De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 13 oktober pagina 6

13 oktober 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Oct. '23. - No. 2416 Decoratie van Ary in de trouwzaal eerste-klas. VERSIERINGEN IN HET ROTTERDAMSCHE STADHUIS Over den bouw van het nieuwe raadhuis te Rotterdam is indertijd bizonder veel te doen geweest. De inkt vloeide nog, toen de steenen al op elkaar werden gemetseld en het geraamte van dit gebouw, dat de trots van een handelsstad toen nog niet lamgesiagen door den oorlog had kunnen worden, bij zekere lichteffecten op de schoone ruïne van een burcht geleek, waarbij velen, die den Coolsingel toen voorbij liepen, den wensch tot uiting brachten, dat het nu maar zóó, verder onaangeroerd, moest blijven. Intusschen vorderde de bouw langzaam en thans staat het raadhuis er kant en klaar. i Het ligt niet op onzen weg over dien bouw opnieuw te schrijven. Uitsluitend ligt de taak vóór ons, aan verschillende versieringen, aan de decoraties, aan wat dit officiè'ele gebouw in het kort werd als interieur, een meer uitvoerige bespreking te wijden, wat voor zoover wij weten, nog niet elders ge beurde. Op zichzelf is dit al bevreemdend; is het omdat men huiverig blijft vele woorden over vele onplezierige dingen vuil temaken? Dat leek ook ons eerst zoo, en wij aarzelden de ze taak te volbrengen. Dat wij het doen, geschiedt met het besef, dat hier een groot belang schuil gaat en dat er, vooral op decoratief gebied nog vél te redden valt. Wij leven op een moment, dat de kunst van wandversieringen zich overal hernieuwt, en er blijft voor onze kunstenaars een schoone kans verborgen liggen, al hadden van het begin af velen meer ge legenheid moeten krijgen, zoo kostelijk en zeldzaam, om hunne gaven op dit ongewone terrein te ontplooien. Het is ongetwijfeld prettiger iets goeds te zeggen dan iets onaangenaams. Er zouden duizend waaroms" te vragen zijn en aan den anderen kant zeker duizend verontschul digingen te maken. Om zoo min mogelijk persoonlijk te worden, zullen wij zoo min mogelijk namen noemen. Achter die namen zaten trouwens toch stille invloeden en geheime krachten verscholen en het blijft volmaakt hetzelfde, wie de grootste schuld ervan draagt dat het inwendige van dit gebouw tot heden het woord moet er uit evenzeer een mislukking, werd als in de hoogergestemde bouwwereld het uitwendige reeds lang veroordeeld is. The proof of the pudding is in the eating. Voor een Rotterdammer is het een buitengewoon pijnlijke gewaarwording om te ervaren, wat men hier te eten geeft, als men de vaste overtuiging heeft, dat het in elk geval vél beter had kunnen zijn dan het thans toebereide dessert. Een rondgang in dit nieuwe stadhuis brengt een groote ontgoocheling; het lijkt, of de Muze geen oagenblik een kans kreeg. Vele vrienden van Rotterdam zijn er goedgeefsch en gul op uit geweest om iets moois aan te bieden voor dit nieuwe gebouw. De presenten stroomden toe. Maar de meeste gevers waren toch wel zóó wijs van te voren te informeeren, welk cadeau het meest gewenscht zou wezen. Eigenlijk ging het precies als bij een huwelijk: er komen enkele geschen ken binnen, die later weggewerkt dienen te worden, om het geheel niet te schaden: meestal wordt er van te voren bescheiden naar de verlanglijst gevraagd of voorzichtig gepolst naar den smaak van degenen, die men bedenken wil. Er bleef hier leiding; men hield een groot deel van de inrichting in handen en het hing in hoofdzaak af van wijze en handige inlich tingen aan leeken, om in de goede richting te blijven sturen. De stijl van het geheel behoefde, ook niet ter wille van een zekere hoffelijkheid tegenover de schenkers,geenszins uit elkaar te vallen. Men zou aan de waarheid te kort doen, door het voor te stellen, alsof dit raadhuis tot aan den nok gevuld werd met een reeks van louter willekeurige pre senten. De bouwmeester kon, doorzeilend tusschen de klippen, in velerlei zijn wil doorzetten. Hebben bijkomstige factoren soms tot een minder gunstig resultaat bij gedragen, dan bleef dit beperkt tot details, de groote lijn raakte het niet. En verder behoeven wij ons niet noodeloos te verdiepen in de hindernissen, welke hij wellicht tegenkwam. Niet hij alleen het zou een onbillijke uit spraak zijn de gemeenschap bouwde hier en de schuld steekt in vele hoeken. De uitkomst van het schaakspel is een uitkomst zooals nooit een volle en rijke, maar alleen een arme lijke en leege tijd, waarin eigengereidheid en benepenheid aan het woord blijven en de kunstenaars zooveel mogelijk terzijde worden geschoven, brengen kan. Laten wij thans den rondgang beginnen.Uit de verte heeft een gouden engel op den toren in de meest conventioneele houding den be zoeker al bekranst, als hij langs het beeld van Van Oldenbarnevelt in een nis-, dicht bij de straat, loopt, waarvan een geestig versje zegt, dat de raadpensionaris zelf niet weet, of hij. zit of staat. De groote entree aan den Coolsingel is gesloten;men komt dit gebouw, dat een uiting heet te zijn van een democratische gemeen schap langs de keukendeur binnen en aan de voorzijde hebben alleen, en bij uitzondering, hooge gasten toegang. Het begin van de toer is dus al eenigszins averechtsch. Er. zijn mooie eenvoudige deuren van brons, er is een fontein van tegels met planten versierd, waarvan het doel hier, zelfs als ornament, onnaspeurlijk is, omdat men liet wel op een binnenhof, maar niet bij een monumentaalbedoelde, officiëele entree mag verwachten en er zijn de borstbeelden in marmer van Koningin en Prins, door de beeldhotiwster Rueb ontworpen. Men moet behalve over talent, over een feillooze techniek en veel ondervinding beschikken, om van zoo'n uiterst moeilijke opdracht iets redelijks terecht te brengen. De krachten van deze, in haar ontwikkeling zijnde, artiste moesten hier begrijpelijkerwijze te kort schieten. In de groote hal maakt de lichtval het eerste moment een goeden indruk, maar het effect valt bij nadere beschouwing toch niet niedi'. Het is typisch op te merken, hoe de bouwmeester te werk gin1,'. Hij nam in zijn ontwerp aan alle kanten vensters voor gebrand glas, maar tegelijkertijd zorgde hij er angstvallig voor, dat de hal niet donker zou worden en de ontwerpers van deze glas-inlood ruiten uitsluitend lichte en fletse kleuren gebruikten. Bijna alles werd aan den sedert overleden sierkunstenaar Hcnricus toever trouwd. Wanneer wij nu nagaan, de stijl ter zijde gelaten, hoe in het laatste tiental jaren de techniek van glasbranden opnieuw venassendfonkelende en diepe kleuren wist te vinden, dan lijkt het lang geen aanwinst, dat hier alleen weinig-sprekende tinten werden toege past, waardoor de steen in deze hal, als de zon er doorheen kaatst, slechts weinig nuance verkrijgen kan. In het algemeen ligt de kracht van onze ar tistieke geaardheid niet in symboliek: het valt een Hollander moeilijk, zich in symbolen uit te spreken en het is al evenmin zijn kracht, symbolen af te lezen. Van alle kanten komen de symbolen in de hal ons tegemoet! Zelfs de Rotterdamsche brandweer werd op een ge brandschilderd raam symbolisch uitgedrukt, naar een ontwerp van Henricus. Het is anders nogal een vrij nuchter, al is het een nuttig be drijf en wij zagen indertijd een ander ontwerp, dat verworpen werd, waarop diezelfde brand weer vrij wat geestiger en pittiger tot vorm was gebracht. In de vier hoeken stijgen vier kolommen, mager en lang als pijpen, naar omhoog om in nissen te eindigen met beelden van de vier overige werelddeelen. Wilde men laten zien, hoe Rotterdam door zijn handel en scheep vaart met alle oorden in betrekking staat, dan had dit krachtiger uitgedrukt dienen te wor den dan door deze vier zinnebeeldige vrouwe figuren, waaraan de werelddeelen op zichzelf nauwelijks te onderkennen zijn. In een hoek geschoven, onwennig in dit milieu, staat de groote klok door Amsterdam aange boden; een werk van den jongen Hildo Krop. Uit een grilligen marmerklomp gebeeldhouwd, is dit n van de weinige van een modernen geest doortrokken kunstwerken, welke men aantreft. Als oplossing voor een klok is de _ vorm niet gelukkig te noemen, maar indien ' men dit werkstuk tenminste een behoorlijke plaats had willen geven, omdat het immers bedoeld is om midden in de ruimte en niet terzijde daarvan geplaatst te worden, dan zou menigeen verrast zijn door deze ernstige poging van een kunstenaar om geen afgezaagde emblemen te gebruiken, maar met een eigen visie het wentelen van den tijd in marmer te realizeeren. Welk een verbazende afstand ligt er tusschen deze opvatting van beeldhouwkunst en de ge moedelijke historische poppen, welke men bij het opgaan van de trap in twee open nissen vindt: levensgroote beeltenissen in brons van graaf Willem 111 en Floris V, als weggeloopen uit een ouderwetsch geschiedenisboek. Met alle respect voor het kunnen van den beeld houwer Ingen Housz, zou men toch de vraag willen stellen of het nooit bij hem is opgeko men, dat in onzen tijd dergelijke historische figuren, om te blijven boeien, in een zekere mate visueel door een kunstenaar gevoeld moe ten worden. Het symbool, dat men elders zoo gretig aanwendde, had bij het in beeld brengen van deze graven van Holland wellicht een stap in de juiste richting kunnen brengen. De verschille'nde bronzen kandelabers in het voorportaal, op de trap en de bovengang getuigen, wat stijl betreft, al eveneens van een verouderde opvatting, alsof men angstig was, het moderne" te veel accent te geven. Het is eigenaardig, dat zij alle herinneren aan liet eerste stadium van electrische verlichting: aan de vroegere gaslantaarn, alsof zoo iets thans nog zoo'n extravagant-nieuwerwelsche opgave was, dat zij noodzakelijkerwijze aan een vorige periode herinneren moest. In de bovengang met verschillende nissen komt men bij Molkenboer's voorstelling van de drie phases naar devolmauktheid weer midden in een symboliek van de zwanrste soort terccM. Noch de compositie, noch het] kleurengehee van dit decoratieve werk, dat hoogstens uiterlijk vroom genoemd kan worden, is aan trekkelijk, maar dat men vlakbij gehangen heeft het groote realistische doek met de afgebeulde mijnpaarden, die langs een kade gedreven worden, van August van Voorden, is een zóó ongelukkige buurschap, dat deze twee uitersten elkaar niet anders dan kwaad doen. Met de decoraties van de groote raadszaal was het n lange lijdensgeschiedenis en als wij deze zaal, waarvan duidelijk blijkt dat zij ontworpen werd met liet oog op groote ver sierde muurvlakken, binnentreden, blijkt er geen enkele belofte vervuld. Er was, in overleg met een stadgenoot, bereid gevonden om de decoraties voor deze zaal als geschenk aan te bieden, een jury benoemd en een ge sloten prijsvraag uitgeschreven. Opmerkelijk is nu al dadelijk de keuze van deze jury geweest. Ziehier de vijf schilders, die men uitnoodigde: Frans Hogewaard, Huib Luns, Thorn Prikker, M. Richters en Jan Sluyters. (Het schijnt, dat Roland Holst bedankte, omdat hij principieel aan prijsvragen niet wil medewerken). Men behoeft van decoratieve kunst niet eens bizonder goed op de hoogte te wezen, om in te zien dat een dergelijke keus elke vaste lijn mist. Het is de taak van een jury om te vergelijken, maar van te voren moet er toch ongeveer overeenstemming bestaan omtrent de stijl en de geaardheid van een kunst welke men voor een speciaal doel zou prefereeren. Nu verschilt niet alleen de kunstop vatting,-, maar de geest, het wezen-zelf van deze uitgenoodigde schilders dermate, dat er van een zuiver kiezen nooit sprake kon wezen. Het moest neerkomen niet op vergelijken,maar op persoonlijke voorkeur. Zelfs de bouwmees ter, lid van de jury, wist blijkbaar niet, hoe hij zich deze raadszaal gedacht had, anders had hij zeker scherper omschreven voorstellen gedaan. Hoe het zij, toen de ontwerpen inge leverd waren, kon men niet tot een besluit komen, wat niemand zal verwonderen. Om uit de impasse te raken, werd besloten den schilders een op ware grootte uitgewerkt de tail op te dragen, om de werking op de plaatszelve te beoordeelen. Dit besluit was begrij pelijk, maar men had dan ook mogen verwach ten,niet het minst tegenover de artisten, dat de beslissing eindelijk zou vallen. De slot-acte echter bracht een nieuwe, maar beschamende verrassing, die voorde vijf schilders bcleedigend was en voor de jury een soort /elf-vernietiging beteekende. Want plotseling bleek men tot de slotsom gekomen, dat de architectuur van de zaal zich toch minder voor decoratieve wand1 Beeld van Floris V (Rotterd. stadhuis} versieringen leende, waardoor men het besluit moest nemen, geen ontwerp te laten uitvoeren. Ongeveer met deze formule tenminste werden de genoodigden afgedankt en naar huis ge zonden. Twee jaar lang had men op de wanden van deze /.aal gestaard ; - twee jaar lang waren vijf ernstig-werkende kunstenaars gepaaid en aan de praat gehouden. Wij spreken over dit alles niet, om de treuri ge geschiedenis nog eens met een zeker leed vermaak de komische noot ontbreekt waar lijk niet ! - op te halen ; waar wij met vertrou wen op wijzen willen is uit: dat een andere generatie wellicht met nieuwen geestdrift zal opnemen wat thans verzuimd werd en deze zaal in de toekomst nog eens op waardige wijze verlucht zal mogen worden. Met de groote trouwzaal is het niet veel beter geloopen. Ook hier wilde een stadgenoot de kosten der muurschilderingen dragen; ook hier zijn aan verschillende kunstenaars ont werpen gevraagd, maar het rechte kreeg nie mand te hooren over den gang van zaken, die blijkbaar niet vlotte. Het plan raakte verge ten, tot gepasseerden winter een bericht in de kranten als uit de lucht kwam vallen, dat de decoraties voor de trouwzaal gereed waren. Men had al dien tijd geheim weten te houden, dat de uitvoering was opgedragen aan den Parijschen schilder Avy. Wij gelooven, dat het niet mogelijk zou wezen, den Hollandschen schilders een grooter smaad aan te doen. Persoonlijk bezitten wij geen overdreven nationale gevoelens en we willen ook dadelijk toegeven, dat kunst inter nationaal blijft. Maar dat men dit heeft durven en willen toestaan: het binnenloodsen van een vrij we l on beken de n, allerminst geniale n vreemdeling, is een daad, die van bijster weinig fijngevoeligheid getuigt. Waren deze deco raties ??de eenige, die het stadhuis ten slotte rijk is geworden van buitengewoon gehalte, van een hand, wier meesterschap onbetwist baar is, iedereen zou het hebben toegejuicht, dat hier een zaal versierd werd, die wellicht een Europeesche vermaardheid had kunnen verkrijgen. Maar dat alle Hollandsche schil ders gepasseerd werden en een buitenlander erin gesmokkeld, die een saus van XVIIIde Ingang Rotterdamsch stadhuis (Coolsingel) eeuwsche stijl opdischt en zelfs van zijn grooteu voorganger Puvis de Chavannes nog niets geleerd schijnt te hebben, daarmee wordt elk welwillend gevoel en zachtzinnige beoordeeling toch wel volkomen geknakt. Zeker, wat Avy gaf, het is licht en vroolijk, maar hoe leeg, hoe zielloos is het tevens: minnende paren in een zonnig park, waar een kleine Amor, met bloemguirlandes omhangen, zijn pijlen afschiet. Natuurlijk heeft ,,1'Embarquemeut pourCythère" dezen Franschman door het hoofd gespeeld en hij is in Parijs zeker in het museum Jacquemart-Andréop de trap het groote fresco van Tiepolo grondig gaan bekijken, tot hij het allemaal knap" verwerkt had in frisscht, moderne kleurtjes. Welkeen armzalige interpretatie van vroegere idealen ! Gelukkig dat degenen, die eenigszins be grijpen, hoe onze tijd naar een andere wijze van uitdrukken, van in vorm brengen, zoekt en verlangt, er niet in zullen loopen. Over luttele jaren kan men hoogstens zijn schouders erover ophalen, dat Rotterdam dezen mooi-vergulden pil slikte nu reeds is voor waarlijk kunsthartstochtelijken, voor wie l'art geen clwse superfitte is, de smaak wrang. Alsof er een fatum op rust, moest het zelfs met liet zoo goed-bedoelde geschenk van de Rotterdamsche Joodsclie gemeente misloopen. Men bood de decoratie van een gang-nis aan en de opdracht viel n van onze meest interes sante meesters, Willem van Konijnenburg, te beurt. Redelijkerwijs kon dus verwacht worden, dat er iets bizonders tot stand zon komen. De schilder bracht den profeet Zacharias in beeld. Onbekend is het ons, of dit onder werp tusschen opdrachtgever en kunstenaar van te voren nader besproken werd, maar volgens de joodsche wet mag de profeet niet, zooals van Konijnenburg deed, met onbedekt hoofd, een kaalgeschoren gelaat en een meer Roomsen gebaar van in gebed gevouwen handen voorgesteld worden. De rabbijn kon hieraan zijn sanctie niet geven en de gemeente verkeerde daarom in de onmogelijk heid het stuk zonder meer te aanvaarden. Zij verzocht den schilder deze details te willen wijzigen. Maat van Konijnenburg weigerde en de moeilijkheid kon niet opgelost worden. Bij de groote burgerzaal draalt de laatste kans, want ook deze is voor decoraties be doeld. Met haar zware hangende kronen, blinkend-vergulde kandelabers, het groote orgel rechts tegenover een veel te kleine schoor steen met eeu miniatuurhaardje links aan den korten wand, met het pompeuze materiaal van gelig marmer, houdt zij het midden tusschen een vergulde salon en een monumen tale ruimte. Het lijkt schier onmogelijk hier voor een meester te vinden, die de geniale vondst zal doen om den stijl van de decoraties in een zekere eenheid met de omgeving te houden. Maar juist hier zal een jonge kracht zich wellicht geweldig kunnen ontwikkelen. In een volgende kamer valt vooral een por tret van de Koningin-Moeder boven den schoor steen op, dat, door Jan Veth geschilderd, een zeer gedistingeerden indruk als kleurgamma maakt. Nog eens keeren wij naar de trouwzaal terug. En dan ontdekken wij boven de deur nog van Avy eeu trompe d'ocil van een antiek relief met /.ware spijkers tegen een blauw mozaïk gehangen. Verder is de schilderkunst, zelfs als idee, dus nog niet gekomen. Het re lief heeft natuurlijk symbolische beteekenis: eeu jonge man, een meisje, twee ringen eu een duif.... Op den schoorsteen aan de overzijde staat een groote klok met eeu minnend paar tusschen de figuren van Heden en Toekomst, op zich zelf niet onverdienstelijk nitgevoeid, maar al weer van een namaak laat XV 111de eeuwsche stijl, dus ver verwijderd van hedendaagsche opvattingen. De pareu, die zich hier laten trouwen, mogen zitten op twee stoelen van buitengewoon plompen vorm, maar met een bekleedsel van laken, waarop braaf eu degelijk rozerankeu zonder doornen geborduurd wer den. Er zal in deze omgeving aan hun geluk waarlijk niets ontbreken! Onze stemming wordt moedeloos, als wij de andere vertrekken doordwalen. [Nergens iets, dat opeens boeit, dat lijkt op een blijde verrassing. De kamers worden eigenlijk beter, naar mate zij eeuvoudigerzijii. lu twee wethouders vertrekken zijn aan den wand onopgesmukte triptieken aangebracht; van Oldewelt De Bcdeeling" en van August van Voorden ,,De Rivier". Dit is nu geeu groote knust met eeu breed gebaar opgezet, maar het is onopgesmukt en eerlijk, en dat doet al bizonder verkwikkend aan. Ware deze geest in dit gebouw minder schaarsch aanwezig, er zou ai veel gewonnen zijn. J. Z \v A R T i; N D i j K JAC. UfcLUS HAVANA l* Ct. S1GAAK bij NATTiNUCoJeÉrandtpl.Unistelstr, SCHILDERKUNST-KRONIEK JUBII.EUMTENTOONSTELLINO TE AMSTERDAM. Ook Willem Maris behoort tot de werkelijke Hagenaars, wien het te doen was met modelleerenden toets het briezige licht van 't buiten en binnen te doen gevoelen. Hij vertoont de eigenaardigheid de meest oorspronkelijke der broeders te zijn, maar tevens de minst diepgaande. In Amsterdam vindt ge niet die nog onderschatte schilderijen (betrekkelijk vroeg), kalveren in een stal etc, die als kleur en als volle verf allicht meesterstukkeu zijn. Twee der werken (266, 268) zijn voor mij de beste in Amsterdam; geheel en al is hij er niet vertegenwoordigd; de fijne grijze aqua rellen mis ik er, waar modèléen licht een zóó verfijnd compromis vonden. Weissenbruch is eigenaardig te zien gegeven. Vroeg is een landschap met hooiwagen (Ruysdael !); een Zonsondergang te Boskoop; n stadsgezicht is zeer goed, maar zijn zeeën, zijn zilveren" boerderijgezichten vind ik er te weinig; zijn eenzaam strand, zijn hoornen uit Dekkers duin, groot-geworden door een gol vende lijn, Weissenbruch eigen. Maar een ongewoon onderwerp Dame aan de piano" is voortreffelijk. De kleur is rijk en edel; de vormen van alles,de vrouw is op den rug gezien, konden niet grooter en vloeiender zijn. Het is een figuur in een binnenkamer geschilderd zooals in onzen tijd alleen een groot land schapschilder die schilderen kan. Bosboom, de architectuurschilder, gewor den tot een colorist van de diepte en vol breedheid vindt ge, in ,,de groote kerk te 's Oravenhage". De kleuren leven met eeneigen glans; de verf bleef doortrild. De Synagoge is te noemen (50) terwijl de vele teekeningen hem karakteriseeren in verschillend onderwerp Jozef Israfls de njmantische figuurschilder, anders van wezen dus dan de Hagenaars, is het meest gaaf in 't eigen portret; het meest inuig-eenvoudig (weinigen overtreffen hem in dit; eeu atmospheer, die innerlijk isge\vw<lciï) in den ouden man schrijvende aan tafel bij lamplicht (501); een blank buitenlicht, droomerig toch blank, omgeeft den Zandschipper (176) Van Willem Roelofs den Oude, zijn twee hoornen te loven, van ubriel, den fijnen, meer dan n landschap, dat treft door zorg om getrouwheid, eu waarin de dichterlijkheid van het licht haast onwillekeurig kwam. Strak, van een zuivere strakheid, is een Netten drogen (103); levendig meer dan n zijner altijd rake studies; een dampende morgen (104) is goed; evenals (109) twee molens, met hun geel-groen-grijs. Mauve was tusschen al deze Hagenaars dik wijls de meest verijlde; ik bedoel daarmee niet de teedere; het moment was bij hem vrouwelijk-wankel, de lijn nerveus. Zóó is hij hier; grootheid en een hem ongewone forschheid waartoe hij kan naderen, is afwezig. Het sterkst en het meest typisch is hij in 273 en in 520. Deze schilderszijn de wegwijzers in de Haagsche school, Albert Neuhuys enTholen moeten nu volgen. Albert Neuhuys, de specialiteit van het oranje, als kleur, hoort bij de Marisseu; niet bij Israëls. Het gaat bij Neuhuys om het rijk ensemble der kleur, niet om de innerlijke actie der figuren. Hij is daardoor een zwakkere groepeerder dan de oude Israëls (een psychi sche band bindt toch inenscheu daar tot groepen !); hij is een regelmatiger schilder; hij is eeu hevig, niet uitbundig, colorist. e vindt hem, zooals ik hem zie, in de Boereufamilie aan het Middagmaal" (305); ik mis zijn inniger werk uit vroeger tijd; te veel zijn kinders"; een vroeg portretje, en zijn aqua rel van de Boerin". Van Tholen, den Hagenaar, diestand houdt, mis ik de avenden" waar hij groot wordt; de onderwerpen, die hij alleen dorst kiezen; eeu best portret zooals van L. Arnlz; een zee-tje wankel in grijs. Het sneeuwgezicht geeft hem maar eenigszins; de kinciei por tretjes met den familietrek, met het weekt' vleesch, eu de open karpermondjes zijn, boven al, juist; alleen het eeue, geschilderde (ook van L. A.) wijst eenigszins aan wat hij kan zijn: duaglijkscli (niet alledaagsch) innig. Breitner, Suze Robertsim, Coba Ritsema, Floris Verster en de Zwart zijn eeu groep, die volgt op de Hagenaars, terwijl Bauer afzonderlijk staat en Kever niet zoo licht in eeu groep is te zetten. Kreitner luidt door hartstocht eu belang stelling voor het leven-der-sfad een nieuwe periode in. Oe ziet hem als zoodanig in Hei werk (70), in de Verbouwing Raadhuisstraat (57). Beweeglijk bleek hij te kunnen zijn iu deu Règenüag, met het Rijtuig in het vochtige weer". Hoe de Zwart met liem verwant was blijkt uit de vrouw met de kat (56); dat hij curieus" kun wezen, niet van zijn gewone onderwerp, ziet ge in de vrouwefiguur (02), in eeu kinderkopje (04), in de Kennis (477); hoe groot hij was wordt hier het meest duide lijk in de Meiden in de sneeuw ((58). Brei'.ner blijkt uit dit alles de groote bewogen schilder, de grootste na de Hagenaars; heviger eu met meer aandacht voor de figuur dan zij bezaten. PLASSCHAERT (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl