De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 13 oktober pagina 8

13 oktober 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE A V\ S T E R D A V\ V\ d i< WEEKBLAD V J .< NEDERLAND 13 Oct. '23. - No. 2416 DE SPAANSCHE BRABANDFR (opgevoerd door Het Schouwtooneel") Teekeningen voor ,,cle Amsterdammer" door B. van Vlijmen Concertgebouw. Waardoor komt het toch, dat wij tegen woordig voor de virtuozen nauwelijks meer dan een cerebrale waardeering hebben? Zijn wij te verwend, hebben wij te veel kunststukken" reeds in de muziek zien volbrengen? [k geloof het niet. Treedt er een enkele maal een dier oude virtuozen op, die met hun kunst onstuimig als een natmirkracht over ons komen, wier technisch pathos ons dwingt hen te bewonderen ook al zou men hun kunst in detail-kwesties vaak als verou derd disqualiticeeven, dan wordt ook ons gemoed warm en hoeven wij de waardeering niet te zoeken*. Wij hebben dan de machtige gewaarwording, dat zulke virtuozen hun geheele leven in hun virtuositeit herschiepen. Doch de meeste der tegenwoordige mu/.ikale virtuozen zijn vrijwel louter technici en hut? kracht, hun pathos doet als opgeschroefd aan: het zijn geen gemoedsvirtuozen meer. Dit laat zich niet maskeeren, vooral niet nu de muziek steeds meer om haarzelt's wille gewaardeerd wil worden en het groote zonder het machtige ook in de muziek ons nauwelijks meer doet dan verbazen. Deze overwegingen had ik na afloop van het Zondagmiddag-concert in het Concertge bouw, toen Joseph Schwarz, een beroemd en befaamd zanger ons een Arioso van Haendel, een aria vanVerdi (uit diens Ballo in maschero) en Wcdan's afscheid van Brünhilde uit Wagners Walkiire" had voorgezongen. Men ge raakte thans moeielijkmeer in geestdrift over effecten, die ons bij Schwarz eerder i riteeren dan verrukken: zijn roekeloos pralen met zijn adem-techniek, zijn soms onverantwoorde lijk lang gerekte tonen (?Danke" in Haendel's arioso !) zijn ongegeneerd aanhouden van den slotnoot, terwijl de dirigent het orkest reeds heeft doen eindigen, (Haendel), zijn gezochte zwaar gedragen voordracht, waarbij iedere toon als do'or een bazuin geblazen klinkt. Neen, met de roep van dezen zanger voor oogen, was het een teleurstelling, die ook in het opvallend geringe enthousiasme van het publiek tot uiting kwam. Max Fiedler, die ditmaal het abonnemontsconcert leidde, behoort tot de Duitsche diri genten van den ouden stempel, die onder klassiek verstaan: stram rythmeeren, de forto's niet verwoede rukken van de armen dirigeereiul en de zangerige gedeelten extra languithalen. De 5e symphonie van Beethoven p' lammi»' iiiiiiiiiiniiiiin HAAtt 'II Complete dagschotels met Soep f 1.50 Diners a (2.50 Dagelijks Concert Zondags Matinee hebben wij wel eens hcmclstormendcr gehoord dan Zondagmiddag onder Fiedler.Bekoorlijker klonk het Concerto grosso van Haendel, waarin Louis Zimmennann, Ferdinand Helmann en Marix Loeversohn zich als solisten in hun met de tutti afwisselende partijen on derscheidden. Piunn-tn'ond Helmut Baerwald. Helmut Baerwald is een jong pianist. Hij is overmoedig, een kenmerk der jeugd en een eigenschap, die op zichzelf bekoring kan hebben. Het vorig seizoen, toen Baerwald voor het eerst hier optrad, gaf zijn frisch en jeugdig spel goede verwachtingen voor de toekomst. Inderdaad heeft dit spel zich ook verdiept, zooals bleek op het concert dat wij verleden Zaterdagavond in de kleine zaal Concertgebouw hoorden, doch de voort varendheid uitte zich in het spelen van stukken, die boven zijn krachten gingen, meer speciaal omdat de jonge pianist er niet economisch mee omging en ze te roekeloos Nederl. Munt HollmndB beste f O centm mlgaar llllllllllllllltllllllMIIIIIIIIIIIMMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllMIt' IIIIIIMIIIIIIMIt verbruikte voor het bereiken van een groot geluid en een groot effect. Hoorbaar geraakte Baerwald dan vermoeid, zijn forto's werden krampachtiger, de groote opzet viel uiteen in brokken die naast elkaar stonden. Ten slotte geen wonder, wanneer men ziet wat Baerwald zich voor zijn concert tot taak gesteld liad : de prélude, koraal en fuga van Cesar Franck,de Tableauxd'une exposition" van Moussorgsky, de As dur ballade van Chopiu (eerst stond op het programma nog het d-moll concert van Brahnis !) en de Vari aties op een thema van Teleman van Max Re ge r. Hoewel in al deze stukken momenten waren, die gelegenheid gaven een gevoelige en goed overdachte voordracht te waardeeren, spe ciaal in de prélude van Cesar Franck, in het Tuilcricn-stuk van Moussorgsky en in enkele tier in de Braliins-toon gecompo neerde variaties van Keg'T, heeft het ons toch voortduren'1 toegeschenen dat een der eerste cischen, die Baerwald aan zichzelf moet gaan stellen is zijn krachten meer te leeren concentreereit en de voor /.ijn physieke vcrinogens \eel te zware spceltraut, waarbij deze zich met moeite aanpaste!:, op Ie geven. Hij bedenke dat de macht van een fort-1 niet zit in zii'.i liardlie'd \au aanslag. in haar eigen tijd de volksmuziek was, toch al over het algemeen weinig te hooren krijgen, geldt dit wel speciaal voor de vroegere Engelsche muziek, die der z.g. ,,Tudor"-periode, waarin toch belangrijke a-capeüa en virginaalmuziek werd gecomponeerd. Wel herdacht men in Engeland onlangs pechtig den 300-jaiïgen sterfdag van William Ryrcl,maar hoevele ten onzent wisten dat hij zulke meesterlijke mo tetten en madrigalen heeft geschreven alp wij op liet concert van The Engiish Singers" te hooren kregen? En nog meer verrassende kennismakingen bracht ons dit concert. Daar waren de charmante, frissche of ir.ela .cholieke volksliedjes, door Vaugham Williams uit stekend bewerkt met terzijde laten van alle academische pretentie. Daar waren de be langrijke madrigalen van Jonn Farmer (?Fair Phylis")de Elfen-dans van John Bennet ei) de daiisliederen (?Ballets") waarvan dat van Thomas Morley, Now is the month of maying" herhaald' moest worden. Dit was allemaal muziek omstreeks 1600 in Engeland gecomponeerd, en men dacht onwillekeurig aan de bewering van het onmuzikale Engeland, een bewering, die zoo nu en dan niet van grond ontbloot had geschenen. En wat onze eigen overgeleverde muziek uit dien tijd betreft, is Valerins' ,,Bergen-op Zoom" niet de melodie van een Engelschen ballet-dans gebleken? Het werd een avond vol genot; te meer waar The English Singers" ons niet alleen niet deze muziek deden kennis maken, maar ze ook charmant zongen, met de goede geschooldheid, den goeden samenklank van een volkomen onderling aangepast stemmenen semble, dat zijn effecten schitterend beheerscht, zooals de doodstille piair'ssimo's en het mooie, met de zachte vibratie van een orgelklank beëindigen. Mocht men een enkele maal een stem als zoodanig eens van superietirder gehalte hebben gewenseht, dan bedenke men hoe mocielijk het is zes stem men van volkomen gelijke waarde voor zulk een ensemble te vinden. Voor Imn taak ble ken deze zangers volkomen berekend, en voor wat zij ons brachten, hebben zij on/e oprechte erkentelijkhei. C O N S l' A N T V A N TENTOONSTELLINGEN FRANS BUITA E.\ Werken van M. A. j ZONLN, aner. STEDELIJK Mi'si;u.\i, AMSTERDAM. Tentoon stelling voor Letterkunde. l >it ensemble zangers, 3 vrouwen- en ;-'> mannenstemmen, dat onder den naam van The Ent',l:sii Singi.rs" optreedt en hier Woensdagavond onder do auspicia van Nederlaiid-Engeland" in de kl. zaal van het Concertgebouw ee;i concert gaf, heeft ons bijzonder geïnteresseerd door c!e oude onbekende Engelsche muziek, waarmee op zichzelf reeds een kennismaking welkom was. Want waar wij van de ouue muziek, d'.e «HIHtlllHltlnmlIIIHIIIllflIlllllllllllllllllllllflMllllllllllllMlllllllllllmlIltllllllllllllflIllllllllullI lltltllllllllllllllUttllllllllllllllllllllllltlillllUltlltlllttllllllllllltlllllllnlltllllltllllllIlinillltlllllltl lltlltltlnlllllttlllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIII HET SciioiJWTüONEEi.. De Spaansclie Brabander, door BREDL'RO. Al sietmen de luy men kensse niet".. Helaas, wij kenden ze maar al te wel, het waren en bleven Adr. Hooykaas, Paul Harsten, P. Balledux, Lena KJey c.a. en zij reikten niet uithoven het stereotiep gebaar en de machtelooze woord-cadanzen, die elk toegewijd dilettant, in 17e eeuwsche kleedij, zijn bij te brengen. Dan nóg kunnen sommige oud-Hollandsche spelen een dankbare taak blijken, ze frischt de herinnering op aan vergane glorie, en, in decors naar oude meesters, lijkt het al gauw wat. Voor Bredero's Spaensche Bra bander" echter is dit wat", al ware het meer, ver van genoeg. Welk een hachelijk.' moed in dezen tijd een werk te ondernemen zóó veel-eischend als dit, een spel dat, om den anti-dramatischen vorm, een keurcorps van acteurs behoeft, waarvan ieder op- en uitzichzelf het drama scheppen moet. Zonder den steun van voor het minst een dramatischen leiddraad, dus gansch-cn-a! steunend op de taal, die, hoe uitvoerig en beeldrijk ook, niet meer biedt dan de schets voor elk tafereel, moeten deze spelers bovendien bouwmeesters en miniatuurschilders zijn, moet ten slotte de regisseur --als bij een voorzichtig opgehaald schilderij er het fijne vernis van den, in diepste wezen lyrischen dichter over leggen. Men kan over de mate van levenslust en levenslast, die aan dit stuk ten grondslag ligt, van gevoelens verschillen, uit te schakelen is deze vraag --- zooals het programmabijschritt tracht te doen - niet; uit louter gulheid des gemoeds kan deze felle kritiek op den tijdge noot niet geschreven zijn. Ontneemt men den achtergrond van onvrede, van weemoed, die daarom geen sentimentaliteit behoeft te zijn, aan Bredero's loyaal hekeldicht, dan ont valt aan de opvoering meteen het verbindend element. Dan mist ze zooals bij deze ver tooning bleek ook de dramatische stijging, die wij toch vinden in de verhouding waarin onze voorvaderen, op de verschillende trap pen der toenmalige maatschappij, tot het Leven, met een groote letter, stonden: het gelebber-aan-het-leven der Amsterdamsehe oude heertjes in l, dat aanzwelt in het driest gesol der snollen.in het schelden derspinsters, en zijn afschuw-en d ee rui s wekkend hoogt e pi in t bereikt in de figuren der koppelaarster er, Oierighe Geraert", den luiisheer, en diens ideaal: Dat geit, dat geit, dat is de droes !" Om op te kunnen veeren uit den druk dezer, voor een dichter toch weinig dichterlijke zeden, moet de onverbloemde realiteit ervan ons bij de keel grijpen, moet de onvoldaanheid" het woord is van prof. Prinsen haar uiterste grenzen bereiken, moet de lach uit noodweer bersten van de lippen als de spon van het vat. Anders wordt al deze langdradige schcrts-omhaar-zelfs-wil veel te gewichtig en zit de als mensen te weinig geïnteresseerde toeschouwer nog slechts gnnivig te wachten op de drasti sche passages, in plaats deze, beschaamd, Ie aanvaarden als hel knallen van de dichterlijke zweep. De drieslheid bij Brcdcm staal gelijk met de overdreven lnjdl'scliheid bij Moli re, beide zijn: wapen, beide drukken het stem pel op het werk. Waar bij de vertooning van liet Schouw tooneel deze innerlijke bewogenheid, de muziek van Bredero's stem, ontbrak, werkte het, vrij wel zinledig, los- en druk-doen gedurende vijf tafereelcn meer vermoeiend dan wat de eisch is verkwikkend; en aangezien ook de mon teering geen relief bood (een strak-blauwe Jtaliaansche hemel, waar we in onze verbeel ding de wolken zagen jagen over Emstel en IJ", en levenlooze tentoonstelling-geveltjes) kon de onbevangen toeschouwer nauwelijks gelooven, dat dit het meesterwerk van Breêro zou zijn! Eerbied voor de studie blijft men leze maar eens hard-op deze verzen maar een studie, ten koste van het werk, doet, te meer waar het een Hollandsch werk geldt, geen deugd. Waarschijnlijk zou het Schouwtooneel" meer hebben bereikt met ecu oud-Hollaudscbe klucht van minder pretentie, waarin in de eerste plaats mevrouw van der Horst de beste speelster die wij in dit genre bezitten een rol vond. Thans,als jerolimo,moest Muscb de eer alleen ophouden en slaagde daarin slechts ten deele. Zijn ,, Jonker", in opzet vol panache", bleet' mij te veel een maskarade-figuur, te overwegend praalhans, te weinig: fantast --- een dichter schept zulk een personnage niet louter om het karakteristiek beeld, het wordt geboren uit zijn eigen vleesdi en bloed. Uit beeldend oogpunt voortreffelijk vcr/en-zegger, hoe weet hij den kruimigen versregel te plaatsen, de spankracht te bewijzen! -- klonk nochtans dit Brabantsch niet malscli, niet smeuïg uit zijn mond, en was het of de atmosfeer rondom hem meer en meer vervloog. Aan te rekenen is hem dit ech ter nauwelijks, waar hij te kampen kreeg met een Robhekuol, die meer van een clown had dan van den onvervalschten schooier, welke, in tegenstelling met den kalen, op illusie t e rende n Jonker, het leven neemt voor wat het is, en zich niet beter voordoet dan liij blijkt, liet Amsterdamsch volkskind, in wie n wij al stamt hij officieel van den Spaansdien Lazarillo - weer een ander deel van Bredero zelf terugvinden. Gastspie) An;,\.\NDEK MOIS.SI: Dei' (iruj \'(in C/Kjni/oi's. door Rieii.M<n Br.hu I let moet alles zijn tijd hebben.... de overrompeling der buitenlandsehe kunste naars, en de fijnere onderscheiding die deze, ons vreemdeen licht-bekorendc talenten, met hun hoogten en diepten en.... hun grenzen, op den iangeren duur vragen. Op den achter grond van dit buitciilandseli looneel, ingeric'lit op lief veni-vidi-vici van n bij uitstek begaafde hooldrol, woedt de eeuwige strijd tusschen het tooneel als harmonisch droom beeld," waarvoor de-kritiek behoort op te komen, en den grooten tooneelspeler," voor wien het publiek en bloc partij trekt. Niet minder dan de geldelijke ramp dezer con currentie, waaronder ons eigen tooneel moet bezwijken, verontrust mij dit moreel gevaar, door liet Gastspiel" urgent geworden: terug zakking van de geheele dramatische kunst naar het peil, waarop de vlag van n ster" de lading van het verhanseld en verknoeid tooneelstuk moet dekken.Waarmee dan alles wal er tot vestiging van het ,,ensemble" en hel betere repertoire in ons land i;euerkt en geoi'l'el'd is. weer eoi.r jaren veiloreii zal zijn. Tol de geest van beschaving van wellicht een volgend publiek zidi afkeert, en de strijd om het theater, ais tempel der dramatische kunst, van voren af aan begint. Voor het oogenblik zien wij, waar Moissi's veelal onweerstaanbaar boeiende persoon lijkheid in het midden staat van vertooningen, ver beneden den eisch, dien wij daaraan ten onzent leerden stellen, en door den mateloozen bijval dien de menigte daaraan schenkt, het betrekkelijk gelijk van beide partijen scherp belicht, doch beseffen tevens hoe dicht men is genaderd tot het doode punt, hoe, bij alle erkenning, juist nu de menschen moeten willen onderscheiden," wil men niet - nadat de vreemde gasten vertrokken zijn met onze geheele dramatische kunst op de puinhoopen zitten. Van het, door Moissi meegebracht reper toire, dunkt mij, al had men voor een reisvertooning" in een land, waar we zeer wel weten wat regie" is, al geen ongeschikter stuk kunnen uitvinden, Der Graf von Charolais" het belangwekkendst. Want deze ge brekkige vertooning van het treurspel van Beer-Hofmann den dichter van Jaacob's Traum" gaf ons de eerste Ahnnng" wat dit werk zou kunnen worden onder de handen van een groot regisseur, opende perspectief. Een opgave van belang, dit spel, met zijn grmite gebreken en groote moge lijkheden, ook maar te benaderen naar het vixioen, dat liet bij lezing wekt in onzen geest! Wie dat aankon en er de middelen voor had, zou m.i. de nieuwe tooneclkunst" hebben ingeluid, tic romantiek in haar modernsten staat, de brug hebben geslagen van Victor Hugo naar. . . . Lord Dunsany, de gevoelige eenvoud van bijv. een Charles Vildrac in de duistere, wreed e flonkering van een Villiers de l'lsle-Adam. Geslaagd zou dit conte crucl", naar den gangbaren maatstaf, ook dan niet blijken, het bestaat uit twee ongelijke helften, maar ik zou dan toch niet aarzelen althans de eerste drie bedrijven een afgerond geheel een schoon kunstwerk te noemen, en bij voor baat protesteeren tegen wie dit stuk, waarin zulk een sterk kunstenaarshart slaat, een draak durft heeten. Het uiterlijk verloop naar een Oud-Engelsche legende -- mag vlak-weg verteld tot vergelijking met dit on dier der romantiek aanleiding geven, elke versregel in het nobel boek logenstraft dien smaad, ik vond er niet n in, die niet ontsprong aan de beklemming van een eerlijk dichterhart. Der Graf von Charolais" is geen held", hij is ook niet wat men een braaf mensen" noemt, daarvoor mist hij het talent te plooien en te transigeeren en dechristelijkebarmhartigheid ; hij is zuiver-en-alleen: de consequentie, het levend verweer tegen wat anderen, die op z'n tijd een oogje kunnen dichtdrukken, door de eeuwen heen noodgedwongen hebben aan vaard; hij is de verdediger van hel Leven, niet in hoogeren zin", maar op den begai>en,doelionbesmetten grond ; ('et ik" in zijn wreeden, maar volstrekten, en daarom schooncn natuurstaat. De trouw aan zichzelf en aan wat hij in zichzelf opnam als een deel van zich : zijn vader, zijn vrouw, zijn het eenig bez.it van den berooiden edelman, zijn eenigjrichtsnoer. Wanneer schuldeischers. naar middelecuwscb gebruik, liet lijk van zijn vader in beslag hebben genomen, biedt hij zichzelf als gijzelaar in diens plaats, niet uit kinder plicht", maar uit alles overheerschende tronwI o l -in den dood , omdat hij toch nergens rust of dom /mi hebben zoo lans-, /ijn \ader daar onbeschermd, hel eigendom der wrekende joden, in den toren lag. Hoe s t ei k su^gcreei l de moderne dichter liet gevoel van ook phvsieken weerzin tegen dien wantoestand, '.:n wanneer in het Iweede gedeelte zijn jolige, angebcden vrouw hem bedrieg , eenmaal en nauwelijks bewust, kent hij ook daar geen andere ver zoening dan die, welke zijn bestaan met het hare tot zoenoffer vraagt. Wat kan hem be smeurde liefde zijn, wat geschonden trouw? Woorden zonder ziel. Wat zou vergeven" baten, waar vergeten" immers -?hij betrapte het paar en zag het voor zijn oogen - zelfbe drog zon zijn?' De schakel tusschen het eerste en het tweede gedeelte wordt dooraeze nnvcrzocnhaarheid" gevormd. Niets kende de moederlooze, in het veld, in zijn vadei 's oorlogstent opgevoede knaap van het gecompliceerde leven daarbuiten; als SH'.ismund" in Cnlderon's Het leven een droom," als Kaspar H a user min of meer, * reed t hij na diens dood in de modderende maatschappij; niets weet hij van de leer", van het humanisme", dat ieder zijn kans wil gunnen en tot schipperen is bereid niets van de philosofie, die het goede door het kwade slaat, en in bet onvol maakte berust als een vredig grijsaard. Slechts zich/elf kent hij, zijn jonge, radkalc-zclf: de zelfvervuldheid des kunstenaars ligt aan zijn geheele figuur ten grondslag. Urn midi uur wei n ich, und an midi uur habe ich ge dacht, die gan/.e zei t an inieh !" l lier ligt zijn kracht, zijn eenige ! Das Eine lass' mir doch: den siclicrn Selinll". Over dit zelfvertrouwen vallen we /ouden ze op het tooneel willen zien uit alle hoeken van het loerende leven, des noodlot-; schadu wen. Zwart-gemaskerdon sluipen langs den achtergrond. Op hel hartstochtelijk verzet tegen het onbetrouwbare" geelt de waard uit de herberg, cue door n onnoozcl tochtje" zijn gouden tenorstem verloor en sindsdien zijn mond openhoudt met zaakjes, die het daglicht r,kt mogen zien, hem bescheid : Wie ihr, hatl ich aucli Ekel von (iemeinemUn alles dies zerbJics ein Wind in nichts ! Wie bin ich? Wie se;d ihr? Wisst ihr's? Seid ihr So sichcr, c'ass kein Wind euch Liigenstraft ?" De joiu;e Graaf :s dan juist in den opgang van zijn eerste geluk. Een neef van zijn vrouw komt op bezoek. ... De u'mit ski a l t e ge u, doch de Graat' de Charolais is niet als de waard, die zijn idealen richt naar de omstandigheden. Geen genade kent hij, noch verlo>sing. Zelfs niet als zijn vrouw, gelijk een deerne door hem vernederd, vrijwillig zich voor hem in den dood begeeft : Erisl nicht hart erwehrt <ich seinesLebens! Bc'Hi'cif ilin. Valer, ich versteh' Urn gut '. Er wili midi tot um wieder mieh zu lieben". Niet afdalen kon hij tot het plan \an den waard, niet stijgen tot het hare. Haar subliem offer is vergeefse!:. Hij neemt zijn bundel weder op en gaat, achterlatend alles wat het leven hem een tijd lam; met beang stigende mildheid schonk, zijn huis, zijn kind. Omdat hij om een menscb te zijn, een hél mensch moet zijn. omdat lui grond ouder zijn voeten w'l voelen, omdat geen bloedig spoor op zijn weg hem den siehreii Sehritt" on zeker maken mag. Dwaalt bij? Naar Christe lijke begrippen, naat het algemeen-menschelijk begrip van on/en tijd, gewis. Doch zuiver op de graat is zij, deze dwaling, sterk en onge meen; er is veel in van den kunstenaar, en iets van het genie .... Maar ja, hoe woord voor woord verant woord zou dit werk met zijn flagrante tooueeleu gespeeld moeten worden, in welk een iO))!;e\!ili; v;:ii koesterende ueelde door ld sehadu\\en oiüMaddi,'rd ! Ten laiil,';-. ..legende". w.'Mibi'i uien /'dl me! tol een rendez-vous in een louche herben.1. te bewegen zou zijn, waarbij al dergelijke huiselijke realiteiten buiten het geding blijven, en de gangbare d|ugd der dankbaarheid voor genoten weldaden vervaalt tegenover den \rijen moed der gerechtigheid zoin'er-aauziendes-persoons. Moissi - een figuur, die het midden hield tusschen een knaap van Gainsborough en een Frans Hals - ? mocht het op sommige plaatsen gelukken de hooge gevoeligheid van den tekst zóó over ons te brengen dat de verbeelding ont roerd opvloog. Hoe verder zijn vertolking van mij af komt te staan, hoe meer ik haar zie: uit n stuk, en wat mij aanvankelijk te opzette lijk toescheen, een ingehoudenlicid, die pose ge leek, laat zich in het verband der langzaam ontwakende gevoelens wel verklaren. Aan grijpend waren de overgangen, vooral die van verslagenheid in duizelige vreugde. En onvergetelijk blijft, zooals hij, na de smartelijke ontdekking, den chaos ordende in zijn huis, in zijn radeloos brein, met verwron gen gezicht en een stem als snijdend metaal, beveletul nog als heer en meester. . Een vriend vraagt hem wat hij nu denkt te doen? Weiss icli's? Man liat niich's in der Scliule nicht gelehrt, unii ivclit im Heer, und nidibei i lof, was man.... Sclm'ess' doch die Tiir midi friert !" De/e laatste wending, waarvan men plotseling als verstijft, is ook kenmer kend voor den dichter, l let dramatische in dit werk ligt in deze interrupties, verrassend en onl.slellend van menschelijke waarachtig heid. En hierin ligt ook Moissi's gehe'me kracht. Maar in verhouding tol het werk waren de/e verheffingen nochtans niet toe reikend en hei kwam mij voor, ;it den speler de brokkelige rol ook phys'k'k zwaar viel en het tegenspel hem belemmerde zich steeds natuurlijk te geven, f let bleef te beperkt, zooals aan heel dit spel-van-lieht-eudonker de ruimte ontbrak. Slechts n dezer spelers, waaronder toch goedbekendc namen, bleek opgewassen tegen zijn taak: Dr. Max Pohl: geen der overigen trof voor mijn ge voelen den toon. Den waard (Biensfcldt) den tegenhanger van den jongen graaf, denk ik mij meer grotesk, den President (Von Winterstein) van hooi-er waardigheid. Gabrielle Rotter gaf haar aanvallige jeugd aan de eenige brillante vromverol, maar Else lleims zou er de persoonlijkheid voor zijn geweesl : en tataal door de geheele vertooning, waarin ook de tweede-glans-rollen : do jonge minnaar, de blinde" onbeteekenend werden vervuld, was de grofromantiekerige inzet met een Hauptmann Romont" van Sardou, Intiisschen zou ik de voorstelling nog eens moeten zien om zeker te weten waar de schrij ver, waar de vertolkers te zeer faalden om de illusie in dit werk te redden. T N A r: r iIndien U in de vacantie per Auto de bergen wenscht te bezoeken, kan zulks Uw genoegen verhoogen door een PUCH ALPENWAGEN aan te schaffen. Vraagt demonstratie en offerte bij H.HüioptageJSCHIPEL' Koninginnegracht 111, Den Haag

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl