De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 25 augustus pagina 1

25 augustus 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdftf 26 Augustus A°. 1998 AMSTERDAMM E-R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactieen Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposittekosten INHOUD: Het Kabinet Stresemann, door prof. dr. G. W. Kernkamp Utopia, door Prof. Dr. H. Brugmans Tijdgenooten, door dr. W. G. C. Byvanck 2. De ontvangst van ? de vlootwet, teekening door Jordaan Hoe spookhistories ontstaan, door G. H. Cannegieter Spreekzaal, door Dr. H. Rethy en Dr. S. A. yan Lunteren 3. Herzl in de uropeesche diplomatie, door J. Ornstein?Hoofiën Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen: De Blaricumsche weefsters, door Elis. M. Rogge Bijkomstigheden, door Annie Salomons Moeten onze kleintjes aan tafel eten? doorWilly Pétillon Uit de natuur: Een vleugje Zuid-Limburg, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Een bezoek aan de Electrische Centrale, door Ir. G. H. M. de Groot, met teekeningen door Felix Hess Drarnatische Kroniek, door Top Naeff 7. Financiën en Economie, door Paul Sabel Van zon en Sneeuw, door Dr. E. Slijper Vreemdelingen in Amsterdam, teekening door B. van Vlijmen 8. Tuinman Colijn, teeke ning van George van Raemdonck Schilder kunstkroniek, door A. Plasschaert De Amsterdamsche Gedenkpenning, door Discipulus Apollinis Nieuwe Engelsche boeken, door Wiilem van Doorn 9. Poincare's Zondagsontspanning, teekening door Joh. Braakensiek?Charivaria, door Charivarius 't Schietgat, door Melis Stoke, met teekeningen door B. van Vlijmen Taaiverwoe sting, door Dr. Ch. F. Haje 10. Rijmkronyck.door Melis Stoke Kleine Misères, door Minca Verster-Bosch Reitz Uit het Klad schrift van Jantje Buitenlandsche humor, door Charivarius Omslag: Madame Chrysanthème, door H. C. Buurman. Bijvoegsel: Nog altijd de Ruhr-kwestie, teekening door Joh. Braakensiek. iiitiiiiiiitimiiinmii HET KABINET-STRESEMANN Aan de lange rij van kanseliers, die sinds de November-revolutie de regee ring van het Duitsche Rijk hadden te leiden wie kan ze nog in volgorde op noemen? is alweer een nieuwe toege voegd. En in zijne soort n van de bovenste plank. Maar over de soort zal het oor deel verschillen. Anders dan zijn voorganger, die zich soms een eerlijk koopman" noemde, behoort Stresemann tot de gladde poli tici. Niet, dat hij vreemd zou zijn aan de wereld van zaken: juist daarin heeft hij zich naar boven gewerkt; door het dienen van de belangen der industrieelen kreeg hij zitting in den raad van be heer van groote ondernemingen. Ook de politieke karweitjes knapte hij voor zijne lastgevers op; maar al spoedig was het hem daarbij niet alleen om practische resultaten te doen; de politieke eerzucht kreeg hem te pakken. Tijdens den oorlog was hij een vol maakt Duitscher naar den wensen der toenmalige machthebbers, bulderde te gen wat zij verfoeid wilden hebben, zong den lof ook van al hun verkeerde maatregelen, bleef tot het laatste oogenblik monarchaal- en nationaalgezind. Maar menschen zooals hij loopen niet met het hoofd tegen den muur. Voor de onomstootelijke waarheid der feiten hebben zij respect. Van zijn eerbied voor den gevallen monarch bleef hij getui gen. Maar die zat nu eenmaal te Doorn. Een politicus had rekening te houden met de omstandigheid, dat er sinds November 1918 iets veranderd was in Duitschland. Voorloopig was de repu bliek troef. Ook de nationaal-liberale partij had haar spel daarnaar te regelen. Zelfs haar naam wijzigde zij naar den eisch van den nieuwen toestand: voortaan heette zij de volkspartij. Waarom ook niet? zij had vroeger toch ook liberaal geheeten, zonder dat ooit te zijn. Aan Stresemann viel de taak ten deel, voor den overgang van oud tot nieuw te zorgen. Het was hem toever trouwd, dat zonder groote schokken te doen. Hij kweet zich zoo goed van zijn opdracht, dat de leiding der partij sedert in zijne handen bleef. Maar niet zonder vreezen of beven van de industrieelen, die achter hem stonden. Zijne wegen waren soms on doorgrondelijk voor hen. Hij kon op eens veel verder naar links gaan, dan zij bereid waren zich te laten voeren. Althans, het scheen soms of hij ook al een slag van den democratischen molen beet had. Maar heelemaal zeker waren zij er niet van. Men kon zijne woorden ook wel anders uitleggen. Want Stresemann is een groot rede naar. Als feestredenaar heeft hij zijn gelijke niet; in het pathetische voelt hij zich in zijn element als een visch in het water: wanneer het er op aankomt, het nationale snarentuig te bespelen, wanneer een auditorium moet worden opgevoerd tot de stemming, die een uiting zal zoeken in het Deutschland, Deutschland ber Alles", dan is hij de man. Maar hij kan ook anders. Hij is ook een politiek redenaar. Van de soort, waarin Gladstone zoo hij dit ver koos uitmuntte. Wiens lange, inge wikkelde zinnen, met hun listige slagen om den arm, de hoorders wel is waar met bewondering vervulden voor den spreker, die zelf in dezen doolhof niet verdwaalde, maar hun toch het gevoel gaven, dat zij langzamerhand beneveld werden. Is deze soort van politieke wel sprekendheid het gevolg van den toeleg van den redenaar om zijne bedoelingen in dubbelzinnigheid te wikkelen, of vloeit zij voort uit de gecompliceerd heid van zijn karakter? Soms en dit schijnt bij Stresemann het geval te zijn moet men de ver klaring zoeken in beide redenen tegelijk. Maar hetzij de nieuwe rijkskanselier zich tot dusverre opzettelijk niet in de kaart heeft laten kijken, hetzij hij het met zich zelf nog niet eens was, welk spel hij wilde spelen, voortaan zal iets anders van hem worden gevergd. Hij moge nog zoo'n oude parlementaire rot wezen, met listigheid alleen komt hij er niet. Hij zal moeten weten wat hij wil. En hij zal dit spoedig moeten doen blijken. Het oogenblik, waarop' hij zijn ambt heeft aanvaard, kan men zoowel gunstig als ongunstig noemen. Gunstig voor hem is het, dat de onder handelingen, die nog steeds tusschen Frankrijk en Engeland gevoerd worden, hem nog eenig respijt laten. Hij kan nog even de kat uit den boom zien; hij kan nog even afwachten, of Londen en Parijs het samen nog eens zullen wor den, dan wel of voortaan elk zijn eigen weg zal gaan. Maar zoo ongunstig mogelijk zijn de omstandigheden in Duitschland zelf geworden. Het Kabinet-Cuno, zoo heeft men uit den treure kunnen lezen, had het geheele Duitsche volk achter zich bij zijn lijdelijk verzet tegen de bezet ting van de Ruhr. Maar het bleef in gebreke de finan cieele maatregelen te treffen, waardoor het mogelijk zou zijn geworden, dit lijdelijk verzet vol te houden, zonder dat het tot een economische catastrophe leidde. En de vertegenwoordigers van het Duitsche volk bleven in gebreke, deze maatregelen van hunne regeering af te dwingen. Totdat de geweldige daling van de mark, en de stijging van de prijzen der levensmiddelen en het sluiten van de winkels door winkeliers, wien het on mogelijk werd bij zulke toestanden nog langer zaken te doen, een paniek stemming verwekten. Bij het scheiden van de markt diende de regeering nog gauw eenige belasting wetten in, waarmede zij reeds lang voor den dag had moeten komen; maar nie mand verlangde haar bestaan te rekken; zij moest wijken voor, het kabinetStresemann, dat uit de groote coalitie" zou worden gevormd. De groote coalitie", d.w.z. voortaan zouden alle partijen, ook weer de sociaal democraten, de regeeringsverantwoordelijkheid gezamenlijk dragen. Alle behalve de uiterste van links en de uiter ste van rechts; de communisten en de nationalen onttrokken zich aan hun plicht. Van veel meer belang, althans op het oogenblik dringender, is de vraag, of het Kabinet-Streseinann Duitschland nog kan bewaren voor den economischen chaos, dan welke houding het zal aannemen in het Ruhr-conflict. En hieraan zal het karakter van Stresemann worden getoetst, of hij den moed zal hebben, démaatregelen door te zetten, die noodig zijn om het materieele leven van het Duitsche volk te verzekeren. Tweeërlei zal daarbij van hem worden gevergd: dat hij de pas aangenomen belasting wetten spoedig tot uitvoering brenge; dat hij middelen vinde om het naar den vreemde overgebrachte Duitsche kapitaal te doen deelnemen aan de vorming van een fonds, waaruit niet alleen levensmiddelen uit het buiten land zullen worden aangekocht, maar dat tevens moet dienen tot stabilisatie van de mark. Zoowel bij het een als bij het ander zal hij vermoedelijk te kampen hebben met tegenwerking uit de kringen van hen, die de steunpilaren van zijn eigen partij vormen. Tot dusverre heeft hij zich alleen als een voortreffelijk partijleider doen ken nen; thans wordt hem de schoonste gelegenheid geboden, die zijn politieke eerzucht slechts kan wenschen: het Duitsche volk door een der moeilijkste perioden van zijn bestaan heen te hel pen. KERNRAMP lEllllimiflIlllllttllllllllll iiiiiiiiiiimiiiiiMiiiiiii UTOPIA Utopieën zijn er tegenwoordig waarlijk genoeg, vooral op maatschappelijk gebied. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat een aanzien lijk deel van het menschdom leeft van, voor, door en uit utopieën. Op zich zelf is dat geen ongelukkig of ook maar ongunstig verschijnsel. Want indien het bewustzijn, dat de maat schappij, waaronder men leeft, gebrekkig is en misschien wel verfoeilijk en ondragelijk, wordt geschraagd door de overtuiging, dat het mogelijk is daarin verbetering te brengen, dan staat de weg naar hervorming en verbe tering open. Anders wordt het, als men de verbetering alleen verwacht van een algeheele omverwerping van het bestaande, wan neer men als ideaal stelt niet een betere, maar een ideaa-maatschappij en zich en anderen voorstelt en wijs maakt, dat zulk een heilstaat niet in een verre toekomst, maar zonder al te veel moeite onmiddellijk bereikbaar is. Dan kunnen de diepe teleurstellingen niet uit blijven; want de maatschappij is een fijn sa mengesteld organisme, dat maar niet door een paar machtspreuken is om te zetten, maar dat zich langzaam ontwikkelt. Wie die ontwikke ling al te vaardig wil verhaasten, handelt als de man, die een horloge wil repareeren door het eerst grondig te vernielen in de hoop, dat uit de stukken van zelf een model-uurwerk zal te voorschijn komen. Utopisten zijn er altijd geweest; het ver schil met onze dagen is alleen dit, dat zij vroeger nimmer hun Utopia aan de goedgeloovige menigte predikten als mogelijk en uit voerbaar op korten termijn. Zij schiepen in hun fantasie een model-maatschappij, maar waren er zich van bewust, dat hun fantasie in geen enkel opzicht werkelijkheid was of kon worden. Dat wordt reeds bewezen door de wijze, waarop de lezer in Utopia wordt inge leid. Soms is het een lange zeereis, veelal ge paard met een schipbreuk, die den reiziger naar het beloofde land voert. Andere auteurs hebben zelfs dat middel niet noodig; zij laten eenvoudig hun held in een diepen slaap vallen; bij zijn ontwaken vindt hij een ideaal-maat schappij om zich heen. Beide procédés be wijzen, dat men aan een geleidelijke ont wikkeling der maatschappij en eigenlijk ook aan die nieuwe maatschappij toch niet recht gelooft. Dat is ook het geval met de beroemdste Utopia, die haar naam aan het geheele letter kundige genre heeft gegeven, het veelgelezen boekje van Sir Thomas More, dat in onze dagen niet minder de aandacht blijft trekken iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiliiiliMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiitiiiiiii IIIH 11 IIMMII mini iiiiiiii iitni i iiiiiiMiiiiiiiiiiiimimiiiiiiii n miuMiiiiNiiiHiMmnMiMiiiiimmiimiiMimiiii OLIVE SCHREINER II. Het is tot nog toe maar een enkel aspect van Zuid-Afrika dat wij onder leiding van Olive Schreiner hebben waargenomen, en het wordt nu wel onze plicht te herinneren aan de uitgestrektheid van dat werelddeel en aan de verscheidenheid van zijn grond en van zijn bewoners. Het is door de natuur in een royale bui gemaakt. Zij heeft bij de schepping niet uit een karigen voorraad gegrepen. Verlangt haar plan een hoogte, zij vormt rij op rij van bergen en laat die vijfhonderd mijlen doorloopen; wou ze stroomend water, met woeste golving maakt zij ontoombare rivieren, droogte en het worden eindelooze zandvlakten. Olive Schreiner vertelt van een vrouw, pas uit Engeland aangekomen, waarmee zij een heelen dag in de postkoets over de heide had samengereisd, die tegen den avond in snikken uitbarstte: O, het is zoo verschrikkelijk", riep zij er komt geen eind aan; er is te veel daarvan, veel teveel!" Men kan zijn gewaarwording ook anders uirdrukken en er van spreken hoe men ruimte om zich heen gevoelt, en voor de moge lijkheid om vrij te ademen kan dat gevoel van ruimte een behoefte worden. Waarin de een iets vreeselijks ziet, dat kan voor den ander een bekoring worden. Voor hoevelen is niet juist het onbeperkte dat Zuid-Afrika aanbiedt de groote aantrekkings kracht, Ja men kan zeggen een betoovering ge weest! Het spreekt tot de avontuurlijke geesten. De gematigdheid van het klimaat in de hier en daar overvruchtbare kuststreek lokte aan; de Hollanders die na het midden der zeventiende eeuw zich daar begonnen neer te zetten, vestigden zich alsof zij een vaste woonplaats zochten. De inboorlingen,Boschjesmannen, Hottentotten gaven niet veel be zwaar, slaven bebouwden het land waar eigen krachten te kort schoten. Tegen het eind der eeuw Kwam een nieuwe aanwas van bevolking: 'n twee honderd Hugenoten uit Frankrijk gevlucht on hun religie te behouden. Zij vormden een ruggestreng voor de kolonisten die hun waren voorgegaan, want, al noemt men die: Boeren, zij waren van oorsprong geen landbouwers, maar, als matrozen en soldaten in dienst der O. I. compagnie, een samenraapsel van verschillende volken aan de kusten der Noord zee; de Hugenoten dan maakten onder hen een soort van aristocratie, zij hadden een moreel karakter. Wel te verstaan: ook bij de Hugenoten was van een nationale beschaving geen sprake, zij hadden hun Fransch moeten opgeven en na een of twee generaties was het ver dwenen onder de menschen aan wie de O.I. compagnie hoeven had toebedeeld in Stellenbosch of in de gezegende Paarlvallei, geen herinnering verbond hen met het land waar Baal werd geëerd, het land der onderdrukking en der dienstbaarheid. Evenmin was er voor de andere kolonisten een hand met de Republiek in Europa, voor zoover het tenminste niet het bestuur der Compagnie betrof dat het hun dikwijls lastig maakte. Van tijd tot tijd kwam er een lading weesmeisjes uit, als het cijfer der vrouwenbevolking te veel daalde; die moesten de gezelligheid en de warmte van het ouder lijke huis voorstellen. Noch vaderland, noch moederland noemt de Afrikaander den grond waarop hij woont. Het is: Ons Land, even als zonder andere bijvoeging De Taal, het ge broken woord, grootendeels uit het Neder landsen overgeleverd, het middel is om zijn gedachten mee te deelen. Ik kan lezen", zeide een verstandige vrouw aan Olive Schreiner, toen zij haar kennis wou laten uitkomen maar alleen het eerste hoofdstuk van Johannes en Matheus V"; als zoo'n vreemde muur stond het Hollandsch voor haar. Men bedenke hierbij dat de gedach ten over Zuid-Afrika" zijn opgesteld in 1801. De Taal", met haar afgescheidenheid van de strooming der algemeene belangen en denkbeelden van de menschheid, en de ver volgde godsdienst welke de kolonisten tot een Israël te midden van de Heidenen maakte, hebben de Boeren vervreemd van de rest van de wereld en hun het unieke gevoel voor hun land ingegeven dat, overgeleverd uit de dagen der Hugenoten,hun in nauwelijks gewijzigden vorm bijbleef tot op den laatsten tijd. ..Diep in het hart van iederen otiderwetschen Boer", zegt Olive Schreiner, ligt, naast een absolute onverschilligheid voor andere landen en volken, de verholen, mys tieke, onpersoonlijke liefde voor Zuid-Afrika. Niet voor het land zooals het daar wordt bewoond door menschelijke wezens en is afgedeeld in politieke en maatschappelijke organisaties waartoe ook hijzelf behoort, is het dat hij zijn liefde koestert. Neen, het is voor de reeè'le landstreek, met haar vlakten en rotsen en luchten, dat zijn liefde en ver eering uit hem vloeit. De Boer is in zijn hart overtuigd, dat hij zijn grond bezit uitbeen recht, geheel onder scheiden van dat van de inboorlingen die hij verjaagt, of van de Engelschen die hem willen verjagen; een recht waartegenover geen aanspraken hunnerzijds kunnen gelden. Ook is het niet van gelijken aard als de passie van den Zwitser voor zijn bergen of van den Noorweger voor zijn fjorden. Het eenige waarmee het valt te vergelijken is het gevoel van den Jood voor Palestina Jeruzalem, wanneer ik U vergete!" Het is een geloof. Raak hem aan op het punt van ZuidAfrika, en op eens is hij voor dat oogenblik een held en een heilige gij raakt het diepste in hem, het is zijn godsdienst." Maar er is nog meer hierover te zeggen. Toen het eenmaal was begonnen dat hij er zich vestigde, heeft de Boer, d.i. het actieve, energieke gedeelte der bevolking, zich niet tevreden gesteld met de plaatsen haar aange wezen. Was het de vernedering ondervonden door de minachting die in de negentiende eeuw het. Engelsche bestuur hem toonde, of was het de ruimte van Afrika die hem aan trok en aan het zwerven bracht?. . . . Laat ons hier niet te diep ingaan op de samenkomst, misschien van verschillende redenen. Olive Schreiner is te krachtig en te juist opgetreden voor het recht van de Boeren en tegen het onrecht hun aangedaan, dan dat het noodig zou wezen, in ons kleine bestek uit te weiden over bekende zaken.... Genoeg, zij dankten er voor hun nek te buigen en tegenover den wil van wie over hen wou heerschen, stelden zij, sterk door den wil van hun Heer, hun vrijheid van keus en togen uit om het land dat hun was toe gezegd te zuiveren van wilde beesten en wilde menschen. Zij gingen naar het Noorden en Noord oosten over woestenij en grasveld en vlakte na vlakte, en werden nomaden in hun met zeilen overspannen ossenwagens, strijdend tegen kaffers en Zoeloe's in een oorlog op gelijken voet, zooals Olive Schreiner het eigen aardig uitdrukt, vuursteengeweren tegen assegaaien, en enkele mannen tegen afdeelingen van volkstammen, want geen macht dekte den rug der Boeren, niemand taalde om hun geluk of ongeluk. Zij stonden op zich zelf. Die mannen en die vrouwen men mag immers die vrouwen niet vergeten die in het uur van gevaar bijstand gaven aan hun mannen en zoons, en geknield op het voorstuk van den wagen de geweren laadden en den geest der hunnen aanvuurden die mannen voor wie iedere nieuwe vlakte die zij telkens betraden, tegelijkertijd een ontdekking was en een nieuw te huis, zij hebben Zuid-Afrika leeren kennen, zooals niemand het ooit heeft gekend. Zij hebben het bezeten zooals de wilde dieren en wilde menschen welke zij verjoegen het dan in zijn eigen tijd, den aanvang der zestien de eeuw. Aan de zeer uitgebreide litteratuur over dit onderwerp voegde onlangs dr. G. Dudok een nieuwe bijdrage toe, waarop de Amsterdamsche universiteit hem den doctors hoed schonk 1). Met genoegen hebben wij met de resultaten van zijn onderzoek kennis ge maakt; wie in het onderwerp belang stelt, zal zich de lezing van dit boek stellig niet be klagen. Er is over More en over de Utopia reeds zeer veel geschreven. Maar men heeft de Utopia altijd te veel op zich zelf beschouwd en bovendien bekeken door de bril van veel latere tijden. Dat laatste doen bij voorkeur de communisten van diverse pluimage en zelfs Kautsky, die een aantrekkelijke monographie aan More heeft gewijd, is daarvan lang niet vrij gebleven. In deze kringen beschouwt men More eenvoudig als een communist en zelfs als een martelaar van zijn overtuiging. Het eene is al even onjuist als het andere. More was in de verste verte geen communist; integendeel zegt hij in de Utopia uitdrukkelijk, dat hij een communistische menschenmaatschappij voor onmogelijk houdt. Trouwens de naam van het communistische land zegt al genoeg: Utopia is Nergenshuizen. Nog veel minder is More om zijn communistische ge voelens ter dood gebracht. Hij is gevallen als het slachtoffer van de despotie van Hendrik VIII, omdat hij dezen niet als hoofd der Engelsche kerk wilde erkennen; als overtuigd katholiek hield hij vast aan de suprematie van den Paus. Veeleer dan de communisten zouden de katholieken More als martelaar voor hun leer en gemeenschap kunnen aanmerken. Het is van belang op de katholieke over tuiging van More den nadruk te leggen, omdat dat voor de beoordeeling van de Utopia van groot belang is. In de Utopia predikt More een algemeene vrijheid van godsdienst; in dezen staat mag ieder, zooals Frederik de Groote het wat minachtend uitdrukte, nach seiner Fa9on selig werden". Alleen twee uitzonderingen worden gemaakt: men moet gelooven aan de onsterfelijkheid der ziel; men mag zijn eigen geloof niet voor het eenig ware houden en anderen daarmede niet lastig vallen. Ook depe verdraagzame maatschappij stond voor het onoplosbare probleem, hoe zij had te handelen met de onverdraagzamen; zij stiet ze van zich en verbande ze. De opmerking is gemaakt, dat Thomas More de eerste zou zijn geweest, die om deze reden uit Utopia zou zijn gebannen. Want zooals ten duidelijkste uit More's eigen Apologie blijkt, was de man, die in de Utopia de meest volstrekte godsdienstvrijheid en ver draagzaamheid predikte, zelf een zeer over tuigd katholiek. Dat wil in dezen tijd zeggen, dat hij een hevigen afkeer had van alle ketterijfen die als de^zwaarste zonde beschouwde, wijl een vergrijp tegen God zelf. More heeft dan ook altijd de scherpste kettervervolging voorgestaan; als lord-kanselier van Engeland heeft hij menigmaal zijn medewerking ver leend tot de veroordeeling en de verbranding van ketters. Men heeft dit feit steeds willen bemantelen en ook Kautsky doet daaraan mede. Intusschen stelt het onderzoek van dr. Dudok het boven allen redelijken twijfel. Hoe is nu deze te genstelling te verklaren? Dr. Dudok wijst terecht op het verschil yan ideaal en werke lijkheid; voor hem is dit natuurlijk ook een argument om het onwerkelijke van de Utopia in het licht te stellen. Daarbij komt nog iets anders, waarop hij ook wijst, maar waarop hij niet voldoende den nadruk legt. De verklaring moet naar mijn meening vooral worden ge zocht in het tijdsverschil. De Utopia is van 1516, de Apologie van 1533. Mij dunkt, dat verklaart alles. Tusschen beide jaartallen ligt het uitbreken en de eerste aanloop der reformatie met al haar goede en ook kwade gevolgen: de politieke en maat schappelijke verwarring in Duitschland en Zwitserland; de boerenoorlog in het eerste, de burgeroorlog in het tweede land. Zou More's veranderde houding tegenover het ideaal iiiimijimiiiiimiiiiiMiimmi hun eigen konden noemen, zij groeiden er uit op, het gaf vorm aan hun leven en bepaalde de stemming van hun ziel. Zij hadden niets te danken aan de menschen die er woonden, maar alles aan de natuur van hun omgeving. Het is de rechte terugkeer tot de natuur geweest, zooals ze wordt aangeprezen als behoedmiddel tegen het verval van het ras. Want het nomadenleven is geen eindstaat. Er komt een tijd dat de Boer na het trekken en zwerven een gunstige plaats vindt om zich neer te zetten. Hij moge op zich zelf staan, hij is toch een man van orde en orde ning. Men heeft opgemerkt:'waar zij met hun velen zijn, daar is het nooit een ongeregelde massa, zij vinden uit zichzelf een wet. Er is veel onpersoonlijks bij hen, veel onbewusts, maar geen verwarring; veel stilzwijgen heeft hun veel overleggen geleerd. Olive Schreiner vertelt van een Boer, dien zij lang kende en achter wien zij nooit iets had gezocht, die op eenmaal bij een langen tocht, maar voor een oogenblik, los kwam en die haar verlegen zeide: Er is iets dat ik u al lang had willen vragen, want u is een geleerde. Wanneer u alleen is in het veld, zooals dit nu en de zon schijnt zoo op de struiken, is het u dan niet alsof er iets spreekt? Het is niet iets dat men hoort met zijn oor, maar het schijnt op eens, dat men zelf klein wordt, o zoo klein, en het andere zoo groot. De kleine dingen thuis lijken alle niets meer waard. Hoort u dat ook wel u die zoo geleerd is?" Wat heeft u hier het meest getroffen?" vroeg de schrijfster aan een man die veel had gereisd, toen hij twee jaar in Zuid-Afrika was geweest. De eigenaardige vriendelijkheid van de Af rikaanders.Toen ik hier voor het eerst kwam, wist ik niet of ik er meer verrast over moest wezen dan wel er door geroerd. Ik heb nooit iets dergelijks in de wereld gezien." W. G. C. B ij v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl