De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 6 oktober pagina 8

6 oktober 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Oct. '23. - No. 2415 'l' Cv , T tekening voor ,.de Amsterdammer" door B. van Vlijmen De eerste abonnementsconcerten. Fritz Kreisler was de solist van het eerste abonnementsconcert, waarmede het Concert gebouw verleden Donderdagavond het seizoen opende. De ontroering, die het hooren van dezen zeldzamen violist geeft, gelijkt die, welke Plato als hoogste lof aan de muziek toeschreef: in onze ziel te dringen, er zich van .meester te maken om het schoone er in binnen te brengen en haar aan zijn macht te onder werpen." Duizenden hoeveel toehoorders bevatte dien Donderdagavond wel de tot in het zijzaaltje achter het balcon bezette groote zaal van het Concertgebouw? zijn onder de ban van zijn edel spel geweest, en zulk een frenesie in de toejuichingen als na afloop van het door Kreisler voorge dragen vioolconcert van Brahms hebben wij, die toch reeds van menig stormachtig applaus in de Concertgebouwzaal getuige zijn geweest, nog niet gehoord: zelfs toen het grootste gedeelte van het publiek, na een minuten lange demonstratie van zijn geestdrift, zich al in de corridors had verspreid, bleven er nog enkelen in de haast ledigezaal fanatiek staan klappen. Het mag dien müziekminriaars, die hoofd schuddend of met ergernis de verwarring aanzien, waarin voor hen gedurende de laatste jaren de muziek zich, evolueerend, al meer en meer schijnt op te lossen en die hun schoonheidsgevoel het spoor al meer en meer doet bijster worden bij de atonale uitingen van een Schönberg, de polytonale contrapuntiek van een Milhaud,hetbi-chromatisme, Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen WALTER GIESEKING de kwarttoonsystemen van Aloïs Haba, de derde-toon-systemen van Busoni, enz, enz., een voldoening zijn, dat deze edele, harmo nische en klare schoonheid, zooals zij uit Kreisler's viool opzingt en van hart tot hart gaat, allen, klassiek of modern gezind, tot n verrukte, ontroerde en dankbare gemeen schap maakte (al zou men voor zich ook het vioolconcert van Beethoven, dat Kfeisler in December 1921 hier speelde, boven dat van Brahms prefereeren). Karl Muck, die voor de eerste abonnements concerten tijdens de huidige indispositie van Mengelberg als dirigent was aangezocht, begeleidde Kfeisler met het orkest en bracht vooraf Weber's Euryanthe"-ouverture en een wat te precies en verbrokkeld gerythmeerde Ie symphonie van Schumann. Het tweede abonnementsconcert Zondag middag bracht als solist den pianist Wilhelm Backhaus, en als noviteit een door hem geïntroduceerd werk van den als Itajiaan genaturaliseerden, doch in Bohemen geboren en te Weenen opgeleiden componist Riccardo Pick-Mangiagalli: een symphonisch gedicht voor klavier en orkest, getiteld Sortilegi" ( Tooverij) en dateerend van 1917, dat zonder het animo, dat een in de partituur afgedrukt programma van een geschiedenis van Oostersche magie aan onze phantasie geeft, onge twijfeld niet veel indruk zou maken, en muzikaal al heel weinig oorspronkelijk is gedacht. Nu vermoeden wij in zekere figuren van harpen, schor kraaiende trompetten en houtblazers de dwergen, geesten, fonteinen en sultanes (overigens van de te bekende muzi kale soort), die in den scherzo-vorm, die Pick-Mangiagalli zich, ook al niet zeer oor spronkelijk, voor zijn werk koos, de motieven moeten karakteriseeren. Doch de sensatie blijft te intellectueel, en het applaus na de uitvoering gold dan ook wel in de eerste plaats den pianist Backhaus en het goede medegaan van het orkest. Sterker aandoening in muzikaal opzicht wist Backhaus ons met de voordracht van Beethoven's 3e pianoconcert te geven. Wat men in den pianist het meest bewondert is zijn rustig musiceeren met het orkest, zijn afstand doen van het uiterlijk effect, van de toetsen-rammeiende krachtpatserij,- zijn lespecteeren ook van de harmonische draag wijdte van het klavier, zijn evenwichtig en goed geproportioneerd spel. Het adagio bleef hier en daar w.at vlak, en het tempo oer Rondofinale voel ik vlugger, wat trouwens gemotiveerd wordt door het feit, dat Beet hoven het in 2/4 maat schreef. Het publiek héft Backhaus luide toege juicht na deze voordracht. Muck leidde het concert in met Mozarts Zauberfl ie"ouverture en besloot het met het door hem geliefde Till Eulenspiegel" van Richard Strauss. Walter Gieseking Het concertseizoen in de kl. zaal van het Concertgebouw werd geopend met een concert door Walter Gieseking. Gieseking is een als muzikaal en pianistisch phenomeen" aangekondigd pianist (er treedt, geloof ik, tegenwoordig nauwelijks een nieuw pianist meer op, die niet volgens de aankondigingen van zijn impressario een phenomeen of een genie is: vreemde tijden, die de kunst dwingen zoozeer steun te zoeken bij de reclame). Deed hetgeen Gieseking gedurende de eerste helft in zijn programma speelde een Engelsche suite van Bach (No. 6) en de varia ties met fuga, van Reger op een thema van Bach vreezen, dat zijn geioemde phenomenale kwaliteiten we! vrijwel uitsluitend opde bekende Duitsch-degelijke, virtuoselijke tech niek zouden neerkomen: heel vlugge vingers, geweldige sprongen, abrupt-mechanische be wegingen, na de pauze sloeg de pianist, in letterlijken zin, een anderen toon aan in stukken van Debussy en Ravel, wijzigde zijn pedaalgebruik ten bate van het coloriet" en de doorzichtigheid van den klank, hoewel hij in de uitvoering nog niet veel meer dan uiterlijk de beweging en de atmosfeer" van deze stukken wist te benaderen; gelijk ook zijn keuze van b.v. Debussy's Ce qu'a vu Ie vent d'ouest" en van Raveï's Ondine" uit het oeuvre dier beide Fransche compo nisten bewees, dat hij in hun lange, klaterende, iriseerende toonlijnen nog te veel uitsluitend de Liszt-nuance hoort (van wien Debussy zoowel alsRavel in hun piano-muziek inderdaad invloeden ondergingen). Het zal de vraag zijn of wezen en Duitsche scholing van dezen ongetwijfeld zeer vaar digen pianist hem ooit toe zullen laten zijn gevoelsverhouding tot de moderne Fransche muziek anders te regelen. C O N S T A N T VAN W E S S KM DE MODERNE VERSNAPERING Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck Illlllllllllllllllllllllllllllll' SPREEKZAAL SAPPHO IN NEDERLAND Aan Prof. Dr. J. VÜRTHEIM Zeer geachte Collega, Wat ben ik n dankbaar voor uw vriende lijker! brief in dit blad van 29 Sept. en voor uw welgemeendcn raad. Maar gij deedt mij te veel eer door mijn eenvoudigen trant van schrijven twee bladzijden lang terug te willen vinden in het lyrisch proza van den dichter Boutens. En had niet hiervan afgezien ook bij het doorbladeren" der voorafgaande 29 pagina's mijn schrijfwijze van de namen Homerus (p. 1), Sappho (p. 7,8), Pindarus (p. 9?13), Aeschylus (p. 13, 10, 17), Muze (p. 19) u kunnen waarschuwen, dat ge met Sapfo, Aischylos, Homeros, Pindaros, en de Moezen waart aangeland op het terrein van een diergenen, die in zake de orthographie der Qrieksche eigennamen den band, die ons aan onze voorvaderen bindt, geheel hebben doorgesneden? Het schijnt wel van niet. Althans, ook nadat ge den waren schrijver van de hoofdstukken ,,Sapfo" en Aischy los" uit het voorbericht van dat boekje Orieksche Lyriek ontdekt hebt, wenscht ge, iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii 'itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiAiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini ESTHER DE BOER?VAN RIJK 1873?1923. Met het spreekwoord: goede wijn behoeft geen krans" komen we tegenwoordig niet meer uit. De middelmaat, en wat daar beneden blijft, roert de groote trom voor zich, onafge broken, want wie vermoeid wordt in deze ge lederen is door den soortgelijke onmiddellijk te vervangen, en verbijsterend voor de wei nigen, die in de stilte, waarin de gedachte rijpt en het gevoel kristalliseert, wellicht iets van waarde zouden kunnen scheppen. Mevrouw de Boer?van Rijk behoorde al tijd tot deze stillen", haar niet omvangrijk, maar innig en diep-kervend talent drong zich nooit op den voorgrond dan door de mystieke kracht van een fel innerlijk beleven en taaivasthouden, en het ligt dan ook louter aan onzen tijd, dat zij, die zich als kunstenares volstrekt handhaafde, in de latere jaren min der tot haar recht kwam. Daartegenover mag zij de eerste helft van haar loopbaan een bij zonder gelukkige prijzen, het komt zeldzaam voor dat een tooneelschrijver en een tooneelspeler (speelster) elkander aanvullen en op heffen als dit met Heyermans en Mevrouw de Boer het geval is geweest en morgen-aanden-dag weer kan zijn. Want dit naturalisme" waarvan Kniertje" dan het symbool mag heeten, heeft nooit uitgediend, het omvat het expressionisme van verleden, heden en toe komst, mits het maar de regionen bereikt waarin Heyermans eri mevrouw de Boer het samen, nu en dan, vermochten te brengen. Een andere vraag is of het marquant, en bijgevolg eenzijdig geleid talent van mevrouw de Beer?van Rijk niet ook nog in andere rich ting zich had kunnen ontplooien? in de richting van bijv. Ibsen's Rattenvrouwtje" indien zij zich bijtijds bewust ware ge worden hoeveel vrouwenfiguren in de litte ratuur (Strindberg, E. Th. A. Hoffmann, Edgar Allen Poe) leven van-uit de sfeer harer ietwat wreede, lugubere, en toch weer sprookjesachtig verijlende fantasie, en tot welk een monumentaal beeld haar oogenschijn lijk zoo nietige gestalte, met het havik-fijne, geheimzinnig witte gezicht, in de verbeelding groeien kan. Een paar winters geleden bracht het toeval mij op een laten avond in een spoorweg-coupe, waarin eenige dames van de Tooneelvereeniging zaten en mevrouw de Boer op de bank lag. Zij kwamen van Breda, moesten naar Am sterdam terug om daar den volgenden morgen te kunnen repeteeren en dan dien avond weder te spelen in Rotterdam; ook deze bijna zeventigjarige. De anderen zuchtten en brei den jumpers, en bleven, met mij, gewone menschen. Maar mevrouw de Boer, die zich tot rusten had geschikt en zweeg, werd in die paar uren een vreemd en schoon beeld, waar van men, al pratend, de oogen niet af kon houden. Zij droeg iets paars geloof ik, en had een wit ijswollen doekje om haar hoofd, waar juist haar profiel en wat zilverig haar uitkwam en haar handen lagen onwezenlijk fijn en stilgespreid tusschen de plooien van haar rok. Het is niet na te vertellen hoe het zoo kwam en stellig werkte hier ook de belichting" mee, maar zij geleek uit marmer gehouwen, een figuurtje als van Puvis de Chavanne.als eene der legendarische Heiligen onzer verbeelding, die als heksen werden verbrand. In geen enkele rol heeft deze tooneelspeelster die wel niemand op dien kouden laten avond van pose zal verdenken mij zóó geboeid als terwijl zij daar lag als zichzelve, verdiept in zich zelve, met gesloten oogen en een gezicht als bezield ivoor, een machtige inspiratie. En bij die ge legenheid ben ik gaan begrijpen hoeveel wij, die haar bewonderden als Engel" en Ev'a Bonheur", haar nochtans te kort hadden gedaan, hoe daar wellicht nog tal van dichter lijke figuren sluimerden in die stille reizigster, onbetwistbaar: een kunstenares.... en dat er in ons land om Tropenadel" waardig te bezetten, heel wat adel geofferd moest zijn. Bij dit gouden herdenkingsfeest, dat een actrice, die in het haastig repertoire van thans moeilijk een rustige plaats vindt, min of meer noodgedwongen tot middelpunt maakt van luidruchtige betoogingen in strijd met haar ge reserveerde natuur, verschijnen de misstanden fn onze tooneelwereld in een scherp licht en mag men zich afvragen of het toch niet beter zou zijn in de hoofdsteden n, hoogstens twee gezelschappen in staat te stellen een be tamelijke positie aan te bieden aan enkele talenten van dezen rang, in plaats de spoeling van jaar op jaar te verdunnen met de belang stelling te forceeren voor- en subsidies te verleenen aan telkens weer nieuwe onderne mingen, uit hartzeer voor het aantal, zich noemende tooneelkunstenaars dat anders op straat zal komen te staan, d.w.z. evenals de ambtenaren uit andere opgeheven bedrijven naar een anderen werkkring zullen moeten om zien. Juist een geval als dit trekt de aandacht. Mevrouw de Boer is al^en in jaren zeventig jaar, oud kan zij niet worden op het tooneel, zoomin als zij ooit, voor zoover ik mij herin neren kan, daar geheel jong is geweest. Van verval is bij haar zoomin als bij elke wer kelijke kunstenaar innerlijk geen sprake en nooit zag ik van haar de kleinste rol, die niet naar vermogen was volbracht. Maar dit alles neemt niet weg, dat haar zeer aparte persoonlijkheid langniet past in elk milieu,dat zij in het salon-stuk niet op haar plaats blijkt, en, litterair ongeschoold, voor een drama in verzen geen aanwinst kan zijn. Dat het dus voor elk gezelschap in dubbelen zin een zekere weelde blijft dit talent aan zich te verbin den. Mocht het eindelijk ertoe komen dat een regisseur de begaafdsten kiezen kan deson danks, al ware het slechts voor enkele rollen ! Meer nog dan de directies geldt het pleit, dat onze beste wenschen insluit voor de jubilaresse, het algemeen inzicht, dat niet mag berusten in omstandigheden, waarbij het eerlijk talent in de verdrukking raakt en re clame moet bewijzen wat immers voor een ieder reeds lang een voldongen en verheugend feit was. VEREEN IOD ROTTERDAMSCH-HOESTADTOONEEL. De getemde Feeks, door WILLIAM SHAKESPEARE. De September-voorstelling bij de Rotter dammers was in de laatste jaren, sedert het Hofstadtooneel mede invloed verkreeg op het repertoire van den Grooten Schouwburg, al tijd een getuigenis, een belangwekkende po ging, een met zorg voorbereid begin, Julius Caesar", Romain Rolland's Danton", De Getemde Feeks" en bij den aanvang van dit buitengewoon precair seizoen moet het wel een hachelijke overweging zijn geweest of men het kostbaar waagstuk alsnog zou durven bestendigen. Te meer, waar het succes van deze voorstellingen nimmer geheel doorslaand was en ook ditmaal de opvoering van ,,De getemde Feeks" voor mijn gevoelen niet meer haalde dan een succes d'estime. Waar het, bij toch veel goeds, Hermann Schwab was de regisseur aan haperde is met n woord te zeggen: aan het tekort aan'vitaliteit. Meer nog dan de fantasie, die uit den tekst de scène opbouwt, bleek het temperament onmachtig, dat deze scène dan weer boven den tekst uit tillen moet. Het leefde wel, maar het schuim de niet over. Het overvolle leven, dat bij Shakespeare in en tusschen de regels ligt te spartelen, werd voor geen tiende opgediept, hetgeen nog volstrekt niet wil zeggen dat deze vertooning leeg" bleef. Maar het onnoem bare, het verrukkelijk-warme, als dauw op vruchten tintelende, het welige en weelderige, dat Shakespeare is', en waarvan wij in de vertooning van Driekoningenavond" een brillant voorbeeld bezitten, misten wij hier a| te lltflllllllll ,||||MIIIIIIIIIIIIUmillllllMllllMlllllllltUIIIIIIIIHIIIIIII|IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIMItll Illlllllllllll aan het slot van uw brief, dat het mij en ook den Moezen" wel ga. Of is daar ,,de Moezen" bedoeld als een figuurlijke uitdrukking voor den dichter Boutens?Ik zou het bijna dtnken. Immers uw brief, aan mij gericht, is in hoofd zaak bestemd voor hém. Hij alleen kan u zeggen, wat hij begrepen heeft van Wilamowitz' gevoelig stuk over Sappho". Wat hebt ge er aan te weten, of ik al dan niet ge loof, dat hij er ook maar iets van heeft be grepen"? Ik weet nietjeens, of hij het geheel heeft gelezen. Maar n ding weet en geloof ik wel, en dat wil ik u ook wel zeggen. Het is dit. Het noe men van uw naam dien de heer B. op een, ook voor mij onverwachte, grof-onhebbelijke manier en in termen, waaruit behalve gebrek aan vormen ook gebrek aan inzicht in de zelfstandigheid uwer wetenschappelijke studie spreekt, met dien van Wilamowitz verbindt spruit voort uit zijn eerlijke verontwaardi ging over uw artikel Sappho". Ge zult echter van mij geen verklaring verwachten over een verontwaardiging, die ik niet deel. Misschien is hij zelf bereid u er nader reken schap van te geven. Wat mij betreft: ik ben van oordeel, dat de uiterlijke omstandigheden eener vrouw ? of ze getrouwd is, en een doch ter heeft, en algemeen geacht is, en om haar handel en wandel cle reine mag heeten . ons niets zeggen over haar psychische gesteldheid. Maar dat doet hier eigenlijk niet ter zake, en zal u misschien niet eens interesseeren. Over Sappho behoeven naar aanleiding van de Orieksche Lyriek" gij en ik niet te twisten. Indien ge van dit boekje voor haar rol in Neder land gevaar vreest, dan kunt ge slechts door een onacademisch debat met Dr. Bou tens dat zien af te wenden. Mij raakt alleen uw raad, om in een tweeden druk, waarop gij hoopt, de enclave Sapfo" zorgvuldiger af te bakenen van de rest van het werk. Ik blijf u daarvoor dankbaar. Toch twijfel ik, of het noodig is. Mij scrieen het, dat men dezen hof met zijn exotische naamgewasscn en hoog opspuitende woordfonteinen, waar zich de glans van de zon en alle andere gesternten in weerspiegelt, niet zoo licht zou verwarren met mijn veldje. Maar voor een argeloozen wande laar is een bordje misschien niet ondienstig. Met beleefde groeten, hoogachtend) Uw dw. W. E. J. KUIPER Amsterdam l 10'23. iimiiiiiiiiiiiiiiiiliiiilliiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII zeer om, bij veel wat wij in de onderdeelen ongetwijfeld mogen prijzen, niet juist dit gemis te voelen als de draw-back van de geheele onderneming. De getemde Feeks" behoort tot Shakespeare's jongste werk, behelst, met het vóórspel mee, feitelijk drie gegevens en brengt, ook wegens de bij uitzondering iets minder lief tallige heldin, poëzie van eenvoudiger orde op de planken dan bijv. de groep spelen waartoe Driekoningenavond" behoort, terwijl het met de ragfijne weefsels ( Midzomernachtdroom," ,,De Storm") niet in vergelijking komt. Daar tegenover staat dan echter de stralende, kerngezonde leefkracht van dit grover blijspel, de basis van waarachtigheid waarop het berust, en waarvan de vurigste feministe in haar hart moet bekennen: zoo is 't; zoo was het altijd; het kan, bij wat wij ook tegenstribbelen, nooit anders zijn dan zóó. Omdat de natuur het zoo wil. Omdat de ware vrouw den meester wil in den man, en omdat de man, die een man is, niet anders dan de meester kan zijn. Alleen spreekt de natuur, spreken in den beschaafden omgang man en vrouw, zich zelden zoo ongezouten uit als Petruccio en Kaatje en moet bij het exces d' honneur van de zijde der vrouw; ,,What is she but a foul contending rebel And graceless traitor to her loving lord?' alle nadruk vallen op dit loving", een omstan digheid, die Burgersdijk, als man, bij de ver taling helaas over het hoofd heeft gezien. Wie deze charmante natuurwet nu maar voor oogen houdt, de oplaaiende liefde tusschen de twee, al merkten we er niet veel van, in het dispuut begrepen weet, kan al dit, in zijn wezen zoo humoristisch, want bij God's genade vruchteloos verzet, licht nemen. Be halve het soliede punt van uitgang, is er geen zweem van ernst in het katjesspel, en met al haar nukken blijft de temperament volle Kate toch een dochter van Shakespeare. Een feeks . . . maar een schat ! Het mag een veeg teeken voor mij zijn, maar ik zie de kinderen Shakespeare's hoe langer hoe jonger, deze driftkop van een Kaatje, en haar gemaal met al het zelfvertrouwen, alle autoriteit van den man-in-wording. Gansch verlept stelt hij naast, en tegenover deze jeugd, den ouderdom, Vader Battista, die altijd maar om de duiten denkt, en den aftandschen Gremio van Padua, nog dingend naar de allerjongste Bianca ! Hoe heeft hij, meester der contrasten, den jongen bloei der ongebreidelde hartstochten geplaatst tegen dien muur van in 't goud beslagen, sloome grijsheid ! Bij geen ander dichter vindt men zoo uitgespro ken als bij Shakespeare wat het hem gekost heeft te verouderen.... Intusschen moet uit deze voorkeur voor de overmoedige jeugd al blijken, dat de be zetting der hoofdrollen door een tragedienne als mevrouw Tartaud en een huiselijk gevoelig talent als Jules Verstraete, mij niet de ware voorkomt. Het heilig vuur, het soepel lan ont brak deze Katherina, wier geest ook veeleer naar Molière dan naar Shakespeare neigt, en wat wij in den kaperkapitein toch zoeken onder het bruut vertoon van mannelijk gezag: het natuurlijk overwicht dat ontwapent, een zweem van verteedering onder al te wreeden spot, den stillen lach" zou men hier reeds kun nen zeggen, zochten wij vergeefs inVerstraete's ook uiterlijk weinig fantastischen Petruccio. Wel bracht mevrouw Tartaud den tekst, in het bijzonderden boetvaardigen en in zijn vrou welijke overdrevenheid zoo beminnelijken epi loog, vaak puntig over het voetlicht en mogen we het duidelijk, in vlot tempo zeggen van den tekst in het algemeen als een verdienste van deze vertooning opmerken. Gebroddeld werd door niemand.en waar ook de monteering, alhoewel geen openbaring, verzorgd was (lag Padua ia 1594 aan Zee?) het spel prompt liep, en overal sloot, kan het werk, zoodra het leven erin wat los wil komen, ongetwijfeld nog winnen. Een voorbeeld, waaraan men de ver tooning toetsen kan, is de voortreffelijke Grumio (Petruccio's bediende ) van Theo Frenkel Jr. Shakespeare-speler moet men min of meer geboren zijn. En zoo lang het opvoeren van deze spelen hoevele, die zelfs nog nooit, nergens vertoond zijn, nauwelijks gelezen ! uitzondering moet blijven i'n het overkropt, met vliegwerk opgehouden seizoen, kan ook de school in deze richting niet veel bij brengen. Het stellen van een eenigermate idiëelen eisch moet onder deze omstandig heden meer als een teeken van belangstelling worden beschouwd dan als richtend oordeel. Top N A E r F CORNI VANÓLU/Ó DER GEHEELE WOON INRICHTING DEN HAAG NQDRDEINDE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl