De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 18 augustus pagina 5

18 augustus 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

18 Aug. '23. - No. 2408 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN LXXXVI Men kan erover van meening verschillen, of het leven plaisant of triestig is, maar ik geloof, dat iedereen het er over eens zal zijn, dat het te kort is; te snel vergaan de jaren, te snel wisselen de seizoenen, te gejaagd volgt de eene maan de andere op; duizelingwekkend draaien de weken, de dagen, en van den eenen maaltijd tot den anderen is de tijd zoo spoor loos voorbijgezoefd, dat we net de eerste regels op papier gezet hebben, als de gong ons alweer naar beneden roept. Wie zich dit eeenmaal goed heeft gerealiseerd, ziet dan ook het belang van de ascese onder een nieuw licht: het zal vooral zijn geweest om eens even .te kunnen doordenken, om niet altijd weer met een kopje thee of een bordje soep naar de aardsche sfeer te worden teruggeroe pen, dat die heilige mannen en vrouwen de ont houding propageerden; het zal vooral geweest zijn om tot zich zelf" te kunnen komen, en niet altijd in anderen te hoeven op-en-ondergaan. Wat is dat mooi gezegd: tot-zich-zelfkomen, en hoe zelden komen we inderdaad nog aan ons-zelf toe, als we niet meer als kinderen mogen leven, kinderen van wie niemand nog iets verwacht en voor wie niemand zich nog bizonder interesseert, en daardoor de eenige gelukkige wezens, die tijd hebben en een inner lijk bestaan kunnen leiden ! Voor een kind beteekent een dag het leven" zegt Romain Rolland; en wie zich de schoone eindeloosheid, de rijk-doordroomde eentonigheid van zijn jeugd nog herinnert, zal moeten bekennen, dat onze dagen zijn vervaald en verminderd in belangrijkheid, sinds ieder uur zijn bestem ming en daarmee zijn beperking heeft gekregen, sinds, al maanden van te voren, onze bewe gingen door afspraken en beloften zijn vastge legd. Hoe wonderlijk leek alles, wat komen ging, als we, als klein meisje op zoele zomeravonden in de vensterbank ons avondgebed opzeiden; de groene takken van de boomen trilden even, vlak voorhet raam; op de aken, die onbewege lijk in de verte op de rivier lagen, werd klagelijk harmonika gespeeld, en in die overladen stilte drong het geheim van het leven en van den dood zich zoo onafwendbaar en overwel digend aan ons op, dat we volgende dagen, mid den onder vroolijk spel, opeens stil konden wor den en denken: Als nu .vanavond maar niet die harmonica speelt; als ik maar niet weer dat beklemmende gevoel in mijn hart krijg, dat ik niet uithouden kan, omdat ik zoo bang ben voor het leven, en zoo bang ben voor den dood, en toch n van die twee dingen door moet, omdat ik nooit meer niet-zijn kan". En als we dan, ouder geworden, terugzien, op wat ons leven werd: een ijver van ieder uur om een baantje goed te vervullen, een kizzebizzen van minuut tot minuut in een huis houden, zorgjes over geld, over administratie, over correspondentie, over nieuwe modes, een wasch, die wég-moet, een wasch die thuis komt, een altijd-maar-weer-opnieuw redderen van achterstalligheden, terwijl nieuwe achterstalligheden zich al weer beginnen op te hoopen; dan vragen we ons af: maar was dit bestaan wel al die angst en al die verwachting waard ? Verstandige menschen zeggen, dat je, als je ouder .wordt, moet afleeren over het leven te filosofeeren; dat dat goed is voor backfischen of sentimenteele jongelingen, maar dat een volgroeid schepsel eenvoudig leeft en zijn plicht doet. Het klinkt kordaat en daar door aantrekkelijk Wie zoo redeneeren, plegen een gezonde spijsvertering en vroolijk bloed te hebben;ze zijn de steunpilaren van de maat schappij en zorgen er voor, dat de wereld in haar voegen blijft. Maar ondanks deze erkenning ben ik toch altijd dankbaar, als mij de oude onrust weer overvalt: waartoe? waartoe dit haasten en werken en vergaderen en schrijven en eten en uitgaan? Waartoe dit spel van mijn gedachten en die donkere tochten van mijn hart? Weet ik den weg, weet ik, waarheed dit alles leidt? En als ik het niet weet, hoe kan ik er dan ook maar een uur langer mee doorgaan? Waarom werp ik niet alles neer en loop alleen de eenzaamheid in en zeg: eerst trachten tot klaarheid te komen, omtrent de vraag, waartoe de heele gecompliceerde machine dient, voordat ik er aan meedoen kan? Of is het overmoed ook maar iets te willen begrijpen, terwijl millioenen eenvoudig-weg hun schroefjes staan te draaien of hun radjes te smeren, zonder er mér bij te denken, dan dat men de goede dingen des levens zooveel mogelijk moet genieten en de moeilijkheden moet overwinnen of ontloopen? Het leven, ons leven, waar moet men beginnen er over te denken, als men al jaren lang zijn dagen volgepropt heeft met commis sies en tentoonstellingen en redacties en vereenigingen en dergelijke onwezenlijkheden meer; het leven, dat we droomden als een heerlijke muziek, en dat een saaie, preciesafgemeten pianoles werd, met gamma's en vingeroefeningen; waarvan we dachten, dat het ons rampzalig of gelukkig zou maken, en dat ons integendeel tot tevredenheid en welge steldheid bracht.... Het leven, dat niet op houdt, zich als iets voorloopigs" aan ons voor te doen, tot we voor de laatste poort staan, en van het onbegrepene" eene in het onbegrepene" andere over-lijden? Ik kwam laatst, midden op een regenachtigen middag, tot de ontdekking, dat mijn postpapier op was; ik liep naar buiten; het was een kleurloos uur, voor mij ongewoon, omdat ik dan nooit uitga. In den winkel op den hoek stond een juffrouw een half pond rozijnen te koopen; toen nog een half pond krenten en toen twee pakjes maizena. De andere juffrouw, die vóór me was, vroeg een doosje schoensmeer en een blikje spinazie, en terwijl de meneer zich in mijn postpapier verdiepte, kwam er een vader met zijn doch tertje om suikerpepermuntjes. Toen, in dat leege oogenblik, naast het kastje met schoen veters en zeep, achter de flesschen met zuurtjes en de torens van tandpasta-doosjes, besefte ik, dat dit de bedoeling van den Schepper toch niet geweest kan zijn; dat dit onnoozel-gecompliceerde, levenloos-verpakte en aan-allekanten versperde bestaan nauwelijks meer een herinnering bergt aan echt leven, diep, stil en sterk. En op open dagen, als de losse wind de wolken onbesuisd langs den grauwen hemel sleurt, of in de onbeweeglijke diepte van een sterrennacht zoek ik sindsdien iets te raden van het eigenlijke achter den opdringerig inbeslag-nemenden schijn. Of zoo dit al niet lukt, tenminste het besef levendig te houden, dat het ergens anders ligt dan bij diners, of inkoopen-doen of drukproeven of vacantiereizen of Kabinets-crises. ANNIE S A LOMONS iiiini i iiiiiiimiiiiiiiii m iiiiiiiiiiiiiiiiiiii VOOR DE WONING KLEEDING VAN DE MAA^D Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Marietje Heyligers » Naar aanleiding van een tentoonstelling van ceramiek door den heer en mevrouw Hob bel van Harten bij de firma Boskamp en Zonen te Overveen, kan het van belang zijn eens uit te weiden over het werk van deze beide kunstenaren, dat een aandachtige be schouwing volkomen waard is. Want te midden van de overstelpende hoeveelheid Wandeljapon van effen grijs gabardine, versierd met grijs en wit gestreept gabardine ntlllnllllllMtlllllllllHHlIlllllllHlllllMmllHIHIlllHlllllllIIIMMIIIIIIlltm smakelooze gebruiksvoorwerpen, welke ons in het dagelijksch leven omringen, is het een ware verfrissching, een oogenblik te kunnen doorbrengen bij artistieken arbeid die met liefde gemaakt werd. Een van de vele noodzakelijkheden waar nog te weinig zorg aan besteed wordt, is wel het eenvoudige gebruiksvoorwerp, waar we iederen dag ontel bare malen mede in aanraking komen, maar dat over het algemeen te weinig aesthetische waarde bezit. Het heeft, evenmin als bijna ieder vak op het gebied der kunst, niet die belangstelling, ook in stoffelijken zin, van de zijde der menigte, welke het toekomt en in staat stelt zich verder.te ontwikkelen. De heer en mevrouw Hobbel nemen onder de kunstnijveren een bescheiden, doch bij zondere plaats in. Immers zij weten het oude handwerk weer op te heffen tot een kunst ambacht, dat een aanwinst is voor de moderne samenleving. In hun arbeid is nooit een jagen te bespeuren naar goedkoope effecten, wél VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak spreekt hieruit een streven naar zuivere vorm geving, hier en daar geaccentueerd door sober aangebrachte kleuren. Wat de techniek met zich brengt, trachten zij niet door aller lei kunstgrepen te verbergen, maar gebruiken haar eigenaardigheden juist om het karakter naar voren te brengen. Zoo ziet men vooral in het licht getinte aardewerk, duidelijk de sporen, die de vingers in de zachte klei hebben achtergelaten, toen de voorwerpen op de schijf gedraaid werden. Het zijn niet alleen de luxe vazen en potten, hier en daar getint met transparante kleuren, welke door hun rijke schakeeringen boeien, maar ook met heel eenvoudige dingen zooals een geheel licht blauw kannetje, is dit het geval. Ook de voorwerpen meer voor huishoudelijk ge bruik gemaakt van een broozen crêmcn of grijzen en roseachtig witten toon, geven er een voorbeeld van, dat juist in het een voudige de schoonheid vaak te vinden is. Deze laatste werden hoofdzakelijk vervaar digd door mevrouw Hobbel van Harten, evenals de geel getinte jampotten, een fruitbakje van rose gekleurd pate met geel en blauwen rand, dat echter door den bekenden schaalvorm op de traditioneele, drie pootjes wel wat te alledaagsch is; een roomstelletje groen en geel gerand; een jarnpotje met diep blauwe kleuren en verschillende soorten eierdopjes in lichte en donkere tinten. Uit elk ding spreekt de liefde tot het schoone ambacht, welke in onzen tijd als een groote zeldzaam heid kan worden opgeteekend. Eenige sierbordjes zijn met geestige diermotieven, zoo als een eekhoorntje of een kikker, beschilderd. In de zwarte en witte vazen van den heer Hobbel komen de bolgespannen vormen door enkele, doch rijk genuanceerde tonen, goed tot hun recht. Wanneer men deze-voor werpen met den nagel aantikt trilt er een klare klank op, als van een stemvork. Men zou dit werkelijk de stem kunnen noemen van de ceramiek. Want evenals de vormen en kleuren de schoone ziel van den kunstenaar in een wónder-mooi licht brengen, zoo wordt door dezen zingenden toon iets hiervan verklankt! Ten slotte houdt het ontbijtservies in de uitstalkast, dat met een rand in blauw, geel en lichtgroen versierd is en zich goed afteekent op het gestreepte kleed, tot den voor bijganger een pleidooi, waarin hij hem dringend schijnt te vragen, de dingen die hij dagelijks om zich heen heeft een schoonere gestalte te l aten geven. JAN D. VOSKUIL KIEKJES UIT HET KINDERLEVEN We hadden samen al een flinke wandeling achter den rug en nog steeds stond 't kleine mondje niet stil. De ontmoeting van een mijner kennissen maakte echter een einde aan den woordenvloed en mijn klein metge zelletje stond geduldig te wachten tot de beurt weer aan haar zou zijn. Haar oogjes keken wazig in de verte en ze scheen niets meer te zien, noch te hooren. Het gesprek met de bekende dame liep eerst over koetjes en kalfjes om daarna een meer ernstige wending te nemen, toen ze sprak over de moeilijke vraagstukken, die er tegenwoordig op te lossen waren bij de opvoeding der kinderen. Wat was het vroeger toch gemakkelijk geweest voor de ouders ! Je liet je kind de school maar volgen, die volgens stand en portemonnaie paste. In het onderwijs verdiepte je je niet, dat ging je niets aan, daarvan had je immers toch geen verstand en de keuze van het beroep, die kwam vanzelf. Meestal volgde de zoon den vader op, of er was wel een familielid, die een betrekking voor hem had of wist, luHiliiiiiiiiimiiimii'iii iimiiittimiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IllttlllllllMlllHIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIMMII EEN BELANGRIJK BOEK II Flora en Fauna der Zuiderzee, mono grafie van een brakwatergebfed, onder redactie van Dr. H. C. Redeke uitgegeven door de Nederlandsche dierkundige Vereeniging. Helder, C. de Boer Jr. prijs ? 10.60. De hoofdredacteur was in zijn studenten tijd al bekend om zijn goede smaak en veeleischendheid in typografische zaken en het verwondert mij daarom in het geheel niet, dat dit Zuiderzeeboek in zijn uitvoering ver staat' boven alles wat wij in de laatste jaren aan publicaties van vereenigingen, wetenschap pelijke, zoowel als andere, te zien krijgen. Formaat, papier, letter, indeeling, illustratie, 't is alles even voortreffelijk en onbekrompen en in overeenstemming met de uitmuntende studies door de medewerkers geleverd. Som migen hunner zijn nog student, anderen zijn jonge geleerden, aan het begin van hun loop baan, een paar zijn gerijpt, ik had haast ge schreven doortrapt en het boek wordt beslo ten met een hoofdstuk over onze walvischachtige dieren door den vereerden leider, den meer dan zeventigjarigen prof Max Weber, wien ik van harte toewensch, dat hij nog eens plankton mag visschen in het Val van Urk bij een zoutgehalte van twee per mille. Het eerste hoofdstuk geeft de geologie van de Zuiderzee. De geschiedenis weet maar weinig zekers te vertellen van haar ontstaan, onze voorouders van voor het jaar 1400 hebben ons niet veel documenten nagelaten omtrent de natuurgesteldheid van de Nederlanden en de latere lui hebben er no£^ al op los gefan taseerd. Dr. Steenhuis vertrouwt dan ook nog het meest op de resultaten van grondboringen en weet ons mooie dingen te vertellen van het keileem, van vroegere zeeën in dit gebied, de Eemzee, de zee van Lori en als nieuwste snufje het oude oer-stroomdal van den IJsel, dat ontdekt is bij gelegenheid van de onder zoekingen ten behoeve van de Zuiderzeewerken. Deze onderzoekingen hebben in de laatste jaren onze ken nis van de geologie en hy drografie van de Zuiderzee belangrijk vermeerderd. Dr. Steenhuis gedenkt dan ook dankbaar de gelukkige omstandigheid, dat 's Rijks Geologische Dienst en de Directie der Zuiderzeewer ken volledig samenwerken". De Flora van de Zuider zee en haar oevers wordt in haar geheel behandeld door Dr. A. J. C. van Goor. Voor de hoogere planten beperkt hij zich tot de eigenlijke zoutminnaars, de halophyten, maar de wie ren, groot en klein, wor den zeer uitvoerig behan deld met veel teekeningen, diagnosen en discussies, want juist deze plantjes zullen het allereerst en het DEKHUIJZEN'S DAG allermeest den invloed van De kruisjeslijn geeft de asgeul" aan; de stippels de stoom- de veranderde omstandigbootlijnen; de streepen met de getallen zijn de isohalinen, heden ondervinden. Om de lijnen van gelijk zoutgehalte. deze reden wordt door verschillende auteurs ook bijzondere aandacht geschonken aan de lagere dieren en daarbij worden wij wel zeer getroffen door de bewerking der Protozoën door den lieer J. Hofker, stuk voor stuk alle getrouw afgebeeld en beschreven, en vergeleken met wat er van elders omtrent deze microsco pische diertjes bekend is en daarbij komt weer allerlei nieuws aan den dag. Trouwens elk der vele auteurs heeft wat nieuws te vertellen; Dr. de Man komt eventjes aandragen met elf soorten van Nematoden nieuw voor de wetenschap.." Natuurlijk krijgen de vier Clous" die ik de vorige week noemde, ook een goede beurt, in het bijzonder het Zuiderzee krabbetje Heteropanope tridentata Maitland, dat door Dr. Tesch in alle ontwikkelingsstadiën letterlijk haarfijn wordt beschreven en afgebeeld, tegelijk met nog meer krabben, garnalen en andere schaaldiertjes, die juist om hun haartjes en tandjes en uitsteekseltjes zoo belangrijk zijn met het oog op de te ver anderen omstandigheden. Hoe meer ge dit boek bestudeert, hoe duide lijker ge voelt, dat het in een bestaande be hoefte voorziet. Het was hoog tijd, dat de Zuiderzee eens onder handen werd genomen want wat bleef er, ondanks het mooie werk van vroeger dagen, nog veel te doen ! Hoe jammer eigenlijk, dat er niet meer gewerkt is op de manier door Dekhuyzen aangegeven. En wat blijkt er thans nog veel te doen te zijn ! Kan de Dierkundige Vereeniging dat wel af? Hoogstwaarschijnlijk wel, vooral wanneer zij ook zich verheugen mag in de samenwer king van de Directie der Zuiderzeewerken, wier heilige plicht het is, om de wetenschap nog zooveel mogelijk te doen profiteeren van het natuurmonument, dat wij zullen moeten verliezen. Het zal nog een paar jaar duren, eer de af sluitdijk er ligt. De dijk doorliet Amsteldiep komt echter misschien reeds het volgend jaar gereed en dan beginnen de veranderingen in de Wieringer Meer. In dien tijd kun misschien nog een tweede deel van onze monografie gereed komen, waarin een paar nog ontbreken de groepen kunnen worden behandeld en waarin nog meer topografisch en statistisch materiaal kan worden gegeven en de noodige aandacht geschonken aan de ecologie. De botanist zou nog eens een paar buitendijksche of kustlandschappen kunnen bekijken, o.a. het mattebiezenlandschap in het mondingsgebied van het Zwarte Water. En hoe is het met de insectenfauna van de steenglooiingen der dijken? Zal Machilis bij Amsterdam blij ven ais Pampus is verzoet? Zoo goed als de oeverplanten, mogen toch ook de ocverdieren wel eens worden bekeken. Het heeft mij dan ook zeer verwonderd, dat de monografie geen melding maakt van de vogels; want er bestaan toch wel degelijk ook vogelkundige Zuiderzec-problemen en wel zeer elegante. Daar heb je bijvoorbeeld de vogel Kluut, die broedt aan slibberige zee gaten en riviermonden of in het binnenland aan zilte meren. Iedereen weet, dat hij in groot aantal voorkomt op Texel, maar pas in den laatsten tijd is er de aandacht op ge vestigd, dat hij ook broedt langs de Friesche kust tot heelemaal het hoekje om bij Stavoren en tot dicht bij de Lemmer. Het zal zeker toch wel van belang zijn, om te zien, wat hij gaat doen, wanneer de Boontjes gevuld zijn met zoet water. Hetzelfde geldt ook voor de pleviertjes, het strandpleviertje en de bontbekplevier, die eveneens de kusten van de Zuizerzee bezoeken. Een andere vogel, bij de Zuiderzee betrokken, is de Lepelaar. Ieder bezoeker van het Naardermeer heeft de witte vogels in lange linies zien trekken naarde Zuiderzee, ter garnalen vangst. Het schaaldiertje Corophium, dat van zooveel belang is als vischvoedsel komt ook velen vogels ten goede. Wat zal er met onze lepe laars gebeuren na de droogmaking? Zullen zij genoeg hebben aan de zoctwatergarnalen? Ook is de Zuiderzee van belang als trekweg voor de vogels, zoowel de Geldersche kust als de Hollandsche. Zullen we na de droogmaking nog er op mogen rekenen, dat we in Mei aan het Barnegat de kemphaantjes kunnen zien trekken bij honderden en nog eens honderden? Waar de asgeul in Pampus verloopt ligt buitendijks bij tDurgerdam de polder IJdoorn en daar broeden de meeuwen en sterntjes bij tienduizenden, rijker dan op het beroemde Griend in de Waddenzee. Zal dat zoo blijven als Pampus zoet en de Zui derzee droog is? En de trek weg langs den IJsel. De oude l Jsselbedding, die de geolo gen pas ontdekt hebben, bestaat waarschijnlijk nog in de her innering der vo gels, als we 't zoo mogen noe men. Nog altijd zien we trek kers van het Amelander Gat naar de Frie sche kust koer sen en dan MUSKIETEN TULLE 200 c.M. breed a FI. 1.?per Meter 250 c.M. a Fl. 1.25 300 c.M. a Fl. 1.50 350 c.M. a Fl. 1.75 ,, als hij klaar zou zijn, en anders zocht je, alweer volgens stand en portemonnaie naar een beroep en daar moest het kind zich maar inwerken, zich aanpassen. Wat was 't veel rustiger dan tegenwoordig, waar telkens weer nieuwe vraagstukken zich voordeden, waar over je nooit had nagedacht en waarbij je de gevolgen van je besluit soms niet eens kon overzien, vraagstukken, waarnaar je maar een slag sloeg, zooals dat van een lagere school met of zonder Fransch. Maar ze stond nu voor een moeilijker keuze met haar eenigen jongen. Er moest aan gedacht worden welk beroep hij zou kiezen, er voor gezorgd worden, dat hij het juiste schoolonderwijs volgde, dat hieraan vooraf moest gaan en er was geetr kleur in hem te bekennen. Hij deed zoo weinig zijn best, kon zooveel beter. Hij was zoo op zijn gemak gesteld, lui wilde ze niet zeggen. Ze schreef Het toe aan een toestand van slapte, waaraan hij in den laatsten tijd leed. En wie kon zeggen, hoe hij werd, als hij dien te boven was. Ze moest er nu een studie van maken, welke eigenschappen en capaciteiten er voor de verschillende beroepen vereischt werden. 't Zou moeilijk zijn ,nu bij haar jongen van een bijzondere geschiktheid voor eene be paalde richting niet de minste sprake was en als men tot een besluit gekomen was, mocht men nog wel helderziend zijn om te weten, of het beroep, dat je uitzocht niet overvol zou zijn tegen dat de jongen zijn studie beëindigd had. Met de woorden, dat ik 't gemakkelijk had, zoo zonder kinderen, nam ze afscheid van ons. Het begint te regenen. We zullen wat vlugger moeten doorstap pen" zeg ik tegen mijn metgezelletje, anders wordt je zoo nat en word je misschien ziek" en we verhaasten onzen pas. Bellend komt een tramwagen om den hoek geschoven. De rollen zijn omgekeerd. Mijn oogen staren wazig naar den wagen, maar zien niet den wagenbestuurder, gemakkelijk op een bankje gezeten, zijn motor in bedwang houden. Maar de kleine oogjes naast mij schijnen alles opgemerkt te hebben en de kleine ooren resonneeren nog van het gesprek met mijn kennis, want op eens klinkt het naast mij: Maar tante, waarom laat die mevrouw haar jongen geen wagenbestuürder worden, dan kan hij altijd zitten en hij wordt nooit nat en ook niet ziek?" C. D O Z Y iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii VERZOEKE ALLH STUKKEN VOOR DI RUBRIIK VOOR VROUWEN" IN TI ZENDEN AAN HIT SECRETARIAAT VAN DB AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333. AMSTERDAM. l Illlllllllllllllll Illlllllllllllllllllllllllllllllllllll gaan ze de Zuiderzee op naar den huidigen IJselmond. Wat daar verder gebeurt, weet ik niet precies, een deel schijnt werkelijk den IJsel op te gaan, de rest tijgt verder langs de kuststreek. Wij zouden, dunkt mij, wel kun nen verwachten, dat een zoo vaste gewoonte door het incident van de droogmaking niet gestoord zal worden. Maar het zal wel goed zijn, als deze interessante vogelkundige pro blemen in het Tweede Deel der Monografie ook eens tot hun recht kwamen. Ze lijken mij wel even belangrijk als de leege huisjes der doode zoetwaterslakjes, die door mijn vriendin Thera in het eerste deel zoo vriendelijk wor den herdacht. In het buitenland bestaan zeer nevelachtige denkbeelden omtrent de droogmaking der Zuiderzee. Veel Amerikanen meenen, dat we er al lang mee klaar zijn. We kunnen dus niet zeggen, dat de heele wereld het oog gevestigd heeft op deze onderneming. Doch als we er niet van maakten, wat er van te maken is, dan zou men ons dat later, en met reden, toch wel zeer kwalijk kunnen nemen. De dierkun dige Vereeniging heeft dan ook met het uit geven van dit Zuiderzeeboek niet alleen ge wichtig wetenschappelijk werk geleverd, maar ook een vaderlandslievende daad verricht en 't is plicht der Regeering, om haar bij de voortzetting van dit werk te steunen. JAC. P. THIJSSE De vogel Kluut, die ook al betrokken is bij de droogmaking der Zuiderzee. foto A. Burdet,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl