Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 Sept. '23. - No. 2414
Wti£i£s?.>,"v
Het nieuwe gebötfw van de Gemecntetram, waar de Bouwkunsttentoonstelling wordt gehouden
ENKELE OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING DER
HOUWKUNST-TENTOONSTELLING
Zeer belangrijk is deze tentoonstelling, maar
. niet volledig.
Zoo missen wij het werk der modernsten
als v.d. Mey, de Klerk, Weydeveld, Kramer,
Gratama, e.a.
Dat dit zeer te betreuren valt, behoeft
geen betoog; want daardoor ontbreekt een
groot gedeelte van het interessantste werk
van dezen tijd. We behoeven als voorbeelden
daarvoor slechts het Amsterdamsche
scheepvaarthuis en de belangrijkste werken der
groote stadsuitbreidingen in plan-Zuid en
in de onderscheiden andere nieuwere stadsge
deelten te Amsterdam en elders te noemen.
Het ontbreken dezer modernste werken
heeft verschillende oorzaken. Sommigen von
den den tijd van voorbereiding (2 maanden)
te kort. Het is ook geen kleinigheid, om met
volkomen zelf-respect aan een hedendaagsche
bouwkunsttentoonstelling deel te nemen. Wil
men dit goed doen, dan oient daar veel speci
aal werk voor te worden verricht. Tentoon
stellingen als deze, willen zij althans nut
hebben, vereischen speciaal daartoe vervaar
digde teekeningen, aaar het gewone
bureauwerk voor het grootste deel voor den leek geen
interesse heeft en dus voor tentoonstellings
doeleinden ongeschikt is.
Weer anderen wenschten om sociale redenen
hun werk nfet aan deze jubileum-tentoonstel
ling verbonden te zien.
Deze laatsten zouden graag medewerken
aan een volledige Nederlandsche bouwkunst
tentoonstelling; doch dan op neutraal terrein.
Dit wil dus zeggen: afgescheiden van eenige
feestviering of herdenking.
?Hoe dit ook zij: onderscheidene der belang
rijkste werken van den laatsten tijd ontbreken
hier zooals gezegd; en dat dient zeer te wor
den betreurd, vooral, daar onder het vele
ingezohdene nog al kaf schuilt. De qualiteit is
lang niet in evenwicht met de quantiteit. Voor
de betere overzichtlijkheid van het geheel
zouden verschillende minder belangrijke
werken beter achterwege kunnen gelaten
zijn. Hetgeen echter niet wegneemt, dat deze
expositie inderdaad toch zeer belangrijk is.
De ruimte in het weekblad laat niet toe,
een, zij het ook maar eenigszins volledig over
zicht van het ingezondene te geven. Dit is
bovendien ook niet noodzakelijk; daar ieder
een nu zoo langzamerhand wel weet, wie onze
beste, of bekendste architecten zijn. Een
diepgaander beschouwing van hun werk kan
hier niet worden verwacht. Deze beknopte
beschouwing heeft slechts ten doel, tot een
bezoek aan deze tentoonstelling, welke nog
14 dagen geopend blijft, aan te sporen. Nog
maals : ondanks de hyaten is deze tentoonstel
ling werkelijk geslaagd. Een ieder, die haar nog
niet mocht hebben bezocht, raden we dus ern
stig aan, dat alsnog te doen. Men is dit aan
zichzelf verplicht, althans, wil men ook maar
eenigszins op de hoogte komen van wat er in
de wereld der bouwkunst tegenwoordigomgaat
Er wordt veel en hard gewerkt. Ondanks de
huidige, tijdelijlie malaise, gaat deze kunst
een tijdperk van ongekenden bloei tegemoet.
Verschillende onmiskenbare teekenen wijzen
daarop, ook op deze expositie.
Zij is geen kleinigheid deze tentoonstelling !
De wanden van het nieuwe gebouw der Am
sterdamsche Tram hangen alle geheel vol
teekeningen en schetsen; het werk van een
80tal architecten uit alle deelen van het land. Ook
verschillende maquettes, als die van Berlage's
Rotterdamsch Hofplein, zijn Museumontwerp
voorden Haag, en de Bazel's gebouw der Ned.
Handelmaatschappij zijn geëxposeerd.
We mogen niet nalaten, terloops hier op te
merken, dat het inwendige van dit veel be
sproken {gebouw vanjde Gemeentetram ons
zeer gefrappeerd heeft. Dat is nu eens
wat anders dan die kille doodsche kantoor
vertrekken van voorheen, gelijk ze zoowat
in alle handels- en zakengebouwen uit vroe
ger tijd aangetroffen worden; die ellen
dige interieurs, waarbij u de schrik op het
lijf slaat, reeds alvorens ze te lijn
binnengeI treden ! De sfeer hier is overal opbeurend,
opwekkend. Verheugend is het te vernemen,
dat ieder, die dit gebouw bezoekt, een zelfden
indruk ontvangt.
Wat ons het belangrijkste in deze tentoon
stelling voorkomt, het is: dat zij^naar mér
smaakt.
En dit laatste voert dan als vanzelf tot
de korte aanduiding van een denkbeeld, dat
reeds geruimen tijd in onzen geest leeft.
Gelijk men zich zal herinneren, werd voor
enkele maanden in het Stedelijk museum al
hier een tentoonstelling van
massa-woningbouw gehouden. Eveneens een uitmuntende
expositie, doch gelijkelijk onvolledig.
Welnu, wat ligt dan nader voor de hand,
dan in de naaste toekomst een volledige
moderne bouwkunsttentoonstelling in ons
Afdceling Publieke werken
En dat we reeds nu met dat denkbeeld voor
den dag durven komen is geenzins voorbarig,
daar het internationaal karakter eener der
gelijke expositie veel tijd van voorbereiding
eischt; vooral ook daar het in de bedoeling
zal moeten liggen, verschillende
standaardtypen van de moderne woningen der verschil
lende landen in natura" tentoon te stellen.
Woorden en teekeningen wekken; doch alleen
de woningen in de werkelijkheid trekken in
derdaad.
Daarom zal het laatste natuurlijk het
aantreklijkst en leerzaamst doel eener derge
lijke grootsch-opgezette expositie zijn.
Woningen, zoowel in- als uitwendig geheel
afgewerkt, ingericht en toegerust met het
modernste praktische huisraad, meubelen,
verwarming, verlichting, watervoorziening,
enz.
Ziedaar dan in breede trekken een voorstel
tot waardige herdenkingvan de totstandkoming
der heilzaamste wet uit het laatste tijdperk.
Mogen de beide hier aangestipte tentoon
stellingen daartoe het natuurlijke uitgangs
punt vormen.
H. J. M. WALENKAMP
i imtmiimiHiimiiiiitiiiiimiiiitiitiiiM
Gedeelte van de afdeeling bouwwerken in Plan Zuid
lltlMIIIIIIMflllllllllIIlimillHHIIHIIIItlllllllimillimillllllllllllimillIIll
EEN INDISCHE DIENSTREIS
iiiiiiiiiiiiiiiininiiimiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiMNii
De ^verbouwing van het Stadhuis te
Amsterdam. Maquette van den
architect Hulshoff
land te organiseeren? Een tentoonstelling,
niet in elkaar gezet met slechts enkele maan
den van voorbereiding, maar van even zooveel
jaren ?
Hier volgt in 't kort een vluchtige uiteen
zetting van het denkbeeld:
De z.g. Woningwet, de heilzaamste wet voor
geheel ons volk en onze bouwkunst uit het
laatste tijdperk, trad in 1901 in werking. In
1926 zullen we dus de eerste 1/4 eeuw van
haar totstandkoming herdenken.
Reeds zijn plannen in voorbereiding om
Goeman Borgesius, den Minister onder wiens
regeeringsbeleid die wet vastgesteld werd,
door een monument te eeren.
Doch hoe zou dit heuglijk feit tevens
beter kunnen herdacht worden, dan door het
houden eener groote Internationale tentoon
stelling van Massawoningbouw?
En dat dan natuurlijk met al hetgeen aan dit
zoo gewichtig vraagstuk vastzit. Dit gebied
is onuitputtelijk: Stedenbouw, tuinsteden
en dorpen, parkaanleg, ontwerpen voor
openluchtspelen, stadions, zwembassins, open
bare lees-, concert- en tooneelzalen, scholen.
Enz. enz. Het onderwerp js inderdaad onbe
grensd.
Ziehier dan een plan, ons land en de positie
die het in de wereld inneemt, waardig.
Wat deze tentoonstelling voor ons land
vooral zoozeer rechtvaardigt, is, dat Hol
land, volgens de meermalen door
buitenlandsche tot oordeelen bevoegden uitgesproken
meening, tot de landen behoort, die in
practische zoowel als aesthetische verbetering der
Volkshuisvesting vooraan staat.
iiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitnimHtiiiiumiiiumiiitttimmmii
INDISCHE GLIMWORMPJES
(Geïmporteerd door H. VEERSEMA)
B a r a n g-b a r a n g.
De barang-barang-man is de inlandsche
straatventer. Aan den onmisbaren bamboelat
hangen, ter weers-einden, twee ronde, niet
diepe manden, hoog opgestapeld en gevuld
met vele nuttige huishoudelijke zaken. Ge
behoeft hem niet te roepen: hij komt uit zich
zelf wel naar u toe. Hij zet zijn twee
barangmanden (barang beteekent eigenlijk koopwaar,
doch wordt ook voor alles gebruikt wat met
goederen gevuld is) op den grond, buigt zich
onder zijn bamboedraaglat uit en hurkt
achter zijn koopwaar neer.
En nu begint het tawarren, het afdingen.
Bijna onveranderlijk meent ge uw zaken
zeer goedkoop te krijgen, maar het kan er
ook-wel aan liggen, dat de barang-man u om
te beginnen een fancy prijs noemt.
De barang-man is nog niet zoo gevaarlijk
voor de economische rust in uw huishouden.
Gevaarlijker zijn de chineezen die hun koop
waar niet zelf dragen, doch meestal door een
koelie na laten torsen en die zelf een eindje
vooruit loopen met een kinderlijk instrument:
een miniatuur trommeltje opeenstokje.dat,
wanneer de Chinees het snel in zijn handen
ronddraait betokkeld wordt door een houten
balletje aan een touwtje, eveneens aan het
stokje bevestigd. De Chineezen zijn gevaar
lijker omdat zij meestal goederen van meer
waarde bij zich hebben: curiositeiten, kunst
voorwerpen, van koper vooral; ook wel stoffen,
zijden lappen, die de gemoedsrust van uw
echtgenoote verstoren.
Zoo wordt alles hier aan uw deur gebracht
en betaward. Dat hoorngetoeter is een varkens
slager, een Chinees natuurlijk. Die rist metalen
plaatjes die op elkaar vallen en een ratelend
geluid veroorzaken is een loodgieter of een
smidse in het klein; die man met zijn trommel
is een kwee-kweeman (koekebakker, maar een
koude). En allen doen aanslagen op uw beurs
of op die van uw vrouw.
Afdeeling architect Berlage
II. (Slot)
Zie, daar snorren wij, mijn reisgenoot en ik,
in onzen auto over den langen, eenzamen
somber-mooien weg, welke het centrum der
Padangsche bovenlanden met Siboga, de
hoofdplaats der noordelijke residentie
Tapanoeli verbindt, en zoo waar rijden we een
zwaren auto-bus achterop, welke volgestopt
met inboorlingen, dezen voor een luttel
bedrag den moeizamen gang van vroeger
bespaart, te voet of per karretje, van of
naar hunne ver verspreide kampongs. Maar
zij, die van dit moderne vervoermiddel
gebruik maken, denken en leven nog als
hunne bet-overgrootvaders. Ze leven nog in
dezelfde eenzame streek van tropische
bergwouden, waar ge dien eigen dag langs den
kampongrand op eenigen afstand beneden
den weg een gedooden tijger hebt zien
voorbijdragen en waar ge een eind verder, even
ter zijde van den verkeersweg een bamboezen
tijgerval zult vinden opgesteld. Op Java is
dat 'tenminste anders. Daar zijn de tijgers,
dank zij de zooveel dichter bevolking en de
vorderingen van het ontginningsproces, bin
nen de enkele overgebleven oerboschstreken
teruggedrongen.
Maar op ons traject door Sumatra, vooral
omtrent de grens der twee zooeven genoemde
gewesten, krioelt" het nog van de tijgers,
zooals men u daar mededeelt. Zoodat ge
bij het doortrekken van die streek het maar
veilig vindt, dat ge de reis in een razenden
benzine-wagen maakt, en niet, als voorheen;
in een langzaam karretje met een paar sukke
lende, afgetobde, Indische paardjes ervoor,
welke slechts tot lokaas voor het gevreesd
gedierte strekken zouden.
In gedachte snel ik nu voort langs den
steeds mooien weg door Zuid-Tapanoeli,
laat mijne ervaringen daar terzijde, bereik
de hoofdplaats Siboga aan de westkust
dat eertijds een berucht malarianest was,
doch thans na de grondige gezondmaking
door draineeringswerken etc. onder leiding
van den Bataviaschen geneeskundigen dienst,
een zeer bewoonbaar en aardig zeeplaatsje is
geworden om vandaar langs een schitteren
den, nog niet lang geleden aangelegden weg,
Taroetoeng, de hoofdplaats der Bataklanden
te bereiken.
Heel bijzonder is die weg, uit een oogpunt
van techniek en van natuurschoon beide.
Aanstonds voorbij Siboga stijgt de weg 10
K.M. als een kurketrekker naar het boven
land en biedt in tallooze slingeringen telkens
het verrassendste uitzicht op den
zonnig-blauwen Indischen oceaan met de baai van Siboga;
om U verder door een grootsche, immer groene
bergwereld naar het op 66 K.M. afstands
gelegen middelpunt der Bataklanden te
brengen.
Sprak ik zooeven van het gevaar door
tijgers te worden verslonden, hier in het land
der Batakkers waart de herinnering rond
aan een zoo mogelijk nog gruwzamer lot, dat
n.l. van door natuurgenooten te worden op
gegeten. Ik zal niet beweren, dat dit gevaar
thans nog dreigt; maar zoo heel ver terug
gaat de herinnering daaraan toch niet.
Op een 20 K-M. afstands van Taroetoeng,
vindt men niet ver ter zijde van den weg naar
Siboga een eenvoudigen grafsteen, gewijd aan
twee Duitsche zendelingen, met het ontstel
lend opschrift erschlagen and aufgegessen
im Jahre 1834". En dat die lugubere
Bataksche liefhebberij ook nog geruimen tijd na
dit voorval in zwang was, bleek mij bij
een bezoek aan het idyllische plaatsje Balig
aan het Tobameer, waar de bestuursambte
naar mij een zijner bureau-oppassers aanwees
met de griezelige opmerking, dat die vriend
nog rnenschenvleesch geproefd had. Maar
ik haast mij er bij te voegen, dat het een be
jaarde oppasser was en dat zijn goedig uiterlijk
omtrent zijne tegenwoordige levensgewoonten
volkomen geruststelde.
Om van de gruwelijke gewoonte van het
menscheneten te komen tot.... de verfijnde
neiging voor het nobele schaakspel, is er in
het Batakland ge zoudt het niet gelooven
nauwelijks n schrede noodig. Immers,
hoe goede schaakspelers de Batakkers zijn,
bleek mij eenige dagen later, toen ik met
een vriend uit Medan, zelf een zeer goed
schaker, het hoogland van Brastagi boven
die stad bezocht. Toen wij n.l. in de
voorgalerij van een der hotelletjes waren gezeten,
kwam er een rondventer van Bataksch lijn
waad op ons af, om' iets van zijne waren
aan ons kwijt te raken. A bout portant richtte
mijn vriend de, mij wonderlijk schijnende,
vraag tot hem, of hij ook schaakte? Op het
bescheiden bevestigend antwoord, werd hij
uitgenoodigd zich neder te zetten, waarop
de twee eenige partijen speelden, met den
verrassenden uitslag, dat de Batakker de
meerderheid er van won. Vervolgens loste
hij ook nog eenige hem opgegeven korte
schaakproblemen met de grootste vaardigheid
op. Na vereffening van de winst- en verlies
rekening, welke voor ons koopmannetje
lang niet onvoordeelig uitviel en nadat hij
ons bovendien nog een paar mooie Bataksche
lappen had verkocht, vervolgde hij met z'n
koopwaar op den rug, tevreden zijn weg.
Maar keeren we nu tot mijn reis terug.
Om dieper het binnenland in te komen moest
de auto soms worden verlaten en de tocht
te paard, ten deele zelfs te voet worden ge
maakt. Een welkome afwisseling trouwens,
na heele en halve dagreizen van zitten in
een voertuig.
Om dat Bataksche binnenland was het
in 't bijzonder te doen. Want zooais ik al
opmerkte, was het doel van de reis, het
instellen van een onderzoek naar klachten
der Bataksche bevolking over de voorge
nomen uitgifte van gronden aan Europeesche
landbouwondernemers. In de binnenlanden
nu zijn de groote uitgestrektheden woesten
grond te vinden, welke door den Westerschen
ondernemer worden gevraagd en waar tevens,
zij het zeer schaars, de inboorlingen hunne
nederzettingen hebben. Er was mij nu veel
aan gelegen, om Buiten het overleg met het
Bestuur en buiten xde bestudeering der
schriftelijke stukken, persoonlijk een indruk
te krijgen van de gesteldheid van het land
en de stemming onder de bevolking.
Als bijzonderheid vermeld ik, dat .de tot
dit laatste doel belegde vergaderingen meestal
plaats hadden in de naar Europeesch model
gebouwde houten kampong-kerkjes. In de
Bataklanden, waar de Duitsch-Rijnsche zen
ding het christendom heeft ingevoerd, zijn die
kerkgebouwtjes de gewone vergaderplaats,
ook voor wereldsche doeleinden. Ze doen het
westersch gemoed vriendelijk en verrassend
aan, die christen-kerkjes, welke men overigens
in het overheerschend Mahomedaansche Indi
zoo zelden aantreft. Ik moet echter erkennen,
dat het 'n eenigszins wonderlijke gewaar
wording was, wanneer ik mij in den katheder
van den prediker plaatste om de verzamelde
menigte toe te spreken en de vergadering
te leiden.
Soms ook deed zich de gelegenheid voor om
zulke besprekingen te houden op het terrein
zelf, dat er het onderwerp van was. Op de
kruistochten n.l. welke ik soms ondernam om
een indruk op te doen van den aard en de
uitgestrektheid der onontgonnen gronden
in vergelijking met de bevolkingsnederzet
tingen, werd ons ambtelijk gezelschap vaak
door een schare van belangstellende inboor
lingen gevolgd. Er deed zich dan op een of
ander rustpunt de gelegenheid wel voor om
ongedwongen met de bevolking van gedachten
te wisselen. Dat geschiedde dan natuurlijk
met behulp van een tolk, als hoedanig een
knap inlandsch districtshoofd, dat de
Hollandsche taal machtig was, mij vergezelde.
Hij vervulde zijn taak naar beide kanten
op uitnemende wijze, zooals deskundigen mij
zeiden.
in het bijzonder herinner ik mij zulk eene
bijeenkomst op een hoogen heuvel te midden
van de uitgestrekte, door het stelselloos
beplanten der inheemsche bevolking, verwoeste
velden der Toba-hoogvlakte, waarvan een
naar verhouding onbeteekenend deel door
Europeanen in erfpacht was aangevraagd.
Levendig zie ik het tooneel nog voor me.
Tegen den middag van het naaste onder
district vertrokken, begaven wij ons eerst
een 4 K.M. te paard en toen nog door ravijnen
en over stroompjes een 3 K-M. te voet,
naar dien centralen heuveltop, ten laatste
gevolgd door een langen stoet van kleurig
gekleede Oosterlingen, hoofden en ingezetenen
van ver verspreide kampongs, die allen wilden
vernemen, wat de regeeringsafgevaardigde
van het verre Java wel zou hebben te ver
tellen.
Toen ons klein troepje Europeanen het
eerst boven op den berg was aangekomen,
zagen wij de talrijke volgelingen als een slang
het naar boven slingerend smalle pad
opkronkelen, om zich ten slotte in een kring
van eenige rijen om ons heen te scharen.
De korte toespraak, waarmede ik als naar
gewoonte ook hier de vergadering opende,
werd om de bijzondere en zuiver Oostersche
ensceneering van het geval, door een der
onzen niet onaardig, zij het misschien wat
profaan, als de bergrede" aangeduid.
Den vorigen keer zetde ik al, dafhet mijne
bedoeling niet was om te dezer plaatse dieper
in te gaan op hetgeen er in deze bijeenkomsten
behandeld werd. Ik bepaal tni\ dus tot de
Nedorl. Munt
Hottmnds bomte W oontm
«iiimiiiiiimi
mededeeling, dat de bezwaren der bevolking
tegen de gronduitgifte aan Europeanen, in
het wezen der zaak hun grond bleken te,
vinden in eene nationalistische overtuiginge
welke door de lenze het Batakland voor de
Batakkers" kort en goed gekenschetst wordt.
Die leus kan zoo, in haar absolute strekking,
door ons Gouvernement bezwaarlijk Worden
aanvaard, daar het uit den aard van zijn
bestaan nog andere, ruimere belangen heeft
te behartigen, dan alleen die van den in
boorling. Maar wel kon ik met volle overtui
ging wijzen op den vasten wil van Bestuur
en Regeering om in de eerste plaats aan de
bevolkingsbelangen alle recht te doen weder
varen en tevens kon ik, daar op dien heuveltop,
met een beroep op de door ieder aanschouwde
wijde omgeving, overtuigend aantoonen,
dat ook de mogelijkheid bestond naast de
volkomen eerbiediging van dat volksbelang,
den Europeaan in staat te stellen een deel
van die uitgestrekte onontgonnen terreinen
in rijke vrucht dragenden grond om te zetten.
Of deze redelijke overweging het won van
het nationalistisch sentiment?
Men mag het betwijfelen, hier zoo goed als
overal elders, waar het nationaal instinct
zijn kracht tdoet gelden. Doch. zoo veel is
zeker, dat démenigte na opheffing van deze
uiterst landelijke bijeenkomst, rustig uiteen
ging en kalm als ze gekomen was, den terug
tocht aanvaardde.
Vermoedelijk zou er uit het verder verloop
der reis nog wel een en ander te puren zijn,
waarin de Hollandsche lezer belang zou
stellen. Maar met hetgeen ik hier aan vluch
tige herinneringen gaf, meen ik mijn doel
al wel bereikt te hebben. Men heeft er dunkt
me, uit kunnen zien, dat het leven van den
Indischen ambtsbekleeder, wien het voorrecht
te beurt valt van tijd tot tijd op dienstreis
te gaan, nog andere en belangwekkender
momenten oplevert, dan hem in het beperkte
vaderland beschoren zouden zijn.
0. j. N o L s T TRENIT