De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 8 september pagina 6

8 september 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

:'\5^ "^7 "'"?"?? ^T'''?^" *'^ DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD' VOO»R NEDERLAND 8 Sept. '23. No. 2411 tr NOGMAALS HET DAM-VRAAGSTUK Bij een der laatste raadsdebatten over de bebouwing van het midden-damterrein deed de burgemeester de verheugende mededeeling, dat van de zijde van het dagelijksch bestuur voorstellen te verwachten waren, die de achteruitzetting der noord-oostelijke rooilijn (Bisschopszijde) ten doel hebben, om daardoor te kunnen geraken tot een beteren pleinvorm dan de tegenwoordige. Een voordracht in, dien zin zal, zijn wij goed ingelicht, binnen niet te langen tijd den raad bereiken. Dit voorstel, voor de toekomst van het hoofdplein der stad van zoo groote beteekenis, geeft ons aanleiding, nogmaals een kort, ernstig woord aan het geheele Damvraagstuk te wijden. Onze met de historie der hoofdstad zoo wél bekende gemeente-archivaris, Dr. Breen, schreef in een der Jaarboeken der vereeniging Amstelodamum" voor eenige jaren een even interessante als gedocumenteerde geschiedenis van den Dam, waarin hij aantoonde, dat dit hart van Holland" feitelijk steeds te klein ge weest is. Degenen, die het midden-damterrein be bouwen willeri, kunnen zich dus met grond op de historische lijn beroepen; en allerminst kan men hun dus verwijten, dat het verkeerd is, wat zij willen. Zij wenschen daarmede nl. niets anders, dan der traditie getrouw te blij , ven! Wél mogen we ons echter afvragen, waarom dan toch eigenlijk de geheele romp-slomp van onteigeningen indertijd aangehaald werd? Waartoe was het dan dienstig, het comman dants-huis te sloopen, plus de zoo pittoreske huisjes in 't fond van den Vijgendam; welke laatste het uitzicht op de daarachter gelegen onooglijke' gevels van dit gedeelte der Warmoesstraat zoo gelukkig verhulden? Waartoe al die moeite? vraagt een ieder zich af, die met het verloop der geschiedenis bekend is. Wél sprong het commandants-huis eenige meters meer dan de thans bestaande rooilijn naar voren; doch, daar staat tegenover, dat volgens het thans geprojecteerde bebouwings plan de geheele oude Vijgendam verloren gaat. Ongetwijfeld was de opruiming van het commandants-huis noodzakelijk; daar het een zeer hinderlijke sta-in-den-weg was. Het Vijgendam-terrein te bebouwen, als nu voorge steld, zou voor het kleine kwaad echter een veel grooter in de plaats stellen; zoodat met reden gezegd zou mogen worden, dat men hier van den drup in den regen komen zou. Gelukkig staan we in dezemeening niet alleen. Zoo was het eerst architect de Bazel, die ons standpunt kwam bijvallen door het eveneens bepleiten eener kleinere bebouwing op den middendam. En nu onlangs deed dit Krom hout. Deze architect, de ontwerper van het grootsch opgezette Damhotel-project (hetwelk de door de gemeente indertijd vastgestelde bebou wingsoppervlakte geheel in beslag nam) doch de totstandkoming waarvan door het uitbre ken van den oorlog verhinderd werd, schreef in de Telegraaf van 14 Juli j.l. een belangrijk artikel, waaraan we het navolgende ontleenen: Sedert zijn jaren voorbijgegaan. Amster dam is weer grooter geworden, en steeds nog groeit zijn zielental. Zevenhonderd dui zend, over eenige jaren acht- honderd duizend en zoo verder naar het millioen. Geen won der, dat er een instinctieve neiging bestaat bij het uitvoerend stadsbestuur om telkens een strookje, nu hier, dan daar, van het voor bouwen bestemde Dam-terrein af te snijden, terwille van het toenemend verkeer; doch meer waarschijnlijk om aan de benauwenis eener dreigende Dam-verkieining te ontkomen. zoodat, bij langen duur, men van zelf komen moet tot den kleinbouw volgens het plan-Walenkamp. Door naast elkander te plaatsen [de oor spronkelijk bedoelde Dam-bebouwing van 15 jaren geleden (Dam-prijsvraag), het Dam-hotel van 1913 en het terrein, dat nu ter bebou wing wordt overgelaten, zou deze successieve verkleining illustratief zeer merkbaar zijn". Ja! dat zou zij inderdaad. Toch lag het bij het gemeentebestuur ten tijde der onteigeningen wel degelijk oorspron kelijk in de bedoeling een groot Damplein te scheppen; en alleen de mislukte Dam-prijs vraag (of beter gezegd, de onoordeelkundige opzet ervan) bracht onze vroede vaderen indertijd op een dwaalspoor. Ten bewijze daarvan publiceeren we hiernevens de oorspronkelijke plattegrond, door den dienst der publieke werken, alvorens men tot het uitschrijven dezer prijs vraag overging, opgemaakt. Deze rste opzet vloeide inder tijd uit den aard en het karakter der verschillende bestaande gege vens als-van-zelf voort. En daarom dan ook zal hij voor ons steeds het eenig natuurlijke en daarom zuivere uitgangspunt blijven. Bij de bestudeering van dezen plattegrond zal men dan ook ont waren, dat het door ons ontworpen plan niets anders is, dan een aesthetische uitwerking, of, zoo men wil, een veredeling van dit oorspronkelijk gegeven der Ge meente zelve. In het vervolg van zijn artikel zegt Kromhout het navolgende: Sedert voor het lage Zeemanshuis en de woningengroep Hajenius een massaal confectiegebouw gekomen is, is de Damdoor een logische' verhoudings werking wederom kleiner gewor den en daarbij ruwer, stugger door de architectuur-overheersching rondom. Het is daarom volkomen verklaarbaar, dat de Bazel na W's aansporing om terug te komen op het besluit' tot volledige bebouwing van het Dam terrein, in een artikel den raad gaf den Dam (óók) NoordOostelijk uit te breiden,ten koste dus der Bisschop omgeving". Doch tegelijkertijd voegt hij hier deze waarschuwing aan toe: Zou het nog niet veel meer van breed inzicht getuigen, ge zien de opstuwing der meeningen naar een grooten Dam voor het Amsterdam van weldra een mil lioen bewoners, de gansche op pervlakte nog eens onder de oogen te zien, vóór het te laat is". Ook zonder dat 'n millioen inwoners in de toekomst te verwachten zouden zijn, achten we de algeheele oplossing van dit vraagstuk hoogst urgent. Een zeer voornaam argument werd aangevoerd vóór de algeheele bebouwing van het midden-damterrein, t. w. een financieel Men zou namelijk de opbrengst van het terrein niet kunnen missen. Maar zou het niet spoedig blijken, dat hier de zuinigheid de wijsheid bedroog? Het eenige aesthetische argument is, dat Ingeslotenheid" voor het plein noodzakelijk geacht wordt. Wat is er al niet over die ingeslotenheid gefilosofeerd ! Tot heden echter zijn alle voor standers ervan in gebreke gebleven, aan te toonen, waarom deze ingeslotenheid wenscheDamplan Kromhout (A. laag terras; B. verhoogd terras; C. hoogopgaand gebouw) Schaal l a 2000. Damplein Walenkamp (A. open galerij; B. verhoogd terras; C. hoogopgaand gebouw). De stippellijnen geven de bestaande rooilijnen Bisschopzijde aan en die van het middendamterrein volgens het jongste raadsbesluit. lijk, niet alleen, maar ook, of ze wel móóglijk is. Natuurlijk is zij on-mogelijk; daar de beide breede verkeersaders: Damrak?Rukin, wat men ook doe, te groote gaten in den Damwand blijven, en (tenzij men ter plaatse een paar hooge poortgebouwen oprichten zou !) nooit weggemoffeld kunnen worden. Men moge dit laatste zoo dikwijls herhalen als men wil, sommigen doen juist alsof ze niets hoorden. Barbertje moet hier niet han gen; daarvoor zijn we te humaan in dezen tijd. Barbertje moet ingesloten" worden. Doch waar serieuse betooging niet voldoende scheen te baten, daar moest iemand met een grap komen, om door sterke contrasten aan te toonen, hoe onmooglijk het streven naar ingeslotenheid hier is. Na Kromhout's artikel verscheen nl. een beschouwing in 't zelfde blad van architect Rutgers. Nooit heeft eenige studie zóó juist en volkomen het onlogische van het zoeken naar een besloten Dam-plein aangetoond als deze. Niets minder namelijk dan de stichting van een bouwblok tusschen Peek en Cloppenburg en de Bisschop met, als rooilijn, de doorgaande lijn Damrak?Rokin wordt hier voorgesteld. Een dusdanig bouwwerk zou dus zoowat mid den op de open ruimte tusschen het Paleis en het Midden-damterrein komen te staan; en dit zou dan natuurlijk een echt ingesloten Dam-pleintje vormen, zóó knus, als niemand zich ooit dorst te droomen ! Om er volkomen van doordrongen te zijn, wat dit voorstel in heeft, moet men zich ter plaatse eens opstellen. Maar genoeg hierover. Het verheugde ons zeer, toen het idee ge opperd werd, den Dam aan de Bisschopszijde te verruimen. Dat we het daarmee eens zijn, behoeft wel geen betoog. Het was dan ook indertijd geen schuchterheid", die ons ervan terughield, deze verruiming te bepleiten. De overtuiging alleen, dat we daarmede te veel opeens zouden verlangen, veroorzaakte deze terughouding. Doch nu de burgemeester, en met hem het dagelijksch bestuur, de Bazel's voorstel bijval len, mogen we Onze groote in genomenheid wel'te kennen geven. In verband hiermede wijzigden we ons oorspronkelijk plan, gelijk het bij deze beschouwing gepu bliceerd wordt. Het verschilt met het door Kromhout bij zijn artikel ge voegde hierin allereerst, dat de knik uit de teruggebrachte rooi lijn Bisschop" verwijderd is. Een dergelijke knik toch moge logisch uit de teekenpen vloeien, in werkelijkheid zou zij in het bewuste bouwblok een slecht, verwarrend effect te voorschijn roepen. Temeer daar alle overige bouwblokken op den Dam onge broken gevels bezitten, welke geleidelijk met het beloop der verkeerswegen meeloopen. Dit laatste geleidelijk verloop is juist, wat onze oude stad zoo'n schil derachtig effect verleent. Wel is bij ons plan de hoek Damrak-Dam nu niet haaks meer; doch dit euvel achten we geringer dan het an dere. Trouwens, onze moderne acchitectuur is zeer wel in staat, op dit punt een fraaie hoekoplos sing te scheppen, die dit scheeve verloop voor het oog een aange name wending geeft. Hier kan in waarheid van den nood een deugd worden gemaakt. * * EO wat dan ten slotte de midden-dam-bebouwing betreft (des Poedels kern in deze) be hielden we ons oude plan, voorzoover het't hooge gedeelte ervan tegen de Warmoesstraat betreft. Het voorgedeelte is echter zoo danig gewijzigd, dat het terras, evenals bij Kromhout's plan, belangrijk grooter werd. Dit laatste geeft dus prakti scher nut als verruklijke zitplaats in den zomer tegenover het Paleis; terwijl het vergezicht er niet door geschaad wordt, daar (omdat men er overheen ziet) het gevoel van openheid en ruimte behouden blijft. Ook ons vroeger ge publiceerde plan bevatte een terras; doch dit was van kleiner afmeting. Tenslotte een enkel woord over de bestem ming van de geprojecteerde bebouwing. Het is altijd gevaarlijk met een compromis voor den dag te komen. Compromis" name lijk grenst zoo uiterst gevaarlijk aan zich compromitteeren". En veelal zit er dan ook een luchtje aan. Toch zullen we het in dit geval er maar op wagen. De bestemming van het bouwwerk dachten we ons steeds als een levendig centrum van publiek verkeer, op den Dam, in 't hart der 'Het oorspronkelijk gemeenteplan na de onteigeningen Het f is cie plaats van het vroegere commandantshuis. De stippellijnen geven de grenzen aan der onteigende bouwblokken stad, vlak bij de beurzen en de overige be langrijke publieke instellingen. En dit uit gangspunt houden we natuurlijk vast. Het moet dus een Huis onder 't Zeil" of een Nieuwe Stadsherberg" worden, met, al of niet, gedeeltelijk hotel of vergaderzalen. Den laatsten tijd vroegen we ons echter menigmaal af, of deze opzet winkelruimten en etalages wel absoluut moet uitsluiten? En dan dient erkend, dat dit geenszins het ge val is. Nemen we ten voorbeeld verschillende groo te steden in 't buitenland, dan zullen we moe ten erkennen, dat er op de drukste gedeelten verschillende inrichtingen van publieke samen komst op de 1ste verdieping en zelfs daarboven gelegen zijn; terwijl zich daaronder aan -de straat winkelzaken bevinden. Te Berlijn bijv. is een groot gedeelte der Friedrichstrasse (Berlijn's Kalverstraat) onder winkelruimte en boven publieke lokaliteit. Ook op den Dam zou deze opzet verwezen lijkt kunnen worden, in dien zin, dat de onder het half-cirkelvormig terras gelegen winkel ruimten en etalages voor het oog door een open galerij met collenaden, van het plein af gezien, op den achtergrond worden gebracht en vandaar af dus nagenoeg onzichtbaar zijn. Alleen aldus kan een fraai, aesthetisch ef fect verkregen worden; terwij'l het winkelen bij ongunstiger weersgesteldheid tevens moge lijk blijft. Een niet te onderschatten prak tisch voordeel in ons klimaat met zijn vaak plotselinge weersveranderingen. Vóór deze gebogen galerij denken we ons een omloopend bloemperk ter breedte van 3Ji meter; hetgeen op dit punt fleur brengt op den Dam. Van het praktisch nut eener dergelijke op lossing geven de in de Raadhuisstraat en ach ter het Paleis voor Volksvlijt gelegen galerijen een uitstekend voorbeeld. Vooral die van de Raadhuisstraat toont tevens, hoe uitmuntend de etalages bij een rationeele uitvoering ver licht kunnen zijn. Aesthetisch zal de Dam-galerij natuurlijk veel beter moeten worden dan de genoemde. Ziedaar dan ons gewijzigd plan in groote trekken ontvouwd. Tot slot enkele sprekende cijfers ter ver duidelijking. Het hoogopgaand blok ter afsluiting der Warmoesstraat beslaat een oppervlakte van 35 x 25 = 875 M2. Het verhoogde rechthoekige terras daar voor meet 5 x 35 = 175 M*. Het half-cirkelvormige terras ruim 200 M" De open galerij is 5 M. breed en 50 M. lang = 250 M2. Vóór deze galerij bevindt zich een rond gaand bloemperk van 31/2 M. breedte. De totale winkelruimte op den beganen grond bedraagt in ronde cijfers 1250 M2. Het totaal bebouwde oppervlak beslaat ruim 1500 M2. Dit is nog geen 500 M"1. kleiner dan het thans geprojecteerde Gemeenteplan. Voor deze 500 M2 verkrijgt men tegelijkertijd een belangrijke verbetering van het verkeer op het drukst gedeelte van den Dam en een zeer verruimde uitmonding der Damstraat, de eenige directe verkeersweg naar het oosten der stad. En ook het schoone vrijgekomen vergezicht op het Paleis uit Dam-en Hoog straten blijft behouden. Nog n opmerking: Mocht in de toekomst blijken, dat de Dam ter plaatse wederom vergroot moet worden, dan kan dit geschieden door het verwijderen van het half-cirkelvormige terras met het daaronder gelegen gedeelte der winkelruimten. De aesthetische oplossing kan reeds nu zoo danig geschieden, dat dan een compleet bouw werk, met een rechthoekig terras daarvoor overblijft. Het onooglijk Warmoesstraat-gedeeite ter plaatse blijft dan voor altoos afdoende van het Dam-plein afgesloten. En leeren eindelijk ook de juist geëindigde feesten ons niet, dat het niet verantwoord zou zijn, het Midden-dam terrein geheel te be bouwen? Het zou wel droevig met het leven gesteld zijn, indien het eeuwig [zoo troostloos als in de laatste jaren verloopen moest. Daarom: een flink terras op den Dam tegen over het al-oud Paleis-Raadhuis. Niet alleen voor feestelijke gelegenheden; maar als een voortdurende verheugenis voor vreemdeling en stadgenoot. Een terras, het groote verkeer in geen enkel opzicht belemmerend. Ziehier hetgeen door dit gewijzigd plan mogelijk gemaakt wordt. H. J. M. WALENKAMP Cz. iiiiiiiiiniin it mm HUI mi umin llllnillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlIIIMIIIIIIIIHtllllllllMIltllllllllltnillllllllllMI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiii^iiiiiiiniiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii HET ONTSTAAN VAN DEN GENEESKUNDIGEN KRING TE AMSTERDAM Eenigen tijd geleden besloot het Bestuur van den Geneeskundigen Kring te Amsterdam zijn in den loop der jaren omvangrijk geworden archief over te doen aan de Ned. Maatschappij t. b. d. Geneeskunst, welk aanbod door deze dankbaar aanvaard werd. Deze Maatschappij, die sinds 1881 een bruikleencontract met de Universiteitsbibliotheek gesloten heeft, stond het op haar beurt af aan genoemde Bibliotheek, waar het nu definitief wordt geordend en ge catalogiseerd, zoodat binnen afzien baren tijd '?degene, die er gebruik van zou willen maken, dit "gemakkelijker zal kunnen doen dan tot dus verre, toen alles ordeloos, in drie kisten was ge pakt?zonder twijfel de meest voor de hand liggende" en gemakkelijkste methode voor de elkaar op volgende archivarissen van den Kring. Belooft de nieuwe ordening van het archief voor den gebruiker een groot gemak te zullen worden, wij zijn daardoor tevens in staat ge steld een aardig overzicht te krijgen van het ontstaan van den Kring, alsmede van de ver schillende phasen van zijne ontwikkeling van het begin af tot op heden. Wanneer we alle stukken betreffende de oprichting hebben doorgezien, zijn we er on willekeurig over verbaasd, dat zich te Am sterdam niet sua sponte een Kring heeft ge vormd, maar dat de opwekking om zich te ver eenigen van een andere plaats moest uitgaan. iTerwijl bijna overal, zoowel in het buitenland -als in ons eigen land, omstreeks dien tijd ± 1848 een geest van vereeniging en verbroedering viel te bespeuren, was daarvan geen spoor te ontdekken in de hoofdstad van ons land, anders op zoo velerlei gebied de eerste. Men was en bleef hier verzonken in een diepen slaap. Wat hiervan ook de oorzaak moge geweest zijn: eerst na herhaalde opwekkingen werd men hier wakker. En die moesten komen van Zutfen. Er bestond daar ter plaatse reeds sedert 1837 een soort geneeskundig leesgezelschap, dat af en toe vergaderde. Den Ssten Juli 1844 diende een der leden Dr. J. N. Ramaer een voorstel in om eene vereeniging op te richten, die zich ten doel stelde het vriend schappelijk verkeer der geneeskundigen van Zutfen en omstreken en de aankweeking van derzelver wetenschappelijke werkdadigheid". Dit voorstel vond algemeenen bijval en er werd besloten een reglement samen te stellen. Op 27 Aug. 1845 had de eerste ver gadering plaats, waarin o.a. werd vastgesteld, dat de naam der nieuw opgerichte vereeniging zou wezen: Geneeskundige Kring te Zutplien. Dr. J. N. Ramaer werd de eerste secretaris. De Kring ontwikkelde in den eersten tijd een ongemeene werkkracht. Alle werkzaam heden te noemen lijkt mij in dit verband over bodig; maar niet onvermeld mag blijven, dat namens het lid Dr. A.F. H.D e Lespinassel), den 24sten Juli 1846 een belangrijk voorstel werd ingediend, dat verstrekkende gevolgen zou hebben: een voorstel betreffende de ge schiktste middelen om tot een herziening der geneeskundige wetten te geraken en de midde len welke den geneeskundigen daartoe ten dienste staan. Tevens stelde hij daarbij de vra gen of het bevorderen van het oprichten van Geneeskundige Kringen in andere plaatsen daartoe niet behulpzaam zou zijn en of op die wijze het daarstellen vaneen Geneeskundig Congres geen mogelijkheid (kon) worden". Dit voorstel kwam 4 Sept. daaropvolgende in behandeling. De Kring bleek een beetje huiverig om het geheele voorstel te acceptee ren, daar het niet tot zijn onmiddellijke be voegdheid behoorde. Wel vond algemeene in stemming om het oprichten van Geneeskundige Kringen elders te helpen bevorderen. Uit die op te richten Kringen zou als vanzelf een Genees kundig Congres kunnen tot stand gebracht worden, meende men, en er werd een commissie * benoemd om middelen te beramen tot dat doel. >?'' Dr. De Lespinasse werd rapporteur dier Commissie, die 27 Nov. haar rapport uitbracht. Het voornaamste uit dit rapport was, dat slechts indirecte maatregelen" zouden geno1) Bijzonderheden over hem vindt men o. a. in De Nederlandsche Spectator yan 7 Mei 1881. men worden en dat ieder lid van den Kring afzonderlijk zijn vrienden elders zou aansporen het oprichten van een Kring in zijn woonplaats te bevorderen. Aan alle bestaande mits niet zuiver wetenschappelijke vereenigingen zou een uitnoodiging tot medewerking gericht worden. Aan het slot noemt De Lespinasse het eerst den naam: Algemeene Nederlandsche Maatschappij voor Geneeskunde. Terecht noemt Dr. Daniels hem daarom den Vader onzer Maatschappij van Geneeskunde". Nu bestond toen ter tijd te Amsterdam slechts het Genootschap voor Genees- en Heelkunde", dat uitsluitend wetenschappelijk werkte. Men moest zich dus tot een ander wen den. De keuze viel toen op het Algemeen Ziekenfonds". En zooals uit een brief van Dr. R a m a e r aan den Amsterdamschen geneesheer C. E. He i n si u s d.d.SlOct. 1847 blijkt, heeft Ramaer zich toen gewend tot het ge neeskundig bestuur van het Algemeen Zieken fonds". Uit een volgenden brief kunnen we echter zien dat het geneeskundig bestuur van het A.Z. ten uwent zich niet bevoegd heeft gevonden, om zijne werkzaamheden uit te breiden". En dat is jammer, het zou den voortgang der zaak bevorderd hebben, want bij de veelvuldige bezigheden van U en andere collega's van eenigen invloed, vrees ik, dat de Geneeskundige Kring te Amsterdam nog zoo spoedig niet zal daarstaan". Hij hoopt echter, dat He i n si u s zijn ledigen tijd zal willen opofferen voor de bevordering van een zaak, die ook hem sympathiek is; en hij gaat dan voort: Gisteren voor acht dagen had de vergadering van onzen Kring, in welken de uitslag onzer bemoeiingen opzigtens het ver binden der bestaande geneeskundige ver eenigingen tot eene Nederlandsche Maatschap pij voor geneeskunde ter sprake gebragt is, plaats. Daar bleek, dat de Genootschappen van Arnhem, 's-Gravenhage, Groningen, Hoorn, Leyden, Meppel, Nijmegen, Rotterdam en Winschoten tot ons plan.toegetreden zijn, en dat men zich behalve te Amsterdam, ook te Utrecht en in Friesland onledig houdt met het oprigten van Genootschappen, met het doel om zich aan de Maatschappij aan te sluiten ....Algemeen werd geoordeeld, dat de toegetreden Genootschappen, die met el kander ongeveer 275 leden bevatten, een ge noegzaam getal uitmaken, om de Maatschappij op te rigten ". En hij vraagt verder: Kunt gij nu niet, al is het maar met een twintig tal, eenen Geneeskundigen Kring te Amsterdam vormen'! Staat gij eenmaal als zoodanig daar, dan kan het niet anders, of bij de openbaar making van het Bestuur der Maatschappij, zal het overige geneeskundig personeel van zelf toetreden; kunt gij hiertoe besluiten, dan verzoek ik u, om reeds in uw eerste vergadering tut het toetreden tot de Maatschappij te be sluiten, en uwen afgevaardigde te kiezen". (?Kunt Ge Schneevoogt daartoe niet bewegen?") Wat het antwoord van H e i n s i u s hierop geweest is, kan ik uit de stukken, die mij ten dienste staan, niet nagaan; wel blijkt uit een anderen brief, dat H e i n s i u s zich veel moeite moet hebben getroost om te Amsterdam een Geneeskundigen Kring te vestigen 2). Mocht het hem al bij die pogingen aan medewerking hebben ontbroken, hij was er de man niet naar, om zich daardoor uit het veld te laten slaan. En zóó richtte hij zich den 24sten Juni 1848 per circulaire tot zijne collega's, wat ten gevolge had, dat op dien gedenkwaardigen 24 Juni in Het Wapen van Amsterdam" een 36-tal genees- en heelkundigen bijeen kwamen. Er werd besloten tot de oprichting van een Voorloopigen Geneeskundigen Kring en tot onmiddellijke aansluiting aan de te Zutfen geconcipieerde Maatschappij van Geneeskunde. Verder werd er een Commissie benoemd ter opstelling van een programma, dat in een volgende bijeenkomst van den Voorloopigen Geneeskundigen Kring aan de goedkeuring der voorloopige leden zal worden onderworpen". Die bijeenkomst, had plaats 23 Aug. De voorzitter der commissie ? Dr. Schneevoogt bracht rapport uit, waarin opgemerkt werd, dat de statuten van de bestaande Geneeskundige Vereeniging slechts een geringe wijziging behoef den om pas klaar gemaakt te worden voor den op te richten Kring. Tevens werden afgevaardigden be noemd voor den op 28 Aug. te Amsterdam te houden bijeenkomst der verschillende Ge neeskundige Kringen, waar zou worden be raadslaagd over het oprichten der Maatschappij voor Geneeskunde. Als zoodanig wer den gekozen: Schneevoogt, Vollenhoven en H e ij e, waarna de vergade ring uiteenging. Kort daarna betuigden 116 genees- en heel kundigen in antwoord op een circulaire hun door Schneevoogt gezonden hun adhaesie met de oprichting van een Genees kundigen Kring, welke definitief plaats vond op de vergadering van 21 Sept. 1848 in Het Wapen van Amsterdam". Eerste voorzitter werd Prof. G. E. V o o rhelm Schneevoogt., Zoo had zich dan post tot variosque casus de Geneeskundige Kring te Amsterdam ge constitueerd. Dat feit is binnenkort 75 jaar geleden. Natuurlijk zal die datum 21Sept. voor de leden van den Kring niet onopge merkt voorbij gaan. Maar ook voor nietleden van den Kring, ja voor alle Amster dammers, is er reden om zich over dit feit te verheugen. Want moge de Kring in de eerste plaats er zijn ter vermeerdering van de weten schappelijke werkzaamheid, ter bevordering van het vriendschappelijk verkeer zijner leden en ter verbetering van den maatschappelijken toestand der geneeskundigen, hij heeft ook altijd als zijne taak beschouwd het opheffen van Amsterdam's geneeskundige inrichtingen uit haren kwijnenden toestand". Daartoe, evenals tot de reorganisatie van den Genees kundigen Dienst, het verkrijgen van een beter hygiënisch schooltoezicht hier ter stede, als tot zooveel andere nuttige werken meer, heeft hij ruimschoots het zijne bijgedragen. Aan meer bevoegden dan ik, de taak een beschrijving te geven van zijn groei en ont wikkeling van de oprichting af tot op onze dagen, alsook van wat hij heeft helpen tot stand brengen gedurende zijn 75-jarig bestaan. Dr. J. BERG Conservator Amst. Univ. Bibl. 2) Vooreenige dagen schreef Dr. Schnee voogt mij, dat Gij u drok bezig houdt met het oprigten van eenen Geneeskundigen Kring te Amsterdam".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl