De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 8 september pagina 1

8 september 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 8 September A°. 1W8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. P. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Adverientiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposiiiekosten INHOUD: 1. Storm op til, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Oud-Batavia, door Prof. Dr. H. Brugmans Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck 2. Ruize-Rijm, door Charivarïus De jongeling die wilde wachten, teekening door jordaan Op den tweesprong, door H. Dunlop Astrono mische fragmenten, door Aërobates 3. De internationale puzzle, door Brandaris Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen: Vorstelijke werkstukken, door Elis. M. Rogge Bijkomstigheden, door Annie Salomons .?Aan zee, door Oeertr. Carelsen Een vleugje Zuid-Limburg, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. De dambebouwing, door H. J. M. Walenkamp Czn De geneeskundige kring te Amsterdam, door Dr. J. Berg 7. Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Boekbespreking, door prof. Dr. T. J. de Boer 8. Tentoonstelling van letterkunde, door H. G. Cannegieter Donkere dagen, teekening door George van Raemdonck Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert Boekbespreking, door Dr. Joh. Breen 9. De feestweek, teekening door Joh. Braakensiek Prof. Dr. G. Kalff door Prof. Dr. J. Prinsen Charivaria en Buitenl. humor, door Charivarius Taaiverwoesting door Dr. C. F. Haje 10. Uit het kladschrift van Jantje Krekelzang, door J. H. Speenhoff Ind. glimwormpjes, door H. Veersema Verren, door H. G. J. Obdeijn en Ella de Vries Feuilleton, door Melis Stoke -Bijvoegsel: Het conflict tusschen Italiëen Griekenland, teekening door Joh. Braaken siek. Rondom de Kroningslinde, door Chariva rius en H. G. Cannegieter. STORM OP TIL Het is wel jammer geweest, dat de jubileumfeesten juist in die weken moesten vallen, waarin ruchtbaarheid werd gegeven aan de plannen van de Regeering om de tractementen van de rijksambtenaren aanmerkelijk te besnoeien. Want al mogen de Nederlanders van deze categorie nog zooveel liefde voor het Oranjehuis gevoelen en al zal hunne waardeering van de wijze, waarop de Koningin hare taak vervult, niet af hangen van de grootte van hun salaris, de stemming om feest te vieren wordt niet bevorderd, als je wordt aangezegd, dat je over eenigen tijd liet vijfde deel van je bezoldiging zult moeten missen. Misschien valt het nog een beetje mee. Maar het krantenbericht, dat de Regeering ten ernstigste overweegt om de salarisen van het geheele rijks personeel, onderwijzers inbegrepen, met ingang van l Januari te verminderen met 20 pCt., in dier voege, dat voor het jaar 1924 een bijslag van 10 pCt. over het verminderde salaris zal worden toegekend, zoodat vergeleken bij 1923 de achteruitgang in dat jaar 12 pCt. zal zijn" dit bericht, waaraan dan nog de blijde boodschap wordt toege voegd, dat in de eerste drie jaren geen periodieke salarisverhoogingen zullen worden toegekend, ziet er anders nog al erg officieus uit. Intusschen, al zouden er van de 20 LEON TOLSTO ,,De waarheid over mijn vader" heeft de zoon van Tolstoïhet boek genoemd, waarin hij op heldering geeft over het geheimzinnige en raadselachtige in het uiteinde van den grooten Rus. Vanwaar de angst die hem, oud en ge brekkig bij het naderen van den dood, uit huis deed vluchten om eenzaam te sterven, voor zoover hem dat inogelijk was? Het is geen willekeurige episode, dat laatste geval van zijn leven; de gansche man komt er in uit. Wij willen binnentreden in het bestaan van zoo'n groot landedelman. Het boek van den zoon geeft er ons de gelegenheid loc. Er ligt een natuurlijke eenvoud over; wel zijn het man nen niet vorstelijke titels die ons bij den in gang opwachten, maar hoe spoedig voelen wij ons bij hen op ons gemak, wanneer de zoon ons binnenleidt in de woning met haar breede gastvrijheid. Als kinderen hebben wij een gelukkigen tijd gehad", vertelt de zoon. Ik geloof wel dat de familie haar aandeel heeft gekregen van het verdriet dat de menschen gewoonlijk treft, dat er broertjes jong zijn gestorven en dat zelfs een paar tantes moesten worden gemist, toch was het leven in Jasnaïa Poliana, (niet ver van Toela) waar zij 's zomers en 's winters woonden, zoo heer lijk, dat die beproevingen van het oogenblik in het niet verliepen. procent nog een paar afgaan, de ambte naren kunnen zich erop voorbereiden, dat hun de ader zal worden gelaten. Wie zich nog gevleid mocht hebben met de hoop, dat al die berichten over aanstaande tractementsverlaging maar afkomstig waren uit den duim van een journalist, ook deze optimist zal wel niet twijfelen aan de echtheid van den brief van den voorzitter van den Raad van Ministers aan de Centrale Commissie voor georganiseerd overleg bij het rijks personeel, die onlangs stond afgedrukt in Het Seinlicht, orgaan van den Protest. Christel. Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel. Uit dien, brief blijkt, j3at er op een bedrag van ?612 millioen aan uitgaven niet minder dan 104 millioen zal moeten worden bezuinigd, opdat de begrooting zal kunnen sluiten. Onder de uitgaven zijn er een aantal, die niet, of althans voorloopig niet, kunnen worden verminderd, zooals: uitgaven voor rente en aflossing der staatsschuld, voor pensioenen enz. Het gezamenlijk bedrag daarvan wordt op 169 millioen gulden gesteld. Blijven dus over 443 millioen aan uitgaven, waarop zal moeien worden bezuinigd. In dit bedrag is tenminste 210 millioen begrepen voor salarissen van het rijkspersoneel. Het springt dus in het oog," schrijft de voorzitter van den Raad van ministers, dat het ook bij krachtige bezuinigingen op andere voorwerpen een onmogelijkheid is om tot een sluitende begrooting te komen," zonder het salarispeil van het reeds op l Juli 1922 in dienst zijnde personeel aan te tasten. Daarom wil de Regeering art. 40 van het Bezoldigingsbesluit, waarbij aan het zooeven bedoelde personeel het be houd van het destijds genoten tractement werd verzekerd, intrekken; over dezen voorgenomen maatregel heeft zij aan de Centrale Commissie voor geor ganiseerd overleg advies verzocht. Ziedaar in hoofdzaak den inhoud van den brief. Hoewel het er niet uitdrukkelijk in gezegd wordt, stelt de Regeering zich dus blijkbaar op het standpunt, dat er aan een verhooging der belastingen niet: kan worden gedacht. Ook dit zou een middel zijn om de begrooting sluitend te maken; maar de Regeering schijnt van meening te zijn, dat de uiterste grens van draagkracht bij de belastingen reeds is bereikt. De belastingbetalers zullen dit niet tegenspreken; maar ook cle rijksambte naren beliooren daartoe; ook zij worden aangeslagen in de belastingen, naar den zelfden maatstaf als de andere burgers: welk verschil is er voor hen tusschen een vermindering van hun tractement en een verhooging, tot een gelijk bedrag, van hun aanslag in de belastingen? Met andere woorden: de rijksambtetenaren gaan evenzeer als alle andere burgers gebukt onder de hooge be lastingen; wanneer de Regeering meent, dat van de burgers in het algemeen geen hooger belastingen kunnen worden geeischt, zonder dat hunne materieele be staansmogelijkheid te zeer wordt aan getast, waarom wil zij dit dan wel doen bij die eene categorie van burgers, die door de rijksambtenaren wordt ge vormd? Zoo het Rijk zich niet gerechtigd acht van het inkomen der burgers in het algemeen meer op te eischen, dan thans reeds geschiedt, jvaarom is het dan wél geoorloofd een bepaalde cate gorie van burgers, n.l. de rijksambte naren, meer te laten betalen dan zij nu reeds doen ten bate van 's Rijks schatkist? Want zóó zullen de ambtenaren de voorgenomen tractementsverlaging ge voelen: niet als een verlaging, die billijk en dus noodig is geworden, omdat de kosten van het onderhoud van hun ge zin aanmerkelijk zouden zijn gedaald, maar als een bijdrage, die allén van hen wordt gevraagd, opdat er een slui tende begrooting kan komen. Allén Van hen daar zit hem de kneep. Over het geheele stel van bezuinigings maatregelen zal men eerst kunnen oordeelen, wanneer de Regeering hare plannen volledig heeft medegedeeld. Eerst dan zal men weten, of ook op andere voorwerpen" (dan de ambtena ren !) krachtig is bezuinigd". Eerst dan zal men kunnen nagaan, of de Rcgeering ook naar bezuiniging wil streven door wijziging van de wetgeving; immers, een groot deel van 's l.ands uitgaven vloeit voort uit wettelijke rege lingen. Maar wat daarvan ook moge blijken, reeds nu staat vast, dat de regeering een deel van het tekort zal willen aan zuiveren door verlaging van de tracte menten der Rijksambtenaren. Er is geenjeden voor deze categorie van burgers een uitzondering te schep pen, zoo de toestand van 's rijks fi nanciën het noodzakelijk maakt, van alle Nederlanders een otfer te eischen. Indien het dus, wanneer alle uit gaven tot het strikt noodige beperkt zijn en onder dat strikt noodige verstaan wij ook een behoorlijke bezoldiging van een tot het strikt noodige teruggebracht ambtenarencorps indien het dan nog niet mogelijk blijkt, de uitgaven door de inkomsten te dekken, zullen ook de ambtenaren het hunne er toe moeten bijdragen om het lek te stoppen. En zij zullen er dus in moeten berus ten, dat er zelfs van hun strikt noodige" tractement nog iets afgaat, wanneer: 1°. geen andere middelen tot bezuiniging meer kunnen worden aange wezen en 2°. ook van de overige burgers, van de menschen uit het bedrijfsleven, een extra-bijdrage tot leniging van den iinancieelen nood wordt geheven. De ambtenaren zouden zich dan echter vermoedelijk geen tractementsverniindering behoeven te getroosten, die hun het vijfde van hun salaris ont neemt; wanneer van de menschen uit liet vrije bedrijf een extra-belasting Hij zegt: Om half negen 's avonds gaan wij onzen ouders goeden nacht wenschen en wij'komen de werkkamer van mijn vader binnen die met een boek ter hand op den grooten divan ligt, en, goed van humeur, met ons verstop pertje begint te spelen. Hij doet alsof hij bang is en in eer, donkeren hoek iets opmerkt wat niet pluis is. Maar wij houden hem stevig bij de handen, en als hij plotseling naar boven vliegt, de trap op, naar de groote zaal, gaan we hem achterna en wij jagen elkander om de groote tafel heen totdat hij ons in zijn armen neemt en voor het raam blijft staan kijken naar den wonderen Feiiruafi-nacht. Het is helder weer buiten, er komt een onweerstaan bare lust in ons op om naar die reine sneeuw van het bosch te gaan kijken, en den blauwen wolkeloozen hemel direct boven ons hoofd te zien. - Maar moeder wil wel dat vader mij meeneemt, het zus je echter moet thuis blijven'. Wij kijken naar de lucht en vader noemt mij de sterren die hij kent. - Door de sneeuw gaat een eng pad naar het dorp van Jasnaïa Poliana. Aan het eind woont een oude boer, Osip, die op een kleine hoogte zijn plaats heeft ingenomen om bij maannacht op hazen te schieten. -- Hij is blij dat we er aan hebben gedacht hem een bezoek te brengen, wij maken een praatje met hem en hij spreekt ons over zijn leeftijd, en over de jacht. Dan ga ik naar huis en naar de gouvernante die op mij heeft ge wacht. Onder het inslapen hoor'ik pianoaccoorden die mij wondereu- voorkomen van mysterieuse liefelijkheid en die mij opvoeren in een andere wereld. Het is mijn vader die, thuis gekomen van zijn wandeling, harmoniën improviseert om het genot van den mooien avond te verlengen. Er was voor afwisseling gezorgd. Het jacht vermaak werd voor de lic e re n op werd gevorderd, die gelijk stond met het vijfde gedeelte van hun inkomen, zou de opbrengst van deze belasting, te zamen met de som, die uit werd ge wonnen door de tractementsvermindering, wel meer bedragen dan noodig is om het tekort te dekken. Voor zulk een extra-belasting, die zou moeten verminderen of geheel ver vallen, wanneer er betere tijden aan breken en allerlei bronnen van 's rijks inkomsten ruimer vloeien, schijnt de Regeering echter terug te deinzen. Maar wél acht zij het gerechtvaardigd het inkomen te verminderen van de ambtenaren, die toch, evenzeer als een groot aantal menschen uit het be drijfsleven, reeds de grootste zorgen hebben om rond te komen. Het is kwalijk te begrijpen, waarom het eene wél mag en het andere niet. En wij zijn dan ook benieuwd naar de argumenten, waarmede de Regeering den ingrijpenden maatregel zal verde digen, die thans bij haar alleen nog in ernstige overweging" is, maar waarvan men moet vreezen, dat hij straks door haar zal worden voorgedragen. Reeds nu hebben hare plannen in de ambtenaarswereld groote beroering gebracht. Wanneer over eenige weken het volledige financieele hervormings programma der Regeering bekend is geworden, zal er vermoedelijk ook in andere kringen dan die der ambtenaren beroering komen. Vooral wanneer het gerucht waar mocht blijken, dat de Katholieke Staatspartij in ruil voor haar steun het prijsgeven van den vrijhandel heeft bedongen. Wij gaan bewogen tijden in de Nederlandsche politiek tegemoet. Er is storm op til. KERNKAMP imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMitiiifitu OUD BATAVIA ') Onder dezen titel is door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen een gedenkboek uitgegeven bij gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan der hoofd stad van Nederlandsch Indië. Bij gelegenheid, maar niet tegelijk met de stichtingsherden king der stad. Want, zooals ieder schooljon gen weet, is Batavia den 30 Mei 1619 door den gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen ge sticht en dus viel het jubileum nu vier jaar geleden. Het is destijds dan ook zoowel in Nederland als in Indiëherdacht. Maar het gedenkboek bleef achterwege door de tijds omstandigheden, die inderdaad onmiddellijk na den oorlog ook alles behalve gunstig waren voor zulk een jubileumsuitgave. Maar van dat uitstel is geen afstel gekomen en zelfs' heeft dat uitstel een bepaald voordeel gehad: nu men aan geen termijn meer was gebonden, kon men het gedenkboek ook zoo grondig en degelijk en ook zoo uitgebreid maken als men verkoos. Wij hebben eenige ervaring van gedenkboeken en kunnen ons dus indenken in de zwarigheden, die men in Batavia met dit boek heeft ondervonden. 1) Ond-Batavia. Gedenkboek uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, naar aanleiding van het driehonderdjarig bestaan der stad in 1919. Batavia, G. Kolff & Cp., 1922, 2 dln. En nu had het bestuur van het Batavi aasch Genootschap nog n groot voorrecht; het had slechts met n auteur te doen, met den bekenden oud-landsarchivaris, dr. F. de Haan, die ook in Nederland welbekend en welbefaamd is door zijn veelvuldige histori sche studiën over Indië. Hem was opgedragen het gedenkboek te schrijven; maar toen het boek niet in het jubeljaar zelf kon worden uitgegeven, kreeg hij de voor een auteur zoo zeer gewenschte vrije hand om dit gedenk boek te maken tot een volledige geschiedenis van Batavia. Wat hij in een lange reeks van jaren door onderzoek van documenten en ook van de topographie van het oude gedeelte der stad zelf had gevonden en vastgelegd, kon hij in dit gedenkboek opnemen en zoo een naar alle zijden afgeronde geschiedenis van Batavia schrijven, die meer waarde héft dan een gelegenheidsgeschrift alleen. Zoo kwam het lijvige boek ,,0ud Batavia" tot stand, waarvan men zich alleen kan ver wonderen, dat de naam van den auteur niet op den titel staat. Die naam staat nu min of meer weggestopt in de voorrede. Maar hij behoorde naast dien van het Bataviaasch Genootschap op het titelblad te staan; zoo is het de goede gewoonte en aan dr. de Haan is toch wel onrecht gedaan, dat die goede gewoonte hier niet is gevolgd. De geschiedenis van oud Batavia wordt hier van verschillende kanten bezien en in zijn verschillende onderdeelen beschreven. Naar recht en rede vangt het boek aan met een verhaal van de stichting der stad, waarop dan de geschiedenis van Batavia tot den dood van Coen in 1029 en de ontwikkeling der stad tot 1650 volgen. Daarna wordt de historie meer topographisch-beschrijvend. Eerst wordt de vorming en de geschiedenis van het vermaarde kasteel van Batavia beschreven, den zetel van de hooge regeering, waar alle draden van admi nistratie, justitie en commercie samenkwamen. Daarbij sluit zich aan een hoofdstuk over muren en poorten, over het zoogenaamde Vierkant, over den Boom, de afsluiting der haven, verder over grachten en straten. Dan worden de openbare gebouwen be schreven, vervolgens de Compagnies werk plaatsen, markten en pakhuizen. Dan komen de voorsteden en buitenwijken aan de beurt, waarbij uitvoerig aandacht is geschonken aan Weltevreden. Vervolgens wordt de suiker en arakindustrie behandeld, waarbij Meester Cornelis en de omstreken ter sprake komen. Dan wordt de bevolking in verschillende hoofd stukken beschreven, de slaven en de inlandsche bevolking, de vreemde oosterlingen, ten slofte de Mardijkers en Mixtiezen. Het tweede deel begint met een hoofdstuk" over de Europeesche burgerij van het oude Batavia en gaat vervolgens voort niette spre ken van haarhuizen en meubelen en haar leef wijze. Dan wordt verder het maatschappelijk leven behandeld, huwelijk en begrafenis en de daaraan verbonden plechtigheden, de maat schappelijke omgang en zijn vormen, ten slotte de vermaken der burgerij. Een hoofdstuk is gewijd aan kerk, school, wetenschap en drukpers. Eindelijk worden de algemeene stedelijke zaken behandeld, de sanitaire toe stand en de statistiek van de oude stad, om te besluiten met een hoofdstuk over Batavia als handelsstad. Men ziet, dat het oude Batavia wel van alle zijden wordt bekeken en dat het het boek van dr. de Haan niet aan veelzijdigheid mangelt. Daarbij moet worden opgemerkt, dat dr. de Haan bij verschillende onderwerpen al ver tellende allerlei te pas brengt, dat wel niet rechtstreeks Bataviasche geschiedenis is, maar er toch nauw verband mede houdt. Zoo vindt hij gelegenheid om in de geschiedenis van het kasteel heel wat in te vlechten over de regeering van Indië, vooral over de regeeringspraktijk. Zoo wordt in de geschiedenis van het stadhuis allerlei ingeweven over het bestuur en vooral over de rechtspraak in Batavia, dat voor de historie der lijfstraffe lijke rechtspleging van groot gewicht is. Misschien gaat de schrijver daarin soms te ver en geeft hij wat al te vaardig toe aan de zucht van iemand, die veel heeft gelezen en veel gehoord, om daarvan ook veel te verhalen. het land een hartstocht, de kinderen, op hun kleine paardjes deelden daarin.. Men maakte uitstapjes, bracht bezoeken en ontving ze weder terug. Het werk werd daarom niet vergeten. In 't eerst was het voor den vader het lite raire werk, een vervolg op den scheppingsdrang van Oorlog en Vrede, van Anna Ka re n i n. Als de bladzijden vlot werden geschreven, dan was er vreugd in de familie. Gelukten ze niet dan was In-1 of een wolk het licht onderschepte, want de vader sleepte den huiseltjken kring mee. Zijn levenskracht gaf den toon aan. Zouais het gaat bij die bewoners van het land, het huis was dikwijls vol gasten. Daar waren er bij tegen wier komst men opzag, daar geen vroolijkheid en geen beweging in was te krijgen. Men was gelukkig wanneer ze er niet waren en werd gelukkig wanneer ze heengingen. Het geluk over hun verdwijnen' werd bij de Tolstoï's ceremonieel aangeduid daar een Afrikaansche feestdans die uit Numidiëafkomstig heette. De vader daiiste voor, plechtig hief hij zijn rechterhand omhoog tot boven zijn hoofd en maakte zijn passen, na hem volgden de vrouw ?de* huizes en allen die inwoonden n voor 'éwi. tot de gouverneurs en gouvernantes en de bonnes toe. Zij bewogen zich in al sneller tempo om de lange tafel van de groote eetzaal totdat ze er genoeg van hadden, maar het huis was gereinigd. Het was de moeder die op orde hield en aan 't werk. Zij zorgde voor het huishouden en voor de kinderen. er zijn er zestien geweest en er bleet een tiental, zij paste op in ziekten, maak te de gewone kleedingstukken, w'ist de in komsten te doen strekken voor de uitgaven wat soms heel bezwaarlijk viel, want het geld vlood bij tienduizenden roebelsjieen, en ver meerderde de sommen die inkwamen door haar eigen werk. Dikwijls is de zoon getuige geweest hoe zijn vader de kamer van zijn vrouw binnen kwam met handschriften die moesten worden nagezien of drukproeven om te corrigeeren. De moeder vond alles wat hij vroeg altoos even goed en bleef voor hem tot midden in den nacht aan den arbeid. Daarbij hield zij haar rang op als edelvrouw. Tolstoïheeft haar bijzonder lief gehad. Korten tijd na zijn huwelijk schreef hij aan i-e n vriend: ,,Ik ben gelukkig. Ik ben zoo ge lukkig dat mijn geluk niet met dit leven kan eindigen". Hij wilde zeggen dat het de grenzen van de wereld te buiten ging. Zij van haar kant bewonderde haar echt genoot: om zijn groote eigenschappen, Van hem heeft zij gezegd: Er li.et zoo iets verstandigs en goeds in zijn aard, daarbij komt het kinderlijke en het niet willen opgeven wanneer eenmaal een weg is ingeslagen, maar die ge voelens worden bestraald door een gloed van meegevoel voor allen. En vergeet niet zijn oog dat onmiddellijk de zie! treft. Er is maar een man die dat heeft". Natuurlijk bij het samenleven, ook in de eerste vijftien jaren toen zij in goede harmonie naast elkander gingen, zijn er min of meer heftige oogenblikken geweest in hun ver houding! Dan kwam de hartstochtelijke na tuur van den man in botsing met de even wichtige gezindheid van zijn vrouw en zij wilde niet dadelijk wijken. De zoon vertelt ons uit zijn kinderjaren dat hij eens de onaangename" stem van zijn vader hoorde en er op afgaande de moeder in tranen vond, zich verdedigend. U moet niet boos op elkander zijn", had hij toen gezegd. bij den schoot van zijn moeder schuilend. Tolstoï's gezicht en stem waren op eenmaal veranderd: ,,Gezegend degeen die verzoening prediken !" liet hij hooren. cu van twist was IT geen spoor meer. De grond waarop de betrekking tusschen Tolstoïen zijn vrouw was gebouwd is dezelfde gebleven, maar de omstandigheden zijn ver anderd, sinds hij zijn grooteren werkkring aanvaardde en een innerlijke hervorming in Rusland wou teweeg brengen. Maar hij begreep hoeveel hij aan haar had te danken, hoe hij naast haar de rust had gevonden in de jaren ' van gisting, hoe zij hem de gelegenheid had gegeven om zijn natuur in haar brrcdeu aanleg te ontwikkelen. Weet ge wat de groote prikkel is geweest van uw vader?" vroeg Mevrouw Tolstoïeens aan haar zoon. Ijdelheid". Wie zal een oordeel willen uitspreken ! Ijdelheid, en alle vormen waarin ijdelheid zich uit, is zeker een prikkel voor groei. Laat ons hiernaast plaatsen het gezegde van den vader na een diepgaande oneenigheid met zijn echtgenoote uit de allerlaatste jaren van zijn leven. De twist was zoo hoog ge'.oopen dat Mevr. Tolstoïhet geschikter vond cenipe dagen bij vrienden op hun landgoed door te gaan bren gen. Maar hoe kon de huisvrouw lang van huis blijven ! Op het bericht van haar terugkeer begon het gezicht van Tolstoïte stralen. De zoon was getuige van het weerzien. Toen ge mij hadt verlaten, is alles om mij heen duister geworden. Nu zijl ge terug, en ziet opnieuw: het licht !" Dat was de uitroep van den ouden man. Laat ons hem enkele oogenblikken volgen op den nieuwen weg dien hij is opgegaan... B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl