De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 20 oktober pagina 10

20 oktober 1923 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Oct. '23. - No. 2417 JAC. URLUS HA.VA.HA l» G*. SIGtAAB bJJ RIJM-KRONYGK Een Zwitsersche Ingenieur moet een toestel uitgevonden hebben dat het ge sproken woord opneemt en omzet in letter schrift. Men verwacht hiervan buitenge wone resultaten DE TYPO-ORAMAFOON Als straks de typo-gramafoon de wereld heeft veroverd, dan wordt ons, in phonetisch schrift 't accent van woede, haat of drift des schrijvers voorgetooverd. Het werktuig registreert getrouw de stemming en intentie van hem die, dralende of kort, zijn zinnen in het toestel stort voorzijne correspondentie. Dan krijgt ge in een minnebrief verraderlijk te lezen: Nou. .hm... lieve Jet .. Ik wee-nie-meer.. en 'kleg-daarom-me pen-maar neer en teeken me bijdese Of, als ge op d'annonce schreeft van een beschaafde dame" die trouwen wil, en leest: Meheer 'kontfinguwsliejebrief, - weneer gaan we eens laupe saome.... ? En wat, wanneer een zakenbrief op 't schoonst papier geschreven u meldt: Mehaire, haide kwam uws brief dai-dai ain Mai,-Aidam inons besit Verblaive Ach.... waar' de typo-gramafoon toch nimmer uitgevonden.... Wij schrijven min of meer correct.... Maar velen zijn zoo..:.. vreemd gebekt" en 't blijkt zoo onomwonden.." MELIS STOKE INGEZONDEN. Opblz. 10 van het nummer 2415 (6 Oct. 1923) geeft Melis Stoke onder Rijm-Kronyck" een gedichtje, het Militaire Hospitaal te Utrecht betreffende, dat heej aardig zoude zijn, wan neer het op waarheid gebaseerd ware. Blijkbaar is M. S. echter ontgaan, dat het Centrum" op 14 Aug. j.l. erkend heeft, dat het berichtje van 13 Aug. t.v. in strijd was met de waarheid, zaomede dat dit blad op 15 Aug. d.a.v. in een redact. naschrift op een ingezonden stukje ter zake, o.a. schrijft: Wij hebben met ons eerste stukje een ver gissing begaan, dat willen we gaarne erken nen. Maar onze zegsman wekte zooveel vertrouwen, dat we onze vaste gewoonte van eerst informeeren nalieten". De waarheid is als volgt: Op 11 Aug. j.l. waren niet 15 maar 95 patiënten verpleegd in het Militaire Hospitaal te Utrecht, waaronder zooals steeds vele met ernstige ziekte of verwonding. Van dezen slaapt geen enkele in de kazerne. Behalve de in het hospitaal verpleegden, worden dagelijks nog tal van patiënten poli klinisch (loopend) in het hospitaal behandeld, (die dus niet in het hospitaal overnachten). Onder de bij het hospitaal ingedeelde offi cieren van gezondheid zijn er steeds verschil lende (waaronder af en toe l of 2 reserve off. v. gez.), die hier gedetacheerd zijn tot het volgen van een militair-geneeskundige opleidingscursus. Het aantal dezer gedetacheerden houdt niet het minste verband met het aantal van de in het Hospitaal verpleegde patienten. Ik zal het op prijs stellen, wanneer Uwe Hoofdredactie dit prozaïsch schrijven" in het e.v. nummer wil opnemen onder RijmKronyck. Hoogachtend, De Dirig. Officier van Gezondheid Ie kl. Chef van het Militair Hospitaal. SCHRIJVER KUNST IN BUSSEN Bij wijze van proef besloot de directie van het Neerlandsch'1 een autobus ten dienste te stellen van de' tooneeispeiers, die 's avonds na de voorstelling in Gouda nog naar Amsterdam terugkeeren". (Dagbladkericht) En terwijl de nauwgezette zetter clit be richt op de zetterij letter na letter op zijn machine aanslaat, hobbelen wij over de landwegen, langs de heldere Hollandsche vaarten, die nog door de Rosenfeldts, de Bouwmeesters, van Beem en Moor per trekschuit zijn bevaren en waarlangs wij thans dank zij het vernuft en de wereldreclame van Henry Ford per autobus ons begeven naar het kleineNoord-Hollandsche havenstadje dat kermis viert. Maar wij zijn nog onbewust van het in de maak zijnde ochtendblad, dat ons van de primeur gaat berooven weder rechtelijk het eerste tooneelgezelschap te zijn, dat zich heeft opgemaakt om in een van die, op het oog zoo hoogst ongeloofwaardige motorbussen product van Ford's streven naar wereldmarkt en minstkostend artikel, vereenigd met dorpstimmermans-eenvoudige begrippen omtrent carosserie en draagver mogen zijn kunstmissie ten platteland.? heeft vervuld. Want wij zijn dit gezelschap ons lijden, onze ervaringen, onze benauwdheden, physieke zoowel als geestelijke, geven ons recht op die erkenning. En niet bij wijze van proef is dit geschied. Onze directie ik zeg onze", omdat hun leed het mijne is geweest heeft over proefneming niet gesproken, maar hield ons de onderneming als een ver fijnd uitstapje voor eigenlijk meer als een misdadige verkwisting. Want wij zouden rijden in een 26 persoons luxe-autobus. Wie heeft toen niet aan een van die voortreffelijk veerende camions gedacht die Cook behulp zaam zijn, reizende Amerikanen een oppervlakkigen indruk van Amsterdam te geven? En Zaterdagmiddag, toen iedereen in de wereld aan zijn comfort, zijn genoegen en aan den volgenden Zaterdagmiddag ging denken, maakten het gezelschap en ik kennis met het toekomstideaal: tooneel in bussen. Bleek, hoewel glimlachend, zat daar alreeds de mère noble, die het was opvallend een hoekplaats bij de deur zich had veroverd. De jeune premier die met mér onverschilligheid zijn e.mbonpoint aanwakkert, dan waarmee ooit een Japansche groote tot het vernietigend harakiri overging smoesde even met den jeugdigen komiek en begon een algemeen inleidend gesprek over de gevaren van auto bussen, daarbij met galgenhumor ondersteund door den bestuurder. Gisteren is er nog zoo'n ding te water gereden," zei de komiek. Het was er maar n," merkte de chauf feur op. Op die nauwe bruggetjes...." meende de père noble, die zijn gezin beloofd had paling mee te nemen van de expeditie. Die bussen rijden altijd achteruit te water," troostte de bestuurder en zag in de voorruit dat de mère noble twijfel begon te koesteren aan de gunstigheid van de door haar gekozen opstelling. De juffrouw met de zuigeling, die clande stien medereed, lachte breed en droeg aldus bij tot onze directe kennis van de onvoldoend heid der tand-medische hulp ten plattelande. Het gezelschap was nu compleet. Daar kwam ook de baby" van het ensemble, die boos keek omdat de plaatsverdeeling hem belette naast zijn meisje te zitten, wat pijn lijk was voor hem, maar voor niemand anders. Hij stond ook voorde zware taak een doublure te spelen en in zijn streven de twee typen een oude huisknecht en een jeugdige snob ver uit elkander te brengen, speelde hij den snob als een jeugdige huisknecht en den huis knecht als een oude snob. Hij schoof teleur gesteld in zijn jas, zoodat het leek of hij zich zelf aan de lus van dat kleedingsstuk had opge hangen. De eerste paar minuten waren onwennig en het overzetveer het oprijden op de 1Jpont is naar aller overtuiging griezelig doet weer tal van mogelijkheden opkomen, die dapper uitgewerkt en uitgebreid worden. Maar ten slotte is alles zóó uitgemeten, dat zelfs de angstigen berusting vinden in de ge dachte dat Henry Ford hoogtens den massa moord op een talentvol tooneelgezelschap op zijn geweten kan krijgen en wanneer iemand bij het passeeren van een dorpje vraagt: Hoe lieet deze plaats?" repliceert een ander: Hoe zal het straks naar ons genoemd worden". Want het gevaarte draait juist over een wan kel bruggetje een nauwen landweg op. Wij zijn bezig het menschelijke uithoudings vermogen te verheerlijken, dat een fragiel beenderen- en zenuwenstelsel veroorlooft torturen van pijnbank en motorbus te ver dragen zonder te bezwijken, wanneer een hevigen knal aankondigt dat de op den bodem ons hinderende reservebanden geen overdreven voorzichtigheid zijn geweest. Wij zijn Monni kendam gepasseerd wij nemen idyllisch plaats in het gras van het dijkje, sommigen doen kwasi-vlijtig met rollen en zoo en ondanks den nood der tijden en de aanstormende eco nomische gevaren, stelt iemand voor een telegram te zenden aan de directie zijn gestrand stuur geld en proviand !" Ove rigens is het weer aandoenlijk te zien hoe de tooneelspeler meeleeft mét en behoefte heeft aan zijn directie. Passeeren wij een gevaarlijk punt hobbelt de bus vreeselijk staat het vooruitzicht ons voor oogen een paar uur te moeten loopen, dan gaan onmiddellijk de gedachten naar aller hoofd en leiding en wordt de behoefte aan hun steun en voorlichting geuit in den hartgrondigen wensch: waren zij er óók maar bij ! De band is klaar wij hobbelen weer, zijn onaangenaam getroffen door de smalheid der wegen en de slordige verdeeling van het wegen materiaal, dat hier en daar tot kleine terpen en Hunnebedden schijnt opgehoopt, met na venante" diepten. Dus is het orgelgeluid van den zweefmolen ons een verlossing wij zijn aangekomen en begeven ons, overmoedig om onze redding, onmiddellijk en in nonchalante formatie, die de aandacht der twee en tach tig overige kermisgasten trekt, naar de her berg, waar wij thee, enkelen zelfs koffie be stellen. Wij allen dragen een madeliefje, ons geschonken door den père noble, die deze bloemen tijdens het bandenaccident eigen handig heeft geplukt. Ook de zuigeling heeft er een gekregen en is er op gaan kauwen, tot schrik van de dames, die echter door de moeder gerust gesteld zijn met de eenvoudige spreuk Ze roakt 't wel weer kwiet !" Het treft mij pijnlijk dat na on/e gelukkige aankomst letterlijk niemand voorstelt de om ons in onrust zittende directie te Amster dam telegrafisch van ons behoud te verwitti gen. In de herberg dansen zes paren, met stijf omhoog gehouden armen en'emstige gezichten in het rond. In de tapkast' is het een leuke boel. De baas zingt,zijn helper zingt, de kellners zijn vroolijk het is echt kermis. Momenteel voor niemand in te schenken zijnde, houden ze hun techniek <>p peil door zich zelf in te schen ken. Als geestelijke bagage heeft het Fordbusje ook nog een blijspel vervoerd, zittend in de hoofden en zielen der aanwezigen. Het zal vanavond gespeeld worden in een zaaltje, waar drankbestrijdersopschriften - en terecht zijn opgehangen.Ook buiten dit lokaal schij nen die opschriften reeds zooveel uitwerking te hebben gehad, dat de kermis door de aan wezigen beschouwd wordt als een gelegenheid om door doodelijken ernst en langzamen gang bij hun medemenschen uit te blinken. Wan neer de avond valt over het prachtige oude stadje, met zijn mijmerende stille grachtjes, waar de nevel uit op stijgt, wordeti orgels, zweefmolens, schiettenten en poffertjeskramen van een onbeschrijfelijke melancholie. De tooneelzaal is goed vol. De komische krakers van het eerste bedrijf brengen geen schaduw van een glimlach op de gelaten der toeschouwers. Dit is een misverstand. Het gezelschap is hier een paar dagen geleden met een ernstig" stuk geweest, dat zóó goed in sloeg, dat een der spelers het publiek op den ernst van het stuk heeft moeten wijzen. Het CADILLAC Hit Meesterstuk der Autotechniek Import!»: K. LANOEWEER, UTRECHT iiilimilittMlliiiiliiiiiiiiiiiiilililiilliiMiiiiii iliml i i lllllllllllllllllllllllltllllllllltllllllllllKIII Feuilletonprijsvraag EERSTE PRIJS SI-LANOE, DE GEBOCHELDE DOOR W. VAN EXTER Er was een gebochelde inlander komen wo nen in de desa. Hij noemde zich Si-Lanoe. Si-Lanoe was een klein, afzichtelijk wezen. Niet alleen zijn rug was gekromd, maar ook zijn korte beentjes stonden in den vorm van een hoepel. Hij had een groot hoofd met donkere oogen en een platten neus. Zijn mond stond bijna altijd scheef en wanneer hij lachte met zijn hoog, doordringend stemgeluid, vertoonden zich zijn vooruitstekende tanden, donkerbruin van het sirih-pruimen. Si-Lanoe had het huis gekocht van Pawan, die kortge leden gestorven was en de desalieden maakten er uit op, dat de gebochelde geld moest be zitten. Hij droeg altijd een mooien, nieuwen hoofddoek en liep op sandalen van lichtbruin leer. Si-Lanoe groette lederen voorbijganger beleefd en hij lachte altijd tegen de vrouwen van de desa, zei vaak een grappigheid. Daarom mocht het volk Si-Lanoe wel lijden, al was zijn voorkomen niet bepaald geschikt om vertrouwen in te boezemen. Maar er was er n in de desa Ketalagan, die in onrust leefde, sedert Si-Lanoe in het dorp was komen wonen. Het was de desapriester Sastro. Toen de oude Sastro SiLanoe voor het eerst ontmoette, had hij stom gestaan van verbazing. Een rilling van afgrij zen was door zijn afgeleefd lichaam gevaren en hij had den nieuwen desa-bewoner een tijd lang aangestaard met wijd-open oogen. Toen had hij een naam gepreveld: Hadji Rawan. En Si-Lanoe had hem met een grijns toege lachen en was daarna langzaam verder geloopen. Zij hadden elkander herkend. Die ontmoeting had Sastro een lang voorbijen, donkeren tijd in de herinnering gebracht. In zijn jongelingsjaren werkte hij als huisjongen bij een gefortuneerde Europeesche fa milie te Batavia en daar was hij in aanraking gekomen met Hadji Rawan, die een kleine toko hield op den passar. Hadji Rawan was een berucht personage onder de Inlandsche bevolking. Hij was een oplichter, heler en organisator van inbraken. Hij bezat tallooze helpers, waarop hij een zeer grooten invloed uitoefende. Men was bevreesd voor Rawan en gehoorzaamde hem blindelings. Verschei dene Inlanders hadden reeds voor hem ge boet, maar de hoofdschuldige bleef steeds buiten schot. Totdat, bij een inbraak ten huize van Sastro's heer, de heelc bende door de politie gevat werd. Vijf lange jaren moest Sastro in de gevangenis doorbrengen, terwijl Hadji Rawan tot het dubbele was veroordeeld. Na zijn ontslag had Sastro, na tal van om zwervingen, zich in de desa Ketalagan als dorpsgeestelijke gevestigd. Hij had het domme volk dadelijk voor zich weten in te nemen en nu oefende hij al sedert jaren dit hoogvereerde beroep uit. Sastro leefde er gelukkig en tevreden met zijn dochter Inta. Hij was de donkere jaren, doorgebracht in de strafgevangenis, al bijna vergeten. Hij was bepaald godsdienstig ge worden, vervloekte zijn misstap van jaren geleden en bad dagelijks tot Allah om ver geving. Sastro was oud geworden in dien tijd; zijn haren waren vergrijsd en zijn gezicht vertoonde diepe rimpels. Maar hij bezat nog steeds een indrukwekkende gestalte, lang en recht, met een fier opgeheven hoofd, en ook zijn stem had nog een gloedvollen klank. De desalieden achtten hem hoog, Zij koesterden eerbied voor zijn witte haren en zijn kommer vol gelaat. Zij zagen in hem een ijverig dienaar van hun God en zij geloofden heel sterk en oprecht in hem. Ook zijn dochter, de beeldschoone Inta, was zeer bemind onder het volk, omdat zij vriendelijk en voorkomend was en ook een bijzonder ijverige vrouw. Vele jonge mannen hadden Inta lief, zij brachten haar melattibloemen of tjempakka en kochten dikwijls sieraden voor haar bij een rundreizend koopman, kebajahspelden of ringen of gouden kondénaalden. En Inta was lief en vriendelijk jegens hen allen, omdat er niemans was, aan wien zij de voorkeur gaf. Hoc zeer Sastro ook door de vereering der inlanders aan zelfvertrouwen gewonnen had, bij de verschijning van Hadji Rawan in zijn rustig desalevcn, voelde hij zich klein en bang als in vroeger jaren. De groote macht, welke dit kleine, wanstaltige kereltje over hem be zeten had, was nog in geen enkel opzicht ver minderd. Evenals vroeger werd Sastro ook nu weer als lamgeslagen door de groote, don kere oogen van Rawan. Het was, als ging er een demonische kracht van uit, een kracht, die hem boeide en willoos maake. Hij sidderde van afschuw voor den gebochelde, maar hij was er van overtuigd, dat hij ook nu nog blindelings diens bevelen zou opvolgen. Bij de eerste ontmoeting was het alsof er iets in zijn binnenste, dat er verschrompeld neerlag en al bijna dood was, weer begon op te leven met een helsche kracht; alsof plotseling uit asch en verkoolde resten, vinnige vlammen waren omhooggelaaid met vurig-lekkende tongen, die zijn Inwendige bijk;:ns verteerden. Sastro kwelde zich met vragen en veronder stellingen.... Waarvoor was Rawan hier in de desa komen wonen? En waarom noemde hij zich nu Si-Lanoc?.. . . Hij kon niet gelooven, dat het gebochelde mannetje hier ge komen was met goede bedoelingen. Maar wat voerde Si-Lanoe dan in zijn schild? Had hij iets voor met het domme, onschuldige desa volk?. ... De oude Sastro droeg het afschrik wekkende beeld van den mismaakten SiLanoe steeds met zich om. Hij zag hem in ,»zijn verbeelding lachen met zijn scheef ge zicht, hij zag zijn donkere oogen schitteren en zijn vingers zich krommen, als had hij een prooi te pakken.... Sastro was uit zijn doen geraakt. Hij werd gejaagd en prikkelbaar, voer herhaaldelijk uit tegen zijn dochter, en 's nachts sliep hij zeer onrustig. Dan droomde hij van lugubere tochten met Si-Lanoe, toch ten langs smalle, glibberige paden door een groot, donker osch.... En hij sprak hardop in zijn slaap. Inta hoorde het een enkele maal, maar zij verstond niet, wat haar vader zeide. beleefde publiek wil er niet voor een tweeden keer inloopen en houdt zich kramp achtig stil. Tot ze eindelijk durven en zich nu ook ver der en terecht om het aardige blijspel een lever schudding lachen. Het zou alles goed en wel zijn, wanneer de Ford-autobus niet voor het gebouwtje te wachten stond, om ons, mi we eenmaal de wegen kennen en dezelfs mogelijk heden, weer in den nacht naar Amsterdam terug te brengen. Wij stijgen in en rammelen gelaten het duis ter tegemoet, en rookeit en vinden het benauwd en zit ten eng. De baby" heeft het klaar .gespeeld om met zijn meisje in een hoekje te schuiven - zij zijn de personifactie vau het begrip: stil geluk. Zij zijn de oude ren, die nog altijd het thema ongelukken" niet beëindigd hebben een be schamend voorbeeld van: met hoe weinig een mensch gelukkig kan zijn. Het misverstand dat onze autobus een publiek ver voermiddel is, moet onder weg enkele malen afgeslagen worden, wanneer personen, die plotseling uit het duis ter te voorschijn springen, heftig de deur opentrekken en in den wagen trachten te springen. Dit gelukt hen echter nooit daarvoor wordt gezorgd. Met een pietluttig gevoel voor symmetrie krijgt de bus een lekken band, precies aan den anderen kant van Monnikendam. Maar altijd ligt Monnikendam, als een onbereikbare krent iu een koek, zóó ver, dat het te veel moeite is om er heen te wandelen. Hier staan we nu in deu neveligen nacht op deu straatweg en de chauffeur legt, bij het dwaze schijnsel van des tooneelkappers s pi rituslamp, de laatste reserve band aan. Nu we hier in de kou staan zegt er natuurlijk weer een was de Directie maar hier". Een aanwiekei^d fietslichtje geeft ons hoop deze hulpvaardige wielrijder zal deu chauffeur met zijn witstralend licht bij lichten. De man komt na derbijen is hulpvaardig ge noeg. Maar zoodra hij van zijn fiets springt is de lamp uit. Vervloekte mechanische tijd ! Wij zijn allen zér teleurgesteld. Wanneer hem onderweg geen zes lekke banden zijn ten deel ge vallen, ligt dit niet aan de stemming het gezelschap. Wij dwalen om de auto heen en roepen voort durend de baby" eu zijn meisje. Zij die deu ken dat het tooneel de zeden verslapt, vergis sen zich. Geen tien seconden konden de twee jeugdige talenten zich van de bus verwijderen of iemand riep: waar zitten jullie toch. Ieder een waakte over hen, waar zij zichtbaar dooi" getroffen waren. De jeugdige komiek gaf blijk van een heer lijke, jonge eu optimistische levcuskijk door de opmerking: Wanneer die menschen in de zaal, die vanavond zoo gelachen hebben, wisten hoe ongelukkig wij hier nu bij elkaar staan, zou hun heele avond bedorven zijn.... De père uoble wist met moeite zijn'gerookte paling te verdedigen, die door de Communiteit als proviand werd opgeé'ischt. De band was eindelijk klaar. Het is duidelijk dat reparatieinrichtingen langs dit traject iiiniiiniiiitti iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilii mi niiiii «ui Zij meende, dat het kwam door de ouderdom.. Haar vader zou wel spoedig sterven. En zij bleef vriendelijk eu gelaten jegens hem, omdat zij hem niet nóg meer wilde prikkelen en op winden. Want Inta was een goed kind eu zij hield vau haar vader. Het was tegen vijven in deu namiddag. Van de rijstvelden keerden de inlanders in groep jes enig naar de desa. Dit jaar zou er zeker een rijke oogst komen. Het gewas stond over al prachtig en de rijstkorrels in hun nog geelgroene basten, waren vol en groot. Op enkele sawah-gedeelten was de oogst al in vollen gang. Daar werd gewerkt tot het vallen van deu avond en stonden de goud-gele padibosschen in hoopen gestapeld op de kale afgeoogste plekken van het rijstveld. Daarheen trokken de vrouwen 's morgens, heel in de vroegte, met de korte snijmesjes gestoken iu de koude, eu daar bleven zij ook onvermoeid arbeiden in de brandende zonnehitte, met snelle bewegingen der handen de zware rijst aren naar zich toe ritsend, om ze dan zorg vuldig tot geurige, glanzende bosschen saam te binden, die de mannen onvermoeid \\egpikolden naar de droogscliareii. Het volk ging luid pratend huiswaarts. Simin en Pa-Moerjah, de schoone Inta en Warto, de zomi van het desahoofd, liepen in een groepje bijeen. Het is een mooie dag" zei Pa-Moerjah, kijkend naar deu wolkenloozen hemel, wij zullen niet gauw regen krijgen". De regen wacht tot de oogst voorbij is" lachte Simin. Warto liep zwijgend naast Inta. Af en toe keek hij even tersluiks naar haar, om dan weer strak voor zich uit te turen. Warto was een der vurigste aanbidders van Inta, maar in do desa deden er verhalende ronde, dat de dochter vau Sastro hem niet wilde. ? Kijk, daar is Si-Lanoe, de ge' ochclde !" riep Sirniu opeens. Uit een d wars weg kwam plotse! i r g de kleine, misvormde inlander op het viertal aangeloop.n. Hij groette erg vriendelijk en liep met hen mee. Even grijnsde hij tegen Inta, die toen ook lachte. UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE iiilifiiifjifiiiifttiiniinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiin van enorme winsten*ztillen opleveren. Ons geestesoog zag reeds de motorbus als toekomstig requisiet van ons vaderlandse!) tooneel. Een motorbus, die gedeeltelijk als repetitielokaal, schaftlokaal en logies is ingericht.... -- En ziekenkamer" zei er een, die van het aanhoudende schudden vervelend was geworden en een rijdende boterfabriek wou beginnen, zoodra het tooneel er in geslaagd was hem een bescheiden fortuin te doen ma ken. Men lachte bitter. De pont lag er nog dit had ons twintig minuten kunnen schelen. Een ondervinding rijker betraden wij, innerlijk juichend de tram, de laatste. Ondervinding is datgene wat een mensen opdoet, die naar iets anders heeft uitgezien. Plezier bijvoorbeeld. Maar wij hebben de primeur gehad van toonee! in bussen". l o n A N L u G E R IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII Bevalt het je in de desa, Si-Lanoe?" vroeg Pa-Moerjah. Och jawel" knikte de aangesprokene. Inta was opeens ergstil geworden. Zij slaakte bijwijlen een zucht en als Si-Lanoe sprak, luisterde zij vol aandacht. Si-Lanoe had bij ha r een vreemd gevoelen gewekt. Zij werd er stil en verward van. 't Was of haar gedach ten zich niet goed wilden ordenen. Zij vond Si-Lanoe leelijt-', rg leelijk in den beginne. Maar zij had al dadelijk modelijden n:et het zielig-mismaakte mannetje gehad, en hoe mér zij nu Si-Lanoe zag, hoe minder leelijk zij hem vond. Zij voelde soms hél duidelijk, dat er een macht van hem uitging; er was iets in zijn afzichtelijke verschijning, dat haar boeide en waaraan zij geen weerstand bieden kon, Si-Lanoe keek haar dikwijls heel lang aan met zijn donkere oogen en dan was het haar, of er iets wegvloeide uit haar lichaam. Si-Lanoe vertelde van een diefstal in de desa bij den rijken Rakimin. Er was veel geld gestolen en ook een doos met sierraden. Rakimin was bijna waanzinnig geworden van drift en woede, hij scheen heel veel te hechten aan die sieraden, welke hij geërfd had vau zijn onlangs overleden moeder. De desapolitie had echter geen spoor van den dader kunnen vinden. Het was wel vreemd vond Si-Lanoe, vooral, omdat er een week geleden ook inge broken was in het huis van de zieke Ma-Niboek. De Inlanders luisterden aandachtig. Zij vonden het eveneens een vreemd geval.. . .Dat was pas in den laatsteii tijd .... Vroeger werd er nooit gestolen. De menschen sloten 's nachts hun huizen niet eens. Maar nu begon iedereen op te passen. 't Zal wel iemand zijn uit een naburige dosa of kampoiig " geloofde Simin. Ik denk eerder, dat het een persoon van onze desa is" vond Si-Lanoe, een vreemdeling weet niet zoo precies, waar hij wezen moet". Ja, ja, dat is waar" betuigde Pa-Moerjah en ook Warto was het eens met Si-Lanoe. De dief heeft bij Rakimin ongetwijfeld een goeden slag geslagen" lachte nu Simin. ( Vervolg op pag. 3 omslag) Typ. Amst. Boek- en Steendrukkerij, voorheen Ellerman, Harms <S Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl