De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 6 oktober pagina 6

6 oktober 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

?l» ' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Oét. *23. No. 2415 DRIJVENDE DROOGDOKKEN TE (Met teekeningenvovir.,. <foor Fetix 'Hess) Men kan'veilig$feggen, dat de belangstelling der Amsterdamrtjöi'iï.voor.hun haven in de laatste 25 jaar zéeriisftoegenomen. In de 2e helft der vorige »eu% was zij tamelijk, gering geworden. De scheidingsmuur, die in den vorm vari het stationseUanct met zijn verbindingen naar Oost en West ;was opgericht tusschên hét <jpor onze schilders n. dichters zoo ver heerlijkte hayenfrqnt der stad en het open IJ zelf, gaf den tijdgenoot de gewaarwording, dat het oude schoon :yoorgoed verdwenen was, te meer daar door nét-verval der zeilvaart het be roemde mastbosch," waarlangs men zoo gaarne 't oog liet .weiden, danig begon te slinken en de stoomhooten, die de nieuwe tijd in de vaart bracht.hün-ligplaats dikwijls kozen ver van de vanouds geliefde wandelingen Oostelijk en Westelijk van de Nieuwe Brug. En werd ook niet de weg daarheeh,. het scheeprijke Water (Damrak), ook weid-ra,door demping Van zijn levendig karakterrberoofd? Voor den Amsterdammer, die zijn zitje aan de Nieuwe Stadsherberg voortaan moest missen en die de woelige binnenzee, .welke 't IJ vroeger was, zag afsluiten en doorjnpolderingen tot ka naalafmetingen verkleinen, verloor de water kant der stad een groot deel zijner bekoring. Het nieuwe bevond zich nog te lange jaren in staat van wording, dan dat men mocht zeggen, dat een nieuw beeld van volgroeide schoon heid van den aanvang af verving hetgeen met schermende hand was weggevaagd. Maar wij, menschen van deze dagen, zien dat beeld wel*. Het ontleent zijn schoonheid aan het feit, dat de groote werken van den modernen tijd.in hun constructie, afmetingen en contouren uitdrukking geven aan 't geen het machtige, massalejiedendaagsche verkeer vereischt. 't Is menyergunne ons het beeld het imposante van den modernen stoomer met hoog opgebouwde, dekken, welks zware schoorsteenen de in den romp woelende beweegkracht doen vermoeden, zoo geheel ver schillend vaniftet klipperschip van nog geen halve eeuw geleden, dat*rank van romp, spits van boeg en hoog van Want, zijn karakter ais zeiler, licht van aard, vertoonde. > . WU, Amsterdammers der 20e eeuw, komen weer heel graag.aan den waterkant, voelen ons vertrouwd met het I J, niet meer een zeeboezem met landelijke-; verschieten. ,aan .de overzijde, maar een modern "geoutilleerde wereldhaven. ? Gemakkelijk bereiken wij met verschillende stoomboot- en iinoitorveren de ; ver uiteen t liggende gedeelten van het havencomplex, zich uitstrekkendeuvan Zeeburg en Schellingwoude tot de Buiten-Zaan. Niet weinigen onzer be wonen het nieuwe .Amsterdam, in Waterland verrezen (een stadsdeel, volkrijker dan menige stad in ons Vaderland), of hebben er hun ken nissen of de plaats hunner .dagelijksche werk zaamheden. De watersport is meer, dan ooit in trek. Wij slappen, even grif op de loop plank van 't een of andere vaartuig .als op de trede van tram .of rtioto,rbus. En wanneer het IJ ons op zijn golven draagt, zien we de steenen kaden uit hetjwater oprijzen, waaraan cargoen passagiersstoomers gemeerd liggen, kaden die geweldige pakhuizen torsen in eindelooze rij, en hijschkranen, stalen., gevaarten met machtige vlucht;: graansilo's, monumentaal van bouw, treffen ons oog en tal van ijzeren tanks, houders, van gas of brandbare vloei stof, naar wij vermoeden; wij ontwaren bouwwerken,-voor technischen dienst der haven of soortgelijk doel bestemd; drijvende elevators, vreemdsoortige ;monsters, verrich ten hun werk op stroom of bij de kade; wij passeeren hier sthéepsweryen, getypeerd door tegen roesten moet beveiligen, vooral door inwerking van het zeewater in een toestand verkeert, die vernieuwing noodzakelijk ' maakt. Maar tevens kan en moet geconsta teerd worden, of geen schade aan de huid zelf is toegebracht door voorwerpen (wrakdeelen bijv.), die er tijdens de vaart medte in . ongew.enschte aanraking zijn geweest. -Is 't bekend, dat er averij onder de waterlijn is opgeloopen (schroef en roer bijv. zijn zeer teere" deelen !), dan moet deze onderzocht en daarna hersteld worden. In 't kort: het schip moet als de lading gelost is, uit het water. Voorwaar geen eenvoudig probleem, daar het er op aankomt, een gewicht van bijv. wel 20 millioen K-G- een kleine 10 M. op te heffen ! Het drijvende droge dok verricht dien tour ,de force in enkele uren. Men stelle zich zulk een dok in groote trek ken later volgen nog enkele bijzonderheden aldus voor. Een stalen bak van zeer lang werpig vierkanten vorm, door een stevig dek ook aan.de bovenzijde afgesloten, ligt dus danig in 't water vastgemeerd, dat afdrijven onmogelijk is, maar beweging in verticale richting niet wordt belemmerd. Het gevaarte zich hoog verheffend boven 'alles in den omtrek; reeds klimmen mannen op steigers of hooge ladders tegen zijn boorden op of loopen onder zijn breeden bodem door over het van nat nog glimmende pontondek. De toestand kan worden opgenomen en de reparatiewerkzaamheden zullen weldra een aanvang nemen. Deze kunnen van ingrijpenden aard zijn. Geen averij zoo groot, geen machineschade zoo belang rijk, geen werkzaamheid zoo ingewikkeld, of het Amsterdamsche droogdokbedrijf, dat over alle denkbare technische hulpmiddelen beschikt en pi.m. 1200 paar bedreven handen ter dispositie heeft om vande hersenen maar niet te spreken is er tegen opgewassen. Het heeft er bij gelegenheden niet tegen opge zien, als een tweede Procrustes een schip een eind te verlengen of te verkorten. Maar daarover uit te weiden, is aan schrijver dezer regelen niet gevraagd. Zijn taak was, er een begrip van te geven, waartoe het dokken" dient en hoe 't door middel van drijvende droogdokken geschiedt. Wat hier nog wél te doen staat, is volgens boven gedane belofte nog enkele technische bijzonderheden over 't nog slechts zeer globaal beschreven droogdok eerste dok (een houten natuurlijk) nóg in gebruik is. Welke beteekenis de droogdokreederij te Amsterdam in de laatste kwarteeuw verkre gen heeft (een afspiegeling trouwens van het geweldig toegenomen scheepvaartverkeer in onze haven), moge blijken uit de enkele cij fers, waarmee dit artikel worde besloten: in 1898 was het lichtvermogen der beschikbare drijvende dokken bijna 11 millioen K.G., in 1913 bereikt het ruim 62 millioen K.G. Men bedenke daarbij, dat hier slechts van drijvende (Jokken sprake is en dat onze haven sedert kort ook groote vaste bassins bezit, interessante nieuwe toepassing van een oud beginsel, waarvan de beschrijving hier echter buiten bestek zou zijn. Elk Am sterdammer beseffe, dat zijn stad niet slechts een prachtige verbinding met zee bezit, maar bovendien een havenoutillage, die tot de beste der wereld behoort. A. J. n ' A i i. L Y *) Het dok meegerekend, dat, bij de Nederl. Scheepsbouw-Mij in aanbouw zijnde, reeds bijna voltooid is. Op het terreinjier Droogdokmaatschappij te Amsterdam. moet n.l. kunnen zinken, hetgeen bewerk stelligd wordt door het vol water te j laten loopen (tot welk doel buitensluizen of inlaten r-^w.w.. ...w. ,»uvv(«>ii>...?>?<,.&<-.?? .rKV*" «""'f -onder de waterlijn zijn aangebracht),fen weer hun hellingen, en imposante hefwerktuigen," fkomen drijven, waartoe het binnengestroomde daar weder constructiewerkplaatsen en an- water door pompen wordt verwijderd. Op de dere fabrieksgebouwjen, elders etablissementen verschillende ''stedelijke van verschillende ''stedelijke diensten met rijen rookende schoorsteenen; en vlak om ons heen is' er een beweging van veelsoortige.vaar tuigen zóó dr-uk als-ons Amsterdam ook in de tijden van iijn roemrijkste scheepvaartverleden wel niet heeft gekend. -Maar niets mis schien is dermate in staat, onze belangstellende en bewonderende aandacht te trekken, als de drijvende droogdokken, die met hun last als een soort fantastische kasteelen uit het waterVlak oprijzen. 't Een en ander', te vertellen van hun be stemming, samenstel en.,werking, beoogen wij met dit artikel. Het essentieele deel van een vaartuig is na tuurlijk de romp. In vroeger tijden van hout, ter afwering tier vernielende kracht van zee water en zeedieren veelal met koperen platen bekleed, is dit scheepsgedeelte tegen woordig bij de groote zeeschepen bijna zonder uitzondering uit staal vervaardigd, maardaarom toch nog lang niet tegen de sloopende wer king der elementen gevrijwaard. Wanneer het schip een zekeren tijd gevaren heeft, is een grondige inspectie der huid vereischt. Zeker zal dan blijken, dat de verf, die het staal beide langszijden der ponton verheffen zich hooge zijstukken, uiterlijk zware muren of wanden, in werkelijkheid holle ruimten, de luchtkasten", in welker bovengedeelte zich allerlei organen van het dok, als machine rieën en leidingen, bevinden. Is het dok diep weggezonken, dan is slechts de bovenkant dier luchtkasten, het topdek", zichtbaar. Het schip, dat gedokt moet worden, kan er dan invaren, een manoeuvre die met groote om zichtigheid moet gebeuren, opdat de kiel precies kome te liggen boven de rij blokstapels mètjStalen kap, die zich, juist in de lengteas van het dok, op het pontondek bevindt. Is men van juiste ligging verzekerd, dan worden de centrifugaalpompen in werking gesteld, die de weggezonken ponton zullen ledigen. > Wat heeft er nu plaats? Het van zijn eerst binnengestroomde watermassa allengs ont laste dok gaat natuurlijk stijgen. Daarbij dwingen de kielblokken, opwaarts drukkende tegen de kiel, het schip, aan de stijgende be weging deel te nemen, m. a. w.: dit wordt langzamerhand uit het water getild. Toen het dok zijn laagste positie had, was er evenwicht tusschên den opwaartschen druk van het buitenwater, dat door de gezonken massa was verplaatst,' en de zwaarte van het dok plus dievan het in zijridubbelen bodem zich be vindende water. Het pompen hief dat even wicht op en heeft de stijging ten gevolge. Is, nadat de pompen hun werk gestaakt hebben, met het be reiken van den hoogsten [stand opnieuw evenwicht .verkregen, dan kan het volgende worden vastgesteld. De opwaartsche druk ten bedrage, vol gens Archimedes' be'kende wet, van 1000 K.G.voorelken ondergedompelden kubieken meter , uitge oefend van het oogenblik af, dat het leeg pompen ^egon, heeft deels gediend om de zwaarte van het dok zelf te neutraliseeren; verreweg het grootste deel echter der uit geoefende kracht heeft 't nuttig effect gehad, dat het schip uit zijn]element is ge licht; nïen noemt haar het hef- of lichtver mogen van het dok. te geven; de keuze valle daartoejop een van de modernste ^cons t ructie, J gelijk| Amsterdam er verscheidenel(naast oude, maar daarom^nog niet onbruikbare) bezit. Wat boven gemakshalve als een ponton is beschreven, bestaat in werkelijkheid uit ver schillende (4, 6 of 8) secties of pontons, door stevige verbindingsstukken tot een geheel samengevoegd, evenals de er op gebouwde luchtkasten. Deze samenstelling geeft ge legenheid, om de deelen van het dok, indien zulks voor onderzoek of reparatie noodig is, na losmaking der verbindingen, sectie voor sectie door de overige pontons te doen lichten: het dok is zelfdokkend". De secties zijn weder in compartimenten verdeeld. Daardoor is het mogelijk, door middel van verdeelafsluiters het binnentredende water aldus te verdeelen, dat men het dok elke gewenschte helling kan doenfaannemen. Slechts zelden immers zal de ligging van het te dokken schip precies horizontaal zijn, terwijl toch gelijklastige" plaatsing daarvan in het dok_ten zeerstejgewenscht is. Het benedenste deel der luchtkasten, van de bovenste helft geheel en al afgesloten, loopt bij zinken van het dok, evenals de pontons, vol water en vergroot dus bij het leegpompen de drijfkracht van het ge heel aanmerkelijk. Evenwijdig aan de kiel blokken bevinden zich aan weerszijden daar van rijen wigvormige kimstapels", die het schip daar steunen, waar zich de kim bevindt, d.w.z.opde plaats waarde bodem zichopwaarts ombuigt en in de zijwanden overgaat. Lood recht op de richting der luchtkasten bevinden zich een groot aantal schoorbalken" of bokken", die door kamraderen in- en uitwaarts kunnen worden bewogen, en, tegen de zijwanden van het schip drukkende, dit on wrikbaar vastklemmen. Dubbele loopbruggen aan de voor- en achterzijde van het dok, die gesloten kunnen worden wanneer het vaartuig zich daarin bevindt, stellen de topdekken met elkaar in verbinding. De beweging dier bruggen wordt, evenals die der pompen, inen uitlaten, schoorbalken, enz., van het top dek af bediend. Electriciteit heeft hier overal den stoom vervangen en verschaft ook de ver lichting, die het werken na zonsondergang (dokwerk is dikwijls spoedwerk!) mogelijk maakt, zoo goed als op klaarlichten dag. De werking van een drijvend dok doet eenigszins denken aan die der oude scheepskameelen. Het is dan ook niet geheel onbegrijpelijk, dat, toen in 1842 het eerste drijvende dok te Amsterdam volgens plannen van den Ameri kaan John S. Gilbert werd verwaardigd en in gebruik gesteld, wel wat ver gedreven nationaliteitsgevoel de meening ingang trachtte te doen vinden ??al bleven de bewijzen uit , dat de Amerikaan plannen en modellen van die aloude hefwerktuigen in handen zou hebben gehad. Merkwaardig is het,dat bedoeld NOORDELBINGI P Er is misschien geen land, waarmede onze voorouders in den loop der eeuwen zooveel betrekkingen hebben onderhouden dan wat men geographisch en ook ethnographisch als een eenheid Noordelbingiënoemt, Sleeswijk Holstein, maar Hamburg en Liibeck daaronder begrepen. Dat is het oude, op de Slaven veroverde land over de Elbe, waarheen reeds in de vroege middeleeuwen de Friezen met hun handels waren voeren en waardoor ook later de weg naarde Oostzee liep. Eerst toen de Hollanders om kaap Skagen heen Denemarken om gingen varen en zoo langs den directen zeeweg de Oostzee bereikten, werden de handelsbetrek kingen met Noordelbingiëminder intens. Maar toch bleef men steeds varen op wat men de Kleine Oost bleef noemen; nog in de zeventiende eeuw brachten handelsrelatiën van zelf cultuurinvloed. Het meest bekende feit is wel, dat uitge weken Remonstran ten in 1621 hier aan de Eider een nieuwe stad stichtten naar Hollandschen trant met burgwallen, grachten en trapge vels, Frederiksstad, dat zijn Hollandsen en vrijzinnig karak ter tot op dezen dag heeft bewaard. Voor land, volk en beschaving van Noordelbingiëmag men dus in Neder land op eenige be langstelling rekenen. Daarom ook vesti gen wij hier de aan dacht op het nieuwe tijdschrift Nordelbingen 1), waarvan het eerste deel zelfs reeds moest worden herdrukt. Het is een 12 cent 12car* &xnc*r» verblijdend verschijnsel, dat men in Duitsclilanüie midden der politieke verwarring en de maatschappelijke ellende, waaruit men zich maar niet schijnt te kunnen losmaken, zich met ernstigen wetenschappelijker) arbeid blijft bezig houuen, en misscnren nog meer, dat voor de resultaten van zoodanigen arbeid belangstelling in ruimen kring blijkt te bestaan. lir is trouwens in dezen bundel van allerlei te.vinden voor zeer verschillende menschen en wenschen. Op een biographie van pastoor Johannes Biernatzki, aan wiens wetenschap pelijke herdenking dit boek is opgedragen, volgt een studie over den invloed van vorsten en edelen op de kunst in Sleeswijk?Holstein van de hand van Paul van Hedemann Heespen.JJ. ,Warncke onderzocht de geschie denis van de muurschilderingen^van Torelli in de audientrezaal^van hetAraadhuis te Lubeck.^Een^korte^studie over J rgenAHeitmann den^ouderen^en den jongeren, twee houtsnijders^uit Wrlster geeft R. Wiebalck. EenAuitgebreid onderzoek, dat met een groot aantal afbeeldingen is verlucht, wijdde dr. K- Hiiseler aan de Kieler fayencefabriek, wier producten een tijd lang zeer gezocht waren. Prof. Max Sauerlandt geeft ons de afbeelding van en een studie over Sunte Ilsabens beker, een merkwaardig product van laatmiddeleeuwsche goudsmidkunst. In den theologischen en kerkelijken strijd van het begin der negentiende eeuw brengt ons prof. O. Ficker met zijn onderzoek over Claus Harms en zijn strijd met den uitgever van den Altonaschen bijbel, Funk. Over Hamburgsche instrumentmakers uit de zeventiende en acht tiende eeuw schreef dr. A. Ronde. Dr. F. Hahnsen onderzoekt de bedrijfsvrijheid van Dithmarschen. G. F. Meyer kritiseert het platduitsch in het proza van K'aus Groth en komt tot de conclusie, dat hier een vrij sterke hoogduitsche invloed valt aan te wijzen. Een en ander over de arbeiders en meesters in de noordelbingische kunst geeft prof. R. Haupt. De verhouding van de nieuwere bouwkunst van Sleeswijk?Holstein tot die van Denemarken en die van Duitschland wordt nagegaan door W. Jakstein. Dr. R. Muusz beschrijft de muurschilderingen in de kerk te Tating. Over martelkruisen in Dith marschen schrijft pastor C. Rolfs. De meeste belangstelling zullen evenwel in ons land stellig vinden de twee laatste studiën. De eerste is van dr. W. Rehder, die den Hollandschen bouwstijl in Frederikstad heeft onderzocht. Het spreekt wel van zelf, dat de Hollandsche invloed zeer groot is geweest in deze door Hollandsche uitgeweken Remonstranten gestichte stad. AI dadelijk de plattegrond doet in haar regelmatigen aanfeg denken aan die van den uitleg van zoo menige Nederlandsche stad in de zeven tiende eeuw. Ook de vaderlandsche stijl werd nagevolgd; men bouwde naar Nederlandschen trant ook aan de Eider trapgevels, die hoe ook soms verbouwd en verhanseld, aan Frederikstad nog steeds een intiem1 Hollandsch karakter gkven. Ook van de oude Hollandsche binnenarchitectuur zijn fraaie stalen overgebleven. Eindelijk ontwerpt dr. E. George een schets van de economische en cultureele betrekkingen van de westkust van Sleeswijk?Holstein tot de Nederlanden. Dat die betrekkingen van groot belang zijn ge weest, hebben wij boven reeds aangegeven. In bijzonderheden wordt dat nog uitgewerkt door dr. eorge. Hij onderzoekt eerst de middeleeuwen en wijst den Nederlandschen invloed aan in handel, zending en kerkelijke kunst, vervolgens in betfouwing en bewoning van het land. Dan komt hij te spreken over de periode van den godsdienststrijd in Duitsch land en vanden bloei van Holland; hier wordt de Hollandsche invloed bewezen in handel, techniek en kapitaal, in godsdienst en weten schap, in kunst en kunstnijverheid. Het artikel eindigt met een korte beschouwing van den nieuwen tijd, die uit dat oogpunt van minder belang is. Maar'wat daaraan voorafgaat,is een welkome bijdrage tot de kennis van een periode, toen geen vereenigingen en genoot schappen noodig waren om den Nederland schen invloed overal in de wereld tot gelding te brengen. H. BRUGMANS Het dokken van een vrachtboot. Zoo staat dus het zeekasteel op 't droge, Ltveruverzekertng Maatschappij M A A R L ? M" Wll»on«pl«ln II DE VOORDBBLIOSTB TARIEVEN 1) tNordelbingen. Beitrage Zur Heirnatforschung in Schleswig- Holstein, Hamburg und Lii beck I. Flensburg 1923r De Koningin der Nederlanden" in het dok. f'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl