De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 8 september pagina 2

8 september 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 8 Sept. '23: - No. 2411 RUIZE-RIJMEN OP DEN TWEESPRONG O, KRANTEMAN! * O, kranteman, o, kranteman ! Waar leef je van? Waar leef je van? Je leeft van inbraak en van roof, Gap-waar-je-kunt is je geloof, Je jaagt en jakkert dag en nacht In ne blinde nieuwrjesjacht. Dat brengt je linge sale op straat, Dat kwetst en wondt met hoon en smaad, Dat noemt maar namen, liefst voluit, Of hel-doorzichtig aangeduid Of vrouw of moeder wordt gekrenkt, 't Is NIEUWS! Eendwaas, die verder denkt! Van wien je 't nieuws krijgt, waar en hoe, Dat doet er niet het minste toe, Een klerkje stiekum opgezocht, Een ambtenaartje omgekocht, Een kladje van een brief gejat.... O, helden van het sleutelgat! Ja,'t nieuwste NIEUWS geen doel, dan dat, Nog nieuwer NIEUWS dan 't andre blad... O, knaap, die nog wat worden moet, Onthoud den rauwen regel goed : Wie niets onfrisch' verrichten kan, Wordt nooit een bruikbaar kranteman. CHARIVARIUS Wat dr. de Haan is wel de echte verteller, die zijn auditorium nooit verveelt, maar opgewekt en levendig, hier en daar ook geestig, weet te zeggen wat hij te zeggen heeft.' De historicus van Batavia is zoo gelukkig, dat hij zijn geschiedverhaal kan beginnen met de geschiedenis van de stichting der stad zelf. Dat voorrecht is aan weinig van onze stedebeschrijvers ten deel gevallen. Wie zich herinnert, hoeveel kwestiën verbonden zijn aan de oudste geschiedenis van Amsterdam, zou er toe kunnen komen dr. de Haan te benijden, die de stichtingshistorie van Batavia als het ware in de stukken gereed vond liggen. Of misschien zou hij hem toch ook weer niet daarmede gelukwenschen. In ieder geval blijken er ook in de geschiedenis van de stich ting van Batavia nog kwesties genoeg te liggen, die een nieuw, nauwgezet onderzoek zeer noodzakelijk maakten. Dr. de Haan heeft dat onderzoek niet geschroomd en de resul taten aanvaard, ook al moest hij daardoor dierbare legenden van vaderlandschen hel denmoed verstoren. De legende van de weergalooze dapperheid van Pieter van den Broecke was reeds vernietigd; de waardige man blijkt haar zelf verzonnen te hebben. Maar de geheele belegering van het fort door den vorst van Jakatra blijkt weinig om het lijf te hebben gehad; er is zoo goed als niet gevoch ten en geschoten; mocht een onzer soldaten aanleg voor heldenmoed hebben gehad, dan had hij in ieder geval geen gelegenheid die in 1619 in Jakatra te toonen, Ook de verove ring van Jakatra door Coen blijkt een wapen feit van weinig militaire beteekenis; er is welgeteld slechts n man bij gesneuveld aan onze zijde. Niettemin dr. de Haan wijst er volkomen terecht op de moreele en poli tieke beteekenis van dit feit en van de stich ting van Batavia blijft zeer groot; dat Coen met genialen greep hier den zetel der Indische regeering vestigde, blijft zijn onvergankelijke verdienste. En terecht heeft men dit feit in 1919 herdacht. En niet minder terecht wijdde dr. de Haan aan de geschiedenis van Batavia dit uitnemende gedenkboek. H. B R u G M A N s De politiek van afzijdigheid t.o.v. van de wereldpolitiek, bepleit door wijlen Prof. Struyckenendoor den Minister van Buitenlandsche zaken als een axioma in het Ned. parlement verkondigd, heeft in den lande algemeen instemming gevonden. Slechts sporadisch wordt op andere moge lijkheden gewezen, o.a. in de Groene van 30 Sept. en 4 Nov. 1922 door den heer Posthumus Meyjes, en thans door den heer J. A. F. Mörzer Bruyns in een brochure getiteld Het verloren element in het wereldbestuur en het einde van den chaos. 1). Welken weg de geachte schrijver op wil, dat blijkt reeds uit den aanhef van het ge schrift waarin hij zegt dat enkele staten door den grooten druk van buiten worden gefor ceerd en geleid, aansluiting bij elkaar te zoe ken, met name de Scandinavische staten, Nederland, het Britsche Qemeenebest en Amerika". De schrijver licht dit in hoofdzaak toe op gronden van historischen en ietwat theoretischen aard, en daarom betwijfelen wij of hij er met dat betoog in zal slagen, zijne tegenstan ders en die zijn in een verpletterende meer derheid tot zijn standpunt over te halen. Dat moge voor hem ontmoedigend zijn, maar het woord van Spencer majorities are generally in the wrong" kan hem eenigen troost bieden. De reden waarom de wereld in chaos ver keert, geeft hij als volgt aan: Er bestaan bij de menschheid sinds onheuglijke tijden twee concepties van een z.g. Heilwereld". De eene wordt in onze dagen met een zekere min achting wel genoemd de,,K.uddeconceptie,"de menschheid een kudde, boven die kudde een pyramide van meerderen, uitloopende in n mensen. Autocratie. De een boven den ander. De andere staat voor algeheele gelijkheid van alle menschen. De Broederschapsconceptie." Democratie. De een naast den ander. Deze beide meeningen zijn totaal tegenovergesteld, zij groeiden uit gelijk met den groei der menschheid en waren steeds gedoemd te eeniger tijd te botsen, aangezien het even onmogelijk is hen tot elkaar te brengen, als het onmogelijk is een vertikale en een horizontale lijn te doen samenvallen. De eene is de leer van Ongelijkheid". De andere de leer van Gelijkheid". Het leven van de eene conceptie beteekent niets meer en niets minder dan de dood van de andere. In 1914 begon de groote botsing, de ruk naar de leer van Ongelijkheid". De Centralen, de z.g. auto cratische naties de Ongelijkheidsmannen tegen de Geallieerden de Gelijkheidsmannen De wereld verdeelde zich scherp in twee kampen, die nog bestaan, en zal verder verdeeld blijven, schom melende van rechts naar links en van links naar rechts en onafwijsbaar te gronde gaan als geen systeem gevonden wordt, dat beide partijen bevredigt en tot n weet te brengen, een systeem dus dat boven beide overtuigingen uitgaat. De ongelijkheid der menschen en rassen is een feit. De grootste Bosjesman of Papoea bezit niet de capaciteiten van de grootste blanken zooals Hugo de Groot, Lincoln of Napoleon. Dat is een eeuwige waarheid, en alle systemen die daarvan uitgaan, zijn goed, hoewel eenzijdig. Het systeem van gelijkheid is in den grond van godsdienstigen aard: wij zijn allen kinde ren van n vader. Ook dit is een eeuwige waarheid, maar ook de daarvan uitgaande systemen zijn eenzijdig. De schrijver wil dus een derde systeem, dat van Tolerantie. Terwijl de Centralen het ongelijkheidssysteem aan de wereld wilden opdringen, maken de overwinnaars thans dezelfde fout met het opdringen van de tijdens den oorlog verkondigde tegenovergestelde denkbeelden. De Volkenbond is daarvan een manifestatie. Een ruk naar links, zegt schr., en dan gaat hij voort Elk bestuur behoort beide elementen in zich te ver eenigen, Iaat staan het wereldbestuur. Beide elemen ten hebben evenveel recht van bestaan, wegen precies even zwaar, zijn beide broodnoodig en moeten in evenwicht zijn. De combinatie van beide waarheden moet worden teweeggebracht. Om menschen of vol keren tot gelijken te bombardeeren, die tot nu toe ongelijk zijn, is verkeerd. Het volkerenverbond moet worden een Broederschap met ascendentie met ongelijkheidserkenning. Eerst dan ontstaat het stre 1) A. W. Sijthoff's Uitgevers-Mij., Leiden. ROOKT Si-FA-Ko's El Gusto" SUMATRA 10 cent Jozef Israels" VORSTENLANDEN 8 cent AMSTERDAMSCH HANDWERK. Verkrijgbaar bij alle voorname Sigarenwinkeliers. DE JONGELING, DIE WILDE WACHTEN Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan [iiiiiiiiimmi' iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiuiiiiiiiiiiiii ven opwaarts in harmonie en door wijsheid geleid en kan werkelijke gelijkheid worden bereikt. Laten wij ons den bestaanden Volkenbond (dus die van Genève) eens een oogenblik voorstellen met Macht". De kwaliteit van den Bond zou dan gelijk zijn aan die van het gemiddelde van de Staten, die hun afge vaardigden zenden; en aangezien een aantal minder ontwikkelde Staten reeds lid van den Bond zijn en nog meer het zullen worden, zou dit het algemeen peil van de kwaliteit zoo drukken, dat wij achteruit in plaats van vooruit zouden gaan, naar omlaag in plaats van hoogerop. Het grootste gedeelte van het Oosten denkt nog eenzijdig Ongelijkheid". Het Oosten dringt hevig naar voren in deze dagen, omdat het blanke ras zich in oneenigheid bezig houdt met het verwoesten van zich zelf. Wanneer een groot aantal Oostersche Staten leden van den Volkenbond worden, dan kan men voor uit zeggen dat langzaam maar zeker het aantal stem men voor Ongelijkheid de overhand krijgt en dat het op zoo'n manier geen verrassing mag baren als op wetti gen weg b.v. de slavenhandel weer onder protectie zou komen, de positie van de vrouw weer ging ver minderen enz. Deze Volkenbond dus in dezen eenzijdigen toe stand met Macht" gedacht, moet de wereld ach teruit brengen. Dat dit lichaam, dat op zulke hooge (eenzijdige) principes staat, toch nog nut doet, zal zeker het gevolg zijn van de persoonlijke kwaliteit van de leden en juist omdat het geen macht heeft. De Bond zou er heel anders uitzien als er afgevaardigden in zitting hadden, hoofden van politieke partijen, die de belofte aan hun kiezers moesten zien waar te ma ken. In 't kort de'e Bond is nooit het middel om r:it den chaos te geraken Daarom wil schr. een kleineren Bond zien opgericht, een bond, die wel gezond, ja aanstekelijk gezond is" en dat is dan de Bond waarvan in den aanhef der brochure wordt gesproken. Nederland, zegt hij, heeft een posi tie waardoor het een grooten dienst kan be wijzen aan heel de menschheid. En hij zou Nederland, de Scandinavische landen en Amerika willen zien deelnemen aan de Brit sche Imperial Conference die dezen herfst zal worden gehouden, en dat wel op grond van allerlei moreele en idealistische motieven. Hoe die deelneming aan een dergelijke confe rentie, die echter specifiek Britsen is, zou kunnen worden verwezenlijkt, daarmede breekt de schr. zich het hoofd niet: c'est une qtiestion de détail! De schrijver, die gaarne in hoogere sferen zweeft en daar is hij niet minder om ! Het eenige wat hij verzilverd krijgt zijn z'n haren en baard DEGRUYTER&Co DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein zal echter naar de aarde terug moeten. En het is te vreezen dat, wanneer hem werd opgedra gen stel nu eens het ondenkbare geval dat Nederland, als geheel, met hem meeging de zaak in elkander te zetten, hem dan van den kant der Britten allicht tegemoet zou ge voerd worden dat men Amerikanen, Scandinaven en Hollanders geen medczeggingschap in rijksaangelegenheden kan geven en dat zij op de conferentie niets te maken hebben. Afgezien van de ontstentenis van practische overwegingen en van het utopistische dat aan schrijvers denkbeelden eigen is, ver dient de brochure toch veler aandacht, al was het alleen maar hierom, dat zij aan het Nederlandsche volk een roeping voorhoudt. Te dikwijls toch kan men ten onzent een gevoel van machteloosheid en van kleinmoedigheid constateeren. Maar dat Nederland wel degelijk vatbaar is voor hetgeen op geestelijk gebied ligt als tegengesteld aan het uitsluitend materieele - is onlangs wel gebleken bij het jubileum van het A.N.V. Daar betrof het niet dividenden, olie, rubber en suiker, maar geestelijke waarden, en het bleek duidelijk genoeg dat ons volk niet geneigd is, bij de pakken neer te zitten, maar zoekt naar een roeping, naar self-tissertiun, en dat is een teeken van een krachtig nationaal leven, Het is ons al jaren voorgehouden" zegt ASTRONOMISCHE-fRAGMENTEN 12. door AËROBATES. GREPEN UIT DE MYTHO LOGIE DER ZON De geschiedenis van bijna alle volken is in haar oudste tijdperken doorweven met de, tot legenden en mythen verheven, gedachten over het ontstaan, de beteekenis en den in vloed van onze groote licht- en warmtebron; ja, men kan gerust zeggen tlat de geheele wetenschap haar basis heeft in de mythologie der zon. Haar invloed kan tot in de tegen woordige tijden worden nagegaan en vele van onze gewoonten en gebruiken zijn zonder dat wij er ons van bewust zijn restantjes zonne-mythologie of zonne-aanbidding. Dit is niet te verwonderen. John Fiske, een Amerikaansch geschiedschrijver en wijsgeer heeft reeds in zijn Outlines of cosmic philosophy" (1875) gezegd dat alles op onze aardt' differentiated sun-shine" is. Dit werd gezegd op een tijdstip waarop wij, wetenschappelijk ge sproken, zoo goed als niets van de zon wisten. Nu, bijna een halve eeuw later, kunnen wij de bewering van Fiske ten volle onderschrijven, ja wij voelen ons het moge wat zonderling klinken meer dan de primitieve volken ge rechtigd de zon te aanbidden als opperste weldoenster en gelukaanbrengster. Die vol ken deden dat intuïtief; zij aanbaden de zon ge personifieerd als dier of mensch en konden hun zonne-dienst slechts grondvesten op de waar neming van dagen en seizoenen en op de zonnebestraling (licht en warmte) w haar «eheel. De tegenwoordige mensch daarentegen zou ze kunnen grondvesten niet op intuïtie, maar op positieve kennis. Hij heeft den aard en het ver mogen van het zonlicht reeds tot in de kleinste bijzonderheden onderzocht;de natuurkundige, scheikundige, plantkundige en sterrenkundige, zij zouden u allen den lof van den gedifferentieerden zonne-schijn kunnen zingen. Maar zij zouden u tevens vertellen van het uitge breide arbeidsveld dat, vooral op het gebied der warmte-straling, nog onontgonnen vóór hen lig*. Elk detail-onderzoek kan echter ten slotte voeren tot een vergrooting van het geluk der menschen; is het dan zoo vreemd dat wij ons niet zouden behoeven te schamen voor een bewuste zonne-aanbidding? Voor de Ouden was de zon natuurlijk niet veel meer dan het onbegrepen, ontzag wek kende hemelwonder dat hen leven deed; haar dagelijksche loop aan den hemel en vooral haar verdwijnen, eiken avond, in den Weste lijken oceaan, werd de bron van een eindeloos spel van verbeeldingen, voerende naar afge bakende zonnemythen en ten slotte naar meer dan n volledig zonne-epos. In het spel der verbeeldingen was de zon altijd een persoon, een reus op marsch, een worger van de slangen der duisternis, een strijder met wolken en winden, wiens licht schuil kon gaan in de ver warring van hun sombere sluiers. Hij was beurtelings vriend der menschen en hun vijand. Zijn loop was nu eens vol schittering en vol weldaden, dan weer grillig en droef geestig; zijn stralen waren gouden lokken, lichtende gewaden, lansen en speren. In de latere Indische, Perzische en Hcbreeuwsche mythen werd de zon bijna altijd met een snel dier of een groep van snelle dieren vereen zelvigd. Bij de Indianen van N. Amerika was zij bijna altijd de groote witte haas," in de IJslandsche Veda wordt van haar gesproken als van de snelle looper"en van het paard"; bij de Grieken wordt zij vereenzelvigd met een groep paarden, een voorstelling" die men o.a. gebeeldhouwd kan zien boven den ingang van de linprimerie Nationale te Parijs. De vleugels zinnebeeld der snelle vlucht -konden natuurlijk niet uitblijven; Assyrische en Egyptische monumenten vertoonén een gevleugelde zon. Van de vleugels naar den vogel, il n'y a qu'un seul pas". De vogel van den dag is moe geworden en in zee gevallen", zoo heette het van den zonsondergang. Het verdwijnen van den rooden bol onder de kim en het weder verschijnen den volgenden dag was liet groote mysterie. Nu eens weder geloofde men dat de in zee gevallen zon telkens ten prooi viel aan een geweldig monster dat haar 's morgens weer uitbraakte (is Jonas' avon tuur met den walvisch een restje zonnemythe?) dan weer onderstelde men dat de zonnegod in zijn boot over den, zich ook onder de aarde uitstrekkenden, hemcl-oceaan zeilde. Ongetwijfeld herbergt ook de ingewikkelde godenleer der Grieken zeer veel overblijfselen van oude zonne-mythcn. Men heeft wel eens gezegd dat hun mythologie in haar opeenvol gende reeks van heerschende goden de evolutie weergeeft die de aanbidding der natuurkrach ten opgevoerd heeft tot de aanbidding van de macht van den menschelijken geest. Wie dit te sterk uitgedrukt moge vinden, zal toch niet kunnen ontkennen dat deze mythologie de volledigste, de meest artistieke en door haar schoonheid de langst levende genoemd mag worden. De zonne-mythe neemt er, zonder twijfel, een overheerschende plaats in; en als men voortdurend het verschijnsel der dag- en nachtwisseling voor oogen houdt en bij het schijnbaar overdrevene of absurde zijn geloof in den ernst der bedoelingen niet verliest, dan is het kennis nemen van deze oude (ïrieksche voorstellingen, dichterlijk en kunstzinnig als ze zijn, ook voor den niet klassiek" opgevoeden mensch een bron van genot. De mythologische verhalen zelf mogen bij den ontwikkelden lezer grootendeels bekend ondersteld worden; minder bekend zijn echter de pogingen, door enkele onderzoekers gedaan, om vele verhalen, waarbij dit niet onmiddellijk voor de hand ligt, als zunne-mythe op te vatten. Zoo geeft bijv. volgens Murray (Mantiel of Mythology) het verhaal van het discus-spel van Apoilo en Hyaciiithus en het noodlottige verloop daarvan, de verantwoor delijkheid der zon voor den wisselenden bloei en het afsterven van het leven in de natuur. De schijf van den zonnc-god Apoilo doodt (verschroeit) tegen zijn bedoeling het jonge leven, dat hij lief heeft en dat hij, in droefheid over zijn daad, als een mooie bloem doet her boren worden. Zoo kan men uit de legende van Sisiphus, die eiken dag met veel moeite een zwaren steen naar den top van een heuvel moest rollen om dat deze, op het hoogste punt aangekomen, onmiddellijk weer omlaag rolde, eenvoudig een zonne-mythe lezen; de zon klimt, als een groote bal eiken dag moeizaam naar liet hoogste punt van haar dagboog, om dadelijk na het bereiken daarvan, weer. naar den horizon terug te keeren en eiken volgenden dag haar zware taak opnieuw op zich te nemen. Zoo kan ook Ixion, vastgebonden op het eeuwig wentelende rad, het beeld zijn van den dag- en nachtboog der rustelooze zon. En zelfs Tantalus, wiens naam met de evenwichtige" het best vertaald schijnt te zijn, wordt door sommige schrijvers vereen zelvigd met de zon; een der legenden, die be trekking op zijn kwellingen hebben, vertelt hoe hij midden in de lucht zwevende werd gehouden, in voortdurende dreiging verplet terd te worden door een grooten'steen, die op eenigen afstand boven zijn hoofd bleef zweven, als het beruchte zwaard boven het hoofd van Damocles. Daar de Ouden zich de zon en de aarde door een ketting verbonden dachten, zou men in deze voorstelling van Tantalus een zonne-mythe moeten zien. Dit is natuurlijk een zuiver persoonlijke opvat ting, evenals de meening dat zijn water-kwel ling het beeld van een zonsondergang zou zijn en zijn maaltijd met Zens een beeld van het rijzen der zon van onze aardsche gebieden naar de woningen der opperste goden. Door de geheele Grieksche mythologie kunnen wij de zonne-figuren in dichterlijke verhalen aantreffen; Helios, wiens kudden niet door de tochtgenooten van Odysseus geëerbiedigd werden, Phoebus Apoilo, dien Daphne, godin van den dageraad tevergeefs tracht te ontvluchten en die, wegens het dooden van een der bliksem-smeders, uit den Olympus verstooten, in ballingschap de kud den van Admetus moest hoeden. Een Engelse!? onderzoeker meent dat Admetus een andere naam is voor Hades, den god der onderwereld en dat het verhaal daarom een treffend beeld geeft van den nacht, de reis van de zon naar de onbekende gebieden onder de aarde en den oceaan. Helios en Apoilo zijn schitterende verschij ningen; zij kunnen leven scheppen en ver nietigen en zij bezitten wapens, die niet ver nield kunnen worden. Zij kunnen geluk aan brengen en leed, gezondheid en ziekte, vreugde en teleurstellingen. Andere eigenschappen der zon vindt men aanwezig in den persoon van Hercules; in hem is gekarakteriseerd der zonne vaste dagtaak en de plicht niet af te wijken van een voorgeschreven weg. Hij heeft, als zij, een leven van eindeloos zwoegen vóór zich, waaraan hij zich niet kan onttrekken. Nergens vindt men den voortdurenden, meest al ondank oogstenden, arbeid der zon beter gekenschetst dan in de reeks fragmentarische legenden, die den persoon van Hercules omrin gen. Zijn strijd tegen de slangen heeft, evenals die van Apoilo tegen den Python, de betee kenis van de overmeestering van het nachte lijke duister door den apostel van het licht. Stellen de 12 daden van Hercules niet de verrichtingen der zon voor in de 12 maanden van het jaar? En beteekent zijn huwelijk met Hebe, dat daarop volgde, niet de vernieu wing van het jaar? Kan men in de huid van den Nemeïschen leeuw niet de ijle wolkenflarden zien, die de zon doorgaans omhullen, als zij omhoog stijgt uit de dampige schemering? En is het verhaal van zijn dood niet een dich terlijke beschrijving van een mooien zons ondergang? De geheele kleuren-rijkdom van den avondhemel ontrolt zich voor ons oog als wij lezen hoe de held den vergiftigden mantel beeld der lage wolken boven de kim tracht af te werpen. Wij zien de onmeedoogende wolkenflarden zich, als het ware, aan de zon vastklampen en zich vermengen met haar laatste stralen; dan is de stervende held nog even zichtbaar door de wolken-openingen, maar zijn lichaam is reeds verscheurd en zijn lichtende gestalte gaat in een algemeenen gloed ten onder. De Grieksche zonne-mythologie is het schrijver, dat een klein volk toch groot kan zijn. Die grootheid bestaat als wij weer ge willig zijn in het opofferen van onze staat kundige afzijdigheid. Wij kunnen dit nu nog doen, niet door nood gedwongen en zonder schaduw van achterdocht, maar uit een betrekkelijk welvarende en machtige positie, waardoor deze daad hare volle inoreele waarde en macht zal behouden De Vaderen ston den in 1579 voor een dergelijk geval, toen zij de Unie van Utrecht sloten en zich van Pro vincialen tot Vaderlanders verhieven". Op deze laatste bewering moge nogal wat af te dingen vallen, toch was het provincialis me van na 1579 anders dan daarvóór. Maar zeker is het dat Nederland thans nog uit eigen vrijen wil zou kunnen handelen. Later, wanneer ejm andere catastrofe uit breekt, zal het te laat zijn, en dan komt dwang van buiten. Op den tweesprong.... inderdaad. H. D u N L o P iiui UMI m i u "mi JAC. URLUS HAVANA 19 Ct. SIGAAR blij HAlïlllKSCoJenbfandlpl.Uiiistelstr mi iiiiiiimiiiiiiiiiliiiiiimimmmimiiiimiiiiiiimllimmiiiimimii n spreekt vanzelf weerspiegeld in de legenden der Romeinen. De Zonne-god verrees daarin eiken morgen uit de Oostelijke zee om met zijn met vier paarden bespannen wagen zijn rit langs den .hemel aan te vangen. Jn de namen der paarden leest men de vier verschillende fasen van dezen dagelijkschen tocht; Erythous is het beeld van den rooden zons-opkomst, Acteon de overheersching van het licht over de nevels van den horizon, Lampos de glorie van de zonne-culminatie, Philogeus het beeld van de ondergaande zon, die de aarde schijnt te kussen en dus lief te hebben. Bij de Skandinavische volken is Thor, de overwinnaar der ijs-reuzen, de voornaamste zonne-god. De zon is tegelijkertijd het oog van Odin en het gelaat van Balder; zij dient Heimdal voor diens regenboog en kan boven dien als een stralende maagd met haar vurige rossen langs den hemel rijden van dageraad tot avondschemering. Bij welke volken men ook op onderzoek uit gaat, overal vindt men de eigenschappen der zon in dichterlijke verhalen terug; in Finland bijv. als de lamp, die licht geeft in de paleizen van Vanna Issa, de opperste godheid en die toevertrouwd wordt aan de zorg van twee on sterfelijke dienaren, een jongeling, de Dage raad en een maagd, de Avondschemering. De Indianen van Noord-Amerika hebben tal van zonne-legenden, waarvan die van den door een jager tevergeefs naar het Westen achtervolgden, rooden zwaan een deibekendste is. Longfellowzinspeelde hierop toen hij in een van zijn Indian poems" een zons ondergang beschreef: Can it be the sun descending O'er the level plain of water? Or the Red Swan floating, flying, Wounded by the magie arrow, Staining all the waves with crimson With the crimson of its life-blood Filling all the air with splendour With the splendour of its plumage? De legende zelve heeft eenige gelijkenis met die van het bezoek van Odysseus aan de Elyseesche velden en dat van Orpheus aan de onderwereld. In alle wereld-deelen ontston den blijkbaar overeenkomstige mythen en dit behoeft ons niet te verwonderen. Overal tracht te de primitieve mensch, onbekend met de natuurwetten, zich het belangrijkste hemelverschijnsel als een menschelijke handeling voor te stellen. Zijn nauwgezette waarneming der natuur voerde hem tot een vergoding van de onbegrepen macht die haar leidde en de ont boezeming daarvan bracht een schat van ver beeldingen, die een bijzonderen glans verleenen aan de, in liet algemeen zoo duistere geschie denis der vroegste tijden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl