De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 29 september pagina 8

29 september 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 29 Sept. '23. - No. 2414 DE VREET-AARD Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck Poincaré: Dat zal me smaken!" iititiitiiiiiiiiimiiimiiiimiiiii imiiimiiiiumi iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIllll SCHILDERKUNST-KRONIEK TENTOONSTELLINGEN TE AMSTERDAM, ROT TERDAM EN DEN HAAG. AMSTERDAM-JUBILEUMTENT. JACOB EN MATTHIJS MARIS. De rijke gebondenheid en de langzame ge stadige ontplooiing van Jacob Maris zijn in Amsterdam zeer duidelijk, en ze zijn zóó aangenaam te zien gegeven, dat ze, ook omdat Matthijs Maris niet zóó goed vertegen woordigd is, het gevoel doen ontstaan, dat Jacob belangrijker is, als geheel, dan zijn broe der, de schilder van den eenzamen Droom. Want ofschoon ge van Jacob den zandschipper niet op zijn elst hier geschilderd aantreft noch het Jagertje, is het Polderlandschap na Onweer (goud en groen) goed genoeg om deze beide zoowat te vervangen. Dan vindt ge er den Dageraad, den kraaienden Haan, forsch onder de romantische lucht, een werk, dat in kleur en kracht een hoogtepunt bleef van dezen schilder, en vroeg, betrekkelijk vroeg, zijn toekomst duidelijk moest maken. De invloed van Thijs is te erkennen in het stadsgezicht uit 1870, en ook in het meisje met de vogelkooi; de Molens aan het water (uit 1870) hebben de praecisiteit van iemand, die het oude loslaat en het nieuwe nog niet gansch bestaat. Het meisje voor de piano is in zijn soort volledig, ? zooals het meisje met het pauweveertje eveneens is rijk. De slagerij, breed in de kleur (zie de plavuizen) verraadt vroegere, nauw keurige studie; eigenaardig-verhalend, met iets a la Daumier (niet in de kleur zelf) is de Pomp. Het snoepstertje met de kat (uit 68) is een genrestuk van bedeesden rijkdom; de dienstmaagd is een werk, waarop ge een doorkijk a la Leys vindt. De badende jongens (d'eene trekt zijn hemd uit en vormt een sterke .vertikaal in het schilderij) is van kleur niet traditioneel voor den stadsgezichten schilder; verrassend moet voor sommigen de kust van Normandiëzijn; de Schelpenvisscher geeft den zeeschilder, die Maris zoo wijd en edel kon wezen. Thijs Maris is minder nauwkeurig vertegen woordigd; ge kunt zijn grootheid en ontwik kelingsgang hier niet ten eenenmale erkennen. Het belangrijkste werk is het herfstlandschap met het meertje; daar is de natuurgetrouwheid HET HoFSTAD-TooNEEL. 's Morgens, 's middags en 's avonds, door DARIO NICCODEMI. Georg Hermann heeft het kunststukbestaan een roman te schrijven, Die Nacht des J3r. Herzfetd," waarvan de gebeurtenissen "zich concentreeren binnen het tijdsverloop ^varïzonsondergang tot zonsopgang; Georg Kaiserliet zijn bekend expressionistisch drama spelen: Von Morgens bis Mitternachts," en de schrijver van Overschotje" en ,,de Scha duw" sloeg technisch een record met een blij spel, waarin niet slechts aan den klassieken eisen: eenheid van tijd en .plaats, wordt vol daan, maar bovendien het aantal optredende personen tot het minimum van twee Sch nherr had er voor zijn Weibsteufel" nog drie noodig werd beperkt. Voor zoover be kwaamheid telt in kunst, bewonderen we -ïtezen touf-de-force en erkennen nogdaarbij, jlat het den Italiaanschen schrijver gelukt is 'zijn stukje zóó in te,kleeden dat een en ander iets, dat het diepere gezicht van een schilder weinig verbergt voor wie een schilderij zuiver kan lezen". Duitsch-innig is nog Naar school; groot is de doode eik met den hooiopper. Het geitje met het meisje, met al zijn vier kantigheid heeft niet de grootheid der latere figuren; het is sterk, maar het mist den adem, die uit Thijs' eenvoudig-groote, in welige vormen gegeven vrouwefiguur kan komen, als ademde daar d'Aarde in een symbool. De Ramskop (een vroeg werk) is te loven als studie Grief," smart , is een schilderij, dat het groote ademende kon hebben en het omhulde van het leed, en het zinnelijke van dezen schilder, maar het schilderij, ik zag het meer, mist noodzakelijke zekerheden; het is alleen:'bijna goed; er zijn hinderende dingen in Thijs Maris is door dit alles, te Am sterdam, niet zuiver gekarakteriseerd; onmisbaars wordt er gemist. ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING. Terwijl de jubiieumtentoonstelling te Am sterdam eenigszins het wezen vertoont van een tentoonstelling, die een overzicht geeft van een bepaald tijdvak; die in1 den Haag in alles te kort schoot, zoudt ge de tentoonstelling in den Rotterdamschen Kunstkring kunnen vergelijken met een bloemlezing; niet volledig, maar in alle werken toch levend en levendig. Ge vindt erToorop met den Opstandige(1919) en den Berustende (1919). Deze figuren van boerenarbeiders teekent Toorop naar typen uit het Oosterland; hij hield ze op zijn wijze decoratief; hij gaf ze volop leven en niet te miskennen grootheid, en, teeken van innerlijk heid, de Opstandige is het schoonst! Zijn schilderwerk is vertegenwoordigd door een van kleur rijk en fonklend landschap; gediviseerd; een weg langs zee. Breitner laat een doorbraak zien in Amster dam bij sneeuw, grauw-bruin is alles; wanneer ge de schilderij van naderbij beziet, nadat ge haar van verre genoot, blijkt zij overal een diepen klankrijkdom te bezitten; er zijn plek ken van dat grauwbruin, die rijker schakeering, dan ge vermoeden kunt, u openbaren. En dan hervond ik in Rotterdam het schilderijtje van de twee dames (de een in zwart, d'andere in 't blauw) gaande door de winderige straat. Het is een geestig werk; ontstaan uit schilderslust, heeft het eenigszins de bekoring van een rake opmerking. Het is een dier schilderijtjes, die buiten de gewone voorstelling Breitner doen kennen als een steeds beweeglijk en bewogen werker niet enkel de maker van n soort stadsgezicht. Haverman zond het portret van prof. Pekelharing; Jan Veth dat van den heer C. In het portret van Haverman is de schilder kunst het meest te waardeeren in de wijze, waarop de wang werd geschilderd (dat is levend vleescn !); bij Veth prijs ik oog en den door een snor bedekten mond. In beide is uitdrukking. Mankes bestaat in forscher schilderwerk, Wiggers kan beter, van Daalhoff is teederderintiem dan ge hem hier vindt, Harsen eigehzinniger-eenzaam. Witsen is'op zijn best in Trafalgar square, een besneeuwd plein uit Londen. In zulk werk is niets van het poëti sche klokkeluiden, dat Steenhoff in dit werk wilde vinden het is eer van alle geluid verlaten. Hart Nibbrig is koel en plichtge trouw werker in zijn boomtronken bij schermbloemen (hij is zuiverder nuchterin ander werk) Van Hoytema is niet op zijn verfijnds hier; sterk is Charley Toorop in een stilleven van roetige kleur, waar een blikken Klaas", een kopje, een glas staan op rood, tegen rood. Er is iets zekers in dit stilleven, dat treft. Schelf hout is in de Vrouw in de Loge gecamou fleerd zwak van kleur etc. Tielens' land schap, dat heuvelig is, heeft een lyrische be weging, zoudt ge kunnen zeggen.... Willem van Konijnenburg is veel belangrij ker in de teekening voor Overgave", voor den Man en de Vrouw, dan in den Ruiter op het witte paard. In de teekening van Overgave vindt ge die intellectueele zwoelheid, die een zinnelijk heid is, en die voor dit talent essentieel is, want ze voorkomt verstarring bij een theoretisch-gezinden schilder; en ge vindt er den tot geest geworden achtergrond. Jan Sluyters' vrouw met de matrozenmuts op, en met de moderne, kleurige blouse tegen den wit-grijzen grond geeft de hoedanigheden van dezen schilder op gemiddelde kracht; het stilleven met de rose bloemen bereikt den praal niet van die, welke in somberder zwaarte ,z.ijn gehouden. Toch, ik moet dit toevoegen, is het vrouwsportret een der bloemen uit deze bloemlezing". Van der Leek is met zijn volkstypen meer te controleeren dan in zijn abstracte" werken; Mondriaan is week-poëtisch in een kinderpor tret. Zulke soort naturen worden, van een theorie bevangen, merkwaardig (wat niet het zelfde is als belangrijk); Mondriaan werd dat. Van de Wiegman's is er een te waardeeren stilleven van Piet; niets van Mathieu; van Suze Robertsen een groote takke-breekster, van Tholen een uitkijk op een dorpsgczicht; een stadsgezicht dan, maar geen avend" en geen zee, van Allebéeen tuintje? met roode bloe men, van Voerman te praecies geaquarelleerde rozen, en niet zijn beste gezicht op Hattem. Dirk Nijland zond den geschilderden stoomboot St. George. Het water achter de boot is blank genoeg; de boot zelf met een trouwhartige nauwkeurigheid geschilderd, maar de kabels, waarmee de boot vastligt, zijn het zwakste, deel van het werk. Het licht, het buitenlicht eet zulke dingen meer op; het tast den vorm (tegen de lucht) en de kleur meer aan, en het maakt ze blanker. Kamerlingh Onnes zond bloemen in een glas; Marius Richters pauwen. Van Isaac Israèls zijn de figuren in het buitenlicht; op het eene schilderij meer in het getemperde licht van een belemmerden buitentuin (met de vrouw in het roze-geel); op het andere staat een vrouw hoog tegen een zee, en is het blauw van den hoed teeder, en smetteloos-zuiver. Er is in deze beide Isaac Israëls een zeldzame beschaafdheid van kleur, en deze zeldzaamheid is zoozeer speelsch, gemakkelijk-gegeven, dat er een zekere be zinning soms voor noodig is bij de meesten, om niet zulk werk, eveneens met gemak en op hun gemak, voorbij te gaan. De moraliseerende geestigheid van Lizzy Ansingh is, in haar beste sobere kleur en met enkele rijke diepten, in de Verzoeking van Sinte Antonius. De teekening en alles hebben een charme. Baner heeft een wit paleis uit het Oosten, dat trotsch de duizend-en-én nacht levend doet worden; Dysselhoff een school witte visschen; de Zwart forsch-geteekende boeren etc. en ge hebt zóó een over zicht over deze bloemlezing" voor u. DEN HAAG. IN PUL.CHRI STUDIO. (NOTITIES) Bakels, die gemist werd op de vorige ten toonstelling, is in Pulchri drie keer forsch, en open van hartstocht, zoowel in de schepen in het grijze water als in het nog bewogener werk Enkhuyzen". Lucic van Dam van I.sselt en Marie Vlielandcr Hein zonden bloemen. De bloemen van Marie Vlielander Hein hebben de weemoedige schoonheid, die gemaakte bloemen kunnen hebben (dit worde wei-verstaan; het is lof, en geen blaam !); de bloemen van Lucie van Dam van Isselt, een groot, kleurig boeket (zuiver op n bloem na in het midden) er. een tweede, klein, met roode geraniums, hebben vooral in het groote boeket, de klare gratie van een smaakvol intellect. Het portret van Pol Dom's dochtertje blijkt te noemen; het stilleven van Henk Meyer met de boekjes etc.; Woudrichem van de Wetering de Rooy; van Horssen's gedoe en rommel achter een schuur (51) T iele's figuur, hoewel ze wat vast zit in 't wit; Brons van maannacht besche nen poort moest iets inniger wezen; Adamsc is als altijd te loven in het kinderkopje met de strakke oogen; Nijland's Houtsnee van de schorren, de Rouville's groep figuren behooren tot (dat, wat karakter heeft op deze verkoop tentoonstelling. Pi, ASSCHAERT Tentoonstelling Binnenhuis. Meubelen van Jac. v. d. Bosch; boven den schoorsteen een werkstuk op eterniet van A. van Zeegen. TENTOONSTELLING VAN ORANJE-PORTRETTEN, Arti et Amicitiae. Dit is ook uit een artistiek oogpunt geen onaardige tentoonstelling. Zij heeft twee goede kanten: die van sommige beleende portretten in een ander licht en in eene andere omgeving te laten zien en die van op het gebied van het staatsieportret een vergelijking mogelijk te maken tusschen voorheen en thans. De zaal met zeventiend'eeuwsche schilde rijen biedt een streng, sober en homogeen aspect. De stadhouders en hunne gezinnen hebben de konterfeiters gehad, die zij ver dienden. Aan de krijgshaftigheid der Nassau's uit de Noordelijke provinciën heeft Wybrand de Geest op eenvoudige, soliecie wijze recht gedaan; Prins Willem I en zijn eerste nakome lingen vonden in Michiel van Mierevelt een degelijk portrettist. Frederik Hendrik was met Gerard van Honthorst iets minder ge lukkig. Maar de Utrechtsche schilder bleek in ieder geval een betrouwbaar vakman. Op stuk der gelijkenis zal hij wel nooit te kort gescho ten zijn; naar légance heeft hij in zijn vrouwen portretten gestreefd; h ij gaf wat van hem ver wacht werd. Deze drie schilders drukken op de groote zaal hun stempel van wat uniforme, schabloncnachtige degelijkheid. Enkele porpretten gaan boven den norm uit; daaronder dat van Peter(?) Pourbus die den Zwijger kernachtiger, stijlvoller, doordringender dan anderen hier, heeft afgebeeld. Het portret van Maria Stuart, de weduwe van Prins Willem II, door van der Helst deed Professor Fruin in een opstel van 1886 spreken van dat prachtige portret dat we nu eerst in het Rijks museum in het volle licht aanschouwen". Het vertolkt inderdaad in zijn koele, verstan delijke schildering den zwijgenden hoogmoed" der prinses; de bleeke anaemische kleur van gelaat en handen is met voorliefde en schildersbehagen weergegeven. Het aanvallige portret ten sïotte van een Oranje-prinses door J. A. van Ravesteyn uit het Mauritshuis hét meesterstuk dezer tentoonstelling, is het eenige waarin liefdevolle aanschouwing en liefdevolle behandeling er op gericht schijnen ons de mensen in het vorstenkind nader te brengen en te doen waardeeren. Tegenover deze portretten leggen die uit latere eeuwen het af. Toch is het op merkelijk hoe nog in de eerste helft der negentiende eeuw de traditie van de zeventiende doorwerkt J. W. Pieneman en C. Kruseman waren andere menschen en stonden tegenover andere vor sten dan hun beroemder voorgangers, maar de taak die zij zich stelden was vrijwel dezelfde. Hun bedoeling|was even eenvoudig.even weinig gecompliceerd. Zij waren nog altijd voortref felijke vakmannen en legden daarvan gaarne getuigenis af. Men kan Knisemans portret van Koning Willem II met het zonderlinge hoofddeksel onpersoonlijk, egaal, vlak van schildering vinden en toch volhouden dat het met groot gemak, gelijkmatig, beheerscht, lenig geschilderd is. Ge voelt de voortreffe lijke gelijkenis van den goed gemodelleerden kop en waardeert hoe een zweem van schalkschheid uitnemend is weergegeven. Een beperkt, wat burgerlijk talent werd door vlijt en vak kennis ondersteund en bracht het tot een nu nog respectabele praestatie. Hooger staat zeker J. W. Pienemans portret van denzelfden Ko ning, gewond. Ge begrijpt de bewondering van Joscf Israëls voor zijn leermeester. Een veel krachtiger talent gaf zich hier ongedwongen. Het is een levendig, met brio geschilderd werk. De heldere oogen in den sprekenden kop hebben een zeldzame, vage expressie. De fijn dooraderde, bleeke haast vrouwelijke rechter hand die op een landkaart rust is een model van directe, vlotte en gevalligc schildering. Het is goed zulk een portret eens te releveeren. Waar blijven tegenover dit product van den glimlachend getolereerden schilder van den slag van Waterloo, de koninginne- en konings portretten van P. de Josselin en Mevrouw van Duyl-Schwartze? Het is mogelijk dat zij an dere dingen hebben gezocht, hoogere, meer innerlijke. Maar gevonden hebben zij ze niet. Is er veel anders dan aarzeling en een zoekend benaderen in het ook coloristische zwakke portret van de Koningin-Moeder door de Josse lin de Jong? En moeten de onmiskenbare zwier en coquettêfactuur van Mevrouw van Duyls koninginne-pastel toch niet de vlag strijken voor cie rustige zekerheid van Piene mans serieuse kunst. Misschien zou een be studeering dezer wat gesmade historieschil ders ons hoeden voor een overschatting van den eigen tijd. Deze tentoonstelling geeft een wenk in die richting. TENTOONSTELLING 'T BINNENHUIS. Houtsneden, litho's schilderwerk, batikwerk, naaldwerk enz. Stadhouderskade 80. Het is moeilijk te zeggen waar een uiting der phantaisie ophoudt kunst te zijn. Maar er moet ergens een grens bestaan. Daarover verliest zij zich zoo zeer in de ruimte dat zij de mededingster wordt van het toeval. Onbeheerschte, ongeleide, ongetoomde phantai sie overbluft, maakt kregél en zegt niets. Zij stemt onbehagelijk. Niemand wordt gaarne beetgenomen. Er zijn op deze tentoonstelling dingen die zulk eene overweging in de pen geven. De cata logus vestigt de aandacht op schilder- en pastelwerken van A. van Zeegen. Deze schil der voegt zij er bij exposeert zelden zijn zeer bijzondere werken. Bedoelt zij met bij zonder: uitmiddelpuntig dan is het mij wel; bedoelt zij ongemeen dan vrees ik dat zij overdrijft. De Beste van zijn onder-water-phantaisiën vertoonen een koene en-verrassende ook wel verfijnde kleurenharmonie, meer niet. Zij doen aan als coloristische rethoriek. Het zijn kleuren, kleuren, kleuren. Het is als mu ziek zonder maat, zonder rythmé, zonder ge dachte. Ik kan me niet voorstellen dat een langer samenleven met deze kunst mijn oor deel zou veranderen. Het is een decoratieve uiting met de allure van een schilderij. Wie zijn vochtige muur beplakt met grondpapier zal een fond krijgen van grillige contouren en verrassende tinten. Een fond. Maar zoo iets omlijst men niet. De phantaisie die kunst wil blijven moet gebonden zijn aan een uiterlijk of innerlijk rythmé. In haar vormen en kleu ren moet een bedoeling, een gedachte, een ziel, iets, zich uitspreken. Zij moet maat hebben en inhoud. In van Zeegens pastels en in de batiks van Bogtman mis ik dat. In de laatste het meest. De kleurverfijning die van Zeegen kan redden, ontbreekt Bogtman te dikwijls. Het glas in lood van Jacoba van Heemskerk en zelfs het naaldwerk van Christine van Zeegen komen mij voor cenigermate te lijden aan een zelfde euvel. Maar gekleurd glas kan om zijne bestemming een behandeling op louter kleurenspel gericht eerder verdragen en in Christi ne van Zeegens werk waarvan de techniek mij niet altijd in overeenstemming toeschijnt met de zuiver decoratieve bedoeling is zeker meer bepaaldheid, meer inhoud, meer be wogenheid, dan in dat der anderen. Van der Stok stelt knappe en Cor Visser minder knappe, beide wat droge houtsneden tentoon. Het beste op deze tentoonstelling, waar de phantaisie zich overtroeft, schijnt mij daarom het eenvoudige, op lange ervaring gebaseerde, aan de stof gebonden en in be proefde vormen geronde aardewerk van Willem Brouwer. Daaronder vindt ge, voor een meestal bescheiden prijs, dingen die om gestalte en kleur een vreugde zullen blijven voor het oog. H E N N u s. IllllllllimillJIIIIMIIHIIIIMIIIIIIi flllllll IIIIIIIIIIIIIIII1IIIMIIIIIIIIIIII1IIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1 ons niet al te opzettelijk voorkomt en wa ren de gerekte pauses vermeden niet te lang valt. Het zou winnen wanneer het Hofstad-tooneel besloot er een vóór- of nastukje aan toe te voegen hier zon bijv. Frans Mijnssen eens een kans kunnen krijgen en het bekoorlijk geval van Annie en Mario", les Romanesques" in civiel, achter elkaar werd afgespeeld. Dario Niccodemi kan, bij alle handigheid, in zijn vaderland voor niet meer dan een tweeden-rangs-auteur gelden, zijn drama de Schaduw" is een draak van de gevaarlijkste soort omdat het zóó te spelen is dat het publiek zijn valsche tranen voor echte slikt; daarnaar gemeten mogen we 's Morgens, 's middags en 's avonds " bijna voor een kunstwerk houden. Niet geheel onpoëtische flirt, op een lieve basis, waarvan Maeterlinck mystiek zou hebben gemaakt en Jules Renard gevoeligen geest. Wat Dario Niccodemi er eigenlijk van gemaakt heeft, kunnen wij, die het spel alleen door een vertaling kennen, nauwelijks gissen. Bij deze geringe en toch altijd wat geforceerde handeling moet de taal het op haar vleugels dragen en een signorina" die daarbij in een juffrouw" wordt omgezet, bezwaart het soortelijk gewicht. Wellicht ware de, in onze omgangstaal zoo burgerlijke titulatuur: ja, mijnheer", en zeker juffrouw", bij ontsten tenis der achternamen, in deze vertaling wel te vermijden geweest; zij zou over het geheel beter te prccicns dan te huiselijk zijn. Welk jongmensch van goeden huize vraagt aan een meisje of hij haar bevalt !" De gedachte hoe hij" en zij" in de liefde, beurtelings, al naar de situatie, den held en de heldin moeten spelen, eer elk, met het hoofd in d'anders schoot, zich een liefhebbend menschenkind belijden kan, is, in het paradijs van een Italiaanschen villa-tuin, binnen het kunstig gedreven hek der convcnances, tot een aardig stukje natuurlijke historie ver werkt. De overgang van I, waarin hij" als de Prins aan Doornroosje, verschijnt bij het ochtend gloren, in het aureool nog wel van een duel dat noodlottig zou kunnen afloopen, terwijl het haar, in de schemering van dageraad en prille gevoelens, licht valt zich te verraden.., tot II, waarin zij", in de realiteit vanden zonnigen dag en met het optimisme der jeugd, o ver het ergste: de verbeelding dat dezen lieven jongen iets zou kunnen overkomen, al goed deels heen is, toegeeft aan een gezonden eetlust, en zich schichtig als vrouw" terugtrekt om hem als jonge dame" te kunnen ontvangen, al deze labiliteit is menschelijk genoeg om ons geïnteresseerd te doen meeleven. Wij begrij pen de ontgoocheling wanneer hij, week van ongedeerdheid, haar terugvindt in dezen natuürstaat, en kiezen voor beiden partij in de kleine kibbeling, elk om een te-vroeg geboren illusie te redden en te beveiligen. En ook h^t laatste bedrijf, waarbij de maan als trouwe bondgenootc te hulp schiet, alles weer on wezenlijk wordt en vol inspireerend geheim.. zweeft juist uit boven de banaliteit van het geval, al reikt deze schrijver in de verste verte niet tot het plan van bijv. Rodenbach's ,,Le voile": Car tout amour brusquemcnt s'étiole de trop'savoir.... L'amour a besoin d'un secret". Annie van Ees en Cor van der Lugt Melsert deden met dit stukje een vondst, zoowel uit familiaar oogpunt als in verband met hun bijzondere gaven. Zij hebben het talent en den tact zoo iets luchtig over de klip pen heen te dragen, zij wisten bovenal den dichterlijken schijn te bewaren alsof het ook voor hen slechts spel was, en de extra tech nische moeilijkheden die dit spel-van-twee een geheelen avond ook den spelers oplegde, wer den ongemerkt overwonnen. Annie kon Annie" blijven, toonde zich meer dan datreeds-vele.... Alleen wie in haar gelooven, mogen niet nalaten haar te waarschuwen de wonderlijke spreekwijze, die mevrouw van der Lugt zich in den laatsten tijd heeft aange wend, alsof zij een gombal tusschen de kiezen klemde, doet meer" dan zij vermoedt schade aan haar van nature zoo zuiver talent. Waar zij dit dierbaar spraakgebrek vergeet, blijkt hoe precies raak zij treffen" kan, hoe fijn en vol zij .intoneert, en stil-aan opbloeit in de jonge vrouwenrollen, die haar wachten. Van der Lugt was in deze dialogen meer egaalgcvoeli g, zonder verrassingen, en in zijn teedere bezonkenheid niet de vurige jongeling die den Italiaanschen schrijver voor oogen moet heb ben gestaan. Nochtans was hij het, die het spel in stijl hield en bij hachelijke overgangen zijn gracieuse partner telkens weder op het rechte pad bracht. In de impasse, waarin ons tooneel, mede als gevolg van den ontredderden geldelijken staat van ons land, zich bevindt, "moet men dit luchtig en vluchtig werk van den lach en den traan, waarin vooral de mid denstand voldoening vindt, waardeeren. Behalve misschien voor het onvolprezen Shakespeare-blijspel, behoeft men voor een stuk van hoog-cultureele waarde voor het oogenblik niet op een groot publiek te reke nen, en ook voor oprechte volkskunst komt hierde noodige belangstelling niet uit het volk. De middenstand is de eenige, die nog in ta melijk getal den schouwburg bezoekt, en het zijn juist deze bezoekers, die het tooneel door loopend aan ae bioscoop heef t te best rijden. Een zaal, geboeid door twee beminde tooneelspelers in een blijspel van eenvoudig maar beschaafd gehalte, mogen we dan gewis als winst beschouwen, al ware hetmaartegcnover het succes, dat inmiddels een vies vod van/ een Franschen roman aan de film bezorgt. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl