De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 29 september pagina 5

29 september 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

29'Sept. '23. - No. 2414 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOIVteTIGHEDÉN XC.I I Nu ons tooneelseizoen weer begonnen is, en Frankrijk, Duitschland, Engeland, België, Rus land, Oostenrijk, Amerika, Italië, Noorwegen, Zweden en Spanje weer moeten meehelpen, om ons van geestelijk voedsel te voorzien, wil ik nogeens de aandacht vestigen op het stuk van de Czethische broeders Capek"; And so ad infinitum", (The life of the insects) dat ik nog op geen enkele repertoire-lijst zag aangekon digd, en dat, toen ik het dit voorjaar in Londen zag opvoeren, zoo'n sterken indruk op me maakte, dat ik, het nog niet oud-bakken" vind, om er over te schrijven. Ik moet er eerlijkheidshalve onmiddellijk bijvoegen, dat het niet tot de stukken behoort, die het tot ,,a long run" brachten; maar ik vlei er me mee, dat ons Holiandsche publiek toch wel een klein beetje minder oppervlakkig, een klein beetje minder struisvogelachtig en een beetje minder verknocht aan a happy ending" is, dan de beminnelijke Engelsche schouwburg bezoeker, die te gezond en te normaal is, om het met de kunst zoo heel erg au sérieux te nemen; die, onder het genot van een sigaar, in een aangename zaal, rustig een paar uur wil zitten soezelen over de liefde, de schoonheid, de trouw, (en de ontrouw, om hieraan relief te geven), maar die, als hij naar huis rijdt,, niet langer aan al die bekoorlijke dwaasheid begeert te denken. En er zich zeker niet door wil laten versomberen, of er zijn nachtrust door. laten verstoren ! De gebroeders Capek wijken in hun life of the insects" aanmerkelijk van het hierboven omschreven programma af, en dat heeft hun dan ook in Londen een slechte pers bezorgd en zeer matig bezette zalen. Want deze satyre op ons menschelijk geslacht is te scherp om haar dadelijk te kunnen vergeten, en te eerlijk, om er niet over te tobben; een hypocriet zal zich vóór alles gechoqueerd toonen, en het Engelsche volk deed in dit opzicht zijn reputa tie gestand, maar wie het belangrijke kan aanvaarden, ook als het niet aangenaam is, zal zich door deze entomological review" voortdurend geboeid en soms zelfs ontroerd voelen. De titel is ontleend aan de regels van Dean Swift: ,,So Naturalists observe, a flea Has smaller fleas that on him prey; And these have smaller still to bite'em, And so proceed ad infinitum". Wat ons groot lijkt, is voor een grootere weer klein, en het kleine is groot" voor het nog-geringere; of men nu het leven neemt van vlinders of van torren en kevers of van mieren, het is alles hetzelfde als bij de menschen: liefde, bezit en strijd, liefde als een meedoogenloos en dom spel, bezit als een meedoogenlooze, bekrompen hartstocht, en strijd als een blinde vefnielzucht, een dom, mechanisch vervullen van een blinden wil. Blind, wreed en dom", dat zijn de drie adjectieven, die van de drie acten ons bij blijven, en de zwerver, die op den voorgrond ligt, het streven en verlangen, het strijden en sterven der verschillende diertypen aanziet en er telkens zijn moraal uit trekt, denkt er niet veel anders over. Blind en dom" is de agitatie van de vlinders, in het eerste bedrijf, die allen met elkaar spelen, elkaar afstooten, aantrekken, weer afstooten, in tel kens nieuwe combinaties, uit roekeloozen drang naar genot, en waar alleen de dichter buitenstaat, óók dom, maar op andere wijze, desiring the impossible", en daarom tegelijk aanbeden en gehoond door de vrouwtjes, die de mogelijke, tastbare, voor-het-grijpen-liggende dirtgen begeeren. Maar na deze persi flage op de jacht naar leege vreugde, en op de moderne vrouw met verworden instincten, die haar onafhankelijkheid alleen gebruikt, om haar erotiek den vrijen teugel te laten, geven de auteurs ons in het tweede bedrijf, het sterk ste en het meedoogenlooste van het stuk, het ven der kevers en torren onderling; en hier gaan wre"edttéid»en domheid^gelijk op, wreed heid tegen alles., wat niet het eigen naaste bloed is; doniheid, die niet ziet, dat het werke lijke geluk ergens' anders moet liggen dan waa'r deze zwoegende wezens het zoeken: de twee dikke kevers, die. al maar verteedend hun hoop je vuilvoor zich uit rollen, dat dear little pile", hun life's work", hun little' ball of blessedness"; n die, zoekend naar een goed hol om het te verbergen, hun dierbare bezit, 'waar ze hun ziel en hun zaligheid voor zouden willen geven, voor altijd kwijt raken; het verraderlijke insect, dat krekeitjes als een sluipmoordenaar overvalt, om ze aan zijn lieve dochtertje, zijn griezelige larve, te bren gen, en dat zijn afschuwelijke dagtaak met de nobelste bedoelingen, (zijn kind vreugde te bereiden), en onder de schoonste motto's vol brengt; Do the job that's nearest, though it's dull at whiles". Life is real, life is earnest, life is not an empty dream"; en de parasiet, die, al scheldend op de gemeenheid van zijn mede-insecten, zoowel de vertroetelde larve als de krekeitjes opeet. Die krekeitjes, het arme, jong-gehuwde, in gezelligheid en familievreugde opgaande paar, dat niets ziet dan elkaar, het knusse huisje en het kindje-in-detoekomst, hoe geven ze een beeld van het menschelijke, klein-burgerlijke bestaan; maar herkennen we ons eigen leven helaas ! niet even duidelijk in die twee idioten, die aan niets anders denken dan om een zoo groot mogelijken hoop te maken, en dan weer dadelijk aan het maken van een nieuwen hoop beginnen? Of in den idealen familievader, die zonder eenige gewetenswroeging alles doodt, wat hij op zijn weg tegen komt, om zijn afzichtelijke larve aan een lekker beetje te helpen? Maar de meest pathetische figuur van het stuk is voor mij de in windselen sluimerende eendagsvlinder, die door alle bedrijven heen telkens met extatische stem heeft verkondigd : Weldra zal het wonder gebeuren ! Weldra zal ik geboren worden! De heele wereld wacht!" Wie herkent niet de eigen jeugd vol over moed, vol fanatiek zelfvertrouwen in deze overspannen verwachting? En, na het derde bedrijf, vol oorlogsgeweld en mechaniseering van den arbeid, dat bij de mieren speelt, wordt ze eindelijk geboren, op een «eerlijken avond, en stralend-mooi fladdert ze rond: Hearken, o hèa ven ! O earth, give ear! I will proclaim a mystery here. I will solve all things. I will teil The whole world's ineaning. Hearken well." En dan zinkt ze dood neer; haar ne oogenblik, haar leven is al weer voorbij. Een stuk orn lang over na te mijmeren; en me dunkt: om een Hollandsch publiek, dat graag philosopheert, zeer te boeien. ANNIE SALOMONS BIJ DEN DOOD VAN SUZE LA CHAPELLE?ROOBOL Met Suze la Chapelle?Roobol is weel een vrouwefiguur heengegaan, die haar eigen aardige bekoring bezat; en hare wezenlijke waarde als mensen en als schrijfster zullen allen die haar kenden en de honderden die haar met graagte lazen, dankbaar erkennen. Zelden heb ik bij het genus artiest" iemand ontmoet van zulk een bescheidenheid en met zoo weinig litteraire pretentie; /ij wist zelve al te goed, dat zij niet behoorde tot de schrijfsters van den eersten rang en begeerde daar ook niet te schitteren; maar de gave haar geschonken, hoe bescheiden ook, trachtte zij zoo eerlijk en consciëntieus moge lijk te ontwikkelen en zuiver te houden; en haar menschenkennis door veel leed ver kregen, de ervaring van haareigen hart_vooral, hebben dat talent doen rijpen on haar vaak bladzijden doen schrijven, doortrokken van echte menschelijkheid. Ik denk hier aan sommige passages van de Familie de Rest, Het japansclie Huis, Bartje, Vriendinnen en aan haar twee beste ?iiiiiiiililiilll VSUCHTENKOEKJES VAN SIPEES HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak SUZE LA CHAPELLE?ROOBOL t tooneelstukken: Een Boete en Het Voorbeeld. Misschien was haar dramatische aanleg (die ook in haar romans en novellen uitkwam: zij hield ervan zedelijke conflicten te scheppen en karakters in botsing met elkaar te brengen) wel een herediteitsquestie; de Roobols, zooals zij me vaak vertelde, waren tooneelmenschen." Toen ik haar leerde kennen, was ik heel jong en zag met bewondering op naar de mooie, knappe schrijfster, die de vriendin was van den grooten criticus van Nouhuys en die in een kunstenaarswereld leefde, waar ik geheel buiten stond. Hoe gelukkig en angstig tegelijk voelde ik mij, toen zij me in kennis bracht met hem ! Nooit zal ik mijn bezoek bij den fijnen kunstenaar vergeten, die mij zoo doordringend en toch welwillend aanzag. Suze ia Chapelle en van Nouhuys hebben mijn eerste wankele schreden op litterair terrein geleid, maar het is vooral Suze la Chapelle die mij, tot haar dood toe, met een moederlijke belangstelling heeft omgeven, waar ik altijd dankbaar voor zal blijven. Later, toen ik veel en vertrouwelijk met haar omging, vertelde zij mij graag uit haar ver leden. Zij leefde als jong meisje met haar moeder, (een zuster trad eerder in 't huwelijk) die zij niet ophield te vereeren en wier aardig ouderwetsch portret in olieverf zoo dikwijls mijn bewondering wekte, niet alleen omdat het een mooie jonge vrouw was, die de schil der had afgebeeld, maar omdat er zoo iets onzegbaar bekoorlijks uitging van dat schil derij, dat ik niet anders uit kan drukken dan als ,,de geur van het verleden", toen de vrou wen nog in het verborgen bloeiden. Ik kreeg altijd den indruk van een bizonder innige verhouding tusschen die fijnbeschaafde vrouwen. Toen maakte Suze Roobol kennis met la Chapelle, haar tockomstigen man. Het was een romantisch huwelijk ! twee mooie jonge menschen, die tegen den zin van zijn ouders toch het geluk zochten. Helaas, dit geluk duurde nanwlijks een jaar: een wreede ziekte rukte den jongen man weg en Suze la Chapelle trok weer bij haar moeder in. Een zoontje werd geboren; daarvoor moest gezorgd en gewerkt worden; de omstandigheden waren moeilijk en de jonge vrouw, die zoo snel den bloesem van haar geluk zag gehavend, begon haar bestaan van plicht en verantwoordelijkheid tegenover haar kind. Dat zij die opgave zoo zorgvuldig en liefdevol mogelijk vervulde, het gaf mis schien aan haar leven de diepste waarde, de schoonste llonkering. Zij begon te schrijven en het was vooral de moeder in haar, die haar dreef tot uiterste inspanning en ontwikkeling van haar aanleg. Met materieele zorgen heeft zij jaren te kampen gehad, doch haar energie, haar onvermoeibare werkzaamheid trotseerde alles en bewonderenswaardig was de uiter lijke opgewektheid, de levendige zwier, waar door zij aan haar leven (altijd op een klein büvenhuis en altijd in bekrompen omstandig heden) een zekere sierlijkheid wist te geven. Als ik bij haar kwam, was zij altijd keurig gekapt, met zorg gekleed, prettig om naar te kijken"; haar lief gezicht met de mooie bruine oogen, fijn als een camee, behield tot in haar zestigste jaar een jeugdige frischheid, een te ere blos als van een jonge vrouw. Voor het tooneel interesseerde zij zich bizonder. Toen wij zoo arm waren, moeder en ik", vertelde zij wel eens, gingen wij toch naar de comedie; we spaarden het op andere dingen uit." En totdat haar ziekte het haar belette, ging zij geregeld naar den schouw burg; natuurlijk werd die belangstelling nog levendiger toen haar zoon, die in de rechten had gestudeerd en eerst in bankzaken werk zaam was, omsloeg naar het tooneel. Betrek kelijk laat is zij zelve voor het tooneel gaan schrijven en in haar drama Een Boete had zij dadelijk een welverdiend succes. Wat in dit stuk naar voren komt, is het beste deel van haar persoonlijkheid: het innige mededoogen met de zwakkeren, die in liefde willen opgaan en zich daaraan overgeven in argeloos vertrouwen en die door de maatschappij onder den voet geloopen en geminacht worden. Er is een echte menschelijkheid en vooral moederlijkheid in dit stuk; terwijl de teekening van de eenvoudige burgermenschen daar om heen, verdienstelijk werd gegeven. Uit Dickens' verhaal (zij hield veel van Dickens en dit is symbolisch: is er in haar werk niet veel van dezen grooten gemoedelijken romanticus-realist?) trok zij nog een. aardig spel voor Kerst mis: Het Krekeltje achter den Haard. Het kon niet anders, of zulk een vrouwmoest ook een lieve grootmoeder worden en als alle grootmoeders gezellig kunnen ver tellen; wat ook blijkt uit haar meisjesboeken ! .a. uit Stijf kopje als grootmoeder." Ik zie haar in mijn herinnering bij de wieg zitten van haar eerste kleinkind; het jonge vrouwtje van haar zoon was gestorven en zij had geen oogenblik geaarzeld haar eigen dierbare woning te verlaten en bij haar zoon in te trekken om op 't kind te passen". Hier is mijn plaats", zei ze eenvoudig. Dergelijke liefdesdaden zijn heerlijker van glans dan alle roem die een schrijfster kan verwerven. En met denzelfden eenvoud stond zij haar kleinkind weer af aan de tweede vrouw van haar zoon, om een even toegewijde grootmoeder te worden voor de andere klein tjes. Even hartelijk was zij voor haar vrienden en velen zullen met mij in dankbaarheid haar liefderijke hart gedenken, haar moedig, rechtschapen karakter, haar levendigen geest. Dat het publiek haar werk waardeert, voor een groot deel zal het wel zijn omdat haar ro mans en haar tooneelwerk een uiting waren van haar sympathieke persoonlijkheid. FE N NA DE MEYIER BOEKBESPREKING Zoo langzamerhand beginnen de najaarsuitgaven weer binnen te komen. De firma G. B. van Goor Zonen, Gouda, die elk jaar de kinderlectuur op zulk een keurige verzorg de wijze verrijkt, heeft al heel wat boekjes gereed. Daar zijn in de serie Gezellige uurtjes" de deeltjes: Bij Grootvader, door Maren Koster, De Ijsmannetjes door Jacqueline van der Nagel, 't Was Kerstmis, door Marie Leopold. 't Zijn alle drie boekjes met aardige kinder verhalen en plaatjes vol leven en beweeg, waarvan mij die van Sijtje Aaf jes in 't deeltje Bij Grootvader 't best geslaagd voorkomen. Een boek voor oudere meisjes is: Het vreemde eendje in de bijt door P. J. Cohen de Vries, G. B. van Goor Zonen, Gouda. Hetdoet mij persoonlijk altijd aan wanneer ik op een titelblad den naam van een schrijver of schrijf ster lees wier overlijden van nog zoo jongen datum is. Dat blad ligt daar zoo star voor mij met zijn rouwzwarte letters op het reine witte papier. In een onzichtbare zwarte sluier schijnt het boek gehuld, wier verschijnen een vreugde had kunnen zijn voor haar die er het aanzijn aan gaf. ,,Het vreemde eendje in de bijt", is een van die boeken welke als gezonde, goede, lectuur . een pronk zullen blijven in elke meisjesbi bliotheek. Hoe doodgewoon is het geschreven en toch hoe gevoelig. Met welk een warm _ ZONIM ontvingen wederom 40x70 135x210 275x365 ?0,90 ?6,95 ?26,50 en tusschenliggende maten. hart teekent de schrijfster het kinder- en gezinsleven, hoe juist ook de karakters der kinderen in vreugde en ziekte. Want in het leven der jeugdige Wesselingetjes gaat het ook niet altijd voor den wind en Nora het nichtje, het vreemde eendje, het familie eendje, heeft heel wat doorgemaakt voordat Oom tot haar kon zeggen aan het slot. Nu is ze een knappe eend geworden. Een echte groote knappe juffrouw Eend!" En dan davert 't heele huis van het vroolijk gelach. Van Broertje door A. F. Pieck, uitg. G. B. van Goor Zonen, Gouda, is een tweede druk verschenen. De plaatjes doen 't nog altijd niet te best. E. M. R. KERSTFEEST OP ZEE Mag ik de dames in Nederland, die belang stellen in zeelieden, weer komen herinneren aan de Kerstkisten, die we in Nov. en Dec. meegeven aan de Holl. zeeschepen, die uit Amsterdam en Rotterdam vertrekken en tot na Kerstmis wegblijven? Gaarne ontving ik het handwerkje, dat ge maken wilt, of het mooie leesboek, dat ge uit uw boekenkast wilt opzoeken aan onderstaand adres vóór l Nov.; op dien dag houden we de tentoonstelling van wat er ingekomen is, en daarna begint de verzending. Het is mij een groot genoegen nadere in lichtingen te geven. MINNIE ORTT Tehuis voor Zeelieden Veerhaven 17, Rotterdam. iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiliuiiimmiiiiitu De grootste hulde De grootste hulde die ik zag, Was het verrukte knikje, Dat ons Prinsesje oogsten mocht In 't kleine oogenblikje, Dat men in de gesloten koets Na hevig halzenrekken, Haar, 't teergeliefde Vorstenkind, Toch eindelijk kon ontdekken. Ze zwierdyi lustig rij aan rij De meisjes, jong en fleurig, En wuifden met hun doekjes wild Of met banieren kleurig. Maar 't oude vrouwtje, 80 jaar, Stond uren lang te wachten Werd voortgeduwd, gestompt, gepord, Maar had slechts n gedachte: Ik moet erbij, Op d' eerste rij, 'k Wil voor mijn dood aanschouwen Het dierbaar pand Van Nederland, Het Kind der Koningsvrouwe. En toen zij 't vond, Zoo frisch en blond, Van 14 lentejaren, Toen, of zij bad, Klonk 't zacht: Jij schat, Dat God je lang moog' sparen. L. PLEMP VAN DUIVENLAND Z I L L E S E N iiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii Illll IIHIIII l IIIHItllll l! l PADDESTOELEN Ze hebben weer onze volle aandacht en om velerlei redenen. Vooreerst om het treurige vergiftigingsgeval in Kennemerland, dan door de groote bloemententoonstelling in Amster dam, waar zij hun raadselachtig plaatsje vonden, voorts door de groote officieele mycologische tentoonstelling te Leiden en eindelijk door de omstandigheid, dat we ze dit jaar weer eens te zien krijgen in al hun verbiisterenden rijkdom en pracht. Ikhebdenindruk.datdepaddenstoeleneterij in Nederland geen groote vorderingen maakt. De lui, die er een jaar of vijftien geleden aan begonnen zijn, doen het nog. De oorlog heeft eenige mycophagen er bij gefokt, maar toch niet den paddestoel verheven tot algemeen gebruik en geliefd voedingsartikel. Hier en daar weet een Duitsche dienstbode haar Herrschaften in te wijden en over te halen, maar daar moet je toch voorzichtig mee wezen ! Wij denken licht, dat die meisjes er verstand van hebben, omdat men in Duitschland meer paddestoelen eet dan bij ons. Ze zijn er een markt-artikel en er zijn of waren keurmees ters en handleidingen en plaatwerken bij de vleet. Toch blijken ze nog dikwijls even licht zinnig, onberaden en ouderwets te werk te gaan, als sommige plattelanders bij ons vijf entwintig jaar geleden. Dezer dagen ontmoette ik zoo'n juffer met een mand vol paddestoelen. meest boleten en Russuia's, en om nu eens wat te beleven van de resultaten van die keur meesters en plaatwerken, maakten wij een praatje en pp de vraag of zij al de soorten in haar mandje goed kende, kregen wij het ont stellende antwoord, dat die bekendheid niet van zoo groot belang was. Zij kookte de paddestoelen altijd met uien en dan waren ze ,,gut". 't Was een Boheemsche; ze nam mijn waarschuwingen zeer ongracieus op en ze had zoo vele jaren paddestoelen toebereid zonder dood te gaan, dat ze het goed vertrou wen in haar handelwijze niet behoefde te verliezen. 't Is misschien wel goed, hier nog eens te zeggen, dat men nooit paddestoelen moet eten, die men niet afzonderlijk bij name kent en aan goede kenmerken met zekerheid kan onderscheiden. Tot die onderscheiding kan men alleen komen door ze met een boek goed te determineeren. Ik gebruik nu al dertig jaren mijn goede oude Costanün et Dufour. Sedert dien tijd hebben wij hier in Holland gekregen het boekje van Caroline Destrée en het Paddestoelboekje van Mej. C. Cool en van der Lek, dat de"beginners op uitmunten de wijze op de hoogte brengt en ze helpt, om honderden soorten met zekerheid te herkennen. Hetloontde moeite even goed als het leeren kennen van vogels en bloemen, en de kwestie van voedsel of voordeel blijft daarbij op den achtergrond. Zij verschijnen in deze dagen in zoo groot aantal, zoo dicht op een, in zoo bonte ver scheidenheid en zoo vlug veranderlijk,dat mendenindrukkrijgt, niet te doen te heb ben met afzonderlijke planten, maar met een geweldige levens uiting van heel den boschbodem. Nu is n afzonderlijke zwamplant reeds een kring van paddestoe len, een zoogenaamde heksenkring, soms mooi gesloten en re gelmatig, dikwijls ook totonherkenbaars toe verbrokkeld. Wie jaar in jaar uit hetzelfde terrein bezoekt, ziet deheksenkringen zich telkens uitbreiden en eindelijk aan hinder nissen uiteenvallen. Sommige kringen bestaan uit honderden hoeden, andere slechts uit drie of vier, en enkele soorten maken op den omtrek van hu n zwam v lok slechts een enkele hoed..Wa:ir die staat ieder jaar een eindje verder en 't is nog tamelijk moeilijk het punt van uitgang te vinden. Zoo ken ik nu al twintig jaar lang een Polypcris bieunis, die in 't sparrelaantje het eene jaar hier, het andere jaar daar n of twee groote fluweelige hoeden vertoont, bruin met donkere kringen en een lichten rand, middellijn iets meer dan twee decimeter. 't Is nooit te zeggen waar hij precies te voor schijn zal komen, maar hij is slechts in ecu enkel kwaad jaar weggebleven. Maar nu de veelheid. Die zit vooral in de velerlei Amanita's, in de melkzwammen, de Russuia's en de Amethystzwam. Verleden Gedrang van vliegenzwam in 't dennenbosch week waren we in Gelderland n konden ons daar verbazen over de reusachtige en dicht gegroepeerde vliegenzwammen, die er den bodem bij heele platen hadden opgetild. Dat ziet er aardbevingachtig en plotseling uit, maar 't is doorgaans toch een proces dat dagen duurt. W'èl heb ik den indruk dat onweersrcgenbuien, zooals we die in den laatsteu tijd zooveel hebben gehad,de ontwikke ling der paddestoelen bespoedigen. In onze duinbosschen is de roode vliegenzwam min der algemeen dan e witte en grijze Amanita's en die staan hier dan doorspekt met verschil lende Russula's en Melkzwammen. 't Is wel heel vreemd om zij aan zij te zien de doodelijk vergiftige knolzwam (Amanita) en de aardige oranje melkzwam, die om zijn smakelijkheid den naam van Lactaria deliciosa heeft ont vangen. De eekhoorn smult er ook van. Op dezelfde plek groeiden ook twee soorten van Russuia: de broze en de bittere. De broze (Russuia fragilis) openbaart zich in deze dagen als een waterverf zwammetje, zijn prachtige bleek lila of rose kleur tjes worden wegge spoeld door den regen. De andere ech ter, de Russuia emetica.issterkvankleur; rood, karmijn, ook op den steel en wordt trots de buien al don kerder en donkerder. De Amethystzwam is zeer verschillend van kleur, 't meest treft u het fraai violet, dat echter niet bestendig is. Vanmiddag vond ik een groepje, dat begon met violet te zijn, maar als de hoeden ouder worden, dan loopt de tint naar lederbrtiin. Tegelijk krult de hoed naar bo ven om en dan worden desmalle platen in mooie buiging zichtbaar en eindelijk lijkt de heele zwam op een bundeltje nog al regelmatig ge plooide dorre eikebladen. En wat kleuren en vormen vertoonen ook nog de boleten en de ridderzwammen, de kleine Collybia's en Mycena's de aardsterren, de Peziza's en de Helvella's en nog zooveel andere, die ge in het eerste het beste bosch nu kunt vinden. Onwillekeurig komen wij er toe om ook paddestoelen in onzen tuin te begeeren. Kun nen we ze kweeken uit sporen of stekken? Dat valt doorgaans niet mee, tenminste niet in de vrije natuur. Langs indirecten weg lukt het wel, n.l. door bosschen aan te leggen. Op een helling, waar twintig jaar geleden geen andere zwammen te vinden waren dan de gesteelde stuifbal en de gewone grijsbruine duinpaddestoel, groeien nu dozijnen van soor ten onder de Oostenrijksche dennen die men er geplant heeft. Het goede bosch brengt zijn paddestoelen mee, kan zonder paddestoelen niet bestaan. Gelukkig maar, dat de lichte sporen ver door den wind kunnen worden meegevoerd of overgebracht worden door dieren. Dat gelukkig" mag nu helaas niet onbeperkt gelden, want niet alle paddestoelen zijn het bosch even goed gezind, er zijn ook ernstige boomvernielers onder. De meeste echter zijn ware vrienden van het woud en van den wandelaar. JAC. P. T H i j s s E ?iliiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiilillliilllllimillllMIIIIUItllllllllllllllMIIIIIIIIIIIMIIII LMOERHEIM"! l DEDEMStfAART I | Catalogus en condities op aanvraag iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiinniiiiHinii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl