Historisch Archief 1877-1940
Zaterdftf 26 Augustus
A°. 1998
AMSTERDAMM E-R
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactieen Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposittekosten
INHOUD: Het Kabinet Stresemann, door
prof. dr. G. W. Kernkamp Utopia, door
Prof. Dr. H. Brugmans Tijdgenooten, door
dr. W. G. C. Byvanck 2. De ontvangst van
? de vlootwet, teekening door Jordaan Hoe
spookhistories ontstaan, door G. H.
Cannegieter Spreekzaal, door Dr. H. Rethy en
Dr. S. A. yan Lunteren 3. Herzl in de
uropeesche diplomatie, door J. Ornstein?Hoofiën
Vol au Vent, door Hans Ludificor 5.
Voor Vrouwen: De Blaricumsche weefsters,
door Elis. M. Rogge Bijkomstigheden, door
Annie Salomons Moeten onze kleintjes
aan tafel eten? doorWilly Pétillon Uit de
natuur: Een vleugje Zuid-Limburg, door
Dr. Jac. P. Thijsse 6. Een bezoek aan de
Electrische Centrale, door Ir. G. H. M. de
Groot, met teekeningen door Felix Hess
Drarnatische Kroniek, door Top Naeff
7. Financiën en Economie, door Paul Sabel
Van zon en Sneeuw, door Dr. E. Slijper
Vreemdelingen in Amsterdam, teekening door
B. van Vlijmen 8. Tuinman Colijn, teeke
ning van George van Raemdonck Schilder
kunstkroniek, door A. Plasschaert De
Amsterdamsche Gedenkpenning, door
Discipulus Apollinis Nieuwe Engelsche boeken,
door Wiilem van Doorn 9. Poincare's
Zondagsontspanning, teekening door Joh.
Braakensiek?Charivaria, door Charivarius
't Schietgat, door Melis Stoke, met
teekeningen door B. van Vlijmen Taaiverwoe
sting, door Dr. Ch. F. Haje 10.
Rijmkronyck.door Melis Stoke Kleine Misères, door
Minca Verster-Bosch Reitz Uit het Klad
schrift van Jantje Buitenlandsche humor,
door Charivarius Omslag: Madame
Chrysanthème, door H. C. Buurman.
Bijvoegsel: Nog altijd de Ruhr-kwestie,
teekening door Joh. Braakensiek.
iiitiiiiiiitimiiinmii
HET KABINET-STRESEMANN
Aan de lange rij van kanseliers, die
sinds de November-revolutie de regee
ring van het Duitsche Rijk hadden te
leiden wie kan ze nog in volgorde op
noemen? is alweer een nieuwe toege
voegd.
En in zijne soort n van de bovenste
plank. Maar over de soort zal het oor
deel verschillen.
Anders dan zijn voorganger, die zich
soms een eerlijk koopman" noemde,
behoort Stresemann tot de gladde poli
tici. Niet, dat hij vreemd zou zijn aan
de wereld van zaken: juist daarin heeft
hij zich naar boven gewerkt; door het
dienen van de belangen der
industrieelen kreeg hij zitting in den raad van be
heer van groote ondernemingen. Ook
de politieke karweitjes knapte hij voor
zijne lastgevers op; maar al spoedig
was het hem daarbij niet alleen om
practische resultaten te doen; de politieke
eerzucht kreeg hem te pakken.
Tijdens den oorlog was hij een vol
maakt Duitscher naar den wensen der
toenmalige machthebbers, bulderde te
gen wat zij verfoeid wilden hebben,
zong den lof ook van al hun verkeerde
maatregelen, bleef tot het laatste
oogenblik monarchaal- en nationaalgezind.
Maar menschen zooals hij loopen niet
met het hoofd tegen den muur. Voor de
onomstootelijke waarheid der feiten
hebben zij respect. Van zijn eerbied voor
den gevallen monarch bleef hij getui
gen. Maar die zat nu eenmaal te Doorn.
Een politicus had rekening te houden
met de omstandigheid, dat er sinds
November 1918 iets veranderd was in
Duitschland. Voorloopig was de repu
bliek troef.
Ook de nationaal-liberale partij had
haar spel daarnaar te regelen. Zelfs
haar naam wijzigde zij naar den eisch
van den nieuwen toestand: voortaan
heette zij de volkspartij. Waarom ook
niet? zij had vroeger toch ook liberaal
geheeten, zonder dat ooit te zijn.
Aan Stresemann viel de taak ten
deel, voor den overgang van oud tot
nieuw te zorgen. Het was hem toever
trouwd, dat zonder groote schokken te
doen. Hij kweet zich zoo goed van zijn
opdracht, dat de leiding der partij
sedert in zijne handen bleef.
Maar niet zonder vreezen of beven
van de industrieelen, die achter hem
stonden. Zijne wegen waren soms on
doorgrondelijk voor hen. Hij kon op
eens veel verder naar links gaan, dan
zij bereid waren zich te laten voeren.
Althans, het scheen soms of hij ook
al een slag van den democratischen
molen beet had. Maar heelemaal zeker
waren zij er niet van. Men kon zijne
woorden ook wel anders uitleggen.
Want Stresemann is een groot rede
naar. Als feestredenaar heeft hij zijn
gelijke niet; in het pathetische voelt
hij zich in zijn element als een visch in
het water: wanneer het er op aankomt,
het nationale snarentuig te bespelen,
wanneer een auditorium moet worden
opgevoerd tot de stemming, die een
uiting zal zoeken in het Deutschland,
Deutschland ber Alles", dan is hij de
man.
Maar hij kan ook anders. Hij is ook
een politiek redenaar. Van de soort,
waarin Gladstone zoo hij dit ver
koos uitmuntte. Wiens lange, inge
wikkelde zinnen, met hun listige slagen
om den arm, de hoorders wel is waar
met bewondering vervulden voor den
spreker, die zelf in dezen doolhof niet
verdwaalde, maar hun toch het gevoel
gaven, dat zij langzamerhand beneveld
werden.
Is deze soort van politieke wel
sprekendheid het gevolg van den toeleg
van den redenaar om zijne bedoelingen
in dubbelzinnigheid te wikkelen, of
vloeit zij voort uit de gecompliceerd
heid van zijn karakter?
Soms en dit schijnt bij Stresemann
het geval te zijn moet men de ver
klaring zoeken in beide redenen tegelijk.
Maar hetzij de nieuwe rijkskanselier
zich tot dusverre opzettelijk niet in de
kaart heeft laten kijken, hetzij hij het
met zich zelf nog niet eens was, welk
spel hij wilde spelen, voortaan zal iets
anders van hem worden gevergd. Hij
moge nog zoo'n oude parlementaire
rot wezen, met listigheid alleen komt
hij er niet. Hij zal moeten weten wat
hij wil. En hij zal dit spoedig moeten
doen blijken.
Het oogenblik, waarop' hij zijn ambt
heeft aanvaard, kan men zoowel gunstig
als ongunstig noemen.
Gunstig voor hem is het, dat de onder
handelingen, die nog steeds tusschen
Frankrijk en Engeland gevoerd worden,
hem nog eenig respijt laten. Hij kan
nog even de kat uit den boom zien; hij
kan nog even afwachten, of Londen en
Parijs het samen nog eens zullen wor
den, dan wel of voortaan elk zijn eigen
weg zal gaan.
Maar zoo ongunstig mogelijk zijn de
omstandigheden in Duitschland zelf
geworden. Het Kabinet-Cuno, zoo heeft
men uit den treure kunnen lezen, had
het geheele Duitsche volk achter zich
bij zijn lijdelijk verzet tegen de bezet
ting van de Ruhr.
Maar het bleef in gebreke de finan
cieele maatregelen te treffen, waardoor
het mogelijk zou zijn geworden, dit
lijdelijk verzet vol te houden, zonder
dat het tot een economische catastrophe
leidde.
En de vertegenwoordigers van het
Duitsche volk bleven in gebreke, deze
maatregelen van hunne regeering af te
dwingen.
Totdat de geweldige daling van de
mark, en de stijging van de prijzen der
levensmiddelen en het sluiten van de
winkels door winkeliers, wien het on
mogelijk werd bij zulke toestanden nog
langer zaken te doen, een paniek
stemming verwekten.
Bij het scheiden van de markt diende
de regeering nog gauw eenige belasting
wetten in, waarmede zij reeds lang voor
den dag had moeten komen; maar nie
mand verlangde haar bestaan te rekken;
zij moest wijken voor, het
kabinetStresemann, dat uit de groote coalitie"
zou worden gevormd.
De groote coalitie", d.w.z. voortaan
zouden alle partijen, ook weer de sociaal
democraten, de
regeeringsverantwoordelijkheid gezamenlijk dragen. Alle
behalve de uiterste van links en de uiter
ste van rechts; de communisten en de
nationalen onttrokken zich aan hun
plicht.
Van veel meer belang, althans op het
oogenblik dringender, is de vraag, of
het Kabinet-Streseinann Duitschland
nog kan bewaren voor den
economischen chaos, dan welke houding het zal
aannemen in het Ruhr-conflict.
En hieraan zal het karakter van
Stresemann worden getoetst, of hij den
moed zal hebben, démaatregelen door
te zetten, die noodig zijn om het
materieele leven van het Duitsche volk te
verzekeren.
Tweeërlei zal daarbij van hem worden
gevergd:
dat hij de pas aangenomen belasting
wetten spoedig tot uitvoering brenge;
dat hij middelen vinde om het naar
den vreemde overgebrachte Duitsche
kapitaal te doen deelnemen aan de
vorming van een fonds, waaruit niet
alleen levensmiddelen uit het buiten
land zullen worden aangekocht, maar
dat tevens moet dienen tot stabilisatie
van de mark.
Zoowel bij het een als bij het ander
zal hij vermoedelijk te kampen hebben
met tegenwerking uit de kringen van
hen, die de steunpilaren van zijn eigen
partij vormen.
Tot dusverre heeft hij zich alleen als
een voortreffelijk partijleider doen ken
nen; thans wordt hem de schoonste
gelegenheid geboden, die zijn politieke
eerzucht slechts kan wenschen: het
Duitsche volk door een der moeilijkste
perioden van zijn bestaan heen te hel
pen.
KERNRAMP
lEllllimiflIlllllttllllllllll
iiiiiiiiiiimiiiiiMiiiiiii
UTOPIA
Utopieën zijn er tegenwoordig waarlijk
genoeg, vooral op maatschappelijk gebied.
Men zou zelfs kunnen zeggen, dat een aanzien
lijk deel van het menschdom leeft van, voor,
door en uit utopieën. Op zich zelf is dat geen
ongelukkig of ook maar ongunstig verschijnsel.
Want indien het bewustzijn, dat de maat
schappij, waaronder men leeft, gebrekkig is
en misschien wel verfoeilijk en ondragelijk,
wordt geschraagd door de overtuiging, dat het
mogelijk is daarin verbetering te brengen,
dan staat de weg naar hervorming en verbe
tering open. Anders wordt het, als men de
verbetering alleen verwacht van een
algeheele omverwerping van het bestaande, wan
neer men als ideaal stelt niet een betere, maar
een ideaa-maatschappij en zich en anderen
voorstelt en wijs maakt, dat zulk een heilstaat
niet in een verre toekomst, maar zonder al te
veel moeite onmiddellijk bereikbaar is. Dan
kunnen de diepe teleurstellingen niet uit
blijven; want de maatschappij is een fijn sa
mengesteld organisme, dat maar niet door een
paar machtspreuken is om te zetten, maar dat
zich langzaam ontwikkelt. Wie die ontwikke
ling al te vaardig wil verhaasten, handelt als
de man, die een horloge wil repareeren door
het eerst grondig te vernielen in de hoop, dat
uit de stukken van zelf een model-uurwerk
zal te voorschijn komen.
Utopisten zijn er altijd geweest; het ver
schil met onze dagen is alleen dit, dat zij
vroeger nimmer hun Utopia aan de
goedgeloovige menigte predikten als mogelijk en uit
voerbaar op korten termijn. Zij schiepen in
hun fantasie een model-maatschappij, maar
waren er zich van bewust, dat hun fantasie
in geen enkel opzicht werkelijkheid was of
kon worden. Dat wordt reeds bewezen door
de wijze, waarop de lezer in Utopia wordt inge
leid. Soms is het een lange zeereis, veelal ge
paard met een schipbreuk, die den reiziger
naar het beloofde land voert. Andere auteurs
hebben zelfs dat middel niet noodig; zij laten
eenvoudig hun held in een diepen slaap vallen;
bij zijn ontwaken vindt hij een ideaal-maat
schappij om zich heen. Beide procédés be
wijzen, dat men aan een geleidelijke ont
wikkeling der maatschappij en eigenlijk ook
aan die nieuwe maatschappij toch niet recht
gelooft.
Dat is ook het geval met de beroemdste
Utopia, die haar naam aan het geheele letter
kundige genre heeft gegeven, het veelgelezen
boekje van Sir Thomas More, dat in onze
dagen niet minder de aandacht blijft trekken
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiliiiliMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiitiiiiiii
IIIH 11 IIMMII mini iiiiiiii iitni i iiiiiiMiiiiiiiiiiiimimiiiiiiii n miuMiiiiNiiiHiMmnMiMiiiiimmiimiiMimiiii
OLIVE SCHREINER
II.
Het is tot nog toe maar een enkel aspect van
Zuid-Afrika dat wij onder leiding van Olive
Schreiner hebben waargenomen, en het
wordt nu wel onze plicht te herinneren aan
de uitgestrektheid van dat werelddeel en
aan de verscheidenheid van zijn grond en van
zijn bewoners. Het is door de natuur in een
royale bui gemaakt.
Zij heeft bij de schepping niet uit een
karigen voorraad gegrepen.
Verlangt haar plan een hoogte, zij vormt
rij op rij van bergen en laat die vijfhonderd
mijlen doorloopen; wou ze stroomend water,
met woeste golving maakt zij ontoombare
rivieren, droogte en het worden
eindelooze zandvlakten. Olive Schreiner vertelt
van een vrouw, pas uit Engeland aangekomen,
waarmee zij een heelen dag in de postkoets
over de heide had samengereisd, die tegen
den avond in snikken uitbarstte: O, het is
zoo verschrikkelijk", riep zij er komt geen
eind aan; er is te veel daarvan, veel teveel!"
Men kan zijn gewaarwording ook anders
uirdrukken en er van spreken hoe men
ruimte om zich heen gevoelt, en voor de moge
lijkheid om vrij te ademen kan dat gevoel
van ruimte een behoefte worden.
Waarin de een iets vreeselijks ziet, dat kan
voor den ander een bekoring worden. Voor
hoevelen is niet juist het onbeperkte dat
Zuid-Afrika aanbiedt de groote aantrekkings
kracht, Ja men kan zeggen een betoovering ge
weest! Het spreekt tot de avontuurlijke geesten.
De gematigdheid van het klimaat in de
hier en daar overvruchtbare kuststreek lokte
aan; de Hollanders die na het midden der
zeventiende eeuw zich daar begonnen neer
te zetten, vestigden zich alsof zij een vaste
woonplaats zochten. De
inboorlingen,Boschjesmannen, Hottentotten gaven niet veel be
zwaar, slaven bebouwden het land waar
eigen krachten te kort schoten.
Tegen het eind der eeuw Kwam een nieuwe
aanwas van bevolking: 'n twee honderd
Hugenoten uit Frankrijk gevlucht on hun
religie te behouden. Zij vormden een
ruggestreng voor de kolonisten die hun waren
voorgegaan, want, al noemt men die: Boeren,
zij waren van oorsprong geen landbouwers,
maar, als matrozen en soldaten in dienst
der O. I. compagnie, een samenraapsel van
verschillende volken aan de kusten der Noord
zee; de Hugenoten dan maakten onder hen
een soort van aristocratie, zij hadden een
moreel karakter.
Wel te verstaan: ook bij de Hugenoten
was van een nationale beschaving geen sprake,
zij hadden hun Fransch moeten opgeven
en na een of twee generaties was het ver
dwenen onder de menschen aan wie de O.I.
compagnie hoeven had toebedeeld in
Stellenbosch of in de gezegende Paarlvallei, geen
herinnering verbond hen met het land waar
Baal werd geëerd, het land der onderdrukking
en der dienstbaarheid.
Evenmin was er voor de andere kolonisten
een hand met de Republiek in Europa, voor
zoover het tenminste niet het bestuur
der Compagnie betrof dat het hun dikwijls
lastig maakte. Van tijd tot tijd kwam er een
lading weesmeisjes uit, als het cijfer der
vrouwenbevolking te veel daalde; die moesten
de gezelligheid en de warmte van het ouder
lijke huis voorstellen. Noch vaderland, noch
moederland noemt de Afrikaander den grond
waarop hij woont. Het is: Ons Land, even als
zonder andere bijvoeging De Taal, het ge
broken woord, grootendeels uit het Neder
landsen overgeleverd, het middel is om zijn
gedachten mee te deelen. Ik kan lezen",
zeide een verstandige vrouw aan Olive
Schreiner, toen zij haar kennis wou laten
uitkomen maar alleen het eerste hoofdstuk
van Johannes en Matheus V"; als zoo'n
vreemde muur stond het Hollandsch voor
haar. Men bedenke hierbij dat de gedach
ten over Zuid-Afrika" zijn opgesteld in 1801.
De Taal", met haar afgescheidenheid van
de strooming der algemeene belangen en
denkbeelden van de menschheid, en de ver
volgde godsdienst welke de kolonisten tot een
Israël te midden van de Heidenen maakte,
hebben de Boeren vervreemd van de rest
van de wereld en hun het unieke gevoel voor
hun land ingegeven dat, overgeleverd uit de
dagen der Hugenoten,hun in nauwelijks
gewijzigden vorm bijbleef tot op den laatsten tijd.
..Diep in het hart van iederen
otiderwetschen Boer", zegt Olive Schreiner, ligt,
naast een absolute onverschilligheid voor
andere landen en volken, de verholen, mys
tieke, onpersoonlijke liefde voor Zuid-Afrika.
Niet voor het land zooals het daar wordt
bewoond door menschelijke wezens en is
afgedeeld in politieke en maatschappelijke
organisaties waartoe ook hijzelf behoort, is
het dat hij zijn liefde koestert. Neen, het is
voor de reeè'le landstreek, met haar vlakten
en rotsen en luchten, dat zijn liefde en ver
eering uit hem vloeit.
De Boer is in zijn hart overtuigd, dat hij
zijn grond bezit uitbeen recht, geheel onder
scheiden van dat van de inboorlingen die hij
verjaagt, of van de Engelschen die hem willen
verjagen; een recht waartegenover geen
aanspraken hunnerzijds kunnen gelden.
Ook is het niet van gelijken aard als de
passie van den Zwitser voor zijn bergen of
van den Noorweger voor zijn fjorden. Het
eenige waarmee het valt te vergelijken is
het gevoel van den Jood voor Palestina
Jeruzalem, wanneer ik U vergete!" Het
is een geloof.
Raak hem aan op het punt van
ZuidAfrika, en op eens is hij voor dat oogenblik
een held en een heilige gij raakt het diepste
in hem, het is zijn godsdienst."
Maar er is nog meer hierover te zeggen.
Toen het eenmaal was begonnen dat hij er
zich vestigde, heeft de Boer, d.i. het actieve,
energieke gedeelte der bevolking, zich niet
tevreden gesteld met de plaatsen haar aange
wezen. Was het de vernedering ondervonden
door de minachting die in de negentiende
eeuw het. Engelsche bestuur hem toonde,
of was het de ruimte van Afrika die hem aan
trok en aan het zwerven bracht?. . . . Laat
ons hier niet te diep ingaan op de samenkomst,
misschien van verschillende redenen. Olive
Schreiner is te krachtig en te juist opgetreden
voor het recht van de Boeren en tegen het
onrecht hun aangedaan, dan dat het noodig
zou wezen, in ons kleine bestek uit te weiden
over bekende zaken....
Genoeg, zij dankten er voor hun nek te
buigen en tegenover den wil van wie over
hen wou heerschen, stelden zij, sterk door
den wil van hun Heer, hun vrijheid van keus
en togen uit om het land dat hun was toe
gezegd te zuiveren van wilde beesten en wilde
menschen.
Zij gingen naar het Noorden en Noord
oosten over woestenij en grasveld en vlakte
na vlakte, en werden nomaden in hun met
zeilen overspannen ossenwagens, strijdend
tegen kaffers en Zoeloe's in een oorlog op
gelijken voet, zooals Olive Schreiner het eigen
aardig uitdrukt, vuursteengeweren tegen
assegaaien, en enkele mannen tegen
afdeelingen van volkstammen, want geen macht
dekte den rug der Boeren, niemand taalde
om hun geluk of ongeluk. Zij stonden op zich
zelf.
Die mannen en die vrouwen men mag
immers die vrouwen niet vergeten die in het
uur van gevaar bijstand gaven aan hun
mannen en zoons, en geknield op het
voorstuk van den wagen de geweren laadden en
den geest der hunnen aanvuurden die mannen
voor wie iedere nieuwe vlakte die zij telkens
betraden, tegelijkertijd een ontdekking was en
een nieuw te huis, zij hebben Zuid-Afrika leeren
kennen, zooals niemand het ooit heeft gekend.
Zij hebben het bezeten zooals de wilde dieren
en wilde menschen welke zij verjoegen het
dan in zijn eigen tijd, den aanvang der zestien
de eeuw. Aan de zeer uitgebreide litteratuur
over dit onderwerp voegde onlangs dr. G.
Dudok een nieuwe bijdrage toe, waarop de
Amsterdamsche universiteit hem den doctors
hoed schonk 1). Met genoegen hebben wij met
de resultaten van zijn onderzoek kennis ge
maakt; wie in het onderwerp belang stelt, zal
zich de lezing van dit boek stellig niet be
klagen.
Er is over More en over de Utopia reeds
zeer veel geschreven. Maar men heeft de
Utopia altijd te veel op zich zelf beschouwd en
bovendien bekeken door de bril van veel
latere tijden. Dat laatste doen bij voorkeur de
communisten van diverse pluimage en zelfs
Kautsky, die een aantrekkelijke monographie
aan More heeft gewijd, is daarvan lang niet
vrij gebleven. In deze kringen beschouwt men
More eenvoudig als een communist en zelfs
als een martelaar van zijn overtuiging. Het
eene is al even onjuist als het andere. More
was in de verste verte geen communist;
integendeel zegt hij in de Utopia uitdrukkelijk,
dat hij een communistische
menschenmaatschappij voor onmogelijk houdt. Trouwens de
naam van het communistische land zegt al
genoeg: Utopia is Nergenshuizen. Nog veel
minder is More om zijn communistische ge
voelens ter dood gebracht. Hij is gevallen als
het slachtoffer van de despotie van Hendrik
VIII, omdat hij dezen niet als hoofd der
Engelsche kerk wilde erkennen; als overtuigd
katholiek hield hij vast aan de suprematie van
den Paus. Veeleer dan de communisten zouden
de katholieken More als martelaar voor hun
leer en gemeenschap kunnen aanmerken.
Het is van belang op de katholieke over
tuiging van More den nadruk te leggen, omdat
dat voor de beoordeeling van de Utopia van
groot belang is. In de Utopia predikt More een
algemeene vrijheid van godsdienst; in dezen
staat mag ieder, zooals Frederik de Groote het
wat minachtend uitdrukte, nach seiner
Fa9on selig werden". Alleen twee uitzonderingen
worden gemaakt: men moet gelooven aan de
onsterfelijkheid der ziel; men mag zijn eigen
geloof niet voor het eenig ware houden en
anderen daarmede niet lastig vallen. Ook depe
verdraagzame maatschappij stond voor het
onoplosbare probleem, hoe zij had te handelen
met de onverdraagzamen; zij stiet ze van zich
en verbande ze. De opmerking is gemaakt, dat
Thomas More de eerste zou zijn geweest, die
om deze reden uit Utopia zou zijn gebannen.
Want zooals ten duidelijkste uit More's eigen
Apologie blijkt, was de man, die in de Utopia
de meest volstrekte godsdienstvrijheid en ver
draagzaamheid predikte, zelf een zeer over
tuigd katholiek. Dat wil in dezen tijd zeggen,
dat hij een hevigen afkeer had van alle
ketterijfen die als de^zwaarste zonde beschouwde,
wijl een vergrijp tegen God zelf. More heeft
dan ook altijd de scherpste kettervervolging
voorgestaan; als lord-kanselier van Engeland
heeft hij menigmaal zijn medewerking ver
leend tot de veroordeeling en de verbranding
van ketters.
Men heeft dit feit steeds willen bemantelen
en ook Kautsky doet daaraan mede. Intusschen
stelt het onderzoek van dr. Dudok het boven
allen redelijken twijfel. Hoe is nu deze te
genstelling te verklaren? Dr. Dudok wijst
terecht op het verschil yan ideaal en werke
lijkheid; voor hem is dit natuurlijk ook een
argument om het onwerkelijke van de Utopia
in het licht te stellen. Daarbij komt nog iets
anders, waarop hij ook wijst, maar waarop hij
niet voldoende den nadruk legt. De verklaring
moet naar mijn meening vooral worden ge
zocht in het tijdsverschil. De Utopia is van
1516, de Apologie van 1533. Mij dunkt, dat
verklaart alles. Tusschen beide jaartallen
ligt het uitbreken en de eerste aanloop
der reformatie met al haar goede en ook
kwade gevolgen: de politieke en maat
schappelijke verwarring in Duitschland en
Zwitserland; de boerenoorlog in het eerste, de
burgeroorlog in het tweede land. Zou More's
veranderde houding tegenover het ideaal
iiiimijimiiiiimiiiiiMiimmi
hun eigen konden noemen, zij groeiden er
uit op, het gaf vorm aan hun leven en bepaalde
de stemming van hun ziel.
Zij hadden niets te danken aan de menschen
die er woonden, maar alles aan de natuur van
hun omgeving.
Het is de rechte terugkeer tot de natuur
geweest, zooals ze wordt aangeprezen als
behoedmiddel tegen het verval van het ras.
Want het nomadenleven is geen eindstaat.
Er komt een tijd dat de Boer na het trekken
en zwerven een gunstige plaats vindt om
zich neer te zetten. Hij moge op zich zelf
staan, hij is toch een man van orde en orde
ning. Men heeft opgemerkt:'waar zij met hun
velen zijn, daar is het nooit een ongeregelde
massa, zij vinden uit zichzelf een wet. Er is
veel onpersoonlijks bij hen, veel onbewusts,
maar geen verwarring; veel stilzwijgen heeft
hun veel overleggen geleerd.
Olive Schreiner vertelt van een Boer,
dien zij lang kende en achter wien zij nooit
iets had gezocht, die op eenmaal bij een langen
tocht, maar voor een oogenblik, los kwam
en die haar verlegen zeide:
Er is iets dat ik u al lang had willen vragen,
want u is een geleerde. Wanneer u alleen is in
het veld, zooals dit nu en de zon schijnt
zoo op de struiken, is het u dan niet alsof er
iets spreekt? Het is niet iets dat men hoort
met zijn oor, maar het schijnt op eens, dat men
zelf klein wordt, o zoo klein, en het andere
zoo groot. De kleine dingen thuis lijken alle
niets meer waard. Hoort u dat ook wel
u die zoo geleerd is?"
Wat heeft u hier het meest getroffen?"
vroeg de schrijfster aan een man die veel had
gereisd, toen hij twee jaar in Zuid-Afrika was
geweest. De eigenaardige vriendelijkheid
van de Af rikaanders.Toen ik hier voor het eerst
kwam, wist ik niet of ik er meer verrast over
moest wezen dan wel er door geroerd. Ik heb
nooit iets dergelijks in de wereld gezien."
W. G. C. B ij v A N c K