De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 29 september pagina 1

29 september 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

xtor DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaria der Redactie i C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel" plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Verheffing in den adelstand' door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Amerikaansche Brieven, door Dr. H. W. van Loon 2. Ruize Rijm, door Charivarius De Nederlandsche Leeuw, teekening door Jordaan Nieuwe gegevens over den oorlogstijd, door Prof. Dr. H. Brugmans Medische Kroniek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen , Astronomische fragmenten, door Aërobates 3. Spreekzaal Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Bijkomstigheden, door Annie Salomons Suze la Chapelle?Roobol, door Fenna de Meyier?Boekbespreking door E. M. R. Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse.?6. Bouwkunsttentoonstelling, door H. J. M. Walenkamp Ind. dienstreis,door Mr. G. J. Nolst Trenité7. Dierstudies, teekening door H. Verstijnen ? Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert?Krekel zang, door J. H. Speenhoff 8. Schilder kunstkroniek, door A. Plasschaert en Mr. M. F. Hennus Dram. Kroniek, door Top Naeff 9. Charivaria, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. Rh. F. Haje Amerika's vlootofferte, teekening door Joh. Braakensiek Feuilleton: De Dochter, door Dr. A. Eloësser De man, die zijn eigen fiets stal, teekening door B. van Vlijmen 10. Rijmkronyck en 't Schietgat door Melis Stoke. 'Uit het Kladschrift van Jantje Onze Puzzle Limb. typen, door Dr. A. Schillings Buitenl. humor door Chariva rius Omslag: Damrubriek, red. K, C. de Jonge De dood van Anne Marjorie Lam, door Ellen Förest. Bijvoegsel: Het einde van het lijdelijk ver zet, teekening door Joh. Braakensiek. llllllllllllllllllUllllllllllltltUllllttlltttttll timttmtttiitiniiiittttttittii VERHEFFING IN DEN ADELSTAND Toen, in het begin van de zeventiende eeuw, een hier te lande geaccrediteerd Fransen gezant aan zijne regeering het verzoek van een Nederlander, over bracht om in den adelstand te worden verheven, voegde hij er spottend bij: ,,de man lijdt aan de in Holland heerschende ziekte, nl. de zucht om adels brieven te verwerven". Deze patiënten konden alleen door buitenlandsche dokters worden gecureerd. In onze Republiek bestond er geene macht, die adeldom kon verleenen. En er waren er toch genoeg, die er naar snakten. De nieuwbakken regenten-aristocra tie begeerde ook de uiterlijke teekenen van aanzienlijkheid. Het viel haar niet moeilijk vreemden adeldom of ridderIIIIIIMIMIIItllllllllllllllllllMllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll AMERIKAANSCHE BRIEVEN door Dr. HENDRIK WILLEM VAN LOON (Met teekeningen voor de Amsterdammer" door den schrijver) titel te bemachtigen, hetzij bij diplo matieke zendingen, hetzij als loon voor financieele diensten, aan buitenland sche vorsten bewezen, hetzij eenvoudig door koop. Er waren nog mannen van den ouden stempel, zooals Reinier Pauw de bekende tegenstander van Oldenbarnevelt die alle vertoon van ijdelheid uit den booze vond en een besluit van de Amsterdamsche regeering uitlokte,waar bij het verboden werd in^'de kerken de familiewapens der overledenen boven hun graf te hangen. Den riddertitel, dien zoowel de koning van Engeland als die van Frankrijk hem verleende, heeft hij nooit gevoerd. Maar het komende geslacht dacht er anders over. Al zijne zonen, op n na, die jong stierf, verwierven den ridder titel van de koningen van Engeland, Frankrijk en Zweden en de Signoria van Venetiëen zij voerden dien ook. Tal van andere patriciërs deden evenzoo. Wie dit geluk moest .missen, hing achter zijn naam dien van zijne heerlijkheid, tooide zich" om een uitdrukking van wijlen prof. Kalff te citeeren met een pauwestaart". De sleep toon de de neiging zich naar voren uit te breiden; de burgerlijke familienaam raakte in onbruik; die van de heerlijk heid verving hem. Zelfs een man als de Drost van Mui den, Pieter Cornelisz. Hooft, gaf zich moeite - en slaagde er in van den Franschen koning een riddertitel te verkrijgen. Het zou een belooning zijn voor zijn yver in 't verbreiden der glorie van koning Hendrik den Groote" (zijn boek over Hendrik IV), maar hij was zelf bereid er voor in de beurs te tasten; 1000 a 1200 francs wilde hij of feren voor zooals hij, tot afweer, schertste sa propre vanité". Intusschen, dit bleef toch maar na maak. Het echte was de oude adel. Maar het. aantal daartoe behoorende geslachten nam gestadig af, met name in Holland. Tegen het einde van de oude Republiek waren er nog maar tien personen in de ridderschap van Hol land beschreven, daaronder vier Wasse naars en twee Boetzelaers; de geheele zaak" de oneerbiedige uitdrukking is van wijlen den Groninger hoogleeraar Mr. B. D. H. Teilegen beperkte zich dus tot zes geslachten". De Bataafsche Republiek kende het instituut van den adel niet. Koning Den Haag, 22 September 1923. De overweldigende drukte van het cosmopolitische leven in de Hollandsche residentie maakt het noodig, dat ik mijn vele indrukken netjes via een dagboekje in orde breng. Het dagboek-idee is al wel een beetje erg afgewerkt. Hammurabi bouwde ieder jaar een nieuw paleis van zijn oude dagboek van de Babyloniers" en begon dan weer op nieuw en met groot geduld zijn ?stille klan ken in de ge duldige klei te graveeren. Dat was vier duizend jaar ge leden. (Misschien was het ook drie duizend jaar geleden, maar dat hoef ik nu niet meer zoo precies te weten). De Babylonische ge woonte is blijven bestaan. De meeste professioneele dagboek-schrijvers gebruiken nog steeds bij voorkeur keisteenen. Van Amsterdamsche kranten gesproken--: zit Blokzijl nog altijd voor het. Handelsblad in Berlijn? Hij schreef gisteren'(dat is Vrij. dagmorgen) in het Handelsblad een brief uit Duitschland, die wel buitengewoon goed was en daarom zonder eenigen twijfel door alle brave burgers met mede lijdend schouderophalen ter zijde zal zijn gelegd. Ik had te kiezen tusschen twee millioen mark of een Handelsbladje en kocht gelukkig het laat ste. Er wordt in de Hollandsche journali stiek heel veel goed werk gedaan. Maar de atmospheef van den Hollandschen kranten-tuin blijft steeds verduisterd door de zware verve ling van wat men nog het beste Hollandsche blad" noemt. Denkende aan het principe, dat in Holland alle genres slecht zijn behalve het vervelende, is mij dit volkomen duidelijk. T Als ik niet oppasjschrijft iemand mij de volgende week een boozen brief en verwijt mij mijn verachting voor degelijkheid". Bismarck zeide (wat heeft de man niet gezegd?) wen die Deutschen ehrlich sind werden sie grob". Tien tegen een haalt men nog uit de verborgenste na gelaten Gedanken und Erinnrungen de diepe wijsheid wanneer Hol landers vervelend wor den dan noemen zij zichzelf degelijk". Gisferen avond ben ik uit Amsterdam geko men. De trein vertrok een en twintig minu ten te laat; deed er onderweg nog een twintig minuten bij en kwam tegen midder nacht in den Haag aan. Dat de trein van San Francisco naar Chica'go door storm en sneeuw eenige men opge houden wordt, kan ik mij voorstellen. Waar om een trein die door onze vlakke weiden loopt zonder uitzondering vertraging moet onder vinden is mij een raadsel. Ik geloof, dat ik den volgenden keer als de trein niet op tijd vertrekt maar zal beginnen te douwen. Dat is veel gemakkelijker dan het lijkt in onze lage landen. Maar het gevaarte zou allicht vóór den aangegeven tijd in Haar lem aankomen en dan was Leiden in last. De trage uren van de reis heb ik doorge bracht met het lezen van een nieuw Amerikaansch krantje dat mij zoodanig plezier geeft, dat ik u er den naam van verraad. Het heet Time" en wordt uitgegeven op 236 East 39 street New York. Ik herinner mij nu, dat een aantal enthousiaste studenten van eenige van de oostelijke universiteiten aan zoo iets dachten en er mij een jaar geleden over schreven. In dertig bladzijden, goed gedrukt en met genoeglijke plaatjes (?wliat is a book without pictures?" said Alice) in dat kleine bestek geeft het net alles wat men weten wil en weten moet. Er zijn meer van dergelijke kleine blaadjes. Het vermakelijke van dit weekblad is, de opgewekte wijze waarop het deftige gedoe van de Excellenties en de Weled. Lodewijk herstelde de instelling bij de wet van 22 April 1809. Nog geen jaar later werd die wet ingetrokken; de al machtige broer van den Koning van Holland zag er een caricatuur in van de keizerlijke instellingen. Tijdens de in lijving bij. het keizerrijk golden de in Frankrijk geldige wetten ook voor ons; zoo werden ook wij gelukkig gemaakt met de Comtes et Barons de l'Empire". Met de regeering van Koning Willem I herleefde de Nederlandsche adelstand. En er werd nieuw bloed aan toegevoegd. De toenmalige grondwet maakte dat noodzakelijk. Volgens haar toch werd aan de edelen of ridderschappen een zeker aandeel in het provinciaal be stuur toegekend. Aangezien nu zoo als in 1917 de Minister van Justitie schreef de oude adel daartoe geen genoegzame stof opleverde", moest het tekort worden aangevuld. Dit geschied de door verheffing in den adelstand van een aantal patricische families, af stammelingen van geslachten, die ge durende de Republiek in verschillende generaties regeeringsambten hadden be kleed. Eenig persoonlijk of zakelijk vereischte werd voor het bezit van adel dom niet gesteld. Sinds 1848 zijn de politieke bevoegd heden van den adel vervallen. De nood zakelijkheid om, ter uitvoering van de grondwet, nieuwe adellijke families te creëeren, ter vervanging van de uitgestorvene of ter vermeerdering van het getal der nog bestaande, was dus niet meer aanwezig. Desondanks werd ook in de tweede helft der 19de eeuw, en daarna, aan verschillende families adel dom verleend. Zij moesten dan de vereischte bewijzen van afstamming van regenten-geslachten kunnen vertoonen. Het komt voor, dat iemand bij Ko ninklijk Besluit met zijn wettige na komelingen in den Nederlandschen adel wordt verheven, zonder dat zijn meeste medeburgers ooit van hem gehoord hebben, laat staan da^ij iemand zou zijn, die zich ongemeen verdienstelijk heeft gemaakt. Naar de persoonlijke verdiensten van hem, die in den adel stand verlangt te worden opgenomen, wordt niet gevraagd. Hij moet alleen verdienstelijke voorvaderen hebben. Hun verdienstelijkheid bestaat echter dikwijls alleen in het feit, dat zij in vroeger eeuwen regeeringsambten heb ben vervuld, niet in de wijze, waarop zij dit deden. Hoog Geleerde Heeren, die deze wereld be stieren, uitgelachen wordt. 1) Maar onder meer vond ik dit erin staan. Ik vertaal het zoo als het er gedrukt was. Onze Oostelijke Kust verwoest. 16 groote Martin-machines met bommen gewapend vertrokken van Hainpton Roads in Virginia en vlogen naar Bangor in Maine, een afstand van 800 mijlen, in 8£ uur. Bij het Mitchell Vliegveld op Long Island werd de vloot versterkt door een eskadron snelle Havilands en een-persoons vecht-machines. De Martin-machines hadden elk een bemanning van vijf koppen en alle hunne benoodigdheden voor vier dagen tot de kleinste kleinigheid, waaronder zelfs schrijfmachines. Gedurende de heele reis maakten de machines de ma noeuvres die noodig zouden zijn geweest bij een aanval en vernielden in theorie alle stati ons en bruggen en werven. Hadden zij hun bommen met 100, 200 en 600 ponds springstof fen laten vallen, dan was de heele oostelijke kust vernield geworden". De hemel beware er mij voor in het debat over de vlootwet te treden. Dat is een zuiver Hollandsche zaak en ik zal er alleen maar wat belasting voor mogen betalen. Maar in Amerika raken zelfs de verwoedste strijders vooren aanhangers van de dikke pantserschepen langzamerhand overtuigd van de onmogelijkheid om met die arme walvisschen nog verder iets tegen de snellere adelaars te doen. Toegegeven dat het bovenstaande bericht eenzijdig was en dat er niet op de vlieg-vloot geschoten werd, wat zou er dan nog van de schepen in de havens van Brooklijn en Newport terecht gekomen zijn? Ik heb eens een jaar in Dayton gewoond. Daar worden alle vliegexrerimenten gehou den. De kranten schrijven er weinig over. Maar algemeen weet men wat voor ongeloofelijke vooruitgang er gemaakt is op het gebied van de vliegmachine als oorlogswerktuig. Wanneer men in Amerika hoort over de Noch in politieken, noch in economischen zin vormt de adel ten onzent meer een afzonderlijken stand. In niets, behalve zijn titel, onderscheidt hij zich van de burgerij. Zonder waarde is die titel niet; hij geeft gewoonlijk een waar borg van beschaafde manieren; hij ver leent gemakkelijker toegang tot sommi ge ambten; hij imponeert nog altijd een aantal menschen en doet hen met ont zag tot den drager ervan opzien. Maar essentieele waarde heeft hij niet. Er zijn onder de adellijke geslachten families, die, in verscheiden generaties, door haar moreele, intellectueele en lichamelijke eigenschappen boven .het gros uitstaken. Hetzelfde komt voor bij families, die niet van adel zijn. Er zijn edellieden, die door uitnemen de diensten aan den staat of door het geen zij als beoefenaar van. kunst of wetenschap hebben -verricht, zich n . beroemden naam hebben verworven. Ook bij niet-adellijken is dit geen zeld zaamheid. Met den waren adel den adel der openbare meening, dien iemand voor zich zelf verwerft door zijne daden, en waarvan een deel van den glans nog pleegt af te stralen op zijne naastbestaanden valt de geboorte-adel soms samen. Alleen voor zooverre hij dit doet, verdient hij geëerd te worden. De ge boorte-adel als zoodanig heeft geen re den van bestaan meer. Men trachte hem dus niet kunstmatig in 't leven te hou den. Is het eigenlijk nog noodig, zulke dingen neer te schrijven? Men zou meenen van niet. Maar juist in den laatsten tijd heeft men weer gehoord van plannen om sommige Nederlanders in den adelstand te ver heffen. Een ieder kent de namen van hen, die daarvoor in aanmerking zouden komen. Volgens de geruchten is de zaak van hooger hand afgelast. Men schijnt daar niet te willen afwijken van den regel, dat alleen families, die naar de gestelde regelen hare patricische afkomst kun nen bewijzen, voor verheffing in den adelstand in aanmerking komen. En ditmaal zou althans volgens de geruchten juist een poging gedaan zijn om adeldom te verkrijgen voor mannen, wien de vereischte kwartieren ontbreken, maar die in plaats daarvan een conduite-lijst kunnen vertoonen, die gewaagt van uitnemende aan den lande bewezen diensten. Een volslagen nieuwigheid zou dit niet wezen. Ook onder het koningschap van Willem I en Willem 11 is het wel eens voorgekomen dat iemand zonder voorouders wat dan beteekent: zon der voorouders, die regenten waren wegens zijne persoonlijke verdiensten geadeld is. Wanneer het wenschelijk moest heeten, den adel te blijven aanvullen, zou een versterking daarvan uit de ge lederen van wat wij straks den waren adel noemden altijd nog aannemelijker zijn dan de bestendiging van de thans gevolgde methode, waarbij alleen naar voorvaderen wordt gevraagd. Maar van die wenschelijkheid zijn wij in geenen deele overtuigd. En wij kunnen ook niet inzien, dat men aan de glorie van mannen of vrouwen, die zich beroemdheid hebben verworven door hunne daden of werken, iets wezenlijks zou toevoegen door het verleenen van een titel, die mede ge voerd mag worden door tal van perso nen zonder eenige verdienste. Aan ons volk en onze regeering staan werkelijk wel andere middelen ter be schikking om uiting te geven aan den eerbied, dien zij voor de beste burgers en burgeressen gevoelen. Maar de regeering zou de waarde van de onderscheidingen, die zij verleent, aanzienlijk kunnen vermeerderen door er heel wat minder kwistig mee om te springen, dan gebruikelijk is. Zooals men ook ons volk zou toewenschen, dat het zich minder vatbaar toonde voor wat men de epidemische ziekte van onzen tijd zou kunnen noe men: de jubileer-manie, de zucht om iedereen die een zeker aantal jaren een min of meer verdienstelijk predikant of advocaat of hoogleeraar of wat dan ook geweest is, te huldigen. Thorbecke sprak eens van onzen kleinen, afgezonderden volkskring, waar de echte maatstaf van grootheid wel eens zoek raakt". Ook wij nog mogen die waarschuwing ter harte nemen. Trekken wij den kring van grootheid" niet te ruim, maar eeren wij dan ook hen, wien wij een plaats daarin aanwijzen, met iets beters dan met den hollen klank van een adel lijken titel. KERNRAMP Hollandsche vlootplannen, dan kijkt men ver baasd en zegt gekke dingen omtrent trek schuiten en ander voorwereldlijk gedoe. Maar nog iets anders. Wanneer ik wel eens (in onbedwingbaren wensch om steeds weer iets nieuws te leeren) vraag naar het geheimzinnig waarom van al die vlootbeweging en flotille-agitatie, dan zegt men met een geheimzinnig gezicht pst ! Dat moeten we doen. Dat was de boodschap meegebracht uit Londen of uit Washington. Van Londen weet ik niets. Wat voor bood schappen men daar aan Hollandsche staats lieden geeft is mij onbekend. Van Amerika weet ik iets meer. Amerika is een raar land en redakteuren van kranten worden er door de regeerders mét een zeker vertrouwen behandeld. Men is er zoo ongeloofelijk naief, dat men nog steeds hecht aan de openbare meening. Men vleit er zich zelfs met de veronderstelling^dat Amerika per slot van rekening door de openbare meening gere geerd wordt, wat natuurlijk in geen enkelen fatsoenelijken staat toegelaten zou zijn. Welnu, in die zooeven omschreven capaciteit heb ik nog wel eens een enkelen keer met menschen gesproken die iets konden weten van de be doelingen van de Amerikaansche regeerders. De hemel beware er ons voor officieelderig" te doen. Het is zuiver en alleeneen redaktoriaal pronunciamento en het is werkelijk liet pa pier niet waard waarop het gedrukt staat, maar van Amerikaansche zijde is er zeer stel lig niet op aangedrongen, dat Holland de Indische vloot uit zou breiden tot deze voor heen ongekende-grootte. De petroleum-neurosis is zeur hevig in Washington. Zooals overal elders. zegt dus niets. Men zou ook niets zeggen als wij morgen alle Rembrandts in stukjes knip pen om er detective-romans' op te laten druk ken. Maar men verwondert zich. Evenals men zich zoo dikwijls verwonderd heeft over een diplomatiek beleid, dat nog steeds aan het geloof in het beschraenkte Unterthanen-verstand" vasthoudt en vindt dat de gewone menschen met zaken niets te maken nebben. Hier valt mij een verhaaltje te binnen. Het heeft overigens met het geval niets te maken. Een oud mannetje uit New England komt aan boord van een Amerikaansch oorlogsschip en vraagt er den kaptein te spreken. Met wien heb ik het genoegen?" vraagt de gezagvoerder. Met een van de bezitters" is het antwoord. Ik doe deze anecdote gaarne cadeau aan den Heer Groeninx van Zoelen voor zijn volgende brochures. Daarhebben we nu eindelijk eens iemand die de moeite van het lezen waard is. Of hij gelijk heeft of niet, weet ik niet. Mar hij is de eenige staatsburger van mijn oude vaderland die op leesbare wiize over Hollandsche geschiedenis geschreven heeft. En omdat hij even een raam openzette in de oude kamer van onze wederzijdsche verheer lijking, ging er een groot geschreeuw op. Het tocht" bulderde de societas eruditorum". Als hij dat hoort, dan zegt de doorsneedsche burger pardon Heeren. Als u vindt dat het tocht, dan doe ik het raam maar weer gauw dicht". Groeninx van Zoelen (wie hij dan ook is) deed er fluks nog een raampje bij open. !k wensch hem sterkte. Voor mijn part doet hij er de deur ook bij open en haalt de prop uit den schoorsteen. Dan moet het heele gezelschap misschien op zijn Nova Zemblaasch naar buiten hollen en in de sneeuw gaan rollen om weer bij te komen. Maar wat zou er daarna in het Behouden Huis van het Oude Vaderland een betere lucht hangen. En daar komt het toch op aan. 1) De heer van Loon was vele jaren professor in de geschiedenis. RED. We hebben in Amerika staatslieden die petroleum '/weeten als zij zich over iets warm maken. Die zien alles in een waas van kerosine-stofdeultjes. Zooals men in Holland alles door de dikke nevelen der theologie bekijkt. Dat gaat echter net zoover als het gaat en dat is niet heel ver. Men beschouwt er de Hollandsche vlootuitbreiding met verbazing. Men zegt niets. Als de Hollanders goed geld voor een waardelooze vloot uit willen geven, dan kan men altijd nog wat aan de staalleveranties verdienen. Men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl