Historisch Archief 1877-1940
l
v
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Aug. '23. No. 2409
TUINMAN COLIJN
Teekenïng voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
iiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMinHiiniiiiiiniiiiiMNuiiiiiiiiHHiMniniiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiuiiiiiiiiiMiiunMiiiiiHiniiiHiiiiiiiiiiMiii
SCHILDERKUNST-KRONIEK
PULCHRI STUDIO, JUBILEUMTENTOONSTEL
LING II.
(Wij ontvingen van den heer J. W. van
Mastenbroek, voorzitter van de commissie
voor de historische herdenking, een brief,
waaruit blijkt, dat niet de inrichters der
tentoonstelling met de keuze waren belast,
maar dat de levende schilders werden aan
gezocht om werken in te zenden die zijzelven
het geschiktst vonden. Deze mededeeling
ontvingen wij te laat om door den heer
Plasschaert te doen behandelen. Wij komen
daarop terug. Red.).
Zooals ik zeide is er van Anna Abrahams
een zeer goed bloemstuk, of wilt ge het werk
wellicht zuiverder benoemen, een levende
verfijnde harmonie van grijs en geel. Het is
een der vele, die deze bedaagde schilderes
heeft gemaakt. Altijd, ook hier, is met nadruk
de kleurgevoeligheid te roemen, die nooit iets
zoetigs heeft, meestal iets sober-zwierigs, wat
ge in de aanduiding der vormen eveneens kunt
vinden. Stofuitdrukking tevens, zooals bij
Vaes, is hier nooit toeleg; er wordt een indruk
van kleur fleurig en niet zonder voornaamheid
verwerkt. Akkeringa, ge weet het, kon beter
zijn vertegenwoordigd. Hij heeft bloemen ge
schilderd, die iets degelijks hebben en iets
afzonderlijks in hun toch niet smalle nauw
keurigheid; hij heeft tusschen zijn theedrin
kende gezelschappen wel eens zulk gezelschap,
dat gezeten bij een huis^n vóór een
boompartij, onder een levendeWicht hoedanigheden
bezit van kleur en intimiteit, die in dit bleeke
werk niet te vinden zijn. De bloemen van
Fl. Arntzenius hebben iets coquetters tegen
over die van Akkeringa. Daar is bij hem het
gevaar, maar er bestaan van hem toch
teerderder of losser genoteerde bloemen dan ge in
Puichri vindt; er bestaat bovendien een zelf
portret, dat hier had kunnen zijn, en een oud
stadsbuurtje, dat, sober, toch kleur heeft.
Paul Arntzenius zond het stilleven met den
hoed; Bauer ziet ge in de blinde bedelaar".
Ik wees op den grootsdien Bedelaar, die be
staat, de waterverfteekening, waar tusschen
en langs de huizen van een nauwe straat tas
tend de gestalte naar u toekomt. Het ware
eigenaardig nog geweest, indien van dezen
Hagenaar een vroeg, goed, schilderij en een
laat schilderij van dezelfde hoedanigheid het
verschil duidelijk had gemaakt, den
doorloopen weg begroot. Van den Berg's terug
keer van den verloren zoon" is een dier schil
derijtjes, die hij tegenwoordig maakt, waar
achter het bijbelsch verhaal, nauwkeurig maar
zonder diepte voorgedragen, ge toch een ironie
gevoelt, die in dezen schilder (met komische
mogelijkheden) te veel verholen blijft. Zonder
omwegen ernstig, zonder omwegen innerlijk,
is de tragische Suze Robertson. Zij was van
de vrouwen de zwaarst-bewogene; de een
voudigste, omdat zij alleen de eeuwige daden
of toestanden gaf; zij spon zich niet in in
details; de kleur droeg; het licht versterkte de
zwaarte der figuren en hun daad, of gaf als
een glorieschijnsel om het Werk. Iets daar
van maar niet genoeg is in de Oude vrouw,
bezig met haar schort, een rijk toch ernstig
kleurgeheel; ook wat, op andere wijs, in een
meisje in geel tegen blauwen grond, maar
waar bleven de slapers, die nieuwen moeiten
tegemoet slapen; waar bleven de gebeurtenis
sen in de waereld,die, bij haar, stillevens kun
nen zijn? Van Blommers is het Binnenhuis
zwakker dan veel van 't vroegere werk; het
is opdringend-grof. Breitner, de Haagsche
Amsterdammer (Haagsch in den zin van fac
tuur) in wiens kleur-alleen het drama, de
handeling van de stad, weerspiegeld kon lig
gen en hervonden, is hier niet in zijn grootste
drift, hartstocht gegeven. Natuurlijk vindt
ge daarvan, en niet op d'aangenaamsten trant,
iets in het zinnelijk zelf-portret (hoe zinnelijk
die onderlip !), hoe brutaal de kleine
opgepunte knevel ! en natuurlijk is hier de kleur
rijk (bruinen en rooden !). Schilderslust is
in 't ,,Rokin, en met een wijden zwaai ligt de
grijze lucht over het Amsterdamsch stadsge
zicht maar er zijn ontstellender, en stiller,
Breitner's. Die hadden opgezocht moeten
zijn! Zóó heeft men zich met een Jantje van
Leyden van de moeielijkheden afgemaakt.
Briët is als schilder, door het werk op Puichri
Studio, verminkt. De straat in Solo is niet
van den schilder van het nauwkeurig binnen
huis, dat persoonlijk is hoewel niet zeer be
langrijk, noch is in de verte de maker van de
Ossenkarren" benaderd, die, zeldzaam, een
verrassing waren door schilderensbekoring.
Van Dankmeijer Brugge om voor hem te
getuigen. Bij dezen schilder, die ten eenenmale
opgejaagd werd door den gevoelsstoot, moet
gekozen worden, met zekerheid en met begrip,
kennis. Overzicht was hier noodig; dat ont
brak. Anders was uit Italiëeen stoutmoediger,
rijker indruk kunnen gekozen worden, uit
Holland iets van 't flonkend grijs-en-groen,
waar de kleur den drang van het gevoel onom
wonden vertoont. Dankmeijer, die buiten den
aard van de Haagsche School stond, in zoo
verre dat hij luministischer neigingen had, is
niettegenstaande alles een typisch schilder
en dat blijkt hier niet. Gabriêl, de sobere, die
fel kon wezen in een effect, die niet schroom
de felst blauw tegen ketsend wit te zetten is
in zijn soberheid op eigenaardige wijze te zien
in de Molen te Laaken". Het heele schilderij
heeft een heikleur en in de lucht bloeit hier en
daar onstoffelijk het licht, 't Winderig weer"
is een werk waar de volheid van groen zonder
opwinding maar niet zonder warmte werd ge
geven; het is een schilderij, voor Gabriêl eer
welig. Maar er waren andere kanten aan dezen
schilder van den polder bij 't nuchterst, soberst
getij. En waar bleven die? Iets nieuws van
de speelsche en spelende virtuositeit
vanGoedvriend is het Wintergezicht aan den IJsel,
dat aan dat van Reyenga toch herinnert, door
het verhalende i'nde voorstelling van het land
schap. Haverman's Jongensportret uit 1901
met den sinaasappel heeft verfijningen in de
kleur, als waar die kleur door een herstellende
gezien, gevonden, maar het is een zeldzame
trek in Haverman om zóó aangedaan te zijn;
hij is dus niet vertegenwoordigd; zooals ik
schreef: ik mis hier den Krantenlezenden Man,
en een portret van zijn dochter, naast een van
de Sande Bakhuyzen, den professor. Frans
Hogerwaard is darmatisch-gloedvol hoewel
niet volledig in de Ploegen de Ossen; Th. van
DE AMSTERDAMSCHE GEDENKPENNING
Het Arnsterdamsche Huldigings-comitévoor
het Jubileum van H. M. de Koningin heeft
door J. C. Wienecke onder leiding van Prof.
Six een gedenkpenning laten ontwerpen, die
door de Edelmetaalbedrijven te Utrecht is
uitgevoerd, een waardig aandenken voor de
Arnsterdamsche bevolking aan de a.s. feeste
lijkheden.
De vóórzijde van de medaille geeft het naar
links-gewende gelaat van Onze Vorstin, veel
gelijkend op de medaille van Wienecke die
ik eenige maanden geleden in dit blad besprak;
echter is hier niet alleen het hoofd doch het
borstbeeld van H. M. weergegeven, waardoor
het hoofd kleiner werd op de Arnsterdamsche
dan op de andere medaille, en er bovendien
meer ruimte omheen beschikbaar kwam voor
het randschrift dat nu voluit is aangebracht
en niet met afkortingen zooals eerder. Uit
mooie letter is het Wilhelmina Koningin
der Nederlanden" gevormd.
Vooral echter is de achterzijde van eenr
groote schoonheid, mooi van gedachte en van
compositie.
In het midden is de koepel van het Paleis.
op den Dam aangebracht, waarin de klokken
de feest-galmen doen hooren. Meer klokken
met beierende klepels zijn daarvoor en overal
in het rond; dichtbij en veraf, zijn klokken,
alle luidend de feesttenen die uit het paleis;
op den Dam opstijgen.
Het silhouet der stad is heel, even slecnts,,
in zijn belangrijkste torens en gebouwen aan
geduid, met daaronder het Arnsterdamsche
wapen, omgeven door een paar vruchtdra
gende Oranje-takjes. Het randschrift luidt:
Amsterdam 6 September 1898?1923". De
verdeeling hiervan is zeer gelukkig. We kunnen
Amsterdam gelukwenschen met deze zeer
bijzondere medaille.
DISCIPULUS A P o L L i N i s.
iiMitiiiiiiiuiimiiiilimiiiiiiiiliiiiiiiNii
iiiiiiiiilimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Hoytema subtiel van kleur in zijn teekening,
maar het psychologisch accent is in andere
dingen grooter dan in de Stervende kip".
Isaac Israëls zond een prins, een breide,
kleurige notitie; maar was dat genoeg? Waar
om geen strandgezicht; waarom geen
feilloosztiivere Arnsterdamsche gracht met een dienst
meisje; waarom geen caféuit Parijs, met de
voorbijgangers als een enkele lijnenarabesk;
waarom geen naakt als een bloem; waarom
geen ironisch portret; waarom niet iets van al
deze dingen?....
Er is voor de meesten misschien iets on
verwachts in de portretstudie van de Josselin
de Jong naar den ouden Israëls (uit 1905). Zij
hadden het bitse niet vermoed in den schilder
der schamelen maar dat is onjuist begrepen
van hen. De groote romantici hebben niets
van zoete jongens; integendeel terwille van
een gezondheid van den geest houden ze wat
week in hen zou kunnen worden, stug door
staegen prikkel. Dat moest de oude Israëls
eveneens doen, en zóó is de Josselin de Jong's
notitie juist en niet onjuist. Van den ouden
Israëls vindt ge op de Jubileumtentoonstelling
(is deze tentoonstelling een jubileum voor de
nonchalance der samenstellers?) geen enkel
der groote werken, waar de figuur het land
schap beheerscht (zooals in Langs de wegen)
noch is de Jood van den Wetschrijver te vin
den, noch den ruigen portrettist van Roelofs
en Veltman ! Jacob Maris is niet op zijn sterkst
in het Stadsgezicht (de Drucker's verzameling
alleen vertoont verscheidener rijkdom); de
Slatuintjes, het landschap met dejveleakkertjes,
haagjes, een watertje; kenmerkend-hollandsch
onder de grijze lucht (zonder te moedwillige
Jacob-Maris-architectuur) is altijd een werk
van waarde, zooals de Briefleester dat is uit
den vroegen tijd. Hierdoor wordt de schilder
eenigszins benaderd, maar we missen de Jagers
(van het gestrekte formaat) en den
Zandschipper, waar 't groen goud is en 't geel dampt als
dampend goud; we missen den dramatischen
Haan, en een verrassend riviergezicht, zoowel
als een Nacht. We missen bij Willem Maris
den oude, den grijzen tijd van de fijne
dieren, fijn in het van licht, grijs licht, fijne
landschap; we missen een curieus werk van
zijn jeugd, en we missen bovenal enkle der
schilderijen, waar de oude Hollanders muzi
kaal" geëvenaard werden in hun straffe plas
ticiteit, kalveren in een stal, verzadigd van
kleur, gewis toch in den grooten vorm
Albert Neuhuijs is schijnbaar redelijk ver
tegenwoordigd. Het binnenhuis (?aan den
maaltijd") heeft hoedanigheden, maar die
ge in zijn beste werken toch beter vindt; de
groepeering is daar nog werkelijker, en nog
werkelijker is daar het oranje van Neuhuijs,,
dat bij geen ander zóó voorkomt. Zijn water
verfkunst is edeler dan op Puichri, de groote
Boerenvrouw bewijst dat, en evenmin vindt
ge in den Haag de fel-kijkende kleine kinders.
van dezen kinderschilder bij uitstek. Levendig
is van Albert Roelofs de van de Wetering,,
maar de kleur mist deftigheid het portret
van zijn eigen vrouw had liern inniger en meer
van gevoel omhuld doen waardeeren; het beste
is hier feitelijk het ietwat Belgische" lezend
model.... »
Tholen is nog niet op zijn zuiverst in de
Zuiderzee; hij heeft wankeler moment geno
teerd in verfijnder gamma, en ge krijgt hier,
door dit ne schilderij, geen kennis van de
eindelooze verscheidenheid zijner onderwer
pen, en dan, waarom is er geen zijner Avon
den?
Ook van de Zwart miste ik beters; een tocht
tegen een storm; een stil bloemerijk interieur;
een wit huis bij een sloot; een avond met rij
tuigen en met een gelen koetsier.
PLASSCHAERT
niiiiilil il HIIIIIIIIII u iiiiiilimiiilllllim ?miinmim
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAH-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
Nieuwe Engelse Boeken
DRIE GENRES
The Conquered. By Naomi Mitchison.
Jonathan Cape. 1923. 6/-.
The Riddle and Other Stories. By Walter
de la Mare. Selwyn & Blount. 1923.
7/6.
Desolate Splendoiir. By Michael Sadleir.
Constable 1923, 6/-.
Het eerste genre het historiese wordt
tegenwoordig weinig beoefend: de dagen van
Quentin Durward en van The Last Days of
Pompeii schijnen ver ach ter ons. De op
Alexandre Dumas, p ere, gemodelleerde verhalen
van Stanley Weyman kan men
bezwaarlik tooien met de weidse titel van roman, en
de eveneens talrijke boeken van Marjorie
Bowen maken de indruk van uitgewerkte
hoofdstukken uit geschiedenisleerboekjes.
Ook het feit, dat we sedert Walter Scott enorm
zijn vooruitgegaan, niet alleen in de kennis
van 't verleden, maar eveneens wat betreft de
anthropologiese interpretatie daarvan, ver
klaart bij hedendaagse schrijvers 'n zekere
huiverigheid om zich aan het genre te wagen.
Vél voorstudie wordt vereist, en daarna
mag men de resultaten niet professoraal op
dissen; neen, dan begint het eigenlike werk
pas. De geleerdheid die men zich zo zuur ver
worven heeft, moet bijzaak lijken; mag nooit
de voorgrond in beslag nemen. Sterker nog:
als men 'n kant-en-klaar verhaal beschouwt
als 'n levend organisme, met 'n bouw enigs
zins analoog aan dat van 'n gewerveld dier
'n paard, 'n hert, 'n windhond, waarom niet?
iets raps en lenigs in ieder geval , dan is de
onontbeerlike eruditie niet eens gelijk te
stellen met het geraamte: ze levert alleen be
standdelen waaruit dat geraamte chemies
is samengesteld. Beenderen, wervels, gewrich
ten, ze moeten niet minder dan de bekle
dende spieren het werk, de schepping, zijn
van de verbeeldende schrijver.
En is pedanterie in 't verhaal-zèlf uit den
boze, niet minder geldt dit voor de woor
den en zinswendingen waarvan de schrijver
zich bedient. De wonderlike, gekunstelde,
quasi-archaïstiese taal, waarin de figi'ren van
'n Bulwer-Lytton of 'n Bosboom-Toussaint
met elkaar en met zichzelf konverseren,
doet ons nu meesmuilen, niet zozeer wegens de
onvermijdelike fouten," die bij zo'n procéd
slag op slag worden begaan, dan wel omdat we
hebben leren inzien, dat geen enkele levende
taal archaïsties kan klinken in de oren der
werkelike gebruikers, en dat het geen zin
lllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllliliiiliiiiiiilliillllflllfllllllllllllllfjllliiliiliillljllliiiilllillllllllllllilfifllllljjlliliiiiifillfllllliiifiifllllljiliiillllllllllliiiiiiiiliiriililiiiiliiliiiiililfiiiiiiiill
llllflIlllllllllllllllllllllllllllIIIIIUIIIIIIItlllllllllllllllllllllMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllM
heeft de lezer telkens, en nodeloos, toe te
roepen dat er 'n brede kloof ligt tussen hem
en de persoonlikheden die hij in hun doen en
laten moet leren begrijpen. Dringen ook
Aimard's edele Roodhuidener niet geregeld bij
hun blanke broeders op aan, dat deze de
huid zullen wegnemen die hun hart bedekt?
Dus laat Mrs. Mitchison in The Conquered"
'n historiese roman met ais held 'n Galliese
prins in de dagen van Caesar en Vercingetorix
? d'r Romeinse centuriones spreken als
Britse sergeant-majoors; d'r Romeinse tri
bunen redeneren als Engelse subalterne offi
cieren; d'r ouwe in Rome achtergebleven en
Caesar vijandige patriciërs zaniken als op stal
gezette Tories, die mekaar om strijd betuigen
dat met al die nieuwigheden het land naar de
haaien gaat. En d'r Galliese edelen zijn
Ieren, met hun veten, met hun bijgeloof, met
hun onberekenbare stemmingen: vandaag in
de wolken, morgen in de put; vandaag vol grote
allures, heldhaftig, offervaardig, ruimhartig;
morgen vol pietepeuterigheid, en benepen
ikgevoel, en chicane. En de motto's voor de
verschillende hoofdstukken zijn deels ont
leend aan moderne Ierse dichters, deels aan
soldateliedjes die in de oorlog van 1914?1918
algemeen gezongen werden, zooals het
grimmig-cyniese
The bells of heil go ting-a-ling-a-ling,
For you, but not for me !
Het resultaat is vaak intens, en dit te meer
daar van het flamboyante, dat we sedert
Salammbó in de historiese roman verwachten,
niet veel werk is gemaakt. M.i. is de schrijfster
bij het verhuiseliken" van d'r verhaal zelfs te
ver gegaan. In'r pogen om van de oude Galliërs
mensen te maken van gelijke beweging als wij,
heeft ze verschillende dingen genegeerd b.v.
de barbaarse godsdienstige gebruiken van de
Kelten?die toch wel belichting verdienden, en
die 'n Flaubert zeer zeker in 't volle licht had
gezet. Deze negatie komt feitelik neer op
'n onrechtvaardigheid jegens de Romeinen,
wier Sklavenwirtschajt met schrille kleuren
wordt geschilderd, en wier aan de Congo her
innerende intimidatie-praktijken,
hand-afkappen van raddraaiers en belhamels b.v.
om nu maar niet te reppen over massa
tuchtigingen, gijzeling van notabelen,
platbranden van dorpen en wat dies meer zij
geenszins worden verzwegen.
Het lijkt me toe dat dit verdienstelike en
interessante werk taai van leven zal zijn. In
de bibliotheken van Gymnasia en Lycea mag
het natuurlik niet ontbreken: het zal bij de
leerling van 't zesde jaar z'n kennis van
Caesar's De Bello Gallico aardig opfrissen en ver
levendigen, al zal er wel 't een en ander aan
'm voorbijgaan dat nu eens 'n Ier, hetzij
Vrijstater of Republikein, dan weer 'n Brits
Imperialist of 'n Little-Englander in z'n
zak kan steken.
The Riddle, 'n verzameling van vijftien
verhalen, is sedert z'n eerste verschijnen in
Mei van dit jaar al 'n paar maal herdrukt.
Blijkbaar verheugt Walter de la Mare zich
nog steeds in talrijke lezersj en ik heb 'n
duister vermoeden dat de mode het
mooivinden op commando of suggestie aan dit
succes niet vreemd is. Men begrijpe mij goed.
Er is populariteit als van Marie Corelli, van
Florence Barclay, van Ethel Dell, en van hem
die de grootse roman If Winter Comes"
wrocht. Dit is populariteit met 'n luchtje, niet
te verwarren met de glorieuze populariteit
van 'n Pickwick-Dickens en 'n
Tono-BungayWells, of zelfs de enigszins blekere van 'n
George Eliot (eerste periode) en de schrijfster
van Jane Eyre. Zo goed als altijd heeft 'n
werkelik eminent littérair werk zulk 'n ver
scheidenheid van kwaliteiten dat het zowel
heel als half ontwikkeld, zowel geletterd als
ongeletterd, kan boeien en behagen. En dit
doet Walter de la Mare's prozawerk niet en
zal het nooit doen. Aan rijke typen" doet ie
ons niet smullen. Het volle leven" voert ie
ons niet in. Nooit maakt ie dat we tussen
opeengeklemde tanden 'n vloek of verwensing
de buitenlucht insturen. Nooit schateren we
in z'n onderhoudend en zeer beschaafd ge
zelschap. Nooit ballen we de vuisten, nooit
slaan we ons op de dij. Altijd limonade.... 'n
kranig gastheer die daarmee de moed er in
houdt en voetgeschuifel, mond-verbergen en
pijnlike stilte-buien weet te bezweren.
En als we van 'm vandaan komen en we
proberen ons te herinneren, wat ie ons alle
maal op de mouw heeft willen spelden, dan
zijn we zeer verwonderd. We weten nog ter
dege, dat ie danig op z'n praatstoel zat, je
kon d'r geen woord tussen krijgen, maar
waar had ie 't eigenlik allemaal over? Over
'n jongen, en die had 'n vader, en die ging dood
hoofdzakelik van verveling , en toen
verraste z'n moeder 'm de week daarop
met 'n broertje. Over 'n meisje, en dat was
teringachtig, en dat wou gek gepraat door
'n oud wijf d'r aanstaande vrijer te zien
krijgen in 'n vizioen en dat meisje ging
dood. Over 'n waanzinnige juffrouw, en die
verkocht onsamenhangende praatjes aan 'n
buurjongetje, en werd ten laatste zo gek dat
ze naar 'n gesticht moest. Over ouwe tantes,
en die waren soms lijdelik-goedertieren,
maar meestal griezelig.. . .(over 't algemeen
schijnt Walter de la Mare voor 'n ouwe tante
de gevoelens te koesteren van wijlen Tony
Weller als ie aan weduwen dacht).
't Is waar, in dit boek, waarvan in Engeland
critici geen kwaad durven zeggen, is 't vertelsel
bijna niets; de hoofdzaak is 't scheppen van
'n geheimzinnige atmosfeer, die zelfs 't alle
daagse omtovert tot wat vreemds en
verwonderliks, en die aan de andere kant het ongewone
aannemelik maakt. Want evenals z'n leer
meester Edgar Poe (men zie m'n artikel in
't Februarie-nummer van English Studies"
1923) verwijlt deze schrijver bij voorkeur
op de grensstrook tussen 't geziene en 't
ongeziene, tussen waken en slapen, tussen
leven en dood. Poe echter deed als prozaïst
meer dan de la Mare. Ook hij wist atmosfeer
te scheppen, maar hij was tegelijkertijd
'n verteller van de bovenste plank. Hetzelfde
geldt voor 'n Wells, 'n Toergenjef, 'n
Maupassant. Gemeten met 'n internationale stan.
daard schiet Walter de la Mare, groot (of
schoon beperkt en eenzijdig) dichter, als pro
zaschrijver te kort.
De aanwezigheid van zeer veel mooie
passages, fijn gevoeld, verbeeld, en neerge
schreven, doet aan deze waarheid niets af.
Hier volgen enkele:
The talk softly subsided in her mind like
the dust in an empty room".
As Mr. Sully stood jor an instant in dose
contact with lus old crony in the accentuatecl
darkness of the mock-marble porch, ;t was just
as if a scared rabbit had scurried out of Mr.
Eaves's long white face".
,,We came at once to a standstill amid the
far-flung stretches of the unknown plateau
...., and with eycs fixed upon these astonishing
objects, stood and stared. I have called them
Vats. V at s they were not; but rather sunken
Reservoirs; vast semi-spherical primevalCisterns,
of an area many times that of the bloated and
swoüen gasometers which float like huge
flattened bubbles between earth and heaven under
the sunlit clouds of the Thames".
Het is proza van 'n geboren dichter, die
zelfs aan z'n saaiste en meest alledaagse fi
guren zijn vizie pleegt te lenen, wel niet in
wat ie ze laat zeggen, maar zeer vaak in wat.
ie ze laat denken, wanneer hij hun indrukken
en hersen-reakties weergeven wil.
En nu Desolate Splendour. Mijn exemplaar
is ook al 'n tweede druk, verschenen in dezelfde
maand als de eerste, n.I. Februarie van dit
jaar. Aangezien de wereld vol raadselen is, zal
hoogstwaarschijnlik de som van al het raad
selachtige door de toevoeging van die tweede
druk niet merkbaar worden vermeerderd.
Maar snappen doe ik er geen zier van. Inder
tijd waren m'n zusters dol op de boeken van
Werner en van Marlitt; en daar keek ik wel
'ns in; en dan moest ik lachen*) En dan
waren er huiselike ruzietjes. En ik werd door
m'n ouders altijd in 't ongelijk gesteld, op
grond van 't onwraakbare axioma: Einjedes
Tierchen nat sein Plaisierchen".
Kastelen en grondeigenaars. Beeldschone
heldinnen, die uit het niet opduiken, en die na
korte of lange tweestrijd verlieven op 'n ruim
twintig jaar oudere held. Kleine misverstan
den; 'n groot, 'n afschuwelik misverstand.
'n Crisis. Ter elfder ure wederzijdse uiteen
zettingen. Felle bliksemstraal, die alles, alles.
duidelik maakt, plus 'n ratelende donderslag,
die kraaien en raven, spoken en gedrochten,
bietebauwen, bullebijters en schoeljes, in
'n tomeloze stampedo van het benarde tooneel
drijft. Blauwe lucht. Zefier. Lentegeuren. Al
taar. Tweede, verbeterde uitgaaf van Adam
en Eva in 't Paradijs, minus het serpent
Maar zijn Werner en Marlitt braaf, ??al zou
Droogstoppel op die bravigheid, en terecht,
wel 't een en ander aan te merken hebben ?
Michael Sadleir heeft z'n kooksel door bij
voeging van sexuele ingrediënten pikant
weten te maken; 'n pikanterigheid die hoe
wel niet halend bij wat ons de Decamerone of
La Maison Tellier" kunnen aanbieden ?
vaak de indruk maakt van grote
koksbekwaamheid. Daar is b.v. 'n gehuwde dame, koud
bloedig en berekenend, die 'r echtvriend
maar n, zegge n enkele keer bij zich toe
laat, met als gevolg 'n tweeling. Dat zelf
de koudbloedige vrouwspersoon is 'n
hartstochtelik verzamelaarster van obscene speel
kaarten. En de heldin poogt om 'r beminde
Charles te helpen aan 'n strook vurig be
geerde bosgrond zich, mitsgaders al hare
bekoorlikheden, uitgezonderd slechts haar
maagdelik hart te verkopen aan 'n vunze
zestigjarige roué, 'n uitgemergeld,
uitgerammeld, bisexueel rif Nee, die tweede druk
is toch geen wereldraadsel. Hij behoorde
het wel te zijn, maar hij is het niet. Vol ver
trouwen zie ik de twintigste tegemoet.
WILLEM VAN DOORN
*) Langs een Omweg" van Mevr. Bos
boom-Toussaint behoort ook tot dit genre.
Indertijd heeft Busken Huet er 'n groot aan
tal bewonderende bladzijden aan besteed.
't Waar'beter nooit geschied,"om met Staring
te spreken.
12 os*
12 cent
sigaar