Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Oct. '23. - No. 2415
'l'
Cv
, T tekening voor ,.de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
De eerste abonnementsconcerten.
Fritz Kreisler was de solist van het eerste
abonnementsconcert, waarmede het Concert
gebouw verleden Donderdagavond het seizoen
opende.
De ontroering, die het hooren van dezen
zeldzamen violist geeft, gelijkt die, welke
Plato als hoogste lof aan de muziek toeschreef:
in onze ziel te dringen, er zich van .meester
te maken om het schoone er in binnen te
brengen en haar aan zijn macht te onder
werpen." Duizenden hoeveel toehoorders
bevatte dien Donderdagavond wel de tot
in het zijzaaltje achter het balcon bezette
groote zaal van het Concertgebouw?
zijn onder de ban van zijn edel spel geweest,
en zulk een frenesie in de toejuichingen
als na afloop van het door Kreisler voorge
dragen vioolconcert van Brahms hebben wij,
die toch reeds van menig stormachtig applaus
in de Concertgebouwzaal getuige zijn geweest,
nog niet gehoord: zelfs toen het grootste
gedeelte van het publiek, na een minuten
lange demonstratie van zijn geestdrift, zich
al in de corridors had verspreid, bleven er
nog enkelen in de haast ledigezaal fanatiek
staan klappen.
Het mag dien müziekminriaars, die hoofd
schuddend of met ergernis de verwarring
aanzien, waarin voor hen gedurende de laatste
jaren de muziek zich, evolueerend, al meer
en meer schijnt op te lossen en die hun
schoonheidsgevoel het spoor al meer en meer
doet bijster worden bij de atonale uitingen
van een Schönberg, de polytonale
contrapuntiek van een Milhaud,hetbi-chromatisme,
Teekening voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
WALTER GIESEKING
de kwarttoonsystemen van Aloïs Haba, de
derde-toon-systemen van Busoni, enz, enz.,
een voldoening zijn, dat deze edele, harmo
nische en klare schoonheid, zooals zij uit
Kreisler's viool opzingt en van hart tot hart
gaat, allen, klassiek of modern gezind, tot
n verrukte, ontroerde en dankbare gemeen
schap maakte (al zou men voor zich ook het
vioolconcert van Beethoven, dat Kfeisler
in December 1921 hier speelde, boven dat
van Brahms prefereeren).
Karl Muck, die voor de eerste abonnements
concerten tijdens de huidige indispositie
van Mengelberg als dirigent was aangezocht,
begeleidde Kfeisler met het orkest en
bracht vooraf Weber's
Euryanthe"-ouverture en een wat te precies en verbrokkeld
gerythmeerde Ie symphonie van Schumann.
Het tweede abonnementsconcert Zondag
middag bracht als solist den pianist Wilhelm
Backhaus, en als noviteit een door hem
geïntroduceerd werk van den als Itajiaan
genaturaliseerden, doch in Bohemen geboren
en te Weenen opgeleiden componist Riccardo
Pick-Mangiagalli: een symphonisch gedicht
voor klavier en orkest, getiteld Sortilegi"
( Tooverij) en dateerend van 1917, dat zonder
het animo, dat een in de partituur afgedrukt
programma van een geschiedenis van
Oostersche magie aan onze phantasie geeft, onge
twijfeld niet veel indruk zou maken, en
muzikaal al heel weinig oorspronkelijk is
gedacht. Nu vermoeden wij in zekere figuren
van harpen, schor kraaiende trompetten en
houtblazers de dwergen, geesten, fonteinen
en sultanes (overigens van de te bekende muzi
kale soort), die in den scherzo-vorm, die
Pick-Mangiagalli zich, ook al niet zeer oor
spronkelijk, voor zijn werk koos, de motieven
moeten karakteriseeren. Doch de sensatie
blijft te intellectueel, en het applaus na de
uitvoering gold dan ook wel in de eerste plaats
den pianist Backhaus en het goede medegaan
van het orkest.
Sterker aandoening in muzikaal opzicht
wist Backhaus ons met de voordracht van
Beethoven's 3e pianoconcert te geven. Wat
men in den pianist het meest bewondert is
zijn rustig musiceeren met het orkest, zijn
afstand doen van het uiterlijk effect, van de
toetsen-rammeiende krachtpatserij,- zijn
lespecteeren ook van de harmonische draag
wijdte van het klavier, zijn evenwichtig
en goed geproportioneerd spel. Het adagio
bleef hier en daar w.at vlak, en het tempo oer
Rondofinale voel ik vlugger, wat trouwens
gemotiveerd wordt door het feit, dat Beet
hoven het in 2/4 maat schreef.
Het publiek héft Backhaus luide toege
juicht na deze voordracht. Muck leidde het
concert in met Mozarts Zauberfl
ie"ouverture en besloot het met het door hem
geliefde Till Eulenspiegel" van Richard
Strauss.
Walter Gieseking
Het concertseizoen in de kl. zaal van het
Concertgebouw werd geopend met een concert
door Walter Gieseking. Gieseking is een
als muzikaal en pianistisch phenomeen"
aangekondigd pianist (er treedt, geloof ik,
tegenwoordig nauwelijks een nieuw pianist
meer op, die niet volgens de aankondigingen
van zijn impressario een phenomeen of een
genie is: vreemde tijden, die de kunst dwingen
zoozeer steun te zoeken bij de reclame).
Deed hetgeen Gieseking gedurende de eerste
helft in zijn programma speelde een
Engelsche suite van Bach (No. 6) en de varia
ties met fuga, van Reger op een thema van
Bach vreezen, dat zijn geioemde
phenomenale kwaliteiten we! vrijwel uitsluitend opde
bekende Duitsch-degelijke, virtuoselijke tech
niek zouden neerkomen: heel vlugge vingers,
geweldige sprongen, abrupt-mechanische be
wegingen, na de pauze sloeg de pianist, in
letterlijken zin, een anderen toon aan in
stukken van Debussy en Ravel, wijzigde
zijn pedaalgebruik ten bate van het coloriet"
en de doorzichtigheid van den klank, hoewel
hij in de uitvoering nog niet veel meer dan
uiterlijk de beweging en de atmosfeer"
van deze stukken wist te benaderen; gelijk
ook zijn keuze van b.v. Debussy's Ce qu'a
vu Ie vent d'ouest" en van Raveï's Ondine"
uit het oeuvre dier beide Fransche compo
nisten bewees, dat hij in hun lange, klaterende,
iriseerende toonlijnen nog te veel uitsluitend
de Liszt-nuance hoort (van wien Debussy
zoowel alsRavel in hun piano-muziek inderdaad
invloeden ondergingen).
Het zal de vraag zijn of wezen en Duitsche
scholing van dezen ongetwijfeld zeer vaar
digen pianist hem ooit toe zullen laten zijn
gevoelsverhouding tot de moderne Fransche
muziek anders te regelen.
C O N S T A N T VAN W E S S KM
DE MODERNE VERSNAPERING
Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
Illlllllllllllllllllllllllllllll'
SPREEKZAAL
SAPPHO IN NEDERLAND
Aan Prof. Dr. J. VÜRTHEIM
Zeer geachte Collega,
Wat ben ik n dankbaar voor uw vriende
lijker! brief in dit blad van 29 Sept. en voor
uw welgemeendcn raad. Maar gij deedt mij
te veel eer door mijn eenvoudigen trant van
schrijven twee bladzijden lang terug te willen
vinden in het lyrisch proza van den dichter
Boutens. En had niet hiervan afgezien
ook bij het doorbladeren" der voorafgaande
29 pagina's mijn schrijfwijze van de namen
Homerus (p. 1), Sappho (p. 7,8), Pindarus
(p. 9?13), Aeschylus (p. 13, 10, 17), Muze
(p. 19) u kunnen waarschuwen, dat ge met
Sapfo, Aischylos, Homeros, Pindaros, en de
Moezen waart aangeland op het terrein van
een diergenen, die in zake de orthographie
der Qrieksche eigennamen den band, die ons
aan onze voorvaderen bindt, geheel hebben
doorgesneden? Het schijnt wel van niet.
Althans, ook nadat ge den waren schrijver
van de hoofdstukken ,,Sapfo" en Aischy
los" uit het voorbericht van dat boekje
Orieksche Lyriek ontdekt hebt, wenscht ge,
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii 'itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiAiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
ESTHER DE BOER?VAN RIJK
1873?1923.
Met het spreekwoord: goede wijn behoeft
geen krans" komen we tegenwoordig niet meer
uit. De middelmaat, en wat daar beneden
blijft, roert de groote trom voor zich, onafge
broken, want wie vermoeid wordt in deze ge
lederen is door den soortgelijke onmiddellijk
te vervangen, en verbijsterend voor de wei
nigen, die in de stilte, waarin de gedachte
rijpt en het gevoel kristalliseert, wellicht iets
van waarde zouden kunnen scheppen.
Mevrouw de Boer?van Rijk behoorde al
tijd tot deze stillen", haar niet omvangrijk,
maar innig en diep-kervend talent drong zich
nooit op den voorgrond dan door de mystieke
kracht van een fel innerlijk beleven en
taaivasthouden, en het ligt dan ook louter aan
onzen tijd, dat zij, die zich als kunstenares
volstrekt handhaafde, in de latere jaren min
der tot haar recht kwam. Daartegenover mag
zij de eerste helft van haar loopbaan een bij
zonder gelukkige prijzen, het komt zeldzaam
voor dat een tooneelschrijver en een
tooneelspeler (speelster) elkander aanvullen en op
heffen als dit met Heyermans en Mevrouw
de Boer het geval is geweest en
morgen-aanden-dag weer kan zijn. Want dit naturalisme"
waarvan Kniertje" dan het symbool mag
heeten, heeft nooit uitgediend, het omvat het
expressionisme van verleden, heden en toe
komst, mits het maar de regionen bereikt
waarin Heyermans eri mevrouw de Boer het
samen, nu en dan, vermochten te brengen.
Een andere vraag is of het marquant, en
bijgevolg eenzijdig geleid talent van mevrouw
de Beer?van Rijk niet ook nog in andere rich
ting zich had kunnen ontplooien? in de
richting van bijv. Ibsen's Rattenvrouwtje"
indien zij zich bijtijds bewust ware ge
worden hoeveel vrouwenfiguren in de litte
ratuur (Strindberg, E. Th. A. Hoffmann,
Edgar Allen Poe) leven van-uit de sfeer
harer ietwat wreede, lugubere, en toch weer
sprookjesachtig verijlende fantasie, en tot
welk een monumentaal beeld haar oogenschijn
lijk zoo nietige gestalte, met het havik-fijne,
geheimzinnig witte gezicht, in de verbeelding
groeien kan.
Een paar winters geleden bracht het toeval
mij op een laten avond in een spoorweg-coupe,
waarin eenige dames van de
Tooneelvereeniging zaten en mevrouw de Boer op de bank
lag. Zij kwamen van Breda, moesten naar Am
sterdam terug om daar den volgenden morgen
te kunnen repeteeren en dan dien avond weder
te spelen in Rotterdam; ook deze bijna
zeventigjarige. De anderen zuchtten en brei
den jumpers, en bleven, met mij, gewone
menschen. Maar mevrouw de Boer, die zich
tot rusten had geschikt en zweeg, werd in die
paar uren een vreemd en schoon beeld, waar
van men, al pratend, de oogen niet af kon
houden. Zij droeg iets paars geloof ik, en had
een wit ijswollen doekje om haar hoofd, waar
juist haar profiel en wat zilverig haar uitkwam
en haar handen lagen onwezenlijk fijn en
stilgespreid tusschen de plooien van haar rok.
Het is niet na te vertellen hoe het zoo kwam en
stellig werkte hier ook de belichting" mee,
maar zij geleek uit marmer gehouwen, een
figuurtje als van Puvis de Chavanne.als eene der
legendarische Heiligen onzer verbeelding, die
als heksen werden verbrand. In geen enkele rol
heeft deze tooneelspeelster die wel niemand
op dien kouden laten avond van pose zal
verdenken mij zóó geboeid als terwijl zij
daar lag als zichzelve, verdiept in zich zelve,
met gesloten oogen en een gezicht als bezield
ivoor, een machtige inspiratie. En bij die ge
legenheid ben ik gaan begrijpen hoeveel wij,
die haar bewonderden als Engel" en Ev'a
Bonheur", haar nochtans te kort hadden
gedaan, hoe daar wellicht nog tal van dichter
lijke figuren sluimerden in die stille
reizigster, onbetwistbaar: een kunstenares.... en
dat er in ons land om Tropenadel" waardig
te bezetten, heel wat adel geofferd moest zijn.
Bij dit gouden herdenkingsfeest, dat een
actrice, die in het haastig repertoire van thans
moeilijk een rustige plaats vindt, min of meer
noodgedwongen tot middelpunt maakt van
luidruchtige betoogingen in strijd met haar ge
reserveerde natuur, verschijnen de misstanden
fn onze tooneelwereld in een scherp licht en
mag men zich afvragen of het toch niet beter
zou zijn in de hoofdsteden n, hoogstens
twee gezelschappen in staat te stellen een be
tamelijke positie aan te bieden aan enkele
talenten van dezen rang, in plaats de spoeling
van jaar op jaar te verdunnen met de belang
stelling te forceeren voor- en subsidies te
verleenen aan telkens weer nieuwe onderne
mingen, uit hartzeer voor het aantal, zich
noemende tooneelkunstenaars dat anders
op straat zal komen te staan, d.w.z. evenals de
ambtenaren uit andere opgeheven bedrijven
naar een anderen werkkring zullen moeten om
zien. Juist een geval als dit trekt de aandacht.
Mevrouw de Boer is al^en in jaren zeventig
jaar, oud kan zij niet worden op het tooneel,
zoomin als zij ooit, voor zoover ik mij herin
neren kan, daar geheel jong is geweest. Van
verval is bij haar zoomin als bij elke wer
kelijke kunstenaar innerlijk geen sprake en
nooit zag ik van haar de kleinste rol, die
niet naar vermogen was volbracht. Maar dit
alles neemt niet weg, dat haar zeer aparte
persoonlijkheid langniet past in elk milieu,dat
zij in het salon-stuk niet op haar plaats blijkt,
en, litterair ongeschoold, voor een drama in
verzen geen aanwinst kan zijn. Dat het dus
voor elk gezelschap in dubbelen zin een zekere
weelde blijft dit talent aan zich te verbin
den. Mocht het eindelijk ertoe komen dat een
regisseur de begaafdsten kiezen kan deson
danks, al ware het slechts voor enkele rollen !
Meer nog dan de directies geldt het pleit, dat
onze beste wenschen insluit voor de
jubilaresse, het algemeen inzicht, dat niet mag
berusten in omstandigheden, waarbij het
eerlijk talent in de verdrukking raakt en re
clame moet bewijzen wat immers voor een
ieder reeds lang een voldongen en verheugend
feit was.
VEREEN IOD
ROTTERDAMSCH-HOESTADTOONEEL. De getemde Feeks, door
WILLIAM SHAKESPEARE.
De September-voorstelling bij de Rotter
dammers was in de laatste jaren, sedert het
Hofstadtooneel mede invloed verkreeg op het
repertoire van den Grooten Schouwburg, al
tijd een getuigenis, een belangwekkende po
ging, een met zorg voorbereid begin, Julius
Caesar", Romain Rolland's Danton", De
Getemde Feeks" en bij den aanvang van
dit buitengewoon precair seizoen moet het
wel een hachelijke overweging zijn geweest of
men het kostbaar waagstuk alsnog zou durven
bestendigen. Te meer, waar het succes van
deze voorstellingen nimmer geheel doorslaand
was en ook ditmaal de opvoering van ,,De
getemde Feeks" voor mijn gevoelen niet meer
haalde dan een succes d'estime. Waar het,
bij toch veel goeds, Hermann Schwab was
de regisseur aan haperde is met n woord
te zeggen: aan het tekort aan'vitaliteit. Meer
nog dan de fantasie, die uit den tekst de scène
opbouwt, bleek het temperament onmachtig,
dat deze scène dan weer boven den tekst uit
tillen moet. Het leefde wel, maar het schuim
de niet over. Het overvolle leven, dat bij
Shakespeare in en tusschen de regels ligt te
spartelen, werd voor geen tiende opgediept,
hetgeen nog volstrekt niet wil zeggen dat deze
vertooning leeg" bleef. Maar het onnoem
bare, het verrukkelijk-warme, als dauw op
vruchten tintelende, het welige en weelderige,
dat Shakespeare is', en waarvan wij in de
vertooning van Driekoningenavond" een
brillant voorbeeld bezitten, misten wij hier a| te
lltflllllllll ,||||MIIIIIIIIIIIIUmillllllMllllMlllllllltUIIIIIIIIHIIIIIII|IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIMItll Illlllllllllll
aan het slot van uw brief, dat het mij en ook
den Moezen" wel ga. Of is daar ,,de Moezen"
bedoeld als een figuurlijke uitdrukking voor
den dichter Boutens?Ik zou het bijna dtnken.
Immers uw brief, aan mij gericht, is in hoofd
zaak bestemd voor hém. Hij alleen kan u
zeggen, wat hij begrepen heeft van
Wilamowitz' gevoelig stuk over Sappho". Wat
hebt ge er aan te weten, of ik al dan niet ge
loof, dat hij er ook maar iets van heeft be
grepen"? Ik weet nietjeens, of hij het geheel
heeft gelezen.
Maar n ding weet en geloof ik wel, en dat
wil ik u ook wel zeggen. Het is dit. Het noe
men van uw naam dien de heer B. op een,
ook voor mij onverwachte, grof-onhebbelijke
manier en in termen, waaruit behalve gebrek
aan vormen ook gebrek aan inzicht in de
zelfstandigheid uwer wetenschappelijke studie
spreekt, met dien van Wilamowitz verbindt
spruit voort uit zijn eerlijke verontwaardi
ging over uw artikel Sappho". Ge zult
echter van mij geen verklaring verwachten
over een verontwaardiging, die ik niet deel.
Misschien is hij zelf bereid u er nader reken
schap van te geven. Wat mij betreft: ik ben
van oordeel, dat de uiterlijke omstandigheden
eener vrouw ? of ze getrouwd is, en een doch
ter heeft, en algemeen geacht is, en om haar
handel en wandel cle reine mag heeten . ons
niets zeggen over haar psychische gesteldheid.
Maar dat doet hier eigenlijk niet ter zake, en
zal u misschien niet eens interesseeren. Over
Sappho behoeven naar aanleiding van de
Orieksche Lyriek" gij en ik niet te twisten.
Indien ge van dit boekje voor haar rol in Neder
land gevaar vreest, dan kunt ge slechts door
een onacademisch debat met Dr. Bou
tens dat zien af te wenden. Mij raakt alleen
uw raad, om in een tweeden druk, waarop gij
hoopt, de enclave Sapfo" zorgvuldiger af te
bakenen van de rest van het werk. Ik blijf u
daarvoor dankbaar. Toch twijfel ik, of het
noodig is. Mij scrieen het, dat men dezen hof
met zijn exotische naamgewasscn en hoog
opspuitende woordfonteinen, waar zich de
glans van de zon en alle andere gesternten in
weerspiegelt, niet zoo licht zou verwarren met
mijn veldje. Maar voor een argeloozen wande
laar is een bordje misschien niet ondienstig.
Met beleefde groeten, hoogachtend)
Uw dw.
W. E. J. KUIPER
Amsterdam l 10'23.
iimiiiiiiiiiiiiiiiiliiiilliiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
zeer om, bij veel wat wij in de onderdeelen
ongetwijfeld mogen prijzen, niet juist dit
gemis te voelen als de draw-back van de geheele
onderneming.
De getemde Feeks" behoort tot
Shakespeare's jongste werk, behelst, met het
vóórspel mee, feitelijk drie gegevens en brengt, ook
wegens de bij uitzondering iets minder lief
tallige heldin, poëzie van eenvoudiger orde op
de planken dan bijv. de groep spelen waartoe
Driekoningenavond" behoort, terwijl het
met de ragfijne weefsels (
Midzomernachtdroom," ,,De Storm") niet in vergelijking
komt. Daar tegenover staat dan echter de
stralende, kerngezonde leefkracht van dit
grover blijspel, de basis van waarachtigheid
waarop het berust, en waarvan de vurigste
feministe in haar hart moet bekennen: zoo
is 't; zoo was het altijd; het kan, bij wat wij
ook tegenstribbelen, nooit anders zijn dan
zóó. Omdat de natuur het zoo wil. Omdat de
ware vrouw den meester wil in den man, en
omdat de man, die een man is, niet anders dan
de meester kan zijn. Alleen spreekt de natuur,
spreken in den beschaafden omgang man en
vrouw, zich zelden zoo ongezouten uit als
Petruccio en Kaatje en moet bij het exces
d' honneur van de zijde der vrouw;
,,What is she but a foul contending rebel
And graceless traitor to her loving lord?'
alle nadruk vallen op dit loving", een omstan
digheid, die Burgersdijk, als man, bij de ver
taling helaas over het hoofd heeft gezien.
Wie deze charmante natuurwet nu maar
voor oogen houdt, de oplaaiende liefde
tusschen de twee, al merkten we er niet veel
van, in het dispuut begrepen weet, kan al dit,
in zijn wezen zoo humoristisch, want bij God's
genade vruchteloos verzet, licht nemen. Be
halve het soliede punt van uitgang, is er
geen zweem van ernst in het katjesspel, en
met al haar nukken blijft de temperament
volle Kate toch een dochter van Shakespeare.
Een feeks . . . maar een schat !
Het mag een veeg teeken voor mij zijn, maar
ik zie de kinderen Shakespeare's hoe langer hoe
jonger, deze driftkop van een Kaatje, en
haar gemaal met al het zelfvertrouwen, alle
autoriteit van den man-in-wording. Gansch
verlept stelt hij naast, en tegenover deze jeugd,
den ouderdom, Vader Battista, die altijd maar
om de duiten denkt, en den aftandschen
Gremio van Padua, nog dingend naar de
allerjongste Bianca ! Hoe heeft hij, meester der
contrasten, den jongen bloei der ongebreidelde
hartstochten geplaatst tegen dien muur van
in 't goud beslagen, sloome grijsheid ! Bij
geen ander dichter vindt men zoo uitgespro
ken als bij Shakespeare wat het hem gekost
heeft te verouderen....
Intusschen moet uit deze voorkeur voor
de overmoedige jeugd al blijken, dat de be
zetting der hoofdrollen door een tragedienne
als mevrouw Tartaud en een huiselijk gevoelig
talent als Jules Verstraete, mij niet de ware
voorkomt. Het heilig vuur, het soepel lan ont
brak deze Katherina, wier geest ook veeleer
naar Molière dan naar Shakespeare neigt, en
wat wij in den kaperkapitein toch zoeken
onder het bruut vertoon van mannelijk gezag:
het natuurlijk overwicht dat ontwapent, een
zweem van verteedering onder al te wreeden
spot, den stillen lach" zou men hier reeds kun
nen zeggen, zochten wij vergeefs inVerstraete's
ook uiterlijk weinig fantastischen Petruccio.
Wel bracht mevrouw Tartaud den tekst, in
het bijzonderden boetvaardigen en in zijn vrou
welijke overdrevenheid zoo beminnelijken epi
loog, vaak puntig over het voetlicht en mogen
we het duidelijk, in vlot tempo zeggen van
den tekst in het algemeen als een verdienste
van deze vertooning opmerken. Gebroddeld
werd door niemand.en waar ook de monteering,
alhoewel geen openbaring, verzorgd was (lag
Padua ia 1594 aan Zee?) het spel prompt liep,
en overal sloot, kan het werk, zoodra het leven
erin wat los wil komen, ongetwijfeld nog
winnen. Een voorbeeld, waaraan men de ver
tooning toetsen kan, is de voortreffelijke
Grumio (Petruccio's bediende ) van Theo Frenkel
Jr. Shakespeare-speler moet men min of meer
geboren zijn. En zoo lang het opvoeren van
deze spelen hoevele, die zelfs nog nooit,
nergens vertoond zijn, nauwelijks gelezen !
uitzondering moet blijven i'n het
overkropt, met vliegwerk opgehouden seizoen, kan
ook de school in deze richting niet veel bij
brengen. Het stellen van een eenigermate
idiëelen eisch moet onder deze omstandig
heden meer als een teeken van belangstelling
worden beschouwd dan als richtend oordeel.
Top N A E r F
CORNI
VANÓLU/Ó
DER
GEHEELE WOON
INRICHTING
DEN HAAG
NQDRDEINDE