De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 25 augustus pagina 5

25 augustus 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

25 Aug. '23. - No. 2409 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE BLARICUMSCHE WEEFSTERS 't Is een zonnige frissche eindzomerdag, een dag die dubbel te genieten geeft, omdat men voelt dat het najaar gaat naderen. Eenfuitnoodiging heeft mij bereikt om de cursussen van handenarbeid in Blaricum te komen bezoeken. Ik doe dat gaarne. Blaricum is over Bussum of Hilversum-Laren gemak kelijk te bereiken. Ik kies den eersten weg, rijd met de stoomtram door de mooie ? lanen van Valkeveen, over Huizen naar het doel van mijn tocht. Een fleurig reisje. Links en rechts glunderen overal de kleurige landhuisjes. Sommige zijn wat buitennissig, 't is waar, maar toch ze schitteren in hun flink kleur-bekennende verven zoo vroolijk in den zonneschijn en de fel roode gerani ums, die nu eenmaal bij buitenhuisjes behooren, doen tusschen de witte gordijntjes zoo prettig schalks aan. De Huizer meiskes en vrouwen bevolken den weg. In troepen trek ken ze naar Bussum, waar naar mij toescheen jubileumfeesten gevierd werden. Uit den trein had ik in de verte al een stukje optocht genoten met oranje huifkarren en rood-witblauwe vaandels en vlagjes. De Huizervrouwendracht is meer typisch dan mooi. Er is bevalliger landseigen kleeding in Nunspeet en Bunschoten. Ook de drachten op de Zeeuwsche eilanden winnen het in snit en kleur der doeken, jakken en beuken en in de kantweelde der zoo fijn geplooide en gevormde kappen. Doch als de Huizer vrouwen in hun saai-bruine lijven met wijduitstaande pofmouwen en breede luifelmutsen op de fiets of op de beenen in deinend rokbeweeg voorbij fladderen dan geeft dat toch een zekeren pronk aan het landschap, die nog intenser had kunnen zijn, indien zichtbaar ware het kunstig in zwart traditioneel patroon geborduurde onder mutsje, dat veel te veilig onder de katoenen kap verborgen zit. Maar we gaan naar Blaricum en laten de met kwistig oranje getooide feestgenooten rustig in 't zonnetje jubelen. Op den weg tusschen Huizen en Blaricum wordt uit de tram gestapt. De zee kabbelt in 't verschiet tegen het strand op, de botters varen ter vischvangst met volle zeilen en de zee wind waait ons over de kale vlakte frisch om de ooren. De rieten daken der nieuwe bouwcomplexen .plekken tegen de strak blauwe lucht. Rechts zien wij reeds het breede atelierraam van De Smidse" en iets naar links een flinke boerenhuizinge waar nu is gevestigd de weefschool Smeda". Beide zijn de zetels van de Vacantiecursussen in handenarbeid, georganiseerd door Margaretha Verwey. In De Smidse" is tevens een zeer belangrijke tentoonstelling, waar de deelneemsters der cursussen en be zoeksters een hoogst leerzame verzameling bijeenvinden van werkstukken op verschil lend gebied van handenarbeid. 't Is een opwekkend troepje weefsters daar in het oude atelier, waar de sfeer van de kunst als in de witte muren zit. 't Zijn meest onder wijzeressen uit verschillende streken van 't land, die de weefkunst machtig willen zijn om onderricht te geven in het weefvak voor de nieuwe examenakte Ns. Er staan in de betrek kelijk kleine ruimte 11 getouwen, 't Zijn van die aardige donkergebeitste weefstoelen, die hoewel van weefbreedte niet groot, toch gelegenheid geven om er tal van praktische werkstukken op uit te voeren. De dames zijn bezig aan lange proeflappen. De stoelen staan ingericht op 2 trappers en 2 schachten, zoodat in de relieftechnieken de scheringverdeeling door latten moet worden bewerk stelligd. De eerste cursus brengt zoover, dat men een goed begrip van weven heeft en behalve den proeflap ook een werkstuk heeft uitgevoerd. De tweede cursus leert werken met bindingen, dus met meer trappers. Dan wordt het gobelinwerk ook ingewikkelder en kunstiger. Elke cursus duurt 3 weken. Men behoeft echter als deelneemster aan de vacantiecursussen te Blaricum niet speciEEN VLEUGJE ZUID-LIMBURG Voor wie nog dieper wenscht door te dringen, is uw mooie land als een levend museum, een plantentuin en een diergaarde. Voor dien is uw heemstee, het gezegend hoekje van ons land, dat uw genootschap tot studieveld heeft gekozen, de poort der kennis, die naar het begrijpen en waardeeren voert van het voor ons vlaklanders zoo onbegrijpelijk vreemde land der bergen. Door deze schoone Zuider poort van Nederland moest ieder denkend Noord-Nederlander minstens eenmaal in zijn leven heengaan, en eerst daarna verder trekken naar Ardennen en Eife!, naar Vogezen, Schwarzwald en Alpen, om wereldwijs te worden. E. HEIMANS, 25 Dec. 1911 in 't Jaarboek van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. Het gaat thans met Zuid-Limburg als met zooveel andere mooie landschappen in de wereld, het dreigt verloren te gaan, eer wij het bgfeoorlijk hebben leeren kennen en genieten. Wat er nu met den -Pietersberg gebeurt, kan ieder oogenblik, met plaatselijke wijziging, in elk ander onderdeel van ons schoone berglandje voorvallen. Wanneer we niet tijdig in staat- gesteld worden, om de ontginning van Zuid-Limburg te organiseeren (want ontgonnen wordt er natuurlijk) dan verliezen we voor goed, om het programma uit te voeren, dat Heimans zoo bondig en welsprekend voor ons heeft ontworpen. Er valt daar zoo onbe grijpelijk veel te leeren en te genieten; we kunnen er ons zoo aangenaam vormen tot .weldenkende en tevreden menschen. Ook is er reeds zoo'n prachtig begin gemaakt met de bestudeering van de streek in de lengte, de breedte en de diepte en daarom is het dub bel droevig, dat wij ons bezorgd moeten maken voor de toekomst. Laat ons echter hopen, dat < de aanranding van den Sint Pietersberg even goede gevolgen moge hebben als indertijd de aanslag op het Naardermeer. Wij hebben in een paar dagen zwervens De groep Blaricumsche weefsters van den eersten cursus aal te weven. In de lichte serre in De Smidse", staan de staantjes die de kantkussens dragen. 't Is mevr. Van der Meulen-Nulle, die 't kantwerk leidt. Daar zitten ook de meisjes te borduren. Vóór haar ligt juist een mooi kussen, 't Heeft een eigenaardig samengestelden in modern ornament gebrachten Indischen werksteek en de meisjes werken op lapjes, in Zwitsersche ronde borduurraampjes gespannen, de steken-ornamentiek na. Ter zijde staan de rekken met Egyp tisch vlechtwerk van wit coton perlémet gaatjes vlechtsel. De handen van de meisjes staan niet stil, alsmaar vordert het werk in den geest van de leidster, zuiver, nauw keurig in smaakvolle kleuren. Als 't warm is, zit het groepje buiten en in de rusturen nooden de velden rondom of de berg bij het huis tot een heerlijk dolce far niente. Te midden van die jonge werksters beweegt zich de leidster Marg. Verwey. Vol enthou siasme gaat zij kalm den weg, die haar het geschiktst voorkomt. Haar doel is door arbeid, de liefde tot den arbeid te wekken en zoodoende den mensch tot rust en welvaart te brengen. Kan zij dit bereiken? Aanvan kelijk zijn deze zomercursussen goed bezocht, zij mogen geslaagd heeten. Als een volgende zomer aanbreekt zullen er ongetwijfeld het dubbele aantal deelneemsters zijn: dan zal de gansche beweging zich uitbreiden. Maar dan zal men meer willen, meer vragen, meer eischen en eerst dan zal de waarde van het geleerde op deze cursussen kunnen worden beoordeeld. Elk werk waaraan men zich met hart en ziel geeft, groeit. Dit jaar is het beginjaar. Een aanvangstijdperk brengt ondervinding en leering mede. Hoewel vacan tiecursussen nooit de vakschool kunnen ver vangen met zijn nevensgaande -ontwerp- en teekencursussen zal een voornaam punt van slagen zeker zijn het aanstellen van beproefd kundige leiding in elk vak. Margaretha Verwey heeft een mooi doel voor oogen. Het zal niet alleen geluk geven aan haar doch ook aan allen, die den rustigen werktijd te Blaricum weten om te zetten in waarde voor het verdere leven. ELIS M. ROGGE i iiHimimiiMiiiiimiimiiiiiiiiiiimiiiiiiii BIJKOMSTIGHEDEN LXXXVII Een van de indirecte uitvloeiselen van den oorlog is een nieuwe kategorie van onbehuisden", van zwervers zonder eigen haard, daklooze, doellooze rondtrekkers, die van stad tot stad, van land tot land gaan zonder eigen lijk doel, zonder werk, zonder banden of ver plichtingen, los van hun land, los van hun eigen kring, los van het echte, eigenlijke1 leven. Het zijn veelal menschen, aan den verkeer den kant van de vijftig en ouder, die, in 1914 uit Indiëteruggekeerd, wachtten met het koopen van een huis tot betere tijden", en die nu weldra hun tiende wacht-jaar ingaan zullen: eerst heette het, dat de woningen goedkooper zouden worden, als de Belgen maar eenmaal naar hun land terug waren; toen, dat men nog even moest wachten, tot de prijzen nóg wat meer gezakt waren; over een jaar zou 't vél goedkooper zijn; en weer: over een jaar.... Het zijn meest allen menschen, die, in normale tijden, een groot, statig huis met drie dienstboden zouden hebben bewoond, maar juist, omdat ze geld hebben, willen ze daarvan natuurlijk geen cent mér uitgeven, dan strikt noodzakelijk is; (de waarde van duiten schijnt iemand pas dan goed duidelijk te worden, als hij er veel, te veel van bezit); zoo wachten ze tot de huizenmarkt zijn aller laagste noteering bereikt zal hebben; en komen ondertusschen tot de ontdekking, dat dit be staan sur la branche allerlei belangrijke voordeelen oplevert, waarvan men niet zoomaar lichtzinnig afstand zal doen. In de eerste plaats: men behoeft geen belasting te betalen, of ten minste: men doet het niet. Nu geloof ik, dat het schepsel nog geboren moet worden, dat zóó redelijk is, dat hij met vreugde zijn rijks-, verdedigings-, en gemeentelijke dito opbrengt, omdat hij inziet, dat hij geen geld uitgeeft, waarvan men zooveel plezier heeft, als juist van die belastingpenningen, (straatverlichting, veiligheid, reinigingsdienst, plantsoenen, enz., om van het vermaak bij de lectuur van de ver slagen van de tweede kamer nog te zwijgen), en ik zou dan ook wel eens willen weten, of er eenig ontvanger bestaat, wien het in zijn lange loopbaan is overkomen, dat er iemand zich bij hem vervoegde, niet om zich te beklagen, dat hij te hoog was aangeslagen, maar om te verzekeren, dat hij zooveel had genoten van de goed-onderhouden wegen, van de water leiding, het electrische licht en den verkeers agent, dat hij er nog een paar honderd gulden bij kwam brengen, als een cadeautje voor rijk en gemeente, die zoo voortreffelijk voor zijn inwoners zorgden. Maar, mogen we dan ook al soms over een nieuwen aanslag mopperen, de meeste men schen, die in een huis wonen en een- geregeld leven leiden, voelen zich toch verantwoordelijk lid van de gemeenschap, waartoe ze behooren; ze volbrengen hun stemplicht, en ze betalen hun belasting, zelfs als ze hun levenswijze daardoor soberder moeten inrichten. En er heeft zich bij die levensvereenvoudiging in vele gezinnen een karakterkracht en een gezonde energie ontwikkelt, die zeker ons volk in zijn geheel ten goede zal komen; de kinderen, die niet meer alle plezieren en alle gemakken hun natuurlijk, onverschillig-aanvaard recht ach ten, maar die al in hun jeugd leeren, zich te ontzeggen en slechts een enkele maal, maar dan ook intens, te genieten, zullen zeker stevi ger in het leven staan, dan het geslacht van verwende, veeleischende jonge menschen, dat VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak iiiiimiiiiiiiiiiimi onze indrukken van Zuid-Limburg weer eens opgefrischt en alweer ondervonden, hoe ge makkelijk het is om Limburg-fanaticus te worden. Hoe goed is het te begrijpen, dat Heimans jaar in jaar uit in alle seizoenen er heen toog en dat dozijnen studeerende Hol landers zijn voorbeeld volgen, om van de duizenden gewone toeristen nog niet eens te spreken. Maar bovenal, wat moet dat ZuidLimburg dierbaar zijn voor de Limburgers zelve, die er ieder hoekje en gaatje kennen, en ieder vergezicht kunnen analyseeren in zijn intiemste bekoorlijkheden. Wij zijn misschien een beetje ongewoon be gonnen, maar eigenlijk toch zeer doeltreffend. Zoodra wij in Maastricht waren aangekomen stevenden we naar de Looiersgracht, naar het Oude Klooster der Grauwe Zusters. Daar toen heeft het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg met steun van Povincie en Gemeente het Provinciale Museum van Natuurlijke Histo rie gesticht. De Klooster hof is gemaakt tot een Botanischen tuin, waar alle Limburgsche plan ten een onderkomen vinden. Hij stond in den volle-fleur van nazomerpracht en 't was een groot genot om in 't voorbijgaan de hooge toortsen, de kleurige klokjes, de niet minder mooie maar onheilspel lende belladonna, de wreede Cynanchum, het vriendelijk zonneroosje en honderd andere goede kennissen te begroeten, in de hoop ze weldra ook in het vrije veld te zien, Maar we hadden niet veel tijd voor den tuin, want Hektor Cremers moest ons noodig voeren naar een afge legen kloostercel en daar hebben we gebogen ge zeten over kaarten en plannen van den Pietersberg, vroeger ver zuim bejammerend, slechte voorlichting verwenschend, maar toch vol vuur om ten minste nog te redden, wat er te redden valt. Daarna moesten wij het Museum, dat nu tien jaar bestaat en reeds zoo rijke verzamelin gen bevat, dat het haast al niet mogelijk is, om alles te bewerken, naar behooren te schik ken en uit te stallen en z»o van korte beschrij vingen te voorzien, dat de bezoekers er werke lijk kunnen leeren en niet gedachteloos aan het onbegrepene voorbij slieren. Trouwens, zoo'n onbegrijpelijk museum wordt weinig of niet bezocht, dat zien we ook aan de schatten van Teyler in Haarlem. Natuurlijk ontbreekt het aan 't noodige geld om bekwame assis tenten aan te stellen," al is het dan ook tijdelijk en er zit dan zeker niet anders op, dan te berusten in een langzaam tempo, in de Verleden rijkere en vlottere tijdan zonder intooming van binnen of van buiten opgroeide. Anders de onbehuisden, die zich kunstmatig aan den druk der tijden onttrekken, die niet meedragen aan de verzwaarde lasten, en zelfs uit de ongewisheid allerlei speciale winst weten te slaan. Want, daar ze aan geen plaats zijn gebonden, richten ze zich naar het land met de laagste valuta, leven 's winters in Wiesbaden, 's zomers in Berchtesgaden, terwijl nu Brussel en de Belgische Ardennen ernstig als winter- en zomerverblijf in aanmerking be ginnen te komen. Want als de toestanden in een land al te ernstig beginnen te worden, (zooals nu in Duitschland), dan verlaten ze als ratten het zinkende schip. Waarom zouden ze mee-lijden? Ze waren er toch slechts voor hun genoegen en voor de goedkoopte. Op gelucht snorren ze met hun kostbare bagage fleuriger omgevingen en nieuwe genoegens tegemoet, en ze vinden in het andere land de zelfde menschen, ontwortelden als zij, die ook van het een naar het ander jagen, die ook alle eerste klasse hotels van Europa met al hun voor's en tegen's op hun duimpje kennen, die ook charmant en vriendelijk en voorkomend en gezellig zijn, zoodat ze van Montreux tot Ostende, van Baden-Baden tot Weenen ge moedelijk kunnen zitten converseeren over gemeenschappelijke kennissen, o ver den gulden, den dollar, de franc, de mark en de kroon, en over een huis, mogelijk eens in de verre toe komst Ze zijn allen charmant en vriendelijk; maar o, wat is hun leven verbijsterend leeg: hoe ver vlakt het geestelijk bestaan van al die mannen, die geen kast met boeken, geen werkkamer, geen bureau tot hun beschikking hebben; die, in hun eigen land, als secretaris van philantropische vereenigingen, of als penningmeester van sociale inrichtingen allerlei nuttig werk hadden kunnen doen, en nu hun uren vullen met bridge en patience; hoe gemakzuchtig en ijdel worden de vrouwen, voor wie de maal tijden, in plaats van een zorg, slechts-een ge legenheid zijn zich sierlijk uit te dosschen. En als ze kinderen hebben, jongens, die studeeren, meisjes, die op een kostschool zijn, hoeveel missen die dan, als ze in de kerstvacantie hun ouders in Biarritz moeten opzoeken, in de Paaschvacantie in het zuiden van Engeland en 's zomers in Interlaken, altijd omgeven door een onwezenlijke luxe, lederen dag levend in de sfeer van een feest, dat maar geen einde nemen wil, met een strijkje en zware menu's en gezoem van liften en geen plekje, waar je even jezelf kunt zijn, behalve op den rand van je bed. En als de onbehuisden dan nóg ouder zijn geworden, zoodat de roes hun gaat hinderen; of ze worden ziek; wie zal dan voor hen zorgen ? De hotelier bestelt zonder meer een auto en laat den patiënt naar het ziekenhuis expedieeren; daar ligt hij dan in een vreemd land, zonder iets eigens; de vrouw kan den man niet verplegen; de kinderen kunnen niet bij hem zijn, en op een toevallig kerkhof wordt hij in het graf gelegd. Als ik denk aan de toekomst en het uiteinde van deze nieuwe soort parasieten, die, onge zond product van onze ongezonde samenleving, die samenleving zeker geen eer aandoen, dan wordt mijn medelijden zóó groot, dat er voor ergernis eigenlijk geen plaats overblijft. ANNIE SALOMONS MOETEN ONZE KLEINTJES AAN TAFEL ETEN? Breed 80 c.M. - Per Meter f l. 0.60 De oude helling van den Sint Pietersberg en het Maasdal (Foto v. d, Sleen) mag worden, afkomstig Als je deze vraag stelt, zoo in den loop van een algemeen gesprek zonder dat er bepaald zwaar over opvoedkunde wordt geredeneerd en zonder dat er deskundigen in het gezelschap zijn, die een naam hebben op te houden, wordt ze gewoonlijk beant woord, zonder dat er een seconde nadenken voor noodig is. Natuurlijk", meent de linkerbuurvrouw overtuigd. Neen," meent de rechter, met even groote, misschien zelfs grootere beslistheid. En de eerste zal haar meening kracht trachten bij te zetten, met de bewering, dat in haar ouderlijk huis de jongste kinderen ook altijd aan tafel hebben gezeten; de tweede zal waarschijnlijk haar neen onderstrepen met de opmerking, dat kinderen niet aan tafel hooren, maar aan het kindertafeltje in de kinderkamer. Maar het is misschien wel de moeite waard, IIIIIIIIIIIIIIITIIlllllllllllllllllllllllillllllllllllilllllllillIBMHIIIIIIHMIIIIIIIIHII tenzij vrijwillige medewerking hulp brengt. Intusschen is er nu reeds in het Museum genoeg te zien, voor dagen en dagen. Aller eerst in een gezellig zaaltje vindt ge het heele herbarium van den heer A. de Wever te Nuth, den besten kenner van de Limburgsche flora. Dit is een onwaardeerbaar geschenk, te meer, daar het vergezeld is van een rijke botanische bibliotheek. Als ik weer eens en dan voor lan ger naar Zuid-Limburg tijg, dan ga ik zeker deze gedroogde kruiden eens op mijn gemak bekijken, want dit herbarium is er een van die, welke ons tot juister begrip kunnen brengen van de levende natuur daar buiten. Een andere zaal geeft al zeer goed de hoofd figuren van de fossielen uit het Limburgsche krijtland met als groote attractie een prachtige reuzenschildpad. In den botanischen tuin in den kloosterhof wandelt de hedendaagsche Lim burgsche moerasschild pad heel vroolijk rond in zijn vivarium. Wan neer ge in deze palaeontologie-zalen alles ziet van sauriërs en zeeëgels, kelemnieten en ammonnieten en schelpen van allerlei soort, dan ont waakt er al licht ook belangstelling genoeg in u, om eenigszins vrede te hebben met de kale wan den van een versche mergelgroeve, want er is altijd kans, dat ge daar eigenhandig zoo iets voorwereldlijks" kunt loskrabben en dat smaakt altijd naar meer. Het is bekend, dat in Zuid-Limburg de entomologie met voorliefde beoefend wordt en het museum geeft ons dan ook van de Limburgsche insecten velerlei moois te aanschouwen. Ook is er een verzameling van vogels, die onder de beste van ons land gerekend na te gaan wat er vóór is kleine kinderen, zoo dra ze met den pot mee eten" in hun eigen stoel aan tafel te zetten, op hun eigen plaatsje met hun eigen couvertje, bordje en bekertje en wat er tegen valt in te brengen. Laat ik maar eerlijk bekennen, dat ik nog nooit een eenigszins belangrijk voordeel heb ontdekt van het afzonderlijk eten van jonge kinderen, wel nadeelen. Want in de praktijk komt het gewoonlijk daarop neer, dat de kinderen onder toezicht van juf of kindermeid hun maaltijden naar binnen werken en meestal op de wijze, die hen ge schikt maakt om aan de grootenmenschentafel te worden toegelaten. Als we beginnen met uit te gaan van het standpunt dat een klein kind niet aan tafel hoort, wanneer is het dan zoo groot, dat het er wel aan hoort. Als het netjes eten kan? Er zijn duizenden volwas senen, die dan onmiddellijk naar de kinder kamer zouden moeten worden verwezen. Als het geleerd heeft zich aan tafel behoorlijk te gedragen? Waar en hoe zou het dat leeren, als het nooit anders dan met broertjes en zusjes tafelt onder toezicht van n persoon, die oogen en handen te kort komt, en die we in doorsnee zelf ook niet aan tafel zouden dulden? Het is voor de geestelijke ontwikkeling en voor de opvoeding van een kind volstrekt noodzakelijk, dat het zoo spoedig mogelijk in het gezinsleven wordt opgenomen. En daar nu de maaltijden een zeer belangrijk punt in het gezinsleven vormen, kan het niet anders dan gewenscht zijn, dat het jonge kind ook zoodra mogelijk mee aan de maaltijden deel neemt. Met hoeveel zonnige herinnering spreken dikwijls oude menschen van de gezellige maaltijden thuis als we met zijn tienen aan tafel zaten" als vader en moeder voor allemaal tijd en aandacht hadden." 't Is waar, toen was het nog geen gebruik om tegen zeven uur pas aan tafel te gaan, maar ouders, die begrijpen dat ze geen kin deren hebben op de wijze als waarop mevrouw zus of zoo een hondje, een kat of een papegaai houdt, zullen van zelf hun etensuur zóó stellen, dat de kleintjes daardoor niet te laat naar bed gaan. En in de gezinnen, waar de kleuters er aan gewend zijn mee aan tafel te zitten als ze nog maar nauwlijks een jaar zijn, weten ze al heel snel wat mag en niet mag, hoe ze hun vorkjes, lepeltjes, en schuivertjes moeten hanteeren, wanneer ze mogen praten; in het algemeen, hoe ze zich hebben te gedragen. In die gezinnen zijn de kinderen, nauwlijks Benjamin-af, met uitstekende ta felmanieren. Als je op reis logeert in hotels waar kinderen zijn, is aan de wijze waarop ze aan tafel zitten bijna zonder missen te zien of ze in de kinderkamer of in het gezin worden opgevoed. Deze laatste winnen het verreweg van de eersten in bescheidenheid en in algemeene welgemanierdheid. Laten we toch allen ons huis, onze gewoonten, onze gesprekken, onze leefwijze zóó inrichten, dat ook de allerjongsten onmiddellijk hun plaats vinden in de woning die hun tehuis is en geen sociëteit, in welker heiligdommen ze pas worden toe gelaten, als ze een bepaalden leeftijd hebben bereikt en verschillende proeven van geschikt heid met goed gevolg hebben afgelegd. WILLY PETILLON HONIG ONTBIJT ALOM VERKRIJGBAAR van den heer H. Nillesen van Rolduc. Voor ons was het glanspunt van die collectie een heel gezin van waterspreemiven, man netje, wijfje, en de jongen nog in hun vlekkig kinderpakje, dat zoo goed doet zien hoe die waterspreeuwen verwant zijn aan de winterkoninkjes. 't Is nog maar sedert eenige jaren, dat die vogels zich in ons land gevestigd hebben en we hebben er ons wel over beklaagd, dat de eerste paren met eieren of met jongen verzameld" zijn. Ik had daar graag een poosje mee gewacht, tot er wat meer waren, dat is veiliger en ook meer welwillend. Intusschen schijnt het niet gedeerd te hebben want nog altijd broeden waterspreeuwen in 't stroomgebied van Geul, Geleen en Roer en nu ge eenmaal hier in 't museum de vogels van nabij hebt gezien zult ge met des te meer geduld en vertrouwen u een poosje ophouden bij de stroomende beken, om den monteren zanger te zien rondloopen in en onder het water. Ook zult ge ter wille van die vogels en andere belanghebbenden willen meewerken tot het behoud der beken en hun oevers want ook die worden bedreigd. We zouden nog uren in dit museum kunnen doorbrengen, steeds duidelijker beseffend de rijkdommen van Zuid-Limburg, maar er staan ergens een paar geologen op ons te wachten die ons zullen vergezellen naar de nieuwe groeve aan den Sint Pietersberg. JAC. P. T H ij s s E (Wordt vervolgd) BEZOEKT! DE UITGESTREKTE f KWEEKERIJEN VAN I H MOERHEIM" DEDEMSVAART ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl