Historisch Archief 1877-1940
l Sept. '23. - No. 2410
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NA XXV JAREN"
De gedenkboeken en jubileumuitgaven
op mijn boekentafel zijn vele en van velerlei
aard. Zij bestrijken nagenoeg elk gebied, het is
werkelijk verwonderlijk hoeveel men aan een
jubileum kan pasklaar maken en ik zou er
willen bijvoegen, hoeveel persoonlijke herinne
ringen er aan elk jubelen verbonden zijn.
Want de meeste schrijvers en schrijfsters
brengen bij dergelijke gelegenheden vooral in
klein literair werk zich zelf in den jubelcirkel,
de feiten en omstandigheden die zij verhalen,
getuigen van mede doorleven, van deel uit
maken van 't gebeuren, een ontmoeting een
gesprek enz. Voor ons heeft deze subjectieve
schrijftrant een zekere bekoring, ze is door
gaans frisch en levend en typeert juister de
jubelende persoon of het jubelfeit dan een
meer objectieve beschouwing in vele gevallen
vermag te doen.
Het boek Na XXV jaren" van Johanna
W. A. Naber (Uitg. H. U. Tjeenk Willink &
Zoon Haarlem 1923) geeft ook daarvan ge
tuigenis. Een jubileum-gedenkboek zou ik het
niet willen noemen, het behandelt de bloei en
voleinding van het feminisme in Nederland
zooverre dit ligt tusschen de beide polen, die
voor de vrouw het 25-jarig
regeeringstijdperk van Koningin Wilhelmina begrenzen.
Dat deze behandeling aan de juiste
regeeringsdata niet is gebonden, ligt voor de hand. Wel
is door de vrouw de regeering van Koningin
Wilhelmina ingeluid met de groote tentoon
stelling van Vrouwenarbeid in 1898 te 's
Gravenhage gehouden en zou men deze als een
openbaring en dus de wording van het z.g.
feminisme kunnen noemen, doch de voleinding
kan men, naar ons toeschijnt, bezwaarlijk aan
dit jubileumjaar toekennen. Zeker, het juichen
de, stralende, het zich overmoedig baanbreken
door de vrouw in den chaos van bestaans
rechten en bestaansplichten dat alles is voor
bij, de golvende stroom heeft zich opgelost in
een matig kabbelend beekje. Ze heeft in zich
opgenomen de wateren die naar terzijde liepen
en tezamen gaat het voort over steenen en on
effenheden maar ... toch verder, en wij vragen
IIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Gebrek aan Energie.
De oorzaak en bestrijding.
Geen gewaarwording is onaannemelijker
voor iedereen dan het gevoel, dat men niet
genoeg energie heeft voor zijn werk.
Weinig menschen begrijpen de ware reden
van dezen toestand, toch is deze zeer een
voudig. Zij is te wijten aan een tijdelijk
gebrek in de verteringsorganen, die niet in
staat zijn genoeg energieverwekkende
bestanddeelen van het voedsel op te nemen,
hoofdzakelijk phosphortis, welke voor dit
doel zeer belangrijk is.
Het is daarom gebiedend noodzakelijk.
dat extra phosphorus wordt verschaft. De
bekende Schotsche medische schrijver, Dr.
Andrew Wilson, zegt:
De phosphorus moet worden toegediend
in zoodanigen vorm, dat de cellen en hoofd
zakelijk de zenuwcellen dezen gemakkelijk
van het bloed kunnen ontvangen. Alleen in
den vorm zooals phosphorus in Sanatogen
voorkomt, kunnen wij daarvan voordeel
hebben, want het is juist in dien vorm dat
phosphorus gemakkelijk wordt geabsorbeerd
en geassimileerd".
Dr. S. Diamant, te 's Hertogenbosch,
zegt:
Ik schrijf geregeld Sanatogen voor in
de verschillende gevallen, welke veroorzaakt
worden door voedingsstoornissen. Ik verkrijg
er de beste resultaten mede, zelfs in gevallen,
waar een rustkuur geen beterschap brengt".
Deze berichten die tot een groot aantal
kunnen worden uitgebreid, wanneer de
ruimte dit zou toelaten, moeten iedereen die
aan gebrek aan energie lijdt, of de be
hoefte voelt aan grootere levenskracht,
overtuigen en doen besluiten zonder uitstel
Sanatogen te gaan gebruiken.
Sanatogen is verkrijgbaar in alle apotheken
en drogisterijen. (Adv.)
EEN VLEUGJE ZUID-LIMBURG
II
Toen in 1795 Maastricht belegerd werd dooi
de Franschen, ontzagen de/e zorgvuldig bij
het bombardement een gedeelte van de stad.
Daar stonden geen gebouwen van architecto
nisch of historisch belang, noch woonde daar
het liefje van den aanvoerder der belegeraars.
Maar uie Republikeinen wisten, dat daar
geborgen was de tossiele schedel van ten voor
wereldlijk reptiel, den beroemden Mosasaurus
Camperi, die in 1770 onder leiding van den
officier van gezondheid Hotfmann in den
Pietersberg was opgegraven en na een proces
was overgegaan in 't bezit van den kanunnik
van St. Pieter. Toen de Franschen de stad
genomen hadden, maakten zij zich ook meester
van den Mosasaurus, die naar Parijs gebracht
werd, waar ge hem nog kunt zien in het groote
Museum in den Jardin des Plantes. Cuvier
zond er in 1825 een afgietsel van aan Mantell;
dat is nu een van de show pièces aan het
British Museum. In Teyler's Museum in
Haarlem vindt ge ook een aantal overblijf
selen van dezen Mosasaurus, die bij leven en
welzijn plus minus achttien meter lang werd
en in verband met zijn vlugge roofdierbewe
gingen geen pantser droeg.
Ik vertel dit allemaal, omdat er zoo goed
uit blijkt, wat een belangrijke plaats
dePietersons af: die voleindiging, die inzinking in het
feminisme, die men betreurt, die men niet had
verwacht, niet had gewenscht, komt zij niet
als van zelf voort uit het te hoog opvoeren, te
ver doordrijven van begrippen, zoodat be
grijpelijkerwijze wel teruggaan moest volgen.
Zooals Joh. Naber zelf schrijft, was de Natio
nale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid in
1898 reeds de consequentie van een vooraf
gaande periode. Welnu de jaren die een
volgend geslacht zal beleven, zullen weder de
consequentie zijn van het heden. Het feminisme
in de goede beteekenis, het eindigt o. i. niet
bij de grondwetherziening, het kan niet vol
eindigd zijn. Het is een andere phase ingetre
den, 't heeft veel van haar frisch karakter
ingeboet, 't leeft zich uit meer bezonken, meer
doorvoeld. Na de jaren van strijd, van op
windend streven om meer waardeering te
erlangen voor vrouwenarbeid, is de rust ge
komen, niet de terugval. Want het goede in
het feminisme tot uiting gebracht, gaat niet
verloren. Elke vrouw die zich bewust is van
roeping en plichten hetzij deze in huisgezin of
maatschappij liggen, zal zich voorloopig nog
hebben aan te passen totdat wellicht de toe
komst eenmaal brengt het begrip dat de
vrouwenbelangen zijn opgegaan in de
algemeene menschelijke belangen", zooals mevr.
Boissevain-Pijnappel het zoo juist uitdrukt in
het artikel Wanneer mag de Unie heengaan?
in de Wig van Juni 1.1.
Johanna Naber's boek is een feministische
tijdschets. Zij zelve is de schrijfster van M
moires. Haar schilderingen zijn subjectief,
daardoor naar haar eigen woorden wellicht
nzijdig en onvolledig. Men vatte als zoodanig
dus dit geschrift op. Nieuws voor tijdgenooten,
voor haar die alles mede doorleefd hebben,
brengt het niet, doch juist zij zullen zich ver
heugen, dat die dagen van bezieling, van ge
zamenlijke idealen, zijn vastgelegd in een
zoo breed kader. Joh. Naber heeft hier
kunnen getuigen van haar eigen veelzijdigen
arbeid op feministisch gebied. Vier hoofd
stukken markeeren de vier groote feiten in
het 25jarig tijdperk: I. De Nationale ten
toonstelling voor Vrouwenarbeid 1898, II.
De samenkomst te Amsterdam van den wereld
bond voor Vrouwenkiesrecht 1908. III. De
tentoonstelling de Vrouw 1813?1913, IV. De
staatkundige gelijkstelling van man en vrouw,
vastgelegd in de grondwet 1922. Die hoofd
stukken geven een meesterlijke,
beteekenisvolle verwerking van de zoo rijke stof.
De afzonderlijke studie door de schrijfster
van verschillende personen en toestanden ge
maakt, komen het werk ten goede, ze geven een
ruimen blik en een kern van ernstig doorzicht,
die behoeden voor alle oppervlakkigheid.
Zoo bladert Joh. Naber in het officieel or
gaan der Nat. tent. v. Vrouwenarbeid 1898,
waarvan zij zelve de leidster was, zij spreekt
van de talijke congressen tot verruiming van
het vrouwelijk inzicht, tot versterking van
ieders verantwoordelijkheidsgevoel, tot verhoo
ging van ieders geestelijken levensstandaard.
Zij legt den nadruk op de besprekingen over
ae middelen tot verhooging der openbare
zedelijkheid, over het bedroevende resultaat
van het toch zoo goed georganiseerde
onderwijscongres, waar men voor 25 jaren reeds
zoekende was, gelijk men nog altijd zoekende
is naar de plaats op het leerplan voor het
onderwijs in de nuttige handwerken. Zij wijdt
enkele woorden aan het tegenwoordig
arbeidsdeel der vrouw in de industrie en doet in
de rijke stof hier en daar een greep om te doen
zien dat wel veel maar toch bij lange na niet
alles is afgewerkt van het programma, dat de
tentoonstelling van 1898 ons af te werken heeft
gegeven. Maar die tentoonstelling heeft in
hooge mate het gevoel van samenhoorigheid
gewekt. Ze is geweest het knooppunt waaruit
de draden loopen, die zich in verschillende
richtingen aan de ontwikkeling van vrouwen
arbeid hebben vastgehecht. Daarvan getuigt
reeds het tweede hoofdstuk en typeerend mag
heeten, hoe de Hollandsche vrouwen voor
het eerst aangewezen op een eerste internatio
nale ontvangst van den Wereldbond voor
Vrouwenkiesrecht volgens vrouwelijk beleid
en inzicht de voorbereiding aanpakken.
Toen n.l. de Centrale Regelingscommissie zou
worden benoemd, werd op de Algemeene
Vergadering te Rotterdam door de Ver. v.
Vrouwenkiesrecht gewaarschuwd in die
Commissie te benoemen enkel vrouwen
die ten minste drie maanden achtereen het
zouden kunnen doen zonder eten, zonder
drinken en zonder slapen. De congresweek
in het Concertgebouw te Amsterdam was
er eene van algemeene belangstelling en van
groot succes. Beide, de Nat. tent v. Vrouwen
arbeid en het congres hadden een batig saldo.
Van 1908 nemen wij een sprong tot 1913,
de tentoonstelling de Vrouw 1813?1913. Ze
ligt ons allen nog versch in 't geheugen. Joh.
Naber maakt die overgang geleidelijk. Im
mers steeds breidt de vrouwenbeweging zich
uit, grooter wordt het aantal geschoolde
arbeidskrachten. Er ontstaan toestanden die
HET JUBILEUM-AVONDKLEED
Teekening voor de Amsterdammer"
van Marietje Heyligers
.A',P,
Gekleed avondtoilet van zwart gaze de
soie. Lint en strikken, kwast en geborduurde
kransen op den rok: diep oranje. In het
haar een krans zilveren blaadjes, zilveren
armring.
reglementeering behoeven. Nog eenmaal en
zeker voor het laatst hebben de werkende
vrouwen zich in 1913 schouder aan schou
der gesteld, doch de noodzaak die deze
samenwerking maakte tot een zaak van
heiligen ernst ontbrak. In l'J 14 komt de wereld
oorlog, gevolgd door het zoo gewichtige vredes
vraagstuk. In 1922 treedt de vervulling in,
der staatkundige ontvoogding, die een zeer
merkwaardig tijdperk in de geschiedenis der
Nederlandscne vrouwenbeweging voor goed
afsluit.
Joh. Naber schreef haar Mémoires op eerlijke
conscientieuse wijze, zooals wij dit van haar
gewend zijn. Zij legt ten slotte de pen neer,
niet meer met de blijde idealen, die haar be
zielen bij het herdenken der Nat. tentoon
stelling voor Vrouwenarbeid. Zij heeft beleefd
de bloei en ziet de voleinding van het femi
nisme. Zij heeft gekend de verwachting, de
volharding en de teleurstelling. Zal zij ook
na jaren den tijd zien, dat men de vrouw
niet meer kan missen in het sociale leven?
Wij hopen het.
E i. i s. M. R o o (ïE
iliiiiiimilliillililimiiiiiiiiiiimii
BIJKOMSTIGHEDEN
LXXXVIIl
Ik word niet opgemerkt.
Ik vrees, dat dit artikel een aaneenrijging
van uit-leggingen, uit-weidingen, afwijkingen,
enz. zal worden, want onmiddellijk al het
eerste zinnetje van vier korte woorden eischt
nader commentaar: ik bedoel niet, dat men
op straat niet naar me kijkt, of, in het over
drachtelijke": dat men niet genoeg notitie
van me neemt; maar ik meen, dat, als er een
tentoonstelling wordt geopend, een congres
wordt gehouden, een jubilaris wordt bejubeld,
men altijd in de couranten leest: onder de
aanwezigen merkten we op: Mr. Duparc, refe
rendaris van het departement van kunsten
en wetenschappen, (misschien heet het ook
wel anders), Dr. H. J. Boeken, enz., enz.";
maar dat ik dan in de lange rij van namen
niet voorkom.
Dat is pijnlijk tegenover mijn vrienden en
kennissen. Als ik hen daarna spreek en ik zeg
iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiniuMiiiiiiimiim
VB.T7CHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
iets over het feest, of de besprekingen of de
redevoeringen, dan antwoorden ze: O, was
je er toch wel? ja, dat dachten we ook eerst,..
maar toen je naam niet in de courant stond.."
En ze kijken erbij, alsof ik hun te kort heb
gedaan, en of ze me kwalijk nemen, dat ik er
niet eens voor kan zorgen, dat ik opge
merkt" word.
Nu komt de tweede uitweiding, want nu
moet ik gaan betoogen, dat ik toch inderdaad
opmerkelijk" of opmerkenswaardig" of hoe
men het noemen wil, bén. En het treurige is,
dat ik dat inderdaad nog moet uitleggen, omdat
ik bij twee recente gelegenheden heb onder
vonden, dat men gelukkig en geacht kan leven
en toch nooit zelfs van mijn naam gehoord
hebben ! (ofschoon wie ben ik, dat ik me
beklagen zou ! Hoorde ik laatst niet, hoe een
dame, die in de courant las, dat in zijn villa
in Médan Zola's sterfdag was herdacht, zich
er over verbaasde: O, ik wist niet, dat,hij
ook nog op Deli heeft gewoond !") Maar daar
het tweede geval mij tegelijk de verzekering
bracht, dat ik toch inderdaad wel bekend"
ben, zal ik ze u getroost oververtellen. Het
eerste overkwam me bij een specialiteit, (dien
men tegenwoordig specialist" pleegt te noe
men, terwijl men bij het hooren van mijn be
titeling meent, dat er van een variét
-gezelschap sprake is), die mijn naam in zijn boek
schreef, zonder dat er een spier van zijn ge
zicht vertrok. Toch scheen hij wel te ver
moeden, (ik vrees door mijn teint, dat de
werkende" vrouw het eerste verraadt), dat
ik mijn dag niet gezellig met winkelen en kop
jes wasschen doorbracht, want hij vroeg, of
ik bij het onderwijs was". Maar toen ik vaag
antwoordde, dat ik mijn werk thuis had, liet
hij het gesprek weer vallen.
Toen ik echter den volgenden keer terugkwam,
bleek er iets gebeurd te zijn: hij had mijn por
tret gezien in Het Leven", waarschijnlijk in
een heel oudbakken portefeuille, want ik had
zelf nog slechts een flauwe herinnering aan een
monsterachtige foto op heel monsterachtig
papier en ik zei alleen: O ja, mooi was het
niet". Nee", bekende hij ernstig en trouw
hartig; het is niet mooi, maar het lijkt goed,
en dat vind ik toch altijd het voornaamste".
Het is een wonderbaarlijk bewijs voor de veer
kracht van onze natuur, dat een mensen zich
van zulke slagen zoo gaaf herstelt !
De tweede deceptie bracht mij een oud
minister, die zich een heelen avond aan mijn
zijde, beleefdelijk in stilte, er over zat op te
winden, waar het toch heen moest met de
wereld, als hij, in ambtscostuum, met zijn
steek en zijn degentje, zoo maar mir nichts
dir nichts naast een juffrouw werd geplant,
van wie hij nog nooit gehoord had.... Ik
had bijna ons welwillend onderhoud onver
wachts onderbroken, om maar ineens te zeg
gen: Zal ik het u even uitleggen?" maar ik
was bang, dat hij me er dan bepaald van zou
verdenken, dat ik aan zwarte kunst deed;
zoo moesten we wel beiden in de onzekere situa
tie stand houden, tot ik eindelijk opstond.
Nauwelijks had ik een paar stappen naar de
deur gedaan, of hij had blijkbaar zijn overvol
gemoed al tegen een lid van den Hoogen Raad,
die literair beter onderlegd was, gelucht, want
boven het discrete stemmengeroes uit, hoorde
ik plotseling het nadrukkelijke antwoord:
Het is werkelijk een hél beroemde schrijf
ster".
Hoe teekent n zoo'n zinnetje het riddelijk
karakter van den man, die het uitsprak; als
hij een lafaard was geweest, zou hij vagelijk
hebben gepreveld, dat hij meende, dat hij
gehoord had, dat die juffrouw schreef....
dat hij geloofde, dat hij ook wel eens iets van
haar had gelezen.... maar neen, met n
kordaat gebaar, zwiepte hij de wip van mijn
reputatie, die aan den grond zat, den hoogen
hemel in, en al geef ik graag toe, dat ze nu
ver boven haar eigenlijke niveau uit bengelde,
ik houd er toch aan vast, dat ik minstens
vrijbekend" ben. Al is het fnuikend bemerkt te
hebben, dat het een minister niet in zijn
carrière in den weg staat, als hij nog nooit van
me heeft gehoord ! Hij is bovendien op iets
anders dan op literaire onkunde" gevallen !
Hiermee meen ik nu bewezen te hebben, dat
ik opmerkelijk" ben; maar waarom zien ze
me dan niet? Niet, omdat ik zoo klein ben:
Edmond Visser wordt wél gesignaleerd; om
dat je het" niet aan u zien kunt", zegt ons
meisje met voldoening, alsof het" synoniem
was met een onteerend vonnis; maar kun je
het" zien aan Mevrouw Simons?Mees, aan
Herman Robbers; aan Top Naeff en Ina
Boudier, als ze als twee doodgewone, fleurige vrien
dinnen loopen te lachen samen? Toch heeft
Top Naeff het zóó^ver gebracht, dat ze zelfs
wordt opgemerkt, als ze ergens niet geweest is.
(Zie Ds. Hulsman over de vergadering van de
Leidsche maatschappij, waar hij Top Naeff
laat troonen als hooge vrouwe", terwijl ze
op dat oogenblik waarschijnlijk op een
Italiaansch meer rond roeide). Nu zie ik in, dat er
onderscheid zijn moet, en eet exces
d'honneur" begeer ik niet. Maar als ik inderdaad
ORANJE-FEESTMENU
llllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIMII
berg en trouwens heel Zuid-Limburg inneemt
in de wetenschap der geologie en hoe men
dat daar en elders reeds meer dan een eeuw
geleden wist te waardeeren. De meeste
NoordNederlanders weten niet, wat voor beroemde
geologen, meest Maastrichtenaars, daar in
Limburg hebben gewerkt en van hoeveel
belang hun werk voor de wereld geweest is.
Wij komen echter langzamerhand tot een
beter besef en dat kan er ons misschien nog
toe leiden, om den Pietersberg en andere
stukken van Zuid-Lmburg te behouden, niet
alleen om hun landschappelijk schoon, maar
bovenal om hun wetenschappelijke waarde en
de Pietersb'Ji'g komt dan wel in de eerste
plaats in aanmerking als historisch natuur
historisch natuurmonument. Als ge deze
schijnbare tautologieën geduldig ontcijfert,
zult ge zien, dat ik mij toch wel juist uitdruk.
Wij bespraken al deze dingen, terwijl we
aan het Kanaal stonden te kijken naar het
werk der verwoesting, naar het wijd gapend
gat, dat tusschen Chalet en Ligtenberg al
tientallen nieters ver in den rotswand is ge
slagen, naar de kipkarretjes, die af en aan
reden, naar de mannen, die met hydraulische
boren nieuwe gaten maakten voor
dynamietpatronen, naar anderen, die de losgeplofte
mergelblokken verder verwerkten of de on
bruikbare vuursteenmassa's verlaadden naar
de stortplaatsen. De geologen van ons ge
zelschap zagen licht in de duisternis en wezen
ons het mooie nieuwe profiel, waar de een
voudige bouw van den berg nu zoo mooi aan
te zien is, de vuursteenlagen, de
koprolietlaag, de zachte mergellagen, het bryozo
nlaagje, de verweeringslaag, een afzonderlijk
brok met spierwit fijn tertiair zand, alles
even mooi en duidelijk, iets, dat je opzettelijk
hier en daar zou maken, om te laten zien, hoe
de bergen zijn gebouwd. Maar wij vonden, dat
dat met minder wel toe kon. Honderd jaar
geleden, bij den aanleg van straatweg en ka
naal is de heele oosthelling van den berg zoo
afgesneden en daar hebben destijds de geo
logen ook veel van geprofiteerd. Daarna is dat
alles heel mooi natuurlijk begroeid met de
Het Zonneroosje van den Sint Pietersberg
planten der hellingen, iets dat hier in 't ver
woeste stuk ook wel zal gebeuren, als de ver
woesting maar tot staan komt en door geen
verdere stoornis wordt gevolgd.
Die planten der hellingen kregen wij te
zien, toen we een poosje later tegen den nog
ongeschonden kant opklauterden langs een
o, zoo steil pad, door struik en struweel. De
twijgen, die je greep, om je leven te redden,
waren heel andere dan in Holland, nu eens
had ik Spaanschen aak te pakken, dan weer
sleedoorn, kornoelje of clematis. En toen ik
halverwege stil stond om even uit te blazen
het was op een middag in den hittegolf-tijd
zag het voor mijn voeten geel van aardige
bloempjes, die je eerst zoudt kunnen houden
voor bleeke zilverschoontjes, maar het waren
du echte zonneroosjes, Helianthemum
vulgare, een merkwaardige plant, die bij ons
alleen op den Sint Pietersberg groeit en mis
schien op een enkele plaats in Zeeuwsen Vlaan
deren, e hebt het ook in ontelbare menigte
in Zwitserland kunnen bewonderen.
Dit zonneroosje draagt zijn naam met eere,
het is een stralend plantje van de heete hel
lingen. In het Julinummer van De Levende
Natuur heeft J. Heimans den St. Pietersberg
beschreven als Bastion voor Zuidelijke plan
ten en het is vooral de Oosthelling, gelegen op
den morgenzon, die een geschikte woonplaats
biedt aan de gasten uit het Zuiden. De voor
naamste van die planten is wel het zonneroosje,
echt aangepast aan hitte en droogte met zijn
dunne taaie stengels, zijn smalle grijs behaarde
dikhuidige blaadjes, zijn uitgebreid wortel
stelsel. De bloempjes zijn mooi zwavelgeel
en staan in ijle nzijdige trossen, die de plant
al van verre goed kenbaar maken. Het was
een heele troost dit zonneroosje hier nog in
overvloed te zien, vooral toen we een eind
weegs verder weer bij den mergelkuil stonden
en opsomden, wat daar tusschen Chalet en
Geef een kop^bouillon vooraf en laat dan
een schotel volgen met opgerolde gekookte
tong met in-plakjes-gesneden worteltjes
met pieterselie, en aardappelpurée. Versier
den top met worteltjes en een takje groen.
Laat dan een^gesneden kalfstong volgen
met een oranje saus er omheen, gemaakt van
eieren en tomatenpurée, prachtig van kleur
en geurig van smaak. Een bakje frissche sla
er bij is ook niet bewerkelijk en valt altijd in
den smaak.
Het dessert bestaat ter keuze uit: oranje
sinaasappelpudding, chocoladepudding en
vanillepuddingetjes versierd met oranje
muisjesflikken. Bovenin steekt men een van die aardi
ge bruine aardev^erk-punt-vaasjes die men
tegenwoordig koopen kan. Ze dienen eigenlijk
om in bloemenmanden te gebruiken. Doe er
een toef goudsbloemen in. Presenteer er
biscuitjes bij.
E. H.?v. B.
AFGHANISTAN
KARPETTEN en KLEEDJES o.a.
200 x 300
60 x 120
f48.00
f 5.80
braaf in de rij heb gestaan, braaf heb geleden
van de warmte en de volte, en dikwijls nog
van de verveling ook, dan vind ik, dat me
rechtens toekomt, dat mijn naam ook in de
courant vermeld staat, tot geruststelling van
mijn vrienden en mijn familie, en omdat ik
niet 's ochtends aan het ontbijt al ontvangen
word met een gemelijk: ,,Je staat er niet
eens bij."
Daarom, meneer de opmerker, als je blieft,
merk me op, merk me op !
ANNIE SALOMONS
Ligtenberg aan plantenmoois reeds onherstel
baar is verloren.
En toen ging het aan een confereeren met de
leiders van het werk, de hoofdopzichters der
Cementeries réunies, die ons zeer welwillend
allerlei inlichtingen gaven en ook al wisten te
spreken van sparen. Ligtenberg blijft gespaard
op een veilig voetstuk. De afgraving van de
Oosthelling gaat niet veel verder en reikt niet
tot ons zonneroosjespad. Wel buigt zij om
Ligtenberg westwaarts om, een eindweegs het
bouwland in en schept daar nieuwe hellingen.
Verder reiken op het oogenblik de plannen
niet, maar wat er later weer kan gebeuren, dat
weet thans niemand.
Maar wij, natuurvrienden, weten, dat de
Sint Pietersberg een der nobelste stukken van
Nederland is, belangrijk in velerlei opzicht en
dat wij ons moeten beijveren, om voor nu en
altijd den berg te bewaren voor verdere schen
nis, den heelen berg tusschen Maas en Jeker
en tot de Belgische grens toe. De
mergelontginning, die thans aan den gang is, bedreigt
nu slechts een klein gedeelte. Noordelijker op
ligt nog een ontginning uit den oorlogstijd,
thans gestaakt, maar die men wel weer op
gang zou willen brengen en wie weet wat er
nog meer dreigt. De Vereeniging tot Behoud
van Natuurmonumenten is druk bezig met
onderhandelen en wie wenscht, dat zij slaagt
moet alvast maar beginnen met haar te steunen
door gift en lidmaatschap (secretariaat Hee
rengracht 260?266 Amsterdam,) daarbij
bedenkend, dat niet alleen de Pietersberg ge
red moet worden, maar ook nog andere ter
reinen, zoowel in Zuid-Limburg als elders in
Nederland.
JAC. P. T n i J s s E
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND