontdekking te komen hoe de vandalen, de kultuur-schenners zijn huis en hof geschonden hadden. Het zijn sterke schouders, die de weelde, nog sterker, die het voortdurend hoonen, spottend jengelen en met afval werpen ver dragen. Maar de geest van onze mannen ver saagt niet. Bij alle donkere wolken, in de somberste stemmingen, hebben wij even als in de drei gende revolutie-dagen van 1919 kloekehanden naar het roer zien grijpen. Colijn, dezelfde heroïsche figuur als Kuyper, die de Spoorwegstaking met ernst in de ziel en eene glimlachende verknepenheid om den mond, tot redding van het land bedwong, regeert thans, en wel gelukkig, het Binnenhof door den demagogischen De Geer verlaten. Hij praat niet nutteloos. Hij handelt. Hij hakt knoopen door. Doch, en dit is de verderfelijk-besmettende sfeer der banale benden, die maar aldoor vroegen om mér dan hun behoort met luid misbaar!" ik kan deze schoone regelen niet genoeg citeeren, ja, ik zou geneigd zijn ze bij de aanstaande feesten te doen be-toonzettcn als demonstreerende nationale hymne : hij doet het naar mijne overtuiging nog te zeer met handschoenen aan, door te aarzelen, door te willen over bruggen. Poortvliet als het ware het programma gedicteerd had in een briefje aan den for mateur, dat alle overige aspiranten ten bewijze hunner instemming moesten onderteekenen, en eer de man, die de kiesrechthervorming zou brengen, bereid was onder van Tien hoven in zee te gaan. De vaagheid van het briefje, dat bij voorbaat ontbinding der Kamer bedong, als de volksvertegenwoordiging de op dat moment natuurlijk nog onbekende kieswetplannen mocht doen mislukken, droeg veel bij tot het geschil tusschen den Premier en de rest der Regeering. Terwijl men in 1891 dacht homogeen te zijn, bleek drie jaar later de homogeniteit zoek te wezen. De fout, dat degeen, die de baas in het Kabinet moet wezen, niet als Premier op treedt, heeft men thans ontegenzeggelijk begaan. Maar wellicht is de heer Colijn er tenminste in geslaagd een dictaat te laten onderteekenen, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat, zoodat de homogeniteit geen gevaar zal loopcn. Zoo niet, dan kan hoogloopende ruzie onmogelijk lang uitblijven, doch nogmaals, het zou van den nieuwen Minister van Finantie'n al heel erg tegenvallen, als hij in dit opzicht tenminste niet de noodige zekerheid had verkregen. Dr. E. VAN R A A L T L: Eene door Colijn voorgestelde en door Ruys aanvaarde salaris-verlaging van vijftien pro cent, acht ik een en ik hoop den heer Colijn door het uitspreken dezer vrijmoedige ge dachten niet voor het door mij zoozeer gehoogschatte hoofd te stooten ! acht ik een de kerk alsnog in het midden latende, eenigszins schuchtere poging tot financiering van 'sRijks door de banale;benden ontredderde Schatkist. Niets ontzien, Colijn ! Zachte heel meesters verergeren de stinkende wonden. Wanneer Gij ons, even als Mussolini, die slechts uw leerknaap is, van het Leger amb tenaren, die bijna meer kosten dan ons werkelijk leger, afhelpt, dan verlost Gij ons uit het moeras, waarin de Hollandsche natie en de Hollandsche vloot dreigen te verzinken. Niets ontzien, Colijn ! Vijftien procent van de ambtenaars-salarissen enz. zijn een paskwil. Waarom vijftien? Waarom juist vijf tien? Laat men u beleedigen, beschimpen, gangmaker der reactie" noemen: Gij staat daar boven. De banale bende, die zich tel kens weer het recht van actie", met zoo luid mogelijk misbaar, aanmatigen, en alles wat zich tegen hen als een rots verzet voor re-actie uitmaakt, behoeft Gij niet te ont zien. Want let op den wilskrachtigen man, dien ik zooeven aanduidde, op Willem Royaards, U welbekend, al zijt gij een prin cipieel tegenstander van het tooneel, dat ik even als gij uit den Booze acht ?-?ik schrijf er over, maar ga er nooit heen let nu eens op dien veerkrachtige, mishandeld tijdens zijn afwezigheid in Amerika, bespot, nagejouwd, met de kleinste terg-middelen getergd. Teruggekeerd, frisch, uitgerust, hervat hij den strijd tegen de bende, die maar aldoor vroegen om meer, en met de kalmte van een veldheer, die het terrein van den slag in het felst van den kogelregen aanschouwt, terwijl de kanonnen donderen, het rookloox.e kruit over de hoofden walmt, de adjudanten langs de telegraphische en telephonische toestellen rennen of vergis ik mij in deze ongewone strategische beschouwingen? trekt hij zijn vlijm-geslepen kling, en s p l ij t de sa larissen in tweeën. Ziedaar uwe vingerwijzing, Colijn: vijftig procent. In dit teeken der bezuiniging zult Gij overwinnen, en, al wat de banale bende haat, tot een zege vierend leger en eene zegevierende vloot aanvoeren. Laat de ambtenaarskliek razen JAC. URLUS HAVANA l» Ct. SIGAAR btf HAIÏIIIKiCoJenibFandtpl.Uiiislelslf, iiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 11111 en misbaar maken: wij zullen er ons niets van aantrekken. Bij eene reductie van 50 pCt. op de salarissen der ambtenarij, ministers, kamerleden, rechterlijke macht, onderwijs, kunst het Leidsche Plein zij U een lichtend baken in deze zwangere tijden van 50 pCt, en geen cent minder, op de millioenen, die . tienduizenden parasieten aan de staatsruif ontstelen, hebben wij eene zakelijke kans het verloren evenwicht ten bate van twee kruisers, twaalf torpedojagers, tien onderzeebooten, twee onderzeeboot-mij nenleggers, vier flottielje-vaartuigen, vier duizend mijnen, en dat alles voor Indië, naast drie onderzeebooten, vijf mijnenleggers, een pantserboot en veertien honderd mijnen, voor Holland, benevens nog 85 verkennings vliegtuigen, 18 jacht-vliegtuigen en 18 gevechtsvliegtuigen voor Holland en Indi samen, te herstellen. Gij, ontwaart, Colijn, hoe ik, vreedzaam man op het Muntplcin, mij van deze oorlogsaangelegenheden, die onze nationale onafhankelijkheid raken, op de hoogte heb gebracht. Wat ik u bidden en smeeken mag: gebruik geen consideratie ! Doen zij het met ons? Beter ten halve gekeerd dan ten hcele gedwaald. Ten halve. Dus 50 pCt reductie op de trak tementen en geen 15 pCt. Wij bouwen op uw stoer inzicht. HANS L u D i i; i c u K Amsterdam, 15 Augustus.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl