Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 8 September
A°. 1W8
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Adverientiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposiiiekosten
INHOUD: 1. Storm op til, door Prof. Dr.
G. W. Kernkamp Oud-Batavia, door
Prof. Dr. H. Brugmans Tijdgenooten, door
Dr. W. O. C. Byvanck 2. Ruize-Rijm,
door Charivarïus De jongeling die wilde
wachten, teekening door jordaan Op den
tweesprong, door H. Dunlop Astrono
mische fragmenten, door Aërobates 3. De
internationale puzzle, door Brandaris Vol
au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor
Vrouwen: Vorstelijke werkstukken, door
Elis. M. Rogge Bijkomstigheden, door
Annie Salomons .?Aan zee, door Oeertr.
Carelsen Een vleugje Zuid-Limburg,
door Dr. Jac. P. Thijsse 6. De
dambebouwing, door H. J. M. Walenkamp Czn De
geneeskundige kring te Amsterdam, door Dr.
J. Berg 7. Op den Econ. Uitkijk, door Jhr.
Mr. H. Smissaert Boekbespreking, door
prof. Dr. T. J. de Boer 8. Tentoonstelling
van letterkunde, door H. G. Cannegieter
Donkere dagen, teekening door George van
Raemdonck Schilderkunstkroniek, door A.
Plasschaert Boekbespreking, door Dr. Joh.
Breen 9. De feestweek, teekening door Joh.
Braakensiek Prof. Dr. G. Kalff door
Prof. Dr. J. Prinsen Charivaria en Buitenl.
humor, door Charivarius Taaiverwoesting
door Dr. C. F. Haje 10. Uit het kladschrift
van Jantje Krekelzang, door J. H.
Speenhoff Ind. glimwormpjes, door H.
Veersema Verren, door H. G. J. Obdeijn en Ella
de Vries Feuilleton, door Melis Stoke
-Bijvoegsel: Het conflict tusschen Italiëen
Griekenland, teekening door Joh. Braaken
siek.
Rondom de Kroningslinde, door Chariva
rius en H. G. Cannegieter.
STORM OP TIL
Het is wel jammer geweest, dat de
jubileumfeesten juist in die weken
moesten vallen, waarin ruchtbaarheid
werd gegeven aan de plannen van de
Regeering om de tractementen van de
rijksambtenaren aanmerkelijk te
besnoeien.
Want al mogen de Nederlanders van
deze categorie nog zooveel liefde voor
het Oranjehuis gevoelen en al zal hunne
waardeering van de wijze, waarop de
Koningin hare taak vervult, niet af
hangen van de grootte van hun salaris,
de stemming om feest te vieren wordt
niet bevorderd, als je wordt aangezegd,
dat je over eenigen tijd liet vijfde deel
van je bezoldiging zult moeten missen.
Misschien valt het nog een beetje
mee. Maar het krantenbericht, dat de
Regeering ten ernstigste overweegt
om de salarisen van het geheele rijks
personeel, onderwijzers inbegrepen, met
ingang van l Januari te verminderen
met 20 pCt., in dier voege, dat voor het
jaar 1924 een bijslag van 10 pCt. over
het verminderde salaris zal worden
toegekend, zoodat vergeleken bij 1923
de achteruitgang in dat jaar 12 pCt.
zal zijn" dit bericht, waaraan dan
nog de blijde boodschap wordt toege
voegd, dat in de eerste drie jaren geen
periodieke salarisverhoogingen zullen
worden toegekend, ziet er anders nog
al erg officieus uit.
Intusschen, al zouden er van de 20
LEON TOLSTO
,,De waarheid over mijn vader" heeft de zoon
van Tolstoïhet boek genoemd, waarin hij op
heldering geeft over het geheimzinnige en
raadselachtige in het uiteinde van den grooten
Rus. Vanwaar de angst die hem, oud en ge
brekkig bij het naderen van den dood, uit
huis deed vluchten om eenzaam te sterven,
voor zoover hem dat inogelijk was?
Het is geen willekeurige episode, dat laatste
geval van zijn leven; de gansche man komt
er in uit.
Wij willen binnentreden in het bestaan van
zoo'n groot landedelman. Het boek van den
zoon geeft er ons de gelegenheid loc. Er ligt
een natuurlijke eenvoud over; wel zijn het man
nen niet vorstelijke titels die ons bij den in
gang opwachten, maar hoe spoedig voelen wij
ons bij hen op ons gemak, wanneer de zoon
ons binnenleidt in de woning met haar breede
gastvrijheid.
Als kinderen hebben wij een gelukkigen
tijd gehad", vertelt de zoon.
Ik geloof wel dat de familie haar aandeel
heeft gekregen van het verdriet dat de
menschen gewoonlijk treft, dat er broertjes jong
zijn gestorven en dat zelfs een paar tantes
moesten worden gemist, toch was het leven in
Jasnaïa Poliana, (niet ver van Toela) waar
zij 's zomers en 's winters woonden, zoo heer
lijk, dat die beproevingen van het oogenblik
in het niet verliepen.
procent nog een paar afgaan, de ambte
naren kunnen zich erop voorbereiden,
dat hun de ader zal worden gelaten.
Wie zich nog gevleid mocht hebben
met de hoop, dat al die berichten over
aanstaande tractementsverlaging maar
afkomstig waren uit den duim van een
journalist, ook deze optimist zal wel
niet twijfelen aan de echtheid van den
brief van den voorzitter van den Raad
van Ministers aan de Centrale Commissie
voor georganiseerd overleg bij het rijks
personeel, die onlangs stond afgedrukt
in Het Seinlicht, orgaan van den
Protest. Christel. Bond van Spoor- en
Tramwegpersoneel.
Uit dien, brief blijkt, j3at er op een
bedrag van ?612 millioen aan uitgaven
niet minder dan 104 millioen zal moeten
worden bezuinigd, opdat de begrooting
zal kunnen sluiten.
Onder de uitgaven zijn er een aantal,
die niet, of althans voorloopig niet,
kunnen worden verminderd, zooals:
uitgaven voor rente en aflossing der
staatsschuld, voor pensioenen enz. Het
gezamenlijk bedrag daarvan wordt op
169 millioen gulden gesteld.
Blijven dus over 443 millioen aan
uitgaven, waarop zal moeien worden
bezuinigd. In dit bedrag is tenminste
210 millioen begrepen voor salarissen
van het rijkspersoneel. Het springt dus
in het oog," schrijft de voorzitter van
den Raad van ministers, dat het ook
bij krachtige bezuinigingen op andere
voorwerpen een onmogelijkheid is om
tot een sluitende begrooting te komen,"
zonder het salarispeil van het reeds op
l Juli 1922 in dienst zijnde personeel
aan te tasten.
Daarom wil de Regeering art. 40 van
het Bezoldigingsbesluit, waarbij aan
het zooeven bedoelde personeel het be
houd van het destijds genoten
tractement werd verzekerd, intrekken; over
dezen voorgenomen maatregel heeft zij
aan de Centrale Commissie voor geor
ganiseerd overleg advies verzocht.
Ziedaar in hoofdzaak den inhoud van
den brief.
Hoewel het er niet uitdrukkelijk in
gezegd wordt, stelt de Regeering zich
dus blijkbaar op het standpunt, dat er
aan een verhooging der belastingen niet:
kan worden gedacht.
Ook dit zou een middel zijn om de
begrooting sluitend te maken; maar de
Regeering schijnt van meening te zijn,
dat de uiterste grens van draagkracht
bij de belastingen reeds is bereikt.
De belastingbetalers zullen dit niet
tegenspreken; maar ook cle rijksambte
naren beliooren daartoe; ook zij worden
aangeslagen in de belastingen, naar den
zelfden maatstaf als de andere burgers:
welk verschil is er voor hen tusschen een
vermindering van hun tractement en
een verhooging, tot een gelijk bedrag,
van hun aanslag in de belastingen?
Met andere woorden: de
rijksambtetenaren gaan evenzeer als alle andere
burgers gebukt onder de hooge be
lastingen; wanneer de Regeering meent,
dat van de burgers in het algemeen geen
hooger belastingen kunnen worden
geeischt, zonder dat hunne materieele be
staansmogelijkheid te zeer wordt aan
getast, waarom wil zij dit dan wel doen
bij die eene categorie van burgers, die
door de rijksambtenaren wordt ge
vormd?
Zoo het Rijk zich niet gerechtigd
acht van het inkomen der burgers in
het algemeen meer op te eischen, dan
thans reeds geschiedt, jvaarom is het
dan wél geoorloofd een bepaalde cate
gorie van burgers, n.l. de rijksambte
naren, meer te laten betalen dan zij
nu reeds doen ten bate van 's Rijks
schatkist?
Want zóó zullen de ambtenaren de
voorgenomen tractementsverlaging ge
voelen: niet als een verlaging, die billijk
en dus noodig is geworden, omdat de
kosten van het onderhoud van hun ge
zin aanmerkelijk zouden zijn gedaald,
maar als een bijdrage, die allén van
hen wordt gevraagd, opdat er een slui
tende begrooting kan komen.
Allén Van hen daar zit hem de
kneep.
Over het geheele stel van bezuinigings
maatregelen zal men eerst kunnen
oordeelen, wanneer de Regeering hare
plannen volledig heeft medegedeeld.
Eerst dan zal men weten, of ook op
andere voorwerpen" (dan de ambtena
ren !) krachtig is bezuinigd".
Eerst dan zal men kunnen nagaan, of
de Rcgeering ook naar bezuiniging wil
streven door wijziging van de wetgeving;
immers, een groot deel van 's l.ands
uitgaven vloeit voort uit wettelijke rege
lingen.
Maar wat daarvan ook moge blijken,
reeds nu staat vast, dat de regeering
een deel van het tekort zal willen aan
zuiveren door verlaging van de tracte
menten der Rijksambtenaren.
Er is geenjeden voor deze categorie
van burgers een uitzondering te schep
pen, zoo de toestand van 's rijks fi
nanciën het noodzakelijk maakt, van
alle Nederlanders een otfer te eischen.
Indien het dus, wanneer alle uit
gaven tot het strikt noodige beperkt zijn
en onder dat strikt noodige verstaan
wij ook een behoorlijke bezoldiging van
een tot het strikt noodige teruggebracht
ambtenarencorps indien het dan nog
niet mogelijk blijkt, de uitgaven door
de inkomsten te dekken, zullen ook de
ambtenaren het hunne er toe moeten
bijdragen om het lek te stoppen.
En zij zullen er dus in moeten berus
ten, dat er zelfs van hun strikt
noodige" tractement nog iets afgaat,
wanneer: 1°. geen andere middelen tot
bezuiniging meer kunnen worden aange
wezen en 2°. ook van de overige burgers,
van de menschen uit het bedrijfsleven,
een extra-bijdrage tot leniging van den
iinancieelen nood wordt geheven.
De ambtenaren zouden zich dan
echter vermoedelijk geen
tractementsverniindering behoeven te getroosten,
die hun het vijfde van hun salaris ont
neemt; wanneer van de menschen uit
liet vrije bedrijf een extra-belasting
Hij zegt:
Om half negen 's avonds gaan wij onzen
ouders goeden nacht wenschen en wij'komen
de werkkamer van mijn vader binnen die
met een boek ter hand op den grooten divan
ligt, en, goed van humeur, met ons verstop
pertje begint te spelen. Hij doet alsof hij bang
is en in eer, donkeren hoek iets opmerkt wat
niet pluis is. Maar wij houden hem stevig
bij de handen, en als hij plotseling naar boven
vliegt, de trap op, naar de groote zaal, gaan
we hem achterna en wij jagen elkander om de
groote tafel heen totdat hij ons in zijn armen
neemt en voor het raam blijft staan kijken
naar den wonderen Feiiruafi-nacht. Het is
helder weer buiten, er komt een onweerstaan
bare lust in ons op om naar die reine sneeuw
van het bosch te gaan kijken, en den blauwen
wolkeloozen hemel direct boven ons hoofd te zien.
- Maar moeder wil wel dat vader mij
meeneemt, het zus je echter moet thuis blijven'.
Wij kijken naar de lucht en vader noemt mij
de sterren die hij kent.
- Door de sneeuw gaat een eng pad naar het
dorp van Jasnaïa Poliana. Aan het eind woont
een oude boer, Osip, die op een kleine hoogte
zijn plaats heeft ingenomen om bij maannacht
op hazen te schieten.
-- Hij is blij dat we er aan hebben gedacht
hem een bezoek te brengen, wij maken een
praatje met hem en hij spreekt ons over zijn
leeftijd, en over de jacht. Dan ga ik naar huis
en naar de gouvernante die op mij heeft ge
wacht. Onder het inslapen hoor'ik
pianoaccoorden die mij wondereu- voorkomen van
mysterieuse liefelijkheid en die mij opvoeren
in een andere wereld. Het is mijn vader die,
thuis gekomen van zijn wandeling, harmoniën
improviseert om het genot van den mooien
avond te verlengen.
Er was voor afwisseling gezorgd.
Het jacht vermaak werd voor de lic e re n op
werd gevorderd, die gelijk stond met het
vijfde gedeelte van hun inkomen, zou
de opbrengst van deze belasting, te
zamen met de som, die uit werd ge
wonnen door de
tractementsvermindering, wel meer bedragen dan noodig
is om het tekort te dekken.
Voor zulk een extra-belasting, die
zou moeten verminderen of geheel ver
vallen, wanneer er betere tijden aan
breken en allerlei bronnen van 's rijks
inkomsten ruimer vloeien, schijnt de
Regeering echter terug te deinzen.
Maar wél acht zij het gerechtvaardigd
het inkomen te verminderen van de
ambtenaren, die toch, evenzeer als
een groot aantal menschen uit het be
drijfsleven, reeds de grootste zorgen
hebben om rond te komen.
Het is kwalijk te begrijpen, waarom
het eene wél mag en het andere niet.
En wij zijn dan ook benieuwd naar de
argumenten, waarmede de Regeering
den ingrijpenden maatregel zal verde
digen, die thans bij haar alleen nog in
ernstige overweging" is, maar waarvan
men moet vreezen, dat hij straks door
haar zal worden voorgedragen.
Reeds nu hebben hare plannen in
de ambtenaarswereld groote beroering
gebracht. Wanneer over eenige weken
het volledige financieele hervormings
programma der Regeering bekend is
geworden, zal er vermoedelijk ook in
andere kringen dan die der ambtenaren
beroering komen. Vooral wanneer het
gerucht waar mocht blijken, dat de
Katholieke Staatspartij in ruil voor haar
steun het prijsgeven van den vrijhandel
heeft bedongen.
Wij gaan bewogen tijden in de
Nederlandsche politiek tegemoet. Er is storm
op til.
KERNKAMP
imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMitiiifitu
OUD BATAVIA ')
Onder dezen titel is door het Bataviaasch
Genootschap van Kunsten en Wetenschappen
een gedenkboek uitgegeven bij gelegenheid
van het driehonderdjarig bestaan der hoofd
stad van Nederlandsch Indië. Bij gelegenheid,
maar niet tegelijk met de stichtingsherden
king der stad. Want, zooals ieder schooljon
gen weet, is Batavia den 30 Mei 1619 door den
gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen ge
sticht en dus viel het jubileum nu vier jaar
geleden. Het is destijds dan ook zoowel in
Nederland als in Indiëherdacht. Maar het
gedenkboek bleef achterwege door de tijds
omstandigheden, die inderdaad onmiddellijk
na den oorlog ook alles behalve gunstig waren
voor zulk een jubileumsuitgave. Maar van dat
uitstel is geen afstel gekomen en zelfs' heeft
dat uitstel een bepaald voordeel gehad: nu
men aan geen termijn meer was gebonden,
kon men het gedenkboek ook zoo grondig en
degelijk en ook zoo uitgebreid maken als men
verkoos. Wij hebben eenige ervaring van
gedenkboeken en kunnen ons dus indenken
in de zwarigheden, die men in Batavia met
dit boek heeft ondervonden.
1) Ond-Batavia. Gedenkboek uitgegeven
door het Bataviaasch Genootschap voor
Kunsten en Wetenschappen, naar aanleiding
van het driehonderdjarig bestaan der stad
in 1919. Batavia, G. Kolff & Cp., 1922,
2 dln.
En nu had het bestuur van het Batavi
aasch Genootschap nog n groot voorrecht;
het had slechts met n auteur te doen, met
den bekenden oud-landsarchivaris, dr. F.
de Haan, die ook in Nederland welbekend en
welbefaamd is door zijn veelvuldige histori
sche studiën over Indië. Hem was opgedragen
het gedenkboek te schrijven; maar toen het
boek niet in het jubeljaar zelf kon worden
uitgegeven, kreeg hij de voor een auteur zoo
zeer gewenschte vrije hand om dit gedenk
boek te maken tot een volledige geschiedenis
van Batavia. Wat hij in een lange reeks van
jaren door onderzoek van documenten en ook
van de topographie van het oude gedeelte der
stad zelf had gevonden en vastgelegd, kon
hij in dit gedenkboek opnemen en zoo een
naar alle zijden afgeronde geschiedenis van
Batavia schrijven, die meer waarde héft
dan een gelegenheidsgeschrift alleen.
Zoo kwam het lijvige boek ,,0ud Batavia"
tot stand, waarvan men zich alleen kan ver
wonderen, dat de naam van den auteur niet
op den titel staat. Die naam staat nu min of
meer weggestopt in de voorrede. Maar hij
behoorde naast dien van het Bataviaasch
Genootschap op het titelblad te staan; zoo
is het de goede gewoonte en aan dr. de Haan
is toch wel onrecht gedaan, dat die goede
gewoonte hier niet is gevolgd.
De geschiedenis van oud Batavia wordt
hier van verschillende kanten bezien en in
zijn verschillende onderdeelen beschreven.
Naar recht en rede vangt het boek aan met een
verhaal van de stichting der stad, waarop dan
de geschiedenis van Batavia tot den dood van
Coen in 1029 en de ontwikkeling der stad tot
1650 volgen. Daarna wordt de historie meer
topographisch-beschrijvend. Eerst wordt de
vorming en de geschiedenis van het vermaarde
kasteel van Batavia beschreven, den zetel van
de hooge regeering, waar alle draden van admi
nistratie, justitie en commercie samenkwamen.
Daarbij sluit zich aan een hoofdstuk over
muren en poorten, over het zoogenaamde
Vierkant, over den Boom, de afsluiting der
haven, verder over grachten en straten.
Dan worden de openbare gebouwen be
schreven, vervolgens de Compagnies werk
plaatsen, markten en pakhuizen. Dan komen
de voorsteden en buitenwijken aan de beurt,
waarbij uitvoerig aandacht is geschonken
aan Weltevreden. Vervolgens wordt de suiker
en arakindustrie behandeld, waarbij Meester
Cornelis en de omstreken ter sprake komen.
Dan wordt de bevolking in verschillende hoofd
stukken beschreven, de slaven en de
inlandsche bevolking, de vreemde oosterlingen, ten
slofte de Mardijkers en Mixtiezen.
Het tweede deel begint met een hoofdstuk"
over de Europeesche burgerij van het oude
Batavia en gaat vervolgens voort niette spre
ken van haarhuizen en meubelen en haar leef
wijze. Dan wordt verder het maatschappelijk
leven behandeld, huwelijk en begrafenis en de
daaraan verbonden plechtigheden, de maat
schappelijke omgang en zijn vormen, ten
slotte de vermaken der burgerij. Een hoofdstuk
is gewijd aan kerk, school, wetenschap en
drukpers. Eindelijk worden de algemeene
stedelijke zaken behandeld, de sanitaire toe
stand en de statistiek van de oude stad, om
te besluiten met een hoofdstuk over Batavia
als handelsstad.
Men ziet, dat het oude Batavia wel van alle
zijden wordt bekeken en dat het het boek van
dr. de Haan niet aan veelzijdigheid mangelt.
Daarbij moet worden opgemerkt, dat dr. de
Haan bij verschillende onderwerpen al ver
tellende allerlei te pas brengt, dat wel niet
rechtstreeks Bataviasche geschiedenis is,
maar er toch nauw verband mede houdt. Zoo
vindt hij gelegenheid om in de geschiedenis
van het kasteel heel wat in te vlechten over
de regeering van Indië, vooral over de
regeeringspraktijk. Zoo wordt in de geschiedenis
van het stadhuis allerlei ingeweven over het
bestuur en vooral over de rechtspraak in
Batavia, dat voor de historie der lijfstraffe
lijke rechtspleging van groot gewicht is.
Misschien gaat de schrijver daarin soms te ver
en geeft hij wat al te vaardig toe aan de zucht
van iemand, die veel heeft gelezen en veel
gehoord, om daarvan ook veel te verhalen.
het land een hartstocht, de kinderen, op hun
kleine paardjes deelden daarin.. Men maakte
uitstapjes, bracht bezoeken en ontving ze weder
terug. Het werk werd daarom niet vergeten.
In 't eerst was het voor den vader het lite
raire werk, een vervolg op den scheppingsdrang
van Oorlog en Vrede, van Anna Ka re n i n.
Als de bladzijden vlot werden geschreven, dan
was er vreugd in de familie. Gelukten ze niet
dan was In-1 of een wolk het licht onderschepte,
want de vader sleepte den huiseltjken kring
mee. Zijn levenskracht gaf den toon aan.
Zouais het gaat bij die bewoners van het
land, het huis was dikwijls vol gasten. Daar
waren er bij tegen wier komst men opzag,
daar geen vroolijkheid en geen beweging in
was te krijgen. Men was gelukkig wanneer
ze er niet waren en werd gelukkig wanneer ze
heengingen. Het geluk over hun verdwijnen'
werd bij de Tolstoï's ceremonieel aangeduid
daar een Afrikaansche feestdans die uit
Numidiëafkomstig heette.
De vader daiiste voor, plechtig hief hij zijn
rechterhand omhoog tot boven zijn hoofd en
maakte zijn passen, na hem volgden de vrouw
?de* huizes en allen die inwoonden n voor
'éwi. tot de gouverneurs en gouvernantes en
de bonnes toe. Zij bewogen zich in al sneller
tempo om de lange tafel van de groote eetzaal
totdat ze er genoeg van hadden, maar het
huis was gereinigd.
Het was de moeder die op orde hield en aan
't werk.
Zij zorgde voor het huishouden en voor de
kinderen. er zijn er zestien geweest en er
bleet een tiental, zij paste op in ziekten, maak
te de gewone kleedingstukken, w'ist de in
komsten te doen strekken voor de uitgaven
wat soms heel bezwaarlijk viel, want het geld
vlood bij tienduizenden roebelsjieen, en ver
meerderde de sommen die inkwamen door
haar eigen werk.
Dikwijls is de zoon getuige geweest hoe zijn
vader de kamer van zijn vrouw binnen kwam
met handschriften die moesten worden
nagezien of drukproeven om te corrigeeren. De
moeder vond alles wat hij vroeg altoos even
goed en bleef voor hem tot midden in den
nacht aan den arbeid. Daarbij hield zij haar
rang op als edelvrouw.
Tolstoïheeft haar bijzonder lief gehad.
Korten tijd na zijn huwelijk schreef hij aan
i-e n vriend: ,,Ik ben gelukkig. Ik ben zoo ge
lukkig dat mijn geluk niet met dit leven kan
eindigen". Hij wilde zeggen dat het de grenzen
van de wereld te buiten ging.
Zij van haar kant bewonderde haar echt
genoot: om zijn groote eigenschappen, Van
hem heeft zij gezegd: Er li.et zoo iets
verstandigs en goeds in zijn aard, daarbij komt het
kinderlijke en het niet willen opgeven wanneer
eenmaal een weg is ingeslagen, maar die ge
voelens worden bestraald door een gloed van
meegevoel voor allen. En vergeet niet zijn oog
dat onmiddellijk de zie! treft. Er is maar een
man die dat heeft".
Natuurlijk bij het samenleven, ook in de
eerste vijftien jaren toen zij in goede harmonie
naast elkander gingen, zijn er min of meer
heftige oogenblikken geweest in hun ver
houding! Dan kwam de hartstochtelijke na
tuur van den man in botsing met de even
wichtige gezindheid van zijn vrouw en zij wilde
niet dadelijk wijken.
De zoon vertelt ons uit zijn kinderjaren dat
hij eens de onaangename" stem van zijn
vader hoorde en er op afgaande de moeder in
tranen vond, zich verdedigend. U moet niet
boos op elkander zijn", had hij toen gezegd.
bij den schoot van zijn moeder schuilend.
Tolstoï's gezicht en stem waren op eenmaal
veranderd: ,,Gezegend degeen die verzoening
prediken !" liet hij hooren. cu van twist was
IT geen spoor meer.
De grond waarop de betrekking tusschen
Tolstoïen zijn vrouw was gebouwd is dezelfde
gebleven, maar de omstandigheden zijn ver
anderd, sinds hij zijn grooteren werkkring
aanvaardde en een innerlijke hervorming in
Rusland wou teweeg brengen. Maar hij begreep
hoeveel hij aan haar had te danken, hoe hij
naast haar de rust had gevonden in de jaren '
van gisting, hoe zij hem de gelegenheid had
gegeven om zijn natuur in haar brrcdeu aanleg
te ontwikkelen.
Weet ge wat de groote prikkel is geweest
van uw vader?" vroeg Mevrouw Tolstoïeens
aan haar zoon. Ijdelheid".
Wie zal een oordeel willen uitspreken !
Ijdelheid, en alle vormen waarin ijdelheid
zich uit, is zeker een prikkel voor groei.
Laat ons hiernaast plaatsen het gezegde
van den vader na een diepgaande oneenigheid
met zijn echtgenoote uit de allerlaatste jaren
van zijn leven.
De twist was zoo hoog ge'.oopen dat Mevr.
Tolstoïhet geschikter vond cenipe dagen bij
vrienden op hun landgoed door te gaan bren
gen. Maar hoe kon de huisvrouw lang van
huis blijven !
Op het bericht van haar terugkeer begon het
gezicht van Tolstoïte stralen. De zoon was
getuige van het weerzien.
Toen ge mij hadt verlaten, is alles om mij
heen duister geworden. Nu zijl ge terug, en
ziet opnieuw: het licht !"
Dat was de uitroep van den ouden man.
Laat ons hem enkele oogenblikken volgen
op den nieuwen weg dien hij is opgegaan...
B v v A N c K