De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 15 september pagina 8

15 september 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Sept. '23. - No. 2412 'l! « II ' «S* DE KOLONIALE TENTOON STELLING IN HET NIEUWE MUSEUM VAN HBT KQ* LONI AAL-INSTITUUT De Koloniale-afdeeling van de Jubileum tentoonstelling 1923 beslaat de geheele eerste verdieping van het museum. De ruime vestibule en de overdekte lichthal van het gebouw passeerend, gaan we de monumentale trap op en slaan dan rechts af naar de af deeling Handelsmuseum", waar we onzen rondgang aanvangen. Deze onder de directie van Dr. L. P. de Bussy staande afdeeling, heeft voornamelijk betrekking op den Europeeschen land-, bosch-, en mijnbouw onzer Koloniën. Aan de korte zijde dezer afdeeling trekt al lereerst de aandacht de groote maquette van het diepzee-onderzoek van den Ned. Ind. Archipel; inzending van het Departement van Koloniën. Terwijl de verschillende diepten daarop in onderscheiden tinten van blauw zijn aangegeven, geeft een roode lijn den fccht der tiboga-expeditie aan, welke in 1899?1900 onder leiding van prof. Max Weber werd ondernomen, tot onderzoek van flora en fauna der zeeën en van de gesteldheid der diepe bekkens in den Archipel. Allerlei merkwaardige dieren en een verzameling kalkwier, op deze expeditie verzameld, zijn hier bijeen. Oorlogstuig uit Centraal-Borneo Behalve een fraaie verzameling hout- en rotansoorten, krijgen we ook een inzicht in het werk van de Commissie van advies en onderzoek in zake Surinaamsche houtsoorten. In de afdeeling cultures valt het oog al dadelijk op een uitgebreide, door het Depar tement van L.N.H, ingezonden verzameling van schadelijke insecten in verschillende stadia van ontwikkeling, terwijl ook de wijze van beschadiging der voedselplanten wordt dui delijk gemaakt. De diverse voedingsgewassen, zooals rijst, sago, suiker, tapioca, enz. hebben elk hun eigen stand". Dit geldt ook van de suiker-, thee-, koffie- en cacaocultuur, van de aetherische oliën, van de kleurstoffen en verfhouten, van de gommen en harsen, van de looi- en taanbasten, van de specerijen en van de vrucht-, blad-, en bastvezels. We kunnen van dit alles niet anders dan de namen vermelden niet omdat die zendingen minder belangrijk zijn, maar omdat het vele, wat te bezichtigen is ons beperking oplegt. Bijzondere vermelding verdient de inzen ding van den heer Opolski, betrekking hebben de op het particulier tarwe-bedrijf van de onderneming Poerbasarie (W. Java), omdat bij welslagen en uitbreiding dezer onder neming de invoer van meel in onze Oost daardoor wellicht overbodig zal blijken. Een andere tafel geeft een tableau van het werk van de Gouvernements gutta-perchaonderneming Tjipêtir in W. Java; daarnaast bevindt zich een instructieve verzameling, betrekking hebbende op de rubbercultuur. Dan wordt onze aandacht gevraagd voor een assortiment zaden van groenbemesters en grondbedekkers, van planten dus, welke of om haar stikstofgehalte tot bemesting worden gebruikt, of benut worden, om haar eigenschap, van het terrein, waar ze groeien, geheel te overwoekeren. Belangrijk is ook hetgeen aangaande de ta bak is bijeengebracht: een model schuur, een sorteerloods, een werkplaats van een sorteerDe gala-voorsielüng in den Stadsschouwburg Wij hebben het Wilhelmus", en wij hebben den Gijsbreght", en misschien hebben wij wel nooit zoo fel doorvoeld als in de dagen die achter ons liggen, wat dit bezit ons waard is, hoe het Nederlandsch nationaal feest ten allen tijde geschraagd wordt en verheven door dat eene, machtige lied, dat luidt als een Ange lus, morgen, middag en avond, over de jui chende stad, en door de onsterfelijke taal de ónze waarin Vondel's gouden hart slaat. Laat daar rondom gerust hetdartel volk van-jeheila-hola zingen, dichters met goede bedoe ling aan het rijmen raken, in het brandpunt der verhitte gevoelens licht onvergankelijk, uit hoog symbool, het zelfbesef, dat de kern is onzer waardigheid, en in den naglans der vreugden zullen zij de menschen vergezellen naar alle windstreken, de woorden, die ons zoo juist weer verschenen zijn in hun schoonsten luister: De liefde tot zijn land is ieder aange boren". Het vaderlandt ghetrouwe blijf ick tot in den doot". In ernst kan in Nederland zelfs de Bond van Ned. Tooneelschrijvers niet getwijfeld hebben aan welken Ned. dichter nogimmer, onbetwist baar, den voorrang toekwam, op den avoiid dat ,,uw naemhafte stad haer schouwburgli open deed" ter eerc van Neerland's Konin gin, en ik ben overtuigd dat de engel Rafaël al maanden gelaarsd en gespoord zat. Het Gemeentebestuur van Amsterdam de gastheer wat kon het beters bieden dan het treurspel dat haer kroon heft tot den hemel Afgodsbeelden]vangnet eiland Bali Uit de anthropologische verzameling der en van een bundelaar, een perskist, enz. Hoe leerzaam is alles wat de bezoeker te zien krijgt met betrekking tot de cultuur van den oliepalm (elaeis), die eerst in de laatste jaren in het groot in den Archipel wordt aan geplant, vooral ter Soematra's Oostkust. Hij ziet hier de blaasfleschjes,' waarmede het stuifmeel op de vrouwelijke bloemtrossen wor den geblazen, om ze te bevruchten; hoe uit het vezelig omhulsel der vruchten, nadat deze met heet water behandeld zijn, een oranje-geel vet wordt verkregen; hoe uit de vruchtkernen, na breking der palmpitten, een fraai wit vet wordt geperst, dat als een uitstekend spijsvet is te gebruiken en ook voor de bereiding van oliepalmzeep dienstig i". We nemen thans afscheid van al deze plant aardige stoffen en gaan over naar de afdeeling delfstoffen. In den petroleum-hoek valt aller eerst op een electrisch in beweging te zetten model van een boortoren, met bewegenden boorbeitel, inzending van de Bataafsche Petroleum-Maatschappij. Hierbij behooren stellen boor- en pijpleidingbuizen, langs welke laatste de petroleum, gelijk bekend, soms over zeer groote afstanden wordt afgevoerd. Ook krijgen we een blik op een uitstalling ruwe oliën en daaruit bereide producten. Een fraai relief, met bijbehoorende didacti sche plaat, licht ons in aangaande het Staatswaterkrachtwerk Giringen aan de Kali Tjatoer (Madioen). De Dienst van het Mijnwezen te Batavia komt voor den dag niet een verzameling steenen en ertsen uit den Archipel, de Dienst der Zoutregie met allerlei aangaande zoutbereiding en briquetteering daarvan op Madoera (Kalianget en Krampan). Interessant lijken ons de verschillende voor werpen, vervaardigd aan de plateelbakkerij Zuid-Holland te Gouda, van kleisoorten, af komstig van Sawah Loento en van aarde (kaolin) van Banka, waarbij nog liggen monsters vuurvaste steenen te Ngandang (Java) ge maakt door de N.V. Ned. Ind. Chatnottc- en Klei-Industrie. Door de firma F. Buning werden ingezonden eenige proeven natuurlij ken bouwsteen van Java. Onze wandeling vervolgend, komen wc bij de afdeeling Tropische hygiëne", staande onder de leiding van Prof. Dr. J. J. van Loghem, en omvattende de verspreiding en de bestrijding der voornaamste volksziekten in Oost- en WestIndië. De meeste dezer volksziekten in onze Oost zijn besmette lijke ziekten, zooals: malaria, cholera, pest; dysenterie,mijnwormziekte, lepra, enz., waaromtrent de be langstellende bezoe ker allerlei, zoovee! mogelijk in populairen vorm, bijén vindt. We worden er hier aan herinnerd, welk grootsch werk door de geneeskundigen in dienst der tabaks- en rubberondernemin gen ter Oostkust van Soematra tot bestrij ding en voorkoming derhierbedoelde ziek ten is verricht. De namen Dr. W. Sch ffner, Dr. W. A. Kuenen en Dr. N. H. Swellengrebel zeggen reeds genoeg. Een niet besmet telijke, hier gedemonstreerde volksziekte is de beri-beri, waaraan de naam Prof. C. Eijkman steeds verbonden zal blijven, daar hij het eerst aantoonde, dat deze ziekte berust op een ondoelmatige voeding met rijst. Van de huidziekten, die als volksziekten optreden, wordt vooral de aandacht gevestigd op de framboesia en de tropische zweer. Wie het hier geëxposeerde aangaande de framboesia-behandeling met neo-salvarsaan gade slaat, moet wel sterk onder den indruk komen, dat dit doeltreffend en snelwerkend middel een groote zegen voor de Inlandsche bevolking is. Het heeft dan ook stormenderhand het vertrouwen van den bruinen broeder veroverd; wat men lang niet van al onze medicijnen zeggen kan. De zeer fraaie tentoongestelde wasmodellen van lichaamsdeelen, besmet met framboesia, tropische zweer, huidschimmelziekte en lepra zijn door het Koloniaal Instituut verkregen door uitzending van den waskunstenaar KKasten naar Ned. Indië, alwaar hij in de zie kenhuizen de modellen uit gipsafdrukken van de zieke lichaamsdeelen vervaardigde. Tal van photographiën, statistieken, graphieken, praeparaten enz. dragen in hooge mate bij, om den leek bekend te maken met het werk van den Geneeskundigen Dienst in Ned.-Indië. Daarbij komt nog allerlei pro paganda materiaal voor de bevolking: platen, betreffende ziekten, drinkwatervoorziening, voeding, enz. Geven de beide vorige afdeelingen een beeld van hetgeen van Europeesche zijde in Oost en West wordt verricht, de derde afdeeling, n.l. die der Volkenkunde", waaraan Prof. J. C. van Eerde als directeur verbonden is, verplaatst ons te midden van het eigen stoffe lijk cultuurbezit der bevolking. De tentoon gestelde voorwerpen zijn hier geographisch gerangschikt en over een 9-tal groepen ver deeld: Zuid Soematra, Java, Bali, Borneo, Molukken en Kleine Soenda-Eilanden, Atjèh en Onderhoorigheden, Bataklanden, Midden Soematra en West-Indië. Van Zuid-Soematra wordt een schitterende collectie weefsels getoond, eigendom van den heer C. G. Vattier Kraane. Naast rijke goud weefsels hangen prachtige doeken, gekleurd volgens het bekende afbindings- of ikatprocédé, batik's en nzijdig bedrukte kain's, al of niet met goud bestempeld. Typisch PaGroote zaal van de afdeeling Handelsmuseum lembangsch zijn de weefsels voorzien van borduurwerk met metaaldraad, soms nog nagestikt met bloemmotieven, of met zijde in allerlei kleur. Ook het i'/caf-werk vertoont vaak dergelijk opsmuksel met borduurwerk, loovertjes en dergelijke. Verder is er ter opsiering nog allerlei koper- en lakwerk van ZuidSoematra. Voor wat Java betreft viel de keuze der tentoon te stellen voorwerpen op: tooneel, dans, muziek en enkele andere uitingen van net volksleven. Van Bali, met zijn Hindoeïstische maat schappij, is vertegenwoordigd een groot aantal veelkleurige beelden van het Balische goden pantheon, waarbij, zooals de catalogus ons inlicht, twee overheerschende trekken naar voren komen, te weten het vreesaanjagende en het erotische. Dergelijke figuren ziet men ook afgebeeld op de geschilderde, opgehangen, tafereelen, ontleend aan de heldendichten het Ramayana en het Mahabharata. De Borneo-groep biedt een hoogst belang rijke collectie van Apokajan (landstreek in Centraal-Borneo in het stroomgebied van de Boven-Kajan), ingezonden door den kapitein van het Indische leger A. Henriquez Pimentel. Van de aangrenzende afdeeling ethnographica zijn die van de kleine Soenda-Eilanden in het eene en die uit de Molukken, zooveel mogelijk, in het andere vak ondergebracht. De uit Atjeh en Onderhoorigheden stam mende voorwerpen geven, naast een zeld zame verzameling oude munten, wapens, sieraden en amuletten grootendeels bij eengebracht door den heer F. W. Stammeshaus gedurende zijn 20-jarig verblijf in dit gewest , voornamelijk een overzicht van de nijverheid der meest Noordelijk wonende stammen van Soematra. De bezoeker krijgt bijvoorbeeld een indruk, hoe het mogelijk is, uit vele duizende snipper tjes gekleurd goed een Atjehsche koepiah (mutsje) samen te stellen. Van de Bataksche groep, ingezonden door den heer Tassilo Adam, treffen ons vooral de modellen van woningen en andere gebouwen in een Bataksch dorp aanwezig. De andere hier geëxposeerde voorwerpen behooren ten deele reeds tot een voorbijgegane cultuur. De al het oude wegvagende en alles nivelleerende tijdgeest waart overal in den Archipel rond. Dit geldt ook van de beschilderde en overvloedig van snijwerk voorziene huizen, die men in de Menangkavouwsche af deeling bewonderen kan. Dergelijke antie ke, fraai versierde woningen ziet men in het land zelf maar weinig meer. Het ver dwijnen der standen en de afschaffing der slavernij hebben het verdwijningsproces zeker verhaast. Maar ook de practische zin van den Maleierheeft hem doen inzien, dat de naar Ewopeesch model gebouwde hui zen doelmatiger en gerieflijker, en in ieder geval veel minder kostbaar zijn dan de, oude adat-woningen. Zóó is het ook gegaan met de schit terende weefsels uit de Padangsche Bo venlanden zooals een tweetal getoonde proefstukken doen zien waarbij de glans van het metaaldraad zoozeer domi neert. Op feestdagen worden deze poesakastukken nog wel uit de familiekist te voor schijn gehaald, om er mede te pronken, maar daar ze niet waschbaar en zeer kostbaar zijn, prefereert men de goedkoopere en voor het dagelijksch gebruik veel doelmatiger inge voerde stoffen. Als laatste stand" in dit gedeelte der tentoonstelling is een verzameling gewijd aan West-Indië, speciaal aan de benedenlandsche Indianen van Suriname (behoorende tot den stam der Caraïben en dien der Arowaken) en aan de z.g. Boschnegers, afstam melingen der vroeger van de plantages ge vluchte of vrijgelaten negerslaven. In tegenstelling met de voorafgaande col lecties, die elk op zichzelf n van de ver schillende in Indiëlevende volken en bescha vingen vertegenwoordigen, is in het vertrek waarin we nu komen de kunst van het middeleeuwsche Java in beeld en photo's vertegen woordigd. Sommige beelden herinneren aan het Ciwaitisch pantheon,!andere aan het Boeddhisme,zooals die der mijmerboeddha's'' welke door de houding der handen te onder scheiden zijn en afgietsels zijnjvan beelden van den Boroboedoer, het groote Boeddhistische heiligdom van Midden-Java. Hiervoor ge tuigen ook de groote photo's langs de wanden, welke beschikbaar werden gesteld door den Oudheidkundigen Dienst. Balische kinderen Nieuw-Guinea, het ontdekkingsland der laatste 25 jaren, vormt de laatste groep dezer afdeeling. De daar wonende Papoea stammen, welke tot de primitiefste onder de volken in den Archipel behooren, maak ten tot voor kort nog uitsluitend gebruik van steenen bijlen, messen en andere werk tuigen. Maar ook hier geldt het andere tijden andere zeden." Hier en daar zijn de Papoea's er reeds toe overgegaan, zelf ijzeren gereed schap te smeden. Ook door de vogeljagers en handelaren gorden tegenwoordig meer en meer ijzeren voorwerpen ingevoerd. Aan de tentoongestelde merkwaardige NieuwGuinea collectie sluit zich ter vergelijking aan een verzameling gebruiksvoorwerpen uit den Europeeschen neolithischen tijd, waarmede zij in menig opzicht overeenkomst vertoont. Tenslotte wordt op de bovenste verdieping in een photo-verzameling nog veel wetenswaardigs omtrent de Koloniën aangetroffen. Hiermede is onze rondgang door de Koloniale-Tentoonstelling ten einde. Wij moesten volstaan met hier en daar een vluchtige blik te werpen. De omvang van een week bladartikel gedoogt niet op alles, wat de aandacht boeit, in te <aan. Men hoort en leest in onze dagen zóó vaak over gebrek aan belangstelling in alles, wat er in onze Oost en West woelt en leeft, dat die klacht tot een afgezaagde gemeenplaats dreigt te worden. Wie zich daardoor zou laten ont moedigen, richte zijn schreden naar dezen nieuwen tempel en zie wat materieele en gees telijke opofferingen in allerlei vorm en van allerlei zijden daar binnen zijn muren in het belang van Grooter Nederland" hebben vermogen tot stand te brengen. De tentoon stelling blijft tot 30 September geopend. J. K R E E M E R imimiMiiiiiiiiiiiiiiimmiiiMMiii uu llllllllllllllliiiiiiiiiiiiiilimiMimiitiMiHllilitiii IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHHIIIIIIIIIIIIIIIlmillllllllllllmlIIIII toe," het pronkstuk onzer Renaissance, waaruitjhet vroom en liefderijk Atnsterdamsch ge zin, gelijk een nationaal bolwerk, oprijst. En de'hooge Gast zelve.... Op l Juli 1914 bevorderde de Rijksuniversi teit van Groningen de Koningin tot doctor in de Nederlandsche Letteren honoris causa. Dit was in dit koninklijk geval niet enkel een gebaar van hoffelijkheid. V/ie de Konin gin wel eens in het openbaar heeft hooren spreken, voelt hier tevens een recht ver leend. Want men kan niet met de Neder landsche taal omgaan, haar doen leven, zoo als onze Koningin dat kan, ook daar waar de diplomatieke woorden haar zijn opgelegd, zonder deze taal in haarinnigstebestanddeelen en fijnste schakeering te proeven op de tong, zonder het aangeboren taalgevoel, dat is als een brandende liefde, de liefde waarvan van Deyssel getuigde toen hij neerschreef: Ik houd van het proza". De Koningin heeft het is bekend een mooi, warm stern-timbre en bij dit kostbaar bezit, zal zij zich waarschijnlijk ook hebben geoefend in het spreken. Bij alle lieve hoe danigheden en bijzondere gaven, haar in deze dagen triomfantelijk nagedragen, behoorde ook deze lof: En zij spreekt zoo muzikaal". Maar dat is het toch eigenlijk niet. Muzikaal is iets anders. De Koningin spreekt litterair", in den zin dien de letterkundige kunstenaars daaraan hechten, d.w.z.: Zij wordt door het woord ontroerd, en vermag met het woord te ontroeren. Achter de verschansing van den officiëelen vorm, in de min of meer opzettelijke zinnen, ja zelfs wanneer hetgeen zij te /eggen heeft, niet meer dan een gemeenplaats kan zijn, klopt het woord" aan haar levend hart. Geplaatst op het voetstuk, waar welsprekend heid alreeds doeltreffend zou zijn, verrast dit bijzondere: het woord ademt, een gememo reerde of voorgelezen rede gekleurd en be wogen door de liefde voor onze sterke, rijke taal getuigt, door den letterlijken tekst heen, van de eigen, bezielde persoonlijkheid. Wie zóó vermag te spreken, moet ook de kunst van luisteren verstaan.... Haar valt geen Gijsbreght van Aemstel" te lang. Wat een onwetende licht verveelt al die lange tiraden, nief-waar, en Vondel wa; toch heelemaal geen dramaticus dat is voor wie de taal beminnen als een geheimen schat, leven en geluk. Op den avond van 6 September was het de Koningin wier blik gemoedsbewe ging licht verraadt aan te zien, dat zij dit heimelijk geluk deelde, dat zij, opgeëischt voor velerlei, in dit Vondel-uur, was: eene der onzen. Ook de vertooning van de Gijsbreght van Aemstel" door Royaards' gezelschap, is met de jaren geworden, een nationaal bezit. Er zijn er aan de oorspronkelijke bezetting ontvallen en door anderen ve'rvangen moeten worden, Zalsman's Gozewijn" missen wij, en in de kleine rollen o.a. de aandoenlijke Klaerisse" van Henriëtte Demmink. Maar het geheel is gebleven, in de zuivere omtrekken en diepflonkerende kleuren der Lensvelts, en met het innig bezonken spel der beide hoofdpersonen mevrouw Royaard's, poëtische Badeloch" schoon en voornaam. Waar, met clementie voor het Princesje en de Indisch» prinsen, ieder Nederlandsch onderdaan in deze gala zaal verondersteld werd dit standaardwerk onzer letteren grondig te kennen, leek ons ook de fragmentarische opvoering hoewel jam mer geen overwegend bezwaar. Het huise lijk drama kwam uit de, uiteraard nietsterke suggestie der belegerde stad wat meer dan gewoonlijk naar voren, doch tegenwicht bood liet mannelijk tooneel Vóór de stadspoort", dat mij in zijn strakke, hooghartige gespannenheid Gijsbreght (Royaards) contra den heer van Vooren (Gobau) zoowel in het geschreven drama als in deze opvoering, het hoogtepunt der innerlijk-dramatische bewo genheid dunkt. Voor het overige moest de ver beelding der toeschouwers aanvullen; ver beelding en herinnering, waarbij de genegen gedachten, verdeeld over vijfentwintig jaren, mede-uitgingen naar den grooten Bode", die op dezen schoonen avond in het Ziekenhuis gebonden lag, en de oogen zochten langs het, met de elite van ons land bezet balcon, naar zijn zuster, Badeloch I, eere-kunstenares van Amsterdam. Was zij verhinderd? En ten slotte hoopten wij, dat 't de jongste toe schouwster, wier Rubens-kopje zoo hevig geïnteresseerd naar voren boog om bij dezen eersten schouwburggang den draad van het historisch verhaal machtig te worden, nog menigmaal gegeven zal zijn den Gijsbreght van Aemstel" te zien, in zijn geheel, endoor Diepenbrock's reien mede omhoog gedragen, Vondel te leeren liefhebben gelijk haar Moeder. Het nationaal tafereel Rondom de Kronin<?slmde", dat op het treurspel volgde, zou ons kunnen bezwaren als een bewijs van het verval onzer gelegenheidsletteren sedert 1637, hielden niet o.m. Boutens' Aleonora", Van Looy's Ode aan Rembrandt", en het mis kend Vader Wülem" den moed erin Wij weten niet of onze eerste dichters en dramaturgen voor deze gala-gelegenheid wer den aangezocht, en vragen ons ook af of de beeren Charivarius en Cannegieter, die met hun, op ander terrein gerenommeerde namen dit tafereel" onderteekenden, de opdracht we! naar rang en waarde voor oogen heeft ge staan? Vergaten zij niet, bij het samenstellen dezer altijd-wel-aardige revue onzer nationale kleederdrachten, dat hier een eerwaard!? sym bool: de vijfentwintig jaar oude Kronings linde", de hoofdrol te vervuilen had? De vondst was gelukkig, was zelfs beminnelijk. Hadden zij dien lieven lindeboom, waaraan, op dezen sprookjesavond, waarop een konin gin reed in een gouden koets, oranje-appelen groeiden nu maar alle eer gelaten, en hem in hun verbeelding geplant bijv. op het land goed van wijlen den dichter Staring, in het milieu van den Gelderschen landadel, veel van de, in de atmosfeer van dezen avond hopeloos misplaatste bijfiguren hadden achter wege kunnen blijven, en wie weet of dan niet de wind, spelend in zijn groenen kruin, ook hun dichterlier zou hebben bewogen tot een tijdzang van fijner gehalte, en een geur van lin debloesem ware ge varen over het Leidscheplein. Tegen Mooie Kaorcl" voel ik persoonlijk niet zooveel bezwaar, hij is een klassieke figuur in de Nederlandsche Letterkunde, alleen het oogenblik om hem aan het Hof te presen teeren was niet gelukkig gekozen. Maar Antoinette Sohns had met haar bananen in Suriname moeten blijven, en pijnlijk was ons, in tegenwoordigheid der Indische vorstenzonen, de verschijning van Saidja" er zijn namen in onze litteratuur die verplichting opleggen ! ? een al te pooveren groet uit het kunstzinnig Insulinde. Laat er mij voor het overige, op deze plaats, niet meer van behoeven te zeggen; onze lezers hebben zich naar den, in het bijvoegsel van de Amsterdammer" gedrukten tekst, een eigen indruk kunnen vormen. Zulk een moder ne pastorale, die houding moet hebben en tevens dienen tot luchtig besluit van een, velen alreeds te ernstig schouwspel, zou ook voor de meest-begaafden op dit gebied een moeilijke opgave blijken. Waar Charivarius en Canne gieter hun werk lieten drukken, mogen wij daaruit afleiden, dat zij de verantwoordelijk heid voor tekst en tooneelaanwijzing volledig hebben aanvaard. Om hun grapjes is ook tijdens de vertooning nu en dan discrei't ge lachen. En dan was er Bart Kreeft, ?ls de kostelijke Neuger" (uitnoodiger) vafi het heterogeen gezelschap, die de poëzie op het tooneel bracht, en het drama redde. TOP N A E K F

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl