De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 13 oktober pagina 5

13 oktober 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

13 Oct. '23. ~ No. 2416 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGIIEDEN XCIV Een ondernemend uitgever in Den Haag ?rond mij een brief met de volgende twee vragen, die hij me vroeg in ongeveer twee pagina's te beantwoorden: 1. Welke zijn voor u de tien waardevolste Nederlandsche of uitheemsche boeken, welke ge in dit jaar ge- of herlezen hebt? 2. Waarin bestaat voor u deze waarde d.w.z. bestaat zij in de verrijking voor uzelf of noemt ge ze om hun waarde voor een grooter of kleiner gemeenschap? Of om hun aesthetisch, ethisch wetenschappelijk gehalte? In de volgende alinea deelde de welwillende correspondent, (wiens handteekening ik he laas niet ontcijferen kon,) weliswaar mee, dat men zich aan de formuleering dezer vragen niet al te streng gelieve vast te houden," wat waarschijnlijk zeggen wilde, dat, als ons hart er ons toe drong, we ook mochten uit pakken over de malaise in de schoenenindustrie of de kansen van het nieuwe muntstelsel in Duitschland, maar mij gelieft" vandaag woordelijk op de gestelde vragen in te gaan, en, als ineen praeniatureoudejaarsstemming, met hen als leiddraad, mijn budget van gees telijke winst van deze maanden op te maken. Ofschoon, om met de tweede vraag te be ginnen, de veel-begrijpende uitgjver ook nog de mogelijkheid schijnt aan te nemen, dat ik tien waardevolste boeken" zou kunnen aan wijzen, die niét tot verrijking van mezelf" hadden bijgedragen, maar die waarde hadden voor een grooter of kl iner gemeenschap," zoodat mijn boekenlijstjc er b.v. zóó zou kunnen uitzien: >,DedocMer"vanTop Naeff. (ter verspreiding onder stille dronkaards; maar ik vind meer verrijking van mezelf" in Voor de Poort".) Als ge. niet, dan.. " van Kees van Brug gen, (om gratis aan alle leden van de vereeniging Leger en Vloot" te zenden). ,,Pallieter" v,,n Felix Timmermans, (voor de kleine", maar helaas! groeiende ge meenschap" van menschen, die niet zeker zijn, of lachen eigenlijk geen zonde is en of gelukkig zijn niet verfjpden zou moeten wor den.) ,,De zaligmaker" van Jo van Ammers?Kui ler, (voor de gemeenschap der flirtende doc toren). De sprookjes van Andersen. (voor Poincaré, en andere z.g. Realpolitiker, tnaar als we een maal aan Poincarédenken, zouden we in minder dan geen tijd een heele bibliotheek bij elkaar hebben; hoe noodigis hem b.v.: ,,Le trésor des Humbles" van Maeterlinck; om eiken Zondag in plaats van n of twee speeches te gaan houden, een bladzijde uit Le Silence" te lezen). Maar we kunnen ook nog, wanneer we ons streng aan de formuleering van de vragen vasthouden," een heel andersoortig rijtje van waardevolste" boeken opschrijven, b.v. in dezen trant: Alle verhalen van Ivans, die hoewel aesthe tisch, ethisch en wetenschappelijk van matig" gehalte mijzelf bovenmatig verrijken". Wantdemenschkundige uitgever heef l waar. schijnlijk al lang opgemerkt, dat het aesthe tisch, ethisch of wetenschappelijk gehalte" bij de waardeering van zijn uitgaven pas in de laatste plaats" pleegt te komen, en daarom roert hij deze kwestie heelemanl aan het eind, en als terloops aan, omdat hij voelt, dat het niet aangaat een medemensch (al is het dan ook maar een auteur) in het openbaar tot déze bekentenis te brengen: ,, Ik ben dol op de comtesse de Noailles, hoewel ze ethisch een beetje zwoel en aesthetisch een beetje salon achtig is. Maar dat vind ik eigenlijk ook ge zelliger, dan de echte kunst". Maar om dan nu eindelijk, achteruit loopende als een kreeft, tot de eerste en essentiecle vraag terug te keeren: Welke zijn voor u de tien waardevolste Nederlandsche of uitheemsche boeken, welke ge in dit jaar geof herlezen hebt?" een vraag, waarvan de beantwoording voor ons cultuurtnenschen vrijwel synoniem is met een biecht,hoe we heb ben geleefd; dan moet ik beschaamd mijn oogen neerslaan en be kennen; Ik geloof niet, dat ik dit jaar ber haupt" tien boeken heb gelezen, laat staan, dat ik de tien waardevol ste" daarvan zou kun nen noemen, ik heb, zoo als altijd weer, de Imitatio vanThomas a Kempis herlezen; naarmate ik meer met de vanitates mundi"en met de affectïones delectorum hominum" te strijden heb, schiet ik daar sneller in op, en als ik nogeens ooit op het klassieke onbewoonde eiland" te land kwam, (maar hoe ouder we worden, hoe meer we ons zelf tot zoo'n onbereikbaar eiland ma ken, door altijd minder toegankelijk te worden voor nauw contact met levende medemenschen,) dan zou ik Thomas als onontbeerlijksten metge zel kiezen, omdat ik geen stem weet, die zóó ons diepste wezen raakt, als de stem van dezen monnik, die uit eigen strijd en leed weet, hoe moeilijk het is, niet alleen een aniator regni sui caelestis" te zijn, maar ook de bajulator suae crucis" Mijn tweede [groote steun, vooral in zooverre als ik tot de kleine ge meenschap der strubbe lende schrijvers" behoor, is de correspondence van_ Gustave Flaubert. Wie tot het besef wil komen, dat genie niet is_een soort manna, dat uit den hemel regent, maar dat genie" eigen lijk niet veel anders beteekent an: de kracht en het doorzettingsvermogen om te worste len tot het einde, zonder n uur van respijt, zonder ooit zorgeloos te kunnen ondergaan in der süszen Stunde Lust", die leze deze vier deelen, waarin een groot kunstenaar, waarin een mensch, die van het normale leven afstand heeft gedaan, om alles aan de literatuur te offeren, zich nobel, heftig en eerlijk uitspreekt, over wat^zijn hart beweegt. Een schaamte overvalt ons, als wij lezen, hoe hier geleden wordt, hoe deze man geen inspanning te groot achtte, en de volkomen eenzaamheid aanvaard de, omdat hij alleen zijn kunst toebehooren wilde. Meestal zien we slechts de imponeerende kunstwerken zelf, en denken benijdend: Zóó iets te kunnen scheppen!" Hier begrij pen we iets van de smarten, waarmee het grootsche het hart van zijn maker verscheurt, vóórdat het geboren kan worden, en we aan vaarden nederig, dat wie nu eenmaal niet van het formaat is der groote duiders, der asceti sche strijders voor een ideaal, uit zijn, aan gezelligheid, vrede en vriendschap verknochte hart nooit het wonder van schoonheid" zal kunnen voortbrengen. ANNIE SALOMONS DE MODE IN CARICATUUR Teekeningen voor de Amsterdammer", door Maddy Vegtel Waarheid of droom iiiiMiMiiinimMiiiiiiiiiiill iiiiiiimiiiiimmiiimt BLOEMBOLLEN IN HUIS Op de bollenvelden" is begin October het uitplanten van bloembollen in vollen gang. Voor diegenen onzer lezeressen, die het graag binnenshuis in het klein wenschen te doen, en er nog geen ervaring van hebben, diene het volgende. Vooreerst moet men bedenken dat een bloembol geen dood voorwerp is, maar eenigszins te vergelijken bij de pop" in de insecten wereld. De aanstaande bloem zit reeds on ontwikkeld in het hart van den bol verborgen, met de noodige hoeveelheid voedsel tot haar beschikking in de vele lagen om elkaar liggende schubben of rokken", die men kan beschou wen als orideraardsche, Madgroenlooze bla deren, waarin, gedurende den zomer, dit rescrvevoedsel werd opgezameld. Dus is het van veel belang, dat men ze voorzichtig be handelt, b.v. dat men er niet, zooals ik eens heb bijgewoond, de kinderen mee Iaat spelen, alsof het elaslieke ballen waren, bij welk amusement verscheidene rokken" verloren gingen. Het is geen overbodige weelde, dat ze op de kweekerijen, bij verzending,rzoo zorg vuldig verpakt worden. De eenvoudigste manier om zelf hya cinthen en tulpen voor de huiskamer te kwee ken, is in potten van 12 c.M. wijdte aan den bovenrand. De onderopening moet met een stukje omhoog gebogen potscherf en daarover heen eenig mos overdekt worden, ten einde de aarde te beletten het gaatje te verstoppen. Dan vuile men den pot tot op 2/3 met van alle plantenrestjes gezuiverde tuinaarde, waarin, s!s zij kteiacatig zwaar is, wat zand aangemengd wordt. Nu plaatse men den bol daarin, goed oplettend dat de kant, waaruit de bloem te voorschijn komen moet, naar boven, en de wortelkant naar onderen komt. Het schijnt bijna onnoodig, dit te zeggen, doch het gebeurt vaak, dat beginners zich daarmee vergissen. Als de bol netjes zóó gezet is, dat de neus" gelijk komt met den pot, dan vuile men dien aan met aarde en drukke deze zachtjes aan, zoodat er geen holten in blijven. Het beste is nu, de potten aanvankelijk voor een paar maanden ergens in den grond te graven, vooral op een plek, waar nooit water b//jf't staan, en we/ zóó, ciat de neuzen" 4 a 5 c.M. met aarde bedekt zijn; tegen vorst is het dan nuttig ze met een dunne laag riet of stroo te dekken. Heeft men geen buitengelegenheid, dan sluite meti de potten tot eindJanuari binnenshuis op een donkere plaats, in een kelder of kast op, en moet ze dan een maal 's weeks een weinig water geven, wat buiten niet noodig is. Die duisternis is bevor derlijk aan de ontwikkeling der wortels. Wie ooit hyacinthen op glazen heeft zien kweeken (wat moeielijker is dan in potten) kan opge merkt hebben, welk een sterk, lang wortel gestel hyacinthen maken, wat van nature in onderaardsche duisternis geschiedt en d«s het licht schuwt. Die lange witte wortels in zulke glazen kunnen ieder meteen duidelijk maken, waarom het niet aangaat, hyacinthen-bollen in vlakke schaaltjes te planten. (Met crociissen kan men dat eer doen, omdat die niet zooveel wortel maken.) Eerst als de wortelontwikke ling genoegzaam heeft plaats gehad, mogen de hyacinthen aan het licht gehaald worden, want dan begint die van het groen en de bloem. Dat is doorgaans in 't begin van Februari. Aanvankelijk zette men ze dan een paar weken in een wel vorstvrij maar koel vertrek, vooral goed in het licht en begiete ze zooveel dat de aarde niet uit droogt. Komen zij te vroeg in een hooge tem peratuur, dan groeien de bladeren ten koste van de bloem; dus is het beter ze niet in de war me huiskamer te halen eer de knop kleur ver toont en men er dus het rechte genoegen van kan hebben. En dan nog altijd zoo ver mogelijk van de kachel. Zoo goed als al het bovenstaande geldt ook voor tulpen. Van dezen kunnen er wel drie in een gewonen bloempot. Bij den aankoop der bollen in een soliede kweekerij kan men ver nemen welke variëteiten het best voor potcultuur geschikt zijn, wat trou wens altijd in de prijs couranten vermeld staat. Bij tulpenbollen zal nie mand er aan twijfelen, wat boven, en wat onder is. Tulpen zijn er op ge steld, behoorlijk vochtig te worden gehouden en niets schaadt hen zoozeer als droge stookwarmte. Wie eenig oog voor plantengratie heeft, verkieze enkele" stulpen boven dubbele", omdat bij de verdubbeling de mooie, reine bekervorm van de bloem verloren gaat. Ook aan de bladeren geve men zooveel mogelijk vrije uitspreiding, om hun sierlijke buigingen, waartusschen de bloemsteel zoo lus tig omhoog streeft, mooi te doen uitkomen. GEERTRUIDA CARELSEN llllllmiHMIIMIIIIMIMIIIIHlIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII NIEUWE BOEKEN NA.M.DKUNST, KANTWERK, HANDWEVEN lllimlIMIIMIMIIIIMIItlllllMIIIUllllllllllllllll Over deze drie vrouwelijke handwerken en hunne beteekenis in onzen tijd is in de Serie De toegepaste kunsten in Nederland, een boekje verschenen (schrijfster Elis. M. Rogge. Uitg. W. L. en J. Brussc's Uitg. Mij. Rotter dam.Prijs/l.50). In den rozenrooden kartonnen omslag met de fijn gedetailleerde ornamenten van Roelf Gerbrands is dit werkje een aantrek kelijke uitgave. Tal van handwerkfoto's op kunstdrukpapier weergegeven, zijn tusschen den tekst opgenomen, 't Is arbeid in de drie technieken van de voornaamste borduursters, kantwerksters en weefsters in ons land, die allen n of meer harer beste werkstukken voor dit boekje hebben afgestaan. Ook de arbeid van kunstnijverheidscholen met textielklassen is in enkele mooie, kenmerkende typen vertegenwoordigd. Dit boekje beoogt te zijn een tijdbeeld. Het geeft ons vrouwenwerk, zooals het zich in het heden aan onze oogen voordoet. Mogen de fraaie platen, die tot in het kleine, vormen en steken doen uitkomen, er toe bijdragen onze handwerken hooger op te voeren. Uitgebreide kleurbeschrijvingen stel len de borduursels levendig genoeg voor den geest. De technieken in wit werk als: kloskant, Friesch kantbreiwerk, tamboureerwerk op tule, spreken voor zich zelf. Aan elk boekje in deze serie monografieën is toegevoegd een lijst met aanbevelenswaar dige adressen in de Hollandsche kunstnijverheidshandel, met zorg gekozen adver tenties en onderrichtende gegevens over Musea en Kunstnijverheidscholen in Neder land. H. v. H. IIIIIIIMIlflIllllllllllllt VRTTCHTENKOEKJES VAN en aangenaam van smaak VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR BB RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TI ZENDEN AAN HIT SECRETARIAAT VAN DB AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. ONTVINQEN DE NIEUWSTE ZENDING WOLLEN DEKENS fabrikaat ZAALBERG - LEIDEN. KIEKJES UIT HET KINDERLEVEN Aandachtig stonden de jongens en meisjes in een kringetje om hem heen te luisteren naar z'n verhaal, dat aanving met: groote menschen kunnen zoo mal doen, ze kunnen ons soms zoo heelemaal niet begrijpen !" En 't kleine onbegrepen heerschap ging verder met te vertellen van die zandvlakten, die zich aan den zoom der stad uitstrekken, waar je zoo intens kan genieten en waar zich het rooneel afgespeeld had, dat zijn veront waardiging over groote menschen had opge wekt. Er was niets prettiger dan het spelen op die vlakten en in de in aanbouw zijnde straten. Zijn anders onverschillig, dof kijkende oogen tintelden, toen hij al de genoegens opsomde; hoe zijn vriendje en hij zich er oefenden in 't op de handen loopen, in 't op 't hoofd staan, in 't worstelen; hoe je heerlijk gymnastische toeren kon verrichten aan de palen en de steigers van de in aanbouw zijnde huizen en hoe je nergens beter verstoppertje en krijger tje kon spelen dan om de stapels bouwmateri alen. Wat hadden ze genoten van het bij elkaar slepen van baksteenen voor het bouwen van verschansingen en het maken van holen, zooals ze hun schuilplaatsen noemden. Nauw keurig hadden ze de voetstappen, die zich in de nabijheid vertoonden gadegeslagen en in gedachten zoo'n stukje indianenleven geleefd, waarvan ze juist hadden gelezen in die span nende boeken van Carl May, die hij uit de schoolbibliotheek had. Soms kreeg hij op school onder de les al van die pracht-ideeè'n om na te volgen in de uren van vrijheid, maar dan was het oppassen, dat hij" niet merkte, dat je niet wist, wat er juist gezegd was, want hij" was niet malsch en dan kon je 't heerlijke speeluurtje na school bij hem op de banken doorbrengen. Laatst hadden ze een prachthol gemaakt te midden van de opgestapelde planken. Eiken dag slopen ze er heen om te zien of niemand het ontdekt had en als 't donker werd, huisden ze er met hun zaklantaarns in .'t Was reuzenmoeilijk om te zorgen, dat het licht je niet verraadde. Lang ging het goed, tot ze op een gegeven dag, door de kieren glurend, er een jongen in ontdekten. Verdekt stelden ze zich op om te zien wat er gebeuren zou en in spanning wacht ten ze af. Toen hij echter begon hun mooie werk af te brekf n, werd 't hun te machtig. In een ommezien had zijn vriendje zich op den vreemden indringer geworpen, hem uit het hol gesleurd en rolden ze samen over straat. En toen kwam het malle, het onbegrijpelijke! Er vloog een deur open van een naburig be woond huis en er uit holde een heer. Met zijn lange beenen had hij in een ommezien de plek van den strijd bereikt en nu was het Piet, die er van langs kreeg, waardoor de indringer ont kwam. Ziedend over zooveel onrecht waarom kozen groote menschen toch altijd partij voor hem, die het onderspit dolf had de kleine verteller beseft, dat hij niets anders kon doen, dan toekijken. Hij was machteloos. Maar toen Piet neergezet werd met de woorden: ik begrijp niet, waarvoor dat vech ten dient" was hij op den heer toegesprongen, had hem recht in de oogen gekeken en gezegd: ,,als u niet wist, waarvoor dat aiende, dan had u beter gedaan u er niet mee te bemoeien; groote menschen vechten op papier, maar wij, kleine menschen zijn gewend 't met onze handen te doen". En toen hadden Piet en hij maar wijzer gevonden het op een loopen te zetten. C. D o z Y IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllllMIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllltlMIIIMKIIIIIIIIIIIIIMIMIlllllMIIIIHIIIIIIIII Illl IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIItllMlllltllllllllllt }IIMIIIIIIIIIIItl1IIIIIIIIMIIIIHinlllllflllllllIIini)IJIIflJfMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflfftlllllllfrllltHllllllflllllllllllllllllll OVER NATUURMONUMENTEN 11 Wie een kaart van Nederland bekijkt, b.v. een spuorwegkaartje, waar de lijnen nog al dik op staan of een verkeerskaart met ai de dorpen en de namen er bij, die krijgt van ons dicht bevolkt landje den indruk, dat daar voor vrije natuur" niet veel plaats meer over blijft. En wanneer hij zich daarbij nog herin nert, dat Amerika natuurmonumenten bezit, zoo groot alshalf ons vaderland of grooter zelfs, dan komt hij allicht tot de allersomberste verzuchtingen. Maar wie ons land heeft afgetippeld van Rottum tot Vaals en van Sluis tot de Wuuste achter Winterswijk, die weet wel beter en die kan zich op menige plaats een half uur gaans in het vierkant of zelfs een heel uur gaans denken, waar het menscheiijk element nog zoo dun is gezaaid, dat daar het leven van planten en dieren en de verandering vanden bodem ongestoord hun gang kunnen gaan. En ik verzeker u dat een half uur gaans in 't vierkant heel wat mogelijkheden kan bevatten. Onze natuurmonumenten Naardermeer en Hagenau zijn van dat kaliber, zelfs nog een beetje grooter en zoo zijn er op het oogenblik nog een viertai bezig tot stand te konten, waarvan drie volkomen ongerept. Over de ongereptheid kunnen we ook nog een heel debat voeren, en daar hebben wij onder anderen ook zeer lange discussies over gehad met onzen goeden ouden vriend profes sor Schröter uit Zürich, een der alleraange naamste incarnaties van het begrip natuur monument. Die kwam aanzetten met zijn Zwitsersch Nationaal park in het Beneden Engadin, 150 vierkante kilometer groot, waar absoluut niets mag gebeuren, wat op kuituur gelijkt. D; groote Ofen pas weg, die er midden door leidt, wordt natuurlijk behoorlijk onder houden met nog hier en daar een pad o t' een bruggetje en de parkwachters mogen e a ders verjagen of zelfs dooden, wanneer die wat al te familiaar over hun keukenvloer komen kruipen, maar dat is dan ook alles. Geenjooom wordt er gekapt, watsterftofdoor stormen en lawinen wordt geveld, blijft stil liggen en de Bergamasker schapen mogen de grazige hellingen niet betreden. Zoo ligt daar alles nu al sedert meer dan vijftien jaar en zoo zal het nog een heele poos blijven en welzijn er allemaal benieuwd naar, hoe het landschap dan zal verschillen van dergelijke, die slechts een halve onge reptheid hebben genoten. Met halve ongereptheid bedoel ik de omstandig heid dat het landschap uit zich zelf reeds niet voor cultuur in aanmerking komt, maar dat er toch op de een ot andere wijze van wordt geprofiteerd. Nu zou men ook kunnen wenschen, dat ons Naardermeer volkomen onge rept bleef m.a.w. dat er niet zou worden gejaagd, gevischt of riet ge sneden, wat er thans allemaal gebeurt en wat er wellicht ook wel altijd zal blij ven gebeuren minus misschien het jagen. Op 't oogenblik gebeurt dat allemaal om de noodzakelijkheid van het afbetalen van rente en aflossing van de hypothecaire schuld van / 160.000 gulden, die indertijd is aangegaan, om het Meer te koopen. Ook moeten we dijken en wegen, gebouwen, molens en sluizen onderhouden, en dat kan mi allemaal gebeuren door de opbrengsten van het bedrijf. Schröter vond dat heel vreemd ;en meende dat het Naarder meer nu nauwelijks een natuurmonu ment mocht heeten. Bij nader inzien viel het hem toch wel mee. Het be drijf is zoo geregeld, dat het Meer altijd nog van April tot l September volko men ongerept blijft, jacht en visscherijgeschieden onder beperkende bepalin gen, vooral ten opzichte van schadelijk gedierte" en bovendien zijn na zorg vuldig onderzoek een viertal gebieden, waaronder flink groote aangewezen, waar het heele jaar door noch jager, noch visserier of rietsnijder mag komen en die ;illeen maar en dan nog niet liet noodige res pect betreden worde/; door de wetenschappe lijke onderzoekers. Ik, die niet van uitersten houd, ben daar volkomen tevreden mee en zou het niet voor mijn rekening willen nemen, (Jat in dit land en in dezen tijd een groot ge bied onnoodig onttrokken zou worden aan de In een Botanisch reservaat van het Naardenneer: Kamvaren in maximale ontwikkeling. productie. Zoo is het niet het Naardermeer en zoo is het ook met Hagenau en Oisterwijk. Nu zou een argumenteerder kunnen zeggen dat het Naardermeer geen natuurmonument mag heeten, doch slechts een soort omheining vormt voor vier kleine natuurrnonunientjes. Dat is wel onjuist, maar ik wil het toch aan vaarden, want kleine natuurmonumenten zijn ook wat waard, vooral wanneer ze goed zijn geencadreerd. Zij. ciie zoo bij Amerika zweren, mogen bedenken, dat 't Yellowstone Park of Mount Rainieren Yosemite nu ook niet zoo heel dicht liggen bij Newyork ot' Philadelphia en Boston en dat daar dringend de behoefte wordt gevoeld naar natuurmonumenten, wat dichter bij, al zijn die dan ook niet zoo groot. Het krioelt in Amerika dan ook van kleine natuurmonumenten in verschillenden vorm. Wie nu Nederland kent, weet dat onze Flora en Fauna thans zoo zijn, dat op een klein maar gunstig gelegen stuk grond een bonte menigte van ae merkwaardigste planten en dieren een ongestoord bestaan kunnen vinden. De jongste aankoop van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten, het Bosch van Buskers bij Winterswijk is daar een zeer gelukkig voorbeeld van; het is slechts 10 H.A. groot. Menige buitenplaats langs den uuinrand bevat stukjes duin van slechts enkele hektaren, waar het heele duinavontuur van helmgras af tot eeuwen oud gemengd bosch toe iu al zijn phasen is te vervolger, en waar zoo wel de wulp als de nachtegaal wil broeden. Dicht bij Amsterdam ligt een klein moerasje met een poeltje in 't midden, het geheel niet grooter dan hwe hektaren, naar tic heele flora is te vinden van het laagveen en overgangsveen met al de daarbij betrokken mossen en varens en orchi deeën, met de groote moeras-wolfsmelk en moeras-lathyrus, alles wat ge mnar wilt. Rttndom ligt d t- cul tuur, weiland met koeien, maar dat moerasje heb ik veertig jaren lang zijn eigen karakter zien behouden, zelfs toen het geheim van zijn rijkdom niet meer alleen bij mij bekend was en ook an deren er heen togen, zelfs met botaniseertrommels. Het geniet thans geenerlei bescherming naar behoort wel thuis op ue lijst der ingeschreven natuurmonu menten evenals honderden dergelijke plek jes, die door ons heele land verspreid lig gen, en die elk kunnen strekken tot ver hooging van het levensgeluk van ons volk en verbetering van de opvoeding van de jeugd. Het zou een groote dwaasheid, een misdaad zijn, om deze schatten te (oor te doen gaan, alleen omdat ze wat klein zijn. Soms kunnen ecnige vereenigd worden in n groot gebied, zooveel te beter, maar laat ons ook de kleinere behouden, zoo noodig omgeven door een bcveiligingsstrook. En waar een stad zich uit breidt, daar moet zij deze terreinen ontzien en ontwijken en ze liefdevol omgeven met een passenden parkaanleg. Achthonderd jaar gefeden waren Lange Niezel en Kolkje juist zulke plekjes als thans dat moerasje van mij aan den Zuiuerzeedijk. J A c. P. T u i j s s E (Wordt vervo/i>tt) De llltlllllllllIlflIllllltllllllllllllMlllllllllllltllimilllHIIIIIII'tllMIMIIIIIIifil MOERHEIM"! DEDEMSVAART i ROZEN j Catalogus en condities op aanvraag f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl