Historisch Archief 1877-1940
D K A 'A s n-: ^ o A u \\ .i ;?:, w i:!-:
\ !>
N '?: D i-: K L A M i.)
13 Oct. '23. - No. 2416
OVIDIUS' HERSCHEPPINGEN
Met teekeningen voor ,,de Amsterdammer"
door Jordaan
(Metamm. III, 597)
XII. BACCHUS EN DE MATROZEN
Hier is het vreemde verhaal,
dat Acoetes, de schipper, laat hooren,
Hoe, door een boos bacchanaal,
alle maats hun gestalten verloren.
Eens heb ik Cea bezocht,
dat ik sedert heb leeren vervloeken !
Bacchus ontwaakt uil zijn slaap,
want ja, ftaccliits was medegevaren !
Mannen, waar brengt ge mij heen?"
zegt hij, suf nog, ,,naar Naxos? Daar woon ik,
Naxos ligt rechts, naar ik meen,
en wie mij er naar toe brengt, beloon ik !"
,,üoed, jongen, net wat je wil !"
klinkt het spottend,en -links wordt de richting!
Plotseling liggen wij stil,
en 't is waarheid, al lijkt het verdichting:
Klimop ontspruit aan den mast,
^ aan de ra's, en het want; wilde wingerd
Hecht aan de riemen zich vast,
om de snebbe geslierd en geslingerd.
Bacchus, het loof en de tros
van de druif om de slaap, staat er zwijgend ,
Panter en tijger en los
loopen loerend, de mannen bedreigend.
Plots, in dien heilloozen stond,
werkt de Wijngeest: gehuil en geschater. . . .
Razend geren in het rond
en daar springen zij dol in het water!
Schubben en vinnen en staart
wassen aan, waar de leden verdwijnen,
Geen van de maats wordt gespaard,
zie, zij zwemmen in zee als dolfijnen !
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS
DE VERSCHOPPELING
Teekenlng voor de Amsterdammer" door Jordaan
Delos was 't doel van mijn tocht,
maar wij landden om water te zoeken.
'k Stuurd'er mijn mannen op uit,
en daar kwamen ze juichten en zongen :
,,Io ! wij brengen een buit !"
en wat zie ik? Een beeldschoone jongen.
Dwazen, dat kind is een god !"
roep ik uit, laat dien hemeling loopen !
Zijn jullie heelcmaal zot?
maar, bij Bacchus ! die ksv.iap is bez. . !"
Want, inderdaad, aan zijn gang
zag ik duidlijk zijn toestand. Zijnoogen
Deden mij beven, en bang
werd mijn ziele, van godsvrees bewogen.
Maar zij minachtten mijn woord,
en in spijt van mijn dreigen en manen,
Sleuren de mannen hem voort
in het schip, en zij grijpen de spanen.
Pijlsnel langs klip en langs kaap
klieft de boot nu de barnendebaren.
Mij alleen heeft toen het lot
weer naar Imistoe terug lalcn keeren,
Waar ik den machtigen god
al mijn leven niet offers zal cerei;.
Vrees dus het vurige vocht,
want je weet: na de keet komt de kater!
Neem het niet mee on een tocht
of de heel" hi.cl valt in het water.
t n \ K i \ \ i; i i s
iiiiiiimitiiimiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Tot evenvermeld1.' centraleerende werk- dus altijd aan ccnigc mate \an toezicht
onderzaamheid zijn met betrekking tot bestuur,
wetgeving en financieel beleid de toekomstige
functiën van Nederland ten opzichte van
Indiëbeperkt.
Mag uit het feit, dat deze controleerende
bevoegdheden aan Nederland zijn voorbehou
den, worden afgeleid, dat het wetsontwerp
geen autonomie aan Indiëgeeft?
Als antwoord op deze vraag veroorloof ik mij
een aanhaling uit een rede van den
Regeeringsgemachtigde, bij de behandeling van deze
aangelegenheid in den Volksraad gehouden,
waarin deze hoofdambtenaar zeide: Is er
iemand, die twijfelt aan de gemeentelijke, aan
de provinciale autonomie in Nederland?
Toch is ook de gemeente- en de provinciale
begrooting aan huoger' goedkeuring onderwor
pen en kan hooger gezag op verschillende
manieren in het gemeentelijk en provinciaal
huishouden ingrijpen".
Zoo is het ook. Algeheele zelfstandigheid is
alleen weggelegd voor den souvereinen Staat
en zelfs dat is soms nog alleen theorie: men
denke slechts om van den in zekeren zin
boven de Staten gestelden Volkenbond niet
eens te spreken aan Griekenland gedurende
den wereldoorlog en aan Duitscnland en
Oostenrijk nu ! Een gebied, dat zelf geen
souvereine Staat is, maar een onderdeel daarvan
onverschillig of dat onderdeel gemeente,
provincie, kolonie of nog anders heet - kan wel
zelfstandig zijn, maar nooit souverein en zal
worpen zijn. Dat toezicht kan natuurlijk in
verschillende gradaties worden uitgeoefend:
de mate van vrijheidsbeperking hangt at
eenerzijds van de zelfstandigheicscapaciteit
van het betrokken gebied, anderzijds van het
gezonde verstand van de macht, ie de
controleerrnde bevoegdheden heeft toe te passen.
Maar het feit, dat aan die hoogere macht zijn
voorbehouden het recht tot vooraf gaand e
goedkeuring, het vernietigingsrecht cu het
recht tot handelend ingrijpen, kan nooit
gegronde aanleiding geven om de toekenning
van autonomie te ontkennen.
Is dus i 11 de ontworpen wel op de Staatsin
richting van Indiëaan Nederland het alge
meen toezicht op den gang van zaken in het
overzeesch gebied toevertrouwd, (Ie regeling
dier zaken zelve wordt, zooals hierboven
bleek, overgelaten aan in het land zelf ge
vestigde organen: Land voogd eu Volksraad.
Er zijn vele meeuinuen verkondigd over de
wijze, waarop in verband met de nieuwe eisenen
van het verjongde Indiëhet centrale bestuur
aldaar gereorganiseerd behoorde te worden.
De gewichtige kwestie: eenhoofdig of col
legiaal bestuur, heeft in de Grondwet reeds
ten gunste van eerstgenoemde)! bestuurs
vorm hare oplossing gevonden; immers art.
01 G. W. stelt vast o.m. dat het algemeen
bestuur iu Ned.-Indiëin naam des Konings
wordt uitgeoefend door den G. (i. Maar
andere vragen kwamen op bij de behandeling
in Indiëvan het ontwerp-wet op de Staatsin
richting: in welke verhouding moet de (i. G.
tot den Volksraad staan, welke positie moet
de Raad van Ned. Indiëen moeten de
depariementschefs in het gereorganiseerde raderwerk
der Staatsinachiiie innemen?
Ten aanzien van de eerste vraag is beslist,
dat van uitvoering van het van zekere zikle
geopperd denkbeeld, den G. G. verantwoor
delijk te stellen aan den Volksraad, nie! anders
sprake mag zijn dan in dezen zin, dat de Volks
raad den G. (i. om inlichtingen kan vragen,
die door hem moeten worden verstrekt, indien
dit zonder schade voorde hem toevertrouwde
belangen kan geschieden.
Wat de beide andere vragen betreft, nu
collegiaal bestuur, hetwelk door de voorstan
ders gedacht was in den geest van dat in
Britsch-Indië, dus in den vorm van een
regeeringscollege, bestaande uit G.G. en
departenientschefs, grondwettelijk uitgesloten
is, moeten deze laatste.'i blijven wat zij zijn:
adviseurs van den Landvoogd en aan hem
ondergeschikt, al zeilen zij voortaan tot de
door den (J. G. zelven voorgezeten vergade
ringen vanden Raad van Indiëworden opge
roepen en al wordt hun u e nieuwe bevoegd
heid verleend om i'esgewenscht de gewone
vergaderingen van dien Raad bij te wonen,
wanneer daar zaken behandeld worden, hun
departement betreffende, in welke beide ge
vallen zij een raadgevende stem kunnen uit
brengen.
De Raad van Ned.-ludiëziet zijn mede
wetgevende bevoegdheid (ordonnanties zijn
thans producten van wetgeving van den G.G.
in overeenstemming met den Raad van N. 1.)
overgaan op den Volksraad. De Raad van N.l.
wordt dus een zuiver adviseerend orgaan.
Daarentegen wordt de Volksraad, tot dnsver
behalve op begi'ootingsgeb;cd zuiver
adviseerend lichaam, verheven tot
mede-\vetgevend college, waardoor de positie van dit
lichaam in de Indische Staatsorgaiiisatie een
belangrijke wijziging ondergaat. Al wordt de
Ra,id - terecht ook nn nog geen Parle
ment, zijn beteekeuis neemt niet weinig toe.
In de samenstelling van liet college wordt
deze verandering gebracht, dat het aantal
- tegenwoordig met den Voorzitter mee 49,
waarvan 24 gekozen wordt vastgesteld op
minstens 49 en ten hoogste 75, waarvan min
stens de helft verkozen moet zijn, terwijl
minstens de helft dei" verkozen leden tot tie
Inlaiiders moet behooren. De eventueele uit
breiding van het ledcnia! heeft ten doel, zooveel
mogelijk de verschillende gcestesstroomingen
en volksgn-epen in den Raad te kunnen doen
vertegenwoordigen.
Ni i de Raad medewetgevend lichaam wordt,
UTEKBUIE l FDLMEI
| Den Haag -:? Huijgenspark U.
8 PBC 1ALITE ITi
Verhuiz/ngon ond»i> Garantie
Borgplaatton voor Inkotdolt
Moeder!"
Mtmiiiiimiiiiiiii
kon voorts niet meer worden volstaan met
twee zittingen per jaar, elk van slechts enkele
weken, zooals tot dusver en dit heeft aanleiding
gegeven tot een groote moeilijkheid. Want
reeds thans valt velen het lidmaatschap zwaar.
Wordt de Raad medewetgevend, dan groeit
dat bezwaar aanmerkelijk, want de
wetgivingsmachine werkt uit den aard der zaak het
geheele jaar door, staat, om zoo tt zeggen
nooit stil en er is zeker geen nader betoog
uoodig om aan te toonen, dat het niet wel
mogelijk zal zijn, den Volksraad - die bestaat
uit afgevaardigden uit nabije, maar ook uit
zeer ver afgelegen streken in :Jjn geheel
aan dien permanenten wetgevenden arbeid
te doen deelnemen. Die onmogelijkheid treedt
nog helderder aan het licht, als bedacht wordt,
dat óók vele der leden, die in of bij Batavia
wonen, veelal door hun eigenlijken arbeid
zoodanig in beslag genomen worden, dat zij
niet het geheele jaar door een groot deel van
hun tijd kunnen wijden aan den Volksraad.
Deze overweging heeft er toe geleid, t! e uit
oefening van de wetgevende bevoegdheid, die
mi eenmaal noodzakelijk aan den Raad moet
worden toegekend, op te dragen aan een per
manent zitting houdende Commissie uit dien
Raad, voor welke commissie men den naam
Wetgevende Raad heeft uitgedacht.
De Wetgevende Raad zal ten aanzien van
de wetgeving, ouder verantwoordelijkheid
aan den Volksraad, diens bevoegdheden uit
oefenen, zooals b.v. Gedeputeerde Staten O al
doen voor de Provinciale Staten hier te lande.
Volgens het ontwerp zal de Wetgevende Raad,
onder presidium van den Voorzitter van deu
Volksraad, bestaan uit 18 (bezoldigde) leden,
door den Volksraad uit zijn midden te kiezen.
Op den Wetgevenden Raad, wiens zittingen
openbaar zijn, worden nu, volgens het ontwerp,
afgewenteld' de eigenlijke wetgevende be
voegdheden van den Volksraad, voor zoover
de Volksraad zich die niet voorbehoudt, maar
ook allén deze. Dus niet de
Volksraadsbevoegdhedeu ten opzichte van de begrooting.
Hoewel tegen de instelling van een orgaan als
de Wetgevende Raad allerlei bezwaren te
opperen zijn -- en men heeft werkelijk niet
nagelaten die naar voren te brengen schijnt
practisch geen andere oplossing mogelijk.
Samenstelling en verhouding tot Volksraad
vallen natuurlijk op verschillende wijzen te
regelen - elke methode heeft haar vóór- en
nadeelen , maar wil men den Volksraad
medewetgevende bevoegdheid toekennen (en
niemand wil anders), dan heeft men de
practische bezwaien, verbonden aan het
zittingnemen hel geheele jaar door van voor het
lidmaatschap geschikte personen, afkomstig
uit alle oorden van den Archipel, onder de
oogen te zien en op te lossen en dan ontkomt
men niet aan de noodzaak van een
hulplichaam als de Wetgevende Raad.
De verheffing van den Volksraad van advi
seerend tot medewetgevend orgaan is inder
daad van principieel belang. Door het ver
tegenwoordigend lichaam -?dit vertegen
woordigend" cum grano salis te nemen
te maken tot medewetgevend college en aan
de aldus gevormde Indische Wetgevende
iiiiliiiiiliiiiiniiiiiiiiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiuiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiinniMiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiii
1IIIUI1II1III11IIIII
AMERIKAANSCHE BRIEVEN
door Dr. HENDRIK WILLEM VAN LOON
Den Haag, September 29. . . . Het goede
VADERLAND (dat overigens honderd percent
beter en interessanter is dan twintig jaar ge
leden), geeft in zijn wekelijksche bespreking
van de zoo juist verschenen tijdschriften (ja,
wat lees je al niet als je je verveelt?) een kri
tiek op ons literair gepruts, waarmede ik
helaas volkomen akkoord ga.
Van Loon", zoo zegt het brave blad, geeft
erg rommelig van alles en nog wat".
Dat is volkomen waar. De vraag is : hoe kom
ik er van af?
Het is ontzettend rommelig in die afdeeling
van onze anatomie waar het brein behoorde
te zetelen, meer dan erg rommelig. Maar hoe
kon het ook anders? Het is een van die dingen
die het zoo moeilijk maken voor mij om mijn
vroegere medeburgers te begrijpen. Bij mij is
het rommelig en bij hen is nog alles netjes in
orde, net zooals voor acht jaar.
Het is een van de redenen waarom de vroe
gere neutralen en hunne in den strijd betrok
ken buren elkaar bijna steeds voorbijpraten
en geen kontakt niet elkaar kunnen krijgen.
Bij de laatsten is alles rommelig en zal het
ook nog wel heel lang blijven.
Sommigen werd de rommel te groot. Het
werd meer dan zij dragen konden en zij maak
ten een einde aan hun twijfel. Het percentage
zelfmoord onder de vroegere geallieerde sol
daten is zeer hoog.
Anderen werden vroom, trokken het
burgerjasje uit en verwisselden dit vcorden
Jezuitenrok of zochten hun heil bij Moeder Eddv of bij
dt een of andere profeet of profetes van het
jaar des Heeren 1923.
Weer anderen leven maar zoo'n beetje ver
der, omdat ze nu eenmaal in het bootje zitten
en dus wel mee moeten.
Maar hun oude wereldje is aan stukken ge
schoten en ze hebben er n'ets voor in de plaats
gekregen. .
Vroeger hadden zij amb:ties; ze wilden be
roemd worden of geleerd of rijk of nuttig voor
de maatschappij.
Maar achter ;;1 die idealen, den roem en den
rijkdom en de nuttigheid en de geleerdheid
staat thans een afschuwelijk groot
vraagteeken dat hun allen moed om door te strijden
beneemt!
Waarom geleerd zijn, wanneer de geleerden
verhongeren of met kranten verknopen hun
kostje moeten verdienen?
Waarom rijkdom begeeren wanneer alle
rijkdom thans in ut handen van ontslagen
tuchthuisboeven zit?
Zich nuttig maken !
Maar hoe en op welke wijze?
Zich nuttig maken voor een sociaal ideaal
wanneer men ziet wat er van dit ideaal in
Russische handen terecht is gekomen?
Of ten bate van het ancien régime" te
werken, wanneer men dagelijks er meer van
overtuigd raakt,dat de mui e sleur hoegenaamd
niets van al de misère van de laatste jaren
geleerd heeft?
Erasmus, die ook in een moeielijken tijd
leefde, zeide, dat liij veel voor de Lnthersehe
gedachten voelde, maar dan gepaard met de
Paapsche wijze van leven.
De brave Desidetius stond slechts voor twee
keuzen.
Ik moet tusschen veertig dingen kiezen en
ze zijn alle slecht.
Dat bemerkt men niet zoo in Holland waar
alles toch nog wel heel evg zijn oude gangetje.
gaat.
Maar eenmaal buitengaats staat ei slechts
heel weinig meer overend van de oude wereld
waarin ik mijn weg wist, waar ik de paadjis
kende, waar ik eenvoudig niet kon verdwalen
omdat elke boom en elk slootje mij van kinds
af bekend waren.
De meneer van hi't Vaderland- heeft echter
gelijk.
Thans is het bij mij een rommel, en het is
bij de meeste ireuscheii die ik ken een rommel.
Wij zoeker, en werken in den blinde door. Soms
denken wij, dat we eindelijk een nieuwen weg
gevonden hebben die ons tol een icdelijk
resultaat en een bewoonbare maatschappij
terug zal brengen. Dan gebeurt er weer een
van die eiiormiteiteu op sociaal of
ekonomiscli gebied (om van aardbevingen en
watevsno id maar te zwijgen) die weer alles hel onder
steboven werpen en we zijn net zoo ver als
een oogenblik of een dag of een week te voren.
Het is heel naar en liet UK et een
oiiaangenainen en ondegelijken indruk maken opeen
braaf Hollander die in de veilige haven van de
lage landen rustigjes kan wachten totdat het
daar buiten op de hooge zee weer opklaart.
M;:ar ik voor mij verwacht heel weinig
meer van de toekomst en dit is niet hel pessi
misme van twintig, maar i'e berustende wan
hoop van veertig.
Over een week ben ik weg en dan weg voor
goed.
Dan zit ik weer midden in den chaos en de
verwildering.
Dan loopen de gedachten weer door mekaar
zooals de kronkel weggetjes in de
HaagscluBoschjes dat in mijn kindsehe jaren deden
en de hemel mag weten wat het einde er van
zal zijn.
Ik hoop nog eens een enkel oogeublik te
kunnen uitblazen en te zeggen ,,zoo moet het
zijn en niet anders".
Maar op Montaigne's vraag que sais je?"
antwoord ik met de meeste niensclien van nn:
iiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiimmuun in iiiiiiitniiiiiii M n minimi mini
we weten heelemaal niets" en we rommelen
maar zoo wat door omdat stilstaan het einde
van alles zou heteekenen.
Wie echter orde en regelmaat zoekt, die sla
deze aanteekeningen over. Hij zal er nooit
in vinden wat ik er zelf niet ingezet lieh.
September 30.
Ik heb eindelijk iemand ontdekt niet wien
ik het eens beu en die het eens is met mij. Het
is een jonge herdershond op Meyendel. Hij is
zes weken oud en bestaat voor het grootste
gedeelte nit pooten en voeten. O<i\< heeft hij
twee ooren die naar verschillende windstre
ken wijzen.
l lij komt bij mij zitten en bedelt om klontjes.
Heeft hij ze opgegeten, dan is hij heelemaal
niet dankbaar maar gaat met de varkens spe
len. Heeft hij daar genoeg van,d:m veegt hij
al die vier pooten aan mijn jas en mijn broek
,'if en gaat slapen in zijn hok aehterderistal.
Ik heb er al wel eens aan gedacht om mee in
dat hondenhok Ie kruipen en daar de ware
wijsbegeerte te leeren.
Maar er is helaas ueen plaats voor mi; en
dus stap ik maar weer op de fiets en rijd
tusseiien het kanonnengebiikier van hè! il appel'e
Neerlandsche leger huistoe.
Oktober I.
Prachtig wed' ; ik breng een bezoek aan
den .Meyendelschen filosoof d;e arglistig
door zijn baas in lysol gewasschcn is en thans
tracht de onaangename gevolgen daarvan door
een applikatie van warm zand eenigszins te
verzwakken. Wanneer hij er dan als een stekel
varken u: t ziel ,0111dek t hij eeiiDuitschen collega
die onder een paar tafels zit. Hel is een lakkei,
heel erg lang en heel erg dik en heel erg, wat
men zou knriien noemen bourgeois". Het
beest is met de algemeene hegira uit Duitse.li
la ml naar Nederland af komen zakken. Die
vlucht begint overigens angstwekkende pro
porties aan te nemen.
Ik heb mijn heele leven van Deutsche Treue
en Nihelmiiji1]) Treur gehoord. Ik begin thans
te begrijpen wat dit beduidde.
Men ruïneert eerst zijn medeburgers op hef
slagveld en a.ls het daar mies" is, d,in ruïneert
men ze finantieel en als men dan zijn schaapjes
op het droge heeft, dan deponeert men zijn
bezittingen in Stockholm of den Haag ofNevv
York en gaat er met vrouw en kind en lakkei
v and (Mi r en laat een hravcnschoenmakcr(Ebe:'t
had iets met leer te doen, niet waar?) de
boel weer opknappen.
Door den aard van mijn tijdelijke balling
schap ben ik gedwongen in hotels te leven.
Dat is niet altijd gemakkelijk, want alle kamers
zijn in den regel bezet door uitgeweken
Tenlonen en hun loonslaven. In vroegere tijden
sprak men over de gelukzalige meiiscllen die
kouden leven als God in Frankrijk". Dal is
vieux jeu. Tegenwoordig nu,et men hen
bellRllllllMlIllflIIIIIMIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIHIMIHIIIIImMIffUn
nijden die kunnen leven als een Duitscher in
Holland".
Maar om aaiulezeneenigszins Kantiaanscheii
zin een einde te maken, onder twee tafeltjes
zat daar een gele banneling van de oevers der
Spree en voor hem zat het stekelvarken,
Hollandsch produkt van lysol en zand. Het
eene oor stond naar boven en hel andere naar
beneden, l Iet stekelvarken, begeerig naar jolijt,
trachtte te ontdekken hoe en op welke wijze
men met dit ander gedierte spelen kon. Hij
begon een eenvoudige belegering. Hij liep
zooals wijlen (ïideon zeven keer om den Canis
Teiitonicns heen, maar er gebeurde niets.
Toen deed hij een direkten frontaanval, maar
op het gladde, volle vel gleden zijn jonge tanden
telkens weer af en hoe hij het ook probeerde, hij
kon er maar geen houvast op krijgen.
Ik herinnerde mij ineens hoe ik jaren ge
leden trtchtte de bnitsche wijsbegeerte op
dezelfde wijze te overmeesteren en hoe mij
dal loen ook niet gelukte.
En ik herinnerde mij opeens, dat er inde
buurt van Wassenaar (in Holland is alles al
tijd in de buur!) ook nog eens een groot man
geleefd had,<!ie met de ym/bk-inen van ile'/e
snoode wereld geworsteld had,en dat ik hem in
vele jaren niet meel' had opgezocht. En dus
ben ik Noordwaarts gereden - - maar ik moet
den verkeerden weg genomen hebben, want ik
kwam in Endegeest terecht in plaats van in
Rijnsbnrg en liet viel mij op eens in dat men
liet daar misschien juist wel bij het rechte einde
liatl en dat wij, die nog los rond mogen loopen,
de eigenlijke patiënten zijn met wie de weten
schap zich bemoeien moest. Op het Witte
Huis in Oegstgeest gaf men mij goeden raad
(wat meer is dan men van sommige andere
Witte Huizen zeggen kan) en WK; vond ik ein
delijk dat rare stadje waarvan ik niet k'-m
zeggen of het '.en dorp is geweest dat getracht
heeft een stadje te worden, of een stadje, dat
tot een dorp was teruggezonken.
Maar het was heel aardig en het rook danig
naar uien en er was een gereformeerde kerk
(waarom alle Gereformeerde Kerken in 1882
gebouwd moeten zijn, toen ik juist op deze
wereld verscheen, weel ik niet) en er waren
veel te veel scholen en eindelijk wist een inboor
ling mij te vertellen waar een zekere Meneer
Spinoza gewoond had.
Wat een eigenaardig man. die
Amsterdamsche glazensiijper.
Van zijn mathematische sommetjes begrijp
ik mets. Ik heb ze in alle nu,gelijkt- talen trach
ten op te lossen, maar ik ben van een paar
zinnetjes de kluts kwijl.
Maar 's mans invloed begrijp ik des te beter,
en hoe meer geschiedenis ik lees. hoe meer ik
er van overtuigd raak, dal deze doodsvijand
\au Rabbijnen en Dominees van veel meer
belang is g weest voorden vooruilgangvande
menschheid dan al de hooggeleerde doctoren
uit Wittenberg en (jenève en Dordt.
Spinoza distilleerde het troebele brouwsel
van de middeleeuwsche theologie zoo dikwijls
dat jan en Alleman er zich eindelijk zelf van
overtuigen konden dat er niets, heelemaa!
niets, in dat sopje te vinden was dan een paar
uaardeloozc kristalletjes.
Dat zijn tijdgenooten hem daarvoor niet
opgehangen hebben, is een toevalligheid welke
waarschijnlijk aan de tuherkel-hacil te danken
is geweest.
Maar wat een raar land toch.
Het produceert groote mannen hij de vleet.
Kijk maar eens even in zoo'n Spinoza-huisje
rond en ziet welke menschcn zich voor hem en
zijn gedachten interesseei'en en ge krijgt een
keiirbentle van het moderne vernuft /onder
weerga. .
Kn zulke genieën ledden en werkten en
gingen hun gangetje en niemand die zich
van hunne waarde bewust was. Sommigen
iaagde men het land uit. Anderen gingen uit
pure ballonrigheid zelf maar liever weg. Ande
ren hakte men op een schavot aan stukken.
Van geen van allen heeft men gedurende hun
leven eenige notitie genomen behalve dat men
litin soms het dak boven het hoofd verkocht
wanneer zij hun schulden niet kouden betalen.
En toch gingen zij (zelfs in hun graf)
door met werken vooreen volk dat irets om
hen gaf.
Te midden van al het kleine hofjes-gedoe
en geschoolmeesler en de hedillerij van
dorpskapelaantjes en de kibbelarij van provinciale
synnodetjes en al het klein-burgerlijk gepeuHT
en gewroet werden er hier in dit land dingen
geschreven en gedacht en geschilderd en op
duizenderlei wijze geschapen, waarvoor de
heele wereld dit lage moeras dankbaar w;;s.
Maar degenen die Hollaud's naam grooi
gemaakt hebben, hebben dit gedaan in weerwil
van hunne buren en stadgeuooten.
Waren ze eenmaal dood en begraven en
kwam men van Australiëen China en uit
Groenland om eer te bewijzen aan het ver
waarloosde en verhongerde vernuft, dan be
noemde de dankbare gemeente «a n w een
huldigings-comitéen de een of andere slager
werd er voorzitter van en een echte professor
hield een speech op de plaats waar men ver
moedde dat de beroemde nrm den laatsten
adem uitgeblazen had.
Dan zong men den ganscheii 119-ilen
psalm en ging tevreden huiswaarts.
Men had weer eens kunnen huldigen".
De eigen ijdelheid was gestreeld.
En dertig doktoren in oude en nieuwe lette
ren konden dertig jaar lang hooggeleevde
dissertaties schrijven over het werk van een
man die door hunne deftige voorzaten van den
arme begraven was geworden.