De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 15 september pagina 6

15 september 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

f Hara park en gezicht op Negiski over de baaiQte Yokohama t DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Sept. '23. - No; 2412 DE RAMP IN JAPAN £; Het drong niet zoo gauw tot ons door bij het lezen der couranten, wat er eigenlijk ge beurd was. Maar toen de berichten zich precieseerden, sloeg de rouw in ons hart. Alleen zij, die Japan kennen, kunnen deze ramp ten volle schatten. Wat beteekent voor die het niet kent, het feit, dat Kamakura van de aarde gevaagd is? Voor ons beteekent het, behalve alle menschen, blanke en gele, die de zee en 't vuur verslon den, dat de schoonste Buddha ter wereld voor goed verdwenen is. Ook dat zijn en blijven woorden voor wie dit lezen, maar voor ons is het een gruwzame, wreede werkelijkheid. Hoe vaak stonden we daar stil, stomgeslagen voor de grootheid van dat in brons gegoten Ideaal van Millioenen menschenkinderen. Wat zegt het.aanjwie het niet kenden, dat Atami, het schoone' Atami, de Riviera van Japan, weg is. Weg IJHet is ondenkbaar, het is, of ons hart met wreede handen gewrongen en gekneed wordt; 't is of er een doode in huis is, dooden in ons hart. Yokohama verwoest: Waarschijnlijk staat de Bluff nog, de op een berg gebouwde stad der Europeanen, maar de Japansche stad is verwoest, d.w.z. er zijn geen winkels meer, geen geneesmiddelen, geen eten. Want op de Bluff zelf waren geen winkels en de smalle straatjes, een paar ,die bergopwaarts, van de Motomachi en van Negishi naar de Bluff voerden en waar, als op de Dai Kanzaka, winkels stonden, zullen niet gespaard zijn. Het grand Hotel verwoest! Nu, in den tijd der toeristen. Wie kan zich gered hebben? De Bunt en de Yamashitacho verwoest. Alle Europeesche en Amerikaansche handels huizen weg en hoeveel slachtoffers onder het puin? Tokyo brandt! Eh ! de branden zijn de bloemen van Tokyo! We zagen een brand, die een half uur duurde en achthonderd huizen lagen in puin ! En deze brand duurt voort. In 't hart van Tokyo, in Azabu, waar de Ambassades zijn, in Shinohashi, een verre Wijk, rondom Tokyo-Eki, waar de banken zijn en de groote handelshuizen en in Kanda, de Wijk der Universiteiten. Het is, zelfs uit de verte, hartverscheurend ! Maar denk wat het is, voor wie er zijn. Tokyo heeft maar een moderne wijk, voor de rest is die stad van 2.750.000 inwoners geheel in de breedte gebouwd De straten zijn zoo nauw als onze Kalverstraat en nauwer, de huizen van hout en papier. Hier zijn groote chemische fabrieken, waar chemicaliën, voor een groot deel, gecentrali seerd zijn; in Japan heeft ieder winkeltje chemische stoffen in huis, daar is de klein industrie de baas. Bij een brand in Japan spruit uit ieder tweede of derde huis vuurwerk, daar worden alle mogelijke ontvlambare pre paraten, voor alle mogelijke fabricaties ge bruikt. Denkt u een paniek in, in deze nauwe straatjes, met al hun knetterende brandbaar heid. Zelfs de kimono, in haar angstig fladde rende vlucht, doet dienst als verspreider. Wie Japan kennen beseffen, wat een hel het daar geweest is, wie weet, nog is. De Korea Maru is aan land gezet. Dat beteekent dat de havenkaaien weg zijn, dat Harapark mee lijdt onder de vreeselijke over strooming, dat Honmoku, de suburb tusschen Yokohama en Negishi, als het^al aan den brand ontkomen is," de prooi van den^springvloed geworden is. We durven niet denken aan onze. vrienden De daibuts van Kamakura (verwoest) Wat is er geworden van die allen, die we Zondagsmorgens in de intieme Union Church ontmoetten? Staat het lieve kerkje nog? Staat de school nog, ernaast, waar old Dr. Booth" ons voor 't eerst tegemoet kwam, met een Welkom in Japan !" Die, tenminste, weten we in veiligheid in Amerika. Maar daar waren Yuki San en Okubo San, die twee snoezige, giggelende meisjes, die iederen dag kwamen kirren op het thee uur en waaieren met de lange tamoto's van hun kirnonos. Waar is Dr. Oordon Munro, de knappe archeoloog? What of him? Rose Innes, de man, de stille, die 22 jaar in Hon moku zat en leermateriaal maakte voor stu denten in Japansch, de hermiet, die bijna nooit de Bluf f opkwam en in eenzaamheid werkte. Waar is hij? En allen die we kenden en liefhadden? En allen die wisten dat het toch eens komen moest, dat het in Japan nooit veilig is? Waar zijn ze? Onze biljetten waren genomen. Maar waar moeten we heen? Zelfs de Japanners hebben geen huizen en geen eten en de havens kunnen geen schepen ontvangen. Wie zou durven gaan naar een zoo zwaar geteisterd land? Latere berichten melden, dat de Engelsche Consul en zijn vrouw gedood zijn. Herinne ring aan een Clubmiddag waar ze naast me zat en met rne praatte. Zoo'n fijne, rustige, diep-ernstige Engelsche, met al de distinctie van haar oude ras. Ze was ziekelijk en zwak, had lichamelijk zoowat afgedaan met het leven, maar haar geest was als gesublimeerd, leefde te feller naar mate haar lichaam minder eischte. Dood ! Ergens onder het puin van haar mooie, glazen huis. En nog honderd andere Westerlingen ! Een défilégaat aan mij voor bij. Die en die en die? En de vraag maakt de herdenking nog angstiger. Het eerste bericht kwam toen een paar artisten bij mij waren, om over een Japansch feest bij Hamdorff te spreken. Ironie van het toeval. Een Japansch feest, terwijl heel Japan in zak en asch zit! Wat de consequenties zullen'zijn? De echte ouderwetsche Japanner zal zeggen: Dit is de aangekondigde straf der Goden omdat onze kroonprins het land verlaten heeft en omdat we blanken toelieten". Het bijgeloof zal er nieuw voedsel uithalen. Het shikata ga nai er is niets aan te doen" zal zich van de massa meester maken. Het zal een tijd duren eer de Japanner deze catastrophe voor zichzelf< verwerkt heeft en dan pas zal hijgaan opbouwen. Er zullen er zijn,"die zeggen zullen: We werden te rijk en we verloochenden ons zelf" en 't zou mij persoonlijk niet verwonderen als uit dezen chaos een nieuwe convictie geboren werd die zou vragen om autocratie van den Keizer en een teruggang naar het oude. Ik herinner me een Japansch priester te Nikko die zei: Ons volk was door God speci aal geschapen, anders dan anderen waar om willen we als anderen zijn?" Voor die zoo denken is deze calamaty" geen onverwacht gebeuren, maar een consequente bestraffing van menschelijke daden. Een papieren lamp voor een tempel i."1 Millioenen, wie weet, miiliarden zijn ver loren gegaan. Laten we alle menschenlevens betreuren, laten we^weenen om het verlies van kunstschatten. En laten we dan even, zonder hardheid be denken, dat het verlies van oorlogsmateriaal, van oorlogsschepen en van veel geld ons misschien voor een oorlog behoedt, dien niemand in Japan meer erg ver waande. Vreemd, hoe een boek als Kimono van John Paris nu ineens een historisch document geworden is door zijn beschrijvingen van de afgebrande Engelsche Ambassade, van Kama kura en Yokohama. Ons hart bloedt tijdens deze feestdagen voor arm Japan, en oh, we vreezen met groote vreeze voor die ons lief zijn. ^ ^ ELLEN FOREST Hotel Duin en Daal" Cinfnil verwirad. Vuti witehtifelt, ioutf- «9 wim witir .De porceleinwinkel op het hoekje van Shinohashi te Tokio. Een} straat in Asakusa park in Tokio (verwoest) Daibuts in het Oycno Park te Tokio (verwoest) Voor_den ingang VL.H den Fudatempel^te i Yokohama (verwoest)^.Zojoji tempel te Tokio, (verwoest) iitimttiiimtimiiiiiiiiiiiiutiutiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui Minimin iiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui i iiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiM AUGUST VERMEYLEN, VanJ_Gezelle tot Timmermans, Uitg. Mij. Elsevier", Amsterdam 1923. £L^ HENRI BOREL, Karma, L. J. Veen, Am sterdam (zonder jaar)., £? J. VAN VONDEL'S Adam in ballingschap (1922) en Jeremias de Decker's Goede Vrijdag (1923) beide uitgeg. te Maas tricht door Leiter Nypels en gedrukt door C. Nypels. De pendant van Robbers' boekje De Nederl. Litteratuur na '80". Dat is te zeggen: Vermeylen gaat verder terug; de helft van zijn werk wordt beheerscht door Oezelle en daartusschen-door karakteriseert hij de mindere goden, die diens tijdgenopten waren. Zijn geestdriftige bewondering is voor den eenvoudigen, machtigen, zoetgevooisden natuur dichter en verheerlijker van het Godsmyste rie: In den beginne was Gezelle; en Gezelle was het Woord; en het Woord was het leven en het licht der menschen, en het licht scheen in de duisternis; en de duisternis heeft het zelve niet begrepen". V. teekent hem eerst in zijn vrijen, natuurlijken jubel over God, leven en natuur, zijn samenleven met zijn leerlingen, totdat komt de onderdrukking der geestelijke overheid, de crisis die het naieve genie tot zwijgen dwingt. Dan, hoe er een langzame groei in schoone talenten komt, hoe bij Duntzenberg, Van Beers, Sleeckx e.a. een klimming zich voor doet uit de gevoelerige romantiek naar meer beschaafde kunst van dichterlijke distinctie, hoe de invloed van Gezelle door Verriest over gaat op Albrecht Rodenbach. Welk een genot mee te beleven in dit boekske het alomme opschieten in malsche, welige, lenige Jaacht van toch zulk een teere, fijne schoonheid. Met rijp inzicht en een zeer vaste CADILLAC Kit Imtirstik fa lotolicbniih (?ptrtrar: K. LANDEWEER, UTRECHT overtuiging spreekt Vermeylen over dit alles in zijn klaar proza. Men voelt, hoe hij het heeft doorleefd, hoe zijn diepe kennis en zijnkeigen kunstenaarschap hem het onaantastbare, stoe re en fiere leven van zijn nationale kunst in verband met de groote nationale beweging hebben doen zien in volle, eenvoudige waar heid, hem het deden uitbeelden. ^jj De herleving van ezelle komt in 1893 met Tijdkrans, hetzelfde jaar waarin Van Nu en Straks verscheen, het machtige streven om de Vlaamsche kunst op een groot WestEuropeesch plan te brengen. De herleving van Gezelle: de lang verzegelde ziel was weer aan het ruischen gegaan". Bij zooveel goed, zuiver proza mag ik wel even dit zinnetje Charivarius aanbieden. Vermeylen is overigens voortreffelijk in zijn breed opgezette teekening van Gezelle; zij behoort tot het beste wat over den dichter ge schreven is: Als we Gezelle lezen zijn onze oogen gelouterd, herdoopt; er wordt niet meer over de zaken gepraat; we voelen ze, we ademen er in, we hooren de stemmen van het loover en den wind, we ruiken de vochtigheid van den dauw, we smaken den smaak van het grasje in onzen mond; zingt de nachtegaal, dan is 't alsof in den vroegen Meimorgen de vurige zuiverheid van zijnen zang uit onze eigen ziel welde". Dan krijgen we den groei van de Van Nu en Straks-beweging met de invloeden van Charles de Coster, La jeune Belgique, l'Art moderne; een hoogere cultuur die beantwoordt aan den economischen bloei van na '70, een cultuur in het Fransch, maar geschapen door Vlamingen, De Coster, Eechoud, Verhaeren, Maeterlinck, zelfs onze Helene Swarth doet er een oogenblik aan mee. Verder de Nieuwe Gids-invloeden inVlaanderen; uitstekend is aangetoond het groote ver schil tusschen de Nieuwe-Gidsers en de man nen van Van Nu en Straks. De laatsten vormen meer een onderdeel van de groote algerneene sociale beweging; ze staan daar niet enkel als strijders voor de taal, als verheerlijkers der schoonheid; hun strijd is voor een vrijere, schoonere rnenschelijkheid in Vlaanderen, hier overwoog een zekere gemeenschapsgeest, daar overwoog een individualisme, dat zich gaarne voor onbegrensd hield". Jan Veth's vertaling van Walter Crane's Kunst en Samenleving paste beter bij de Vlaamsche idealen. Bijzonder pakkend is Vermeylen ook in de uitbeelding van Van Langendonck en Streuvels; maar naarmate hij de jaren van onzen tijd nadert, wordt hij soms onzeker, en schrikt hij terug voor de massa tijdgenooten, hij voelt de juiste waardeering steeds moeilijker worden. Zoo vind ik, dat hij Herman Teirlinck abso luut niet tot zijn recht heeft doen komen. Teirlinck's kunst is anders dan die van Streuvels, maar voor mij staat^ze in geen enkel opzicht onder die vanjden schilder der landelijke schoon heid. V. verwijt Teirlinck min of meer, dat zijn romantische fantasie de beelden der wer kelijkheid naar willekeur vervormt. Deed Shakespeare niet evenzoo in Midsummernights dream en menig ander werk? V. zegt: Teirlinck's personages, als ze een rijkere in nerlijkheid willen voorstellen, blijken toch nooit zwaar van realiteit; ze lijken me dikwijls silhouetten; zooais bij Dickens, met wien Teirlinck in menig opzicht verwant is, denk ik wel eens aan een heel aardig poppenspel". Als men in dit poppenspel maar niets deprecieerends wil zien, is dit wel in hoofdzaak te aanvaarden. En juist daarom is mij het werk van Teirlinck als van Dickens zulk een supe rieure kunst van zeer aparte persoonlijkheid. De afstand tusschen Dickens en Teirlinck is overigens enorm. De laatste is een heerlijke fantast die uwe verbeelding niet loslaat, maar te gelijk, zooals Van de Woestijne hem noemde inde Gids van 1917 ,, een toeschouwend cyniker van het leven"". V. blijft vrij wel aan de oppervlakte in zijn bespreking van Teirlinck. Zelfs op Mijnheer Serjanszoon, het boek waar ook hij het meest van blijft houden, gaat hij niet verder in. Hij vindt het boek geen doorloopende vertelling en daarmee uit. Serjanszoon is de leege, hunkerende ziel, die zich verdroomd heeft in fantasieën, die lioderl. Munt Hollands bemto tO cent m IIIIM. l Illll TRANSPOST Ml JLUHD", Weesperzijde 94, AMSTERDAM Telefoon 24271. T»l.-Adres Transport" VERHUIZINGEN, ook per gesloten auto verhuiswagens met aanhangwagen. Binnen een rayon van SO Km. bespaart men Hotelkosten. BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ. Machinale Stofreiniging. Bewaarp laat se n voor inboedels doorgeurd is van oude parfums. Hij heeft zijn leven niet weten te vullen met daden; zijn verleden is hem als een put zonder klan ken en zonder licht. En nu, laat, komt die dadendrang om te grijpen de zoete realiteit van het leven en ervan te genieten. In dien strijd vol schoonen humor gaat Serjanszoon onoer en wordt een nieuwe Don Quichotte. Als hij het geluk in de armen houdt, weet hij het niet te grijpen; hij blijtt oreeren in drijvenden woordenpraal hoog boven het malle leven eter werkelijkheid uit. Hij verspeelt zijn leven in droomgeluk en als het hem ontscniet, grijpt hij wanhopig terug naar de werkelijkheid. Voor mij is Serjanszoon naast algerneene menschelijkheid voor allen tijd, naast de eeuwi ge vergissing van het leven, een symbool van het Vlaanderen bij de wending der eeuw, zoo als de cynicus Teirlinck het zag en zooals het ook wel werkelijk was. Mag ik even een paar zinnetjes overschrijven uit Van de Woes tijne's stuoie over Verhaeren? Het wankele en achterlijke, vooruit willende en achterdochtelijke Vlaanderen had zijne kinderen nooit zoozeer als op het einde der lite eeuw hartstochteliJK en onzeker, aarzelend en geestdriftigigekend". En dan uit nog: Zij^gingen schuil in den ivoren toren van hunne snikken de afgetrokkenheid; hun levens-bangheid zag het leven door de bedompte ruiten hunner serres chaudes. Elke drift werd hun de on afwendbare aanleiding tot napluizen en uitvezelen van drijf-veer eu gevolgen; elk ver langen de smartelijke herinnering aan de ste riele asch van vroeger genot". Is hier niet iets^van de ziel van Serjanszoon? Ligt daar niet de eenneid van het boek? Serjanszoon is voor mij de eeuwige frischheid, een van die zeer weinige boeken als de Camera was en nog wel is, die men telkens, waar ook maar, opslaan kan en die telkens weer pakken en bekoren. Het trof mij, dat V. niet sprak over De leemen torens. Zeker, dit machtige fragment zal wel een wanhoopsdaad zijn geweest waar bij de beide auteurs elkaar aan de misères van den oorlog wilden ontrukken. Maar welk een prachtige brokken spontane, echte Vlaam sche kunst staan er in en hoe leeren we vooral Van de Woestijne van een zeer bijzondere zijde kennen. Ernest Claes noemt V. enkel als iemand die oorlogsherinneringeii ophaalt". Hij kent blijkbaar Claes' heerlijk frisch boekje De Witte niet. Bij de essay van onzen tijd had tug. de Bock wel genoemd kunnen worden met zijn goed boek over Conscience. Doch dit zijn kleine aanmerkingen, zooals er steeds te maken zijn waar zoo uitgebreide stof wordt behandeld. Het boekske in zijn geheel doet goed; er zit leven en overtuiging in; het ge tuigt van leven en groei en van eigen persoon lijkheid. Na het bekende Jongetje, eenmaal vast wel een dertig jaar terug zoo verguisd en aangebeden, is Karma het eerste boek dat ik weer van Borel las. Niet uit antipathie. Maar wie kan alles lezen wat de markt van den dag aanbiedt, ook al is het van een goed merk! De toon van zijn werk lijkt mij dezelfde gebleven als in Het Jongetje, Borel heeft een zeer aparte, persoonlijke levenshouding. Hij heeft liefde voor het teere, het frêie, het ge voelige, den drang tot het zich verdroomen in het levensmysterie en het goddelijke. Hij schrijft een klaren, eenvoudigen stijl. En het is een vreugde, als men dat alles van een kunste naar zeggen kan. K Zijn werk lijkt onhollandsch. Vooral hier door, dat hij eerlijk en zonder valsche schaamte getuigt van zijn zoete sentimentaliteit, terwijl de Hollander over het algemeen, als hij senti menteel wordt, het sentimenteele bruskeert. Er gaat bekoring uit van zijn rustig en ge voelig spreken over wijsheid en schoonheid uit zoo4geheel andere sferen dan de onze. Uit dit^boek genoot ik_het meest van Wat de Boeddha's zeiden. Denjliefhebberivan het mooie boek moet ik ten slotte even herinneren aan de hier boven genoemde uitgaven van de persen vau Leiter Nypels te Maastricht in de Hollandsche en Erasnuis-Mediaeval van S. H. de Roos. 't Is inderdaad een genot de oogen over deze scho(ne drukken te laten gaan. Bovendien de voor treffelijke passie-liederen van Jeremias de Decker zijn betrekkelijk weinig bekend. Niet enkel om de uiterlijke schoonheid zal imn dus deze uitgave zoeken. J. PRINSEN JLz. nog altijd de beste.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl