De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 22 september pagina 5

22 september 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

22 Sept. '23. - No. 2413 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND WAT DE MODE BRENGT: MODEFEEST BIJ KIRSCH Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen Petite reine Sphynx Moscovite Reine bleu 1111 '" illlinilll iillllllllliiiillllliiiiiiiiiiiiiliiiiililiiiiiii ii/liimtiiiiiiiiiilimiiiiiiiiiiiimrllriiiiiiiiiinririiiiiiicilllllllirril DE VOORBODE VAN DEN WINTER 't Is vol bij Hirsch in 't modepaleis op 't Leidscheplein. Geen wonder, de wintershow heeft plaats. Elk tafeltje op de bovengalerij is bezet en ook aan de perstafel is geen stoel meer vrij. Gezellig is altijd dat samentreffen, dat werken in n richting van de vertegenwoordigsters der verschillende vrou wenbladen of leidsters van vrouwenrubrieken in groote periodieken. Er heerscht onderling een vroolijke, prettige toon een behulpzame geest bij 't bepalen van snit en stoffen. Onze teekenaar troont hoog gezeten op een verhevenheid met vrij uit zicht op het wandelpad, de dienaren der ver snaperingen, serveeren ons gul en handig en zelfs de mannequins ze verwijlen iets langer in onzen gezelligen babbelhoek. Ze wenden en keeren het slanke lichaam, vriendelijk antwoordend op de haar gestelde vragen. Rechts van mij zit een jong vrouwtje, die de vrouwenpers in een Indisch blad behartigt. Als de kostbare bontmantels te zien zijn waar in de hooge, zware kragen bijna het gansche hoofd verdwijnt, dan blijft haar potlood on aangeroerd en haar papier onbeschreven. Zij leeft op bij de costuums die juist een gedeelte van het lichaam zichtbaarder maken dan strikt noodzakelijk is, want niet waar, bij die snikhitte daar in 't Oosten, is het lezen over de inwikkeling van alle menschelijke vormen in de als een nauwe koker omgeslagen dikke bontstof «il te kwellend. La reine bleu", dat is een toiletje voor warmer atmosfeeren. Het is van viooltjes--blauwe, soepele fluweelige stof als om het lichaam, waar het dit bedekt, gegoten. Op den rug en de sleepende achterbaan is een rijke garneering van goudkant, daartussehen plekt op het middel: n groote bleekroode roos. Die ne harmonieuze kleurvlek, hoe pittig, hoe geraffineerd ! Een wijde blauwe, pelerine kwistig met rose zijde ge voerd, beschut buiten voor kouvatten. Hierop de roode plekken van twee volle rozen aan de sluiting onder de kin.cn op de slippen. Moscovite" is een robe de style voar jonge meisjes, eenvoudig gris perle ruim xokje, glad lijfje décolleté, een reuzen-groote breede lintstrik van vijf, zes zér fletse kleu ren op de linkerheup. Weer de geraffineerd fijne toets, nu in den lintstrik, ze wiegelt en deint bij elk beweeg en het oog geniet van HERFSTZANG Voor de zooveelste maal: plant vlieren. Indien ge van vogels houdt, plant vlieren. Het kost niets; snijdt maar ergens een paar vliertakken af, steek ze in den grond en ge hebt altijd kans, dat er n op drie wortel schiet en met een jaar of drie kan dat al een heel flinke vruchtdragende heester zijn. Of zoek op plekken waar veel vogels rusten naar kiemplantjes of jonge planten; ze zijn aan het blad altijd gemakkelijk genoeg te herkennen. De boeren zeggen, dat de vlier op de vuilste plaatsen het weelderigst groeit. Dat is nu niét heel vriendelijk gezegd, maar er is toch wel iets van waar; de vlier'is namelijk een stikstofminnaar, evenals de brandnetel. In de duisternis van het bosch kan hij nog lang het leven houden, maar om goed te bloeien en vrucht te dragen, heeft hij toch veel licht noodig; het mooist bloeien de vrije vlieren in het duin en daarna komen die van den woudzoom of de haag. Mijn vlieren staan in een haag op het Zuidoosten en ze zitten ieder jaar nog al aardig onder de bessen. Nooit overvol, want ondanks den inbouw van de laatste jaren is mijn tuin nog altijd een geliefd door gangshuis voor de herfstvogels. Niet dat ze zich er in dezen tijd bij scharen vertoonen, maar zoo, van midden Augustus af, heb ik haast iederen dag of minstens elke drie dagen een paar of een half dozijntje nieuwe gasten in mijn tuin, zwervers van den nazomer, voor trekkers van den vroegen herfst. het teere, dat zal passen bij het jeugdige leven. Dan weder een meisjestoiletje la petite reine" van fijne doorzichtige stof met zilverkant en lint. Er wordt veel lint gebruikt en verwerkt, is er ook mooier ver siering denkbaar? Losse kragen en manchetten hebben lintstrepen, lintcocardes en golvende lintlijntjes, japonnnen en vooral hoeden heb ben groote lintchoux en lintwikkels en telkens wapperen er linten breed of smal omlaag. 't Geeft zoo iets lichts en vroolijks aan vt costuum. De wandelpakken toonen niet veel nieuws. Nog steeds zijn 't nauwe korte rokken en dooreen ceintuur getailleerde gladde mantel tjes. Maar de snit is prachtig, daarin schuilt ook de groote bekoring van het koopen bij Maison Hirsch, dat weten wij vrouwen wel. De toondames trippelen steeds voort, haar bevallige bewegingen komen het meest tot haar recht in de gekleede japonnen, die de lijnen en vormen van 't lichaam haast te zuiver accentueeren. Van den sierlijken val dar zachte stoffen weet de meester-snijder partij te trekken voor garneering van het kleed, dat nu eens valt in een stofgolf, dan in een stofplooi of ineen wuivende plooislip. Beweegelijk, frêle omsluit glanzend het dunne kleed de leden der draagster. Zwart is de hoofdkleur. De tegenstelling van doffe en glimmende stof, van de kleuraccenten van git of kraaltjes, van enkele felle kleurlijnen ot kleurvakken ontnemen aan de rouwkleur het sombere en stempelen de toiletten tot kleeding van vreugde. Mijn buurvrouw ter linkerzijde zegt: Vree-' selijk toch die mannequins vindt u ook niet, onteerend bestaan ! Ik kan het antwoord hier op niet zoo spoedig vinden. Als een der meisjes zich tot mij buigt om mij den naam van haar kleed te vertellen, huiver ik even. Haar gelaat is geblanket en beschilderd, het rouge harer lippen, omrand met donkerder lijn, vlamt mij dreigend tegen, 't Iseen Francaise. Waarom dat onwezenlijke gelaat? Behoort dit bij het vak? In Frankrijk wellicht, maar ook hier in Holland, bij een publiek zooals dezen middag in het huis Hirsch bijeen is? Mijn blik wordt door een nieuw toilet afgeleid. Lustig speelt het strijkje de balletmuziek uit de Faust. 't Is immers geen plaats voor ernstige gedachten, hier op de show, waar de frivole kant van 't leven wordt getoond. E i. i s. M. R o <; (i i: BIJKOMSTIGHEDEN VSUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM sijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak XC1 Ik denk, dat vele auteurs, die gedurende de pauze, in den foyer van de schouwburg de gesprekken aanhooren; of die, in een trein, luisteren, naar wat hun medereizigers elkaar mee te deelen hebben, wel eens somber ge stemd worden*) en denken: Dit zijn nu de menschen, voor wie ik schrijf; van deze harten verwacht ik medegevoel, begrip en als het kan een beetje waardeering". Als hij nog heel jong is, zal hij zich in Nietzschiaanschen hoogmoed in zichzelf terugtrekken, met het woord van den dichter Van de Woestijne op de lippen: O gruwbare eenzaamheid, van wie téschoon zich weten". Als hij ouder is, en geleerd heeft in zijn desillusie omtrent de wereld in de eerste plaats ook zichzelf te betrekken, zijn eigen beperkte vermogens, zijn eigen vermoeide hart, zal hij de schouders ophalen en zeggen: Wat dan nóg ! Als zij vervuld zijn van dingen, waarvan ik het belang niet begrijp; als zij zich warm maken om gevoelens, die mij voor komen Schall und Ranch te zijn, iser ook geen kans, dat zij van h Cm kant de waarde schatten van mijn dierbaar gekoesterde droomen, van mijn idealen en mijn levenskijk. . . . Maar zijn ze daar armer om? Ei; zonden ze rijker zijn, als ze mijn stem konden verstaan? Arm zijn we allen; maar het is een verdriet te mér, dat de ooren" ingesteld blijken op andere klanken, dan mijn stem" te geven weet. Zoo blijft ze roepende in de woestijn," en de ooren vinden geen troost. ..." Wie in deze overdenkingen de ontmoedi gingen van zijn eigen hart herkent, moet zoo gauw mogelijk een bezoek gaan brengen aan de eerste tentoonstelling voor letterkunde, hier in Den Haag. Want alle keeren, dat ik er geweest ben, en van het tentoongestelde ook eens keek naar de belangstellenden, die er rondgingen, heb ik mijn hart warm voelen worden van blijdschap, en telkens kwam de gedachte bij me op: Wat zou ik het prettig vinden, als déze menschen eens iets van me lazen". Met wat een echte toewijding verdie pen ze zich in alles, wat hun hiergeboden wordt. Hoe blijkt hun meeleven met het boek en zijn auteur in hun langdurige beschouwing van de handschriften. En wat'komen er velen ! Ik geloof, dat niemand, zelfs niet het meest enthousiaste lid der commissie, een zoo gróóten toevloed van bezoekers had verwacht. Men sprak van een vanzelfsprekend meer beperkten kring van bibliophilen en litera tuur-minnaars;" men rekende met een enkelen bezoeker in de stille zaaltjes, maar die er dan ook uren blijven zou; en zie, in den middag is het er soms zóó vol geloopen, dat men met moei te tot de meestgezochte vitrines naderen kan. Komt de letterkunde in de mode? Het zou in dezen tijd, met zijn bitteren strijd voor TW^ ??? !£=/# #&»?**" Bluette Parisienne Petite amie llllllllllllllfllllllll IIIIIIIIIIII1IIIIIII1IIIIIIIII1IIIIUII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII velen, (Maurits Wagen voort zond zijn rentekaart als curiosum in,) een zegen zijn. Maar zeker zal deze tentoonstelling het aanzien en de bekendheid onzer literatuur ten goede komen, en daarvoor mogen we den auctor intellectualis en de inrichters wel eens een woord van hartelijke dankbaarheid zeggen. Het plan is afkomstig van den heer Ber nard Canter, die overigens in letterkundige kringen geenszins persona grata is, en dien we daarom met te meer vreugde huldigen, nu hij zijn teugellooze energie eens niet in destruc tieve richting, maar opbouwend te werk stelde. Maar ook deze origincele gedachte van den vruchtbaren plannenmaker zou, als zoovele andere, nooit tot leven zijn gekomen, als hij niet voortdurend den steun en de medewer king had gehad van den burgemeester van den Haag, Mr. J. A. N. Patijn. Een persoon lijkheid als Mr. Patijn, die een afkeer heeft van populariteit, die, vóórdat hij een vriendelijk woord uitspreekt, eerst consciëntieus over weegt, of dit ook wel ven .eerlijk woord is, betrouwbaar en teruggetrokken, bescheiden zonder de ostentatie daarvan, zal niet onmid dellijk op zijn juiste waarde worden geschat, maar ik vermoed, dat, op den langen duur, het toch wel in artistenkringen zal doordringen dat hij een waarachtig bewonderaar is van de kunst, zonder als haar beschermer te po seeren, en dat hij bovendien deze zeldzame breedheid bezit, dat hij bereid is het streven der kunstenaars met zijn gezag te sterken, zonder hun zelf dit gezag ooit op te leggen. Zoo hebben we dan de eerste Ictterkunde-tentoonstelling mogen beleven in de statige en ruime zalen van het gemeente-gebouw, (die voor de vele inzendingen nog nauwelijks ruim genoeg bleken; hoe moeilijk moet het geweest zijn dit vele en heterogene onder dak te orengen, en hoe bevredigend leek men geslaagd. Herkennen we hier terecht de tact van mevr. Kloos, het eenige vrouwelijke lid van de commissie?) en we hebben er de schoonste oogenblikken van ons leven, de heiligste ont roeringen van onze jeugd herdacht, bij het herzien van al die bekende bandjes, die be kende koppen en de verrassing van de vele handschriften. Vooral in het kleine zaaltje, dat heilige der heiligen, waar het kostbaarste van onze literatimr-na-tachtig lag opgesta peld, zal menigeen zich met verrassing hebben bekend, dat .hij niet wist, zóó rijk te zijn: Couperus en Van Looy naast elkaar op n tafeltje, beiden van zeldzame schoonheid, en wat een antipoden ! Het fijne boekje met het handschrift van Beatrys, de mooie, ronde letter, waarmee Jaapje werd geschreven, en UllflIIIIIIIIIJIfllflIllflIIIJIIIIIIIIHIfflJIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIJJIIIIII IBTJSSIIsriKI'S HONIG ONTBIJT ALOM VERKRIJGBAAR tft Het ./begin t meest met roodstaartjes. Het broedsel uit het nestkastje is lange weken geleden verdwenen en al dien tijd hebben we geen roodstaartje meer gezien, maar nu zitten er weer op het hek en op de bank en in de strui ken, merkwaardig rustige jonge vogeltjes, alleen het roestroode staartje is bijna altijd' in beweging. Ze worden op den voet gevolgd door vliegenvangertjes, fitisjesen tjiftjaf'jes en al dat kleine goedje, dat in voorjaar en zomer zoo tuk is op insecten en spinnetjes, houdt nu geregeld opruiming in de vlieren en vreet de blaiiwzwarte bessen op, naarmate ze rijpen. Zoo worden de trossen al dunner en dunner. Ze toeven meest aan den zonkant en als ze goeden zin hebben, dan vliegen ze uit de vlier naar een hooge half doode zilverspar en zoeken daar ik weet niet wat in de dichte kale twijgen. Dat alles gaat onder onophoude lijk geroep en nu spits ik mijn ooren, want er staat wat moois te gebeuren. Een grijsgeel vogeltje tript in de spar en roept zijn oewiet al dringender en dringender en in al sneller tempo en dan opeens gaat het over in rjif tjef, tjif-tjef ", het lieve geluid van einde Maart. De jonge tjiftjaf zingt hier nu naar alle waarschijnlijkheid voor 't eerst in zijn leven zijn liedje en dat in de laatste week van Augustus. Hen oogenblik lateibeperkt hij zich weer tot zijn lokroep, maar van tijd tot tijd verheft zijn stemming zich nog tot zingen. En dat doen zij nu allemaal. 't Is of de zonnige vlier met zijn overvloed van smakelijke bessen de jonge vogeltjes zoo opwekt, dat ze van roepers tot zangers worden. Eens heb ik zoo in September nog een jonge nachtegaal hooren zingen. Verleden week was het de braanisluiper. Die heeft allerlei lokroepjes, daaronder ook een tak-tak" en nu zat zoo'n braamsluiper al een paar dagen te takken in de vlier en de spar. Dan, op een mooien morgen kwam er in dien takroep een versneld tempo en op eens sloeg dat over in het ratelslagje, dat meestal het eind vormt van het braamsluiperlied en waaraan "HIIIII Illllli IIIIIIIIIM Illlllllllli iiiiifiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiii Miiniiiiiiiii hij ook misschien zijn naam van molenaartje te danken heeft. Het mooie inleidende stukje kon deze vrind nog niet vinden, maar het klapperen ging hem al heel goed at. Vandaag was het weer wat anders. Ik hoorde een zacht liedje, dat ik niet goed thuis kon 40j<70 ?0,90 135x210 "?6,95 " 275x365 ?26,50 en tusschenliggende maten._ een paar bladzijden van den stillen dichter J. H. Leopold De heftige, weemoedige kop van Johan de Meester, het hooghartige portret van Van Deyssel door Haverman geteekend, een vitrine vol photo's van Helene Swarth, de sombere Kloos-kop van Witsen, en aan een wand apart, waar het leven verstild lijkt, het sublieme portret van Boutens door Ko nijnenburg: hier zien we den dichter naar binnen gekeerd, mijmerend, terwijl we hem bij de opening in zijn volle felheid en bewogenheid hoorden., Verstandige en correcte menschen vinden misschien, dat deze heftigheid en deze dichterlijke gfoed bij een officieele plechtig heid uit den toon vallen; maar ach, een dichter, een genie valt in zekeren zin altijd uit den toon," omdat hij boven de maat" is. Wie alleen zijn eigen formaat" goed vindt, noemt het grootsche belachelijk; maar de bescheidener mensch, die ook openstaat voor wat boven hem uitgaat, zal dankbaar geden ken,dat dezetentoonstellingmeteen oogenblik van bezielde schoonheid een aanvang nam. A N N i E SALOMONS *) En als ik hier bij dat somber gestemd worden " e ven een persoonlijk feit" mag memoreeren: wie in een bui, dat de eigen ernst haar begon te irriteeren, met zich zelf en de eigen waardigheid voor een verzetje vangballetje heeft gespeeld (zie Bijkomstigheid LXXXVIII) en dan zelfs van haar trouwste supporters moest hooren: Wat een verwaand stukje !" Wat neemt ze nu een air aan !" Hoe ter wereld komt het, dat de gemiddelde Hollander het sollen en spotten met-zich-zelf nooit begrijpt, niet alleen niet, als het met eenigszins olifantachtige luchtigheid gaat, maar ook niet, als Couperus vederlicht dartelde en stoeide? Is het, omdat die Hollander er nooit in der eeuwigheid toe zou komen zich zelf belachelijk te maken, en daarom eerder van een ander aanneemt, dat hij tot piramidalen waanzin is vervallen, dan dat die andere dat zei) zd] voor den gek zou houden coram populo? De kostelijke vlierbessen brengen en stapte dus voorzichtig naar mijn vlieren, om te zien wat er nu weer te koop was. Een tamelijk groote vogel zat zachtjes te zingen, alsof hij droomde. Hij had een vlekkige roodbruine kop en zag overigens pikzwart en dat was nu niet anders dan een merel, een jonge merel van dit jaar, die nog niet was uitgeriüd. Zijn kop was nog in 't jeugdkleed, met al hier en daar een zwart veertje er in. Het ging hem blijkbaar zoo goed, dat hij het einde van de rui niet behoefde af te wachten, om al aan 't zingen te gaan. Hij houdt het niet vol, later, in October, hoor je geen merels meer zingen, maar weer later in het verloop van den winter gebeurt het alweer, dat ge hem te hooren krijgt sotto voce zingend, veilig wegge doken in het hartje van een altijdgroene heester. L)e roodstaartjes, fitissen, tjiftjafjes, nachtegalen, braamsluipers, tuinfluiters etc. hoo ren we weldra ook niet meer, die trekken weg. Ook de zwaluwen trekken weg, maar die kunnen we dezer dagen nog luid zingend aantreffen, huiszwaluwen zoowel als boerenzwaluwen. Opeens verschijnt er een troepje van een stuk of twintig boven u in de lucht, kwetterend en kweelend, luid en druk, zoodat ge het wel zeker moet hooren, als uw ooren op die natuurgeluiden zijn ingesteld. Met vlieren hebben de zwaluwen niets te maken. Ook de kneutjes niet, die ontmoet ik er zelden, maar wel vind ik ze in de braakveldjes bij distels en melden en als ik ze van hun smulpartij opschrik, dan willen ze wel troepsgewijs neerstrijken in een berkenboschje en daar een koor zang aanheffen, zoo luid en schet terend en zoo vol bijna zuivere arpeggio's, dat ik de overtuiging krijg, hier wel met oud-gedienden te doen te hebben, die hun instrument volkomen meester zijn. Inderdaad zijn het niet alleen jongen van vogels, die vroolijke herfstliederen aanheffen, ook verschillende ouden doen mee: de zwaluwen en de kneutjes, roodborst, winterkoning, boomkmiper en boomklever, zanglijsters, de ontembare spreeuwen, de groene specht en niet het minst nog de Vlaamsche gaaien, die in deze dagen al bij zonder dol zijn en trio's of kwartetten ten gehoore brengen, waarin op de dolste manier de geluiden van velerlei vogels en velerlei zoog dieren met nog andere natuurgeluiden door elkaar zijn gewerkt. Een vroolijke tijd, die herfst. JAC. P. T H ij s s E .umi Hiiiiiiiiiii i l i HIIIII umi mui IJVLOERHEIM" I DEDEMSVAART l VASTE l PLANTEN l Catalogus en condities op aanvraag =?111 mi niiiii n miiiiii llillllllr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl