De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 27 oktober pagina 5

27 oktober 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

27 Oct. '23. - No. 2418 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN XCVI. Wanneer ik na een bijkomstigheid" bizonder nadrukkelijke adhaesiebetuigingen krijg, komt er altijd een gevoel van onzekerheid over me, en ik geef er mij met bekommering rekenschap van, dat er zich achter mijn woorden blijkbaar veel meer denken liet, dan ik in mijn onnoozelheid bedoelde.... Zoo naar aanleiding van die bespiegeling over de vrouw-in-het-gezjn, waar mevrouw Dortland zich misschien een beetje te boos over heeft gemaakt, maar waar anderen weer vél te blij over waren ! Dan zou ik wel willen zeggen: Nee, juicht u maar niet. Daar is niets geen reden voor, Zóó erg heb ik het niet bedoeld." Maar ze zijn niet te stuiten. De meeste menschen lezen dan ook eigenlijk heelemaal niet, wat er staat, maar een enkel woord, een bepaalde uitdrukking past in het kader van de gedachten en de gevoelens, waarvan zij bezeten zijn en daar redeneeren ze met hartstocht op door, zonder te bemerken, dat ze zelf een nieuwe bijkomstigheid aan het schrijven zijn, die met de mijne nauwelijks aan n dun draadje vastzit. Ook de oude dame van achter in de zestig, die begon met mij nadrukkelijk hulde te brengen, was op de tweede pagina van haar brief al een heel andere kwestie aan het bepleiten: ze wilde de vrouw, gehuwd of ongehuwd, uit alle beroepen weren, omdat die assistenten, verpleegsters, typisten" enz. altijd om den man heen zwerven en hem inpalmen." Haar zelf had, na een huwe lijksleven van veertig jaar, zoo eene" man en huis geroofd De felle toon van haar ontboez-eming deze vertwijfeling en bitterheid bij iemand, die, naar haar leeftijd gerekend, langzamerhand op zij getreden moest zijn van het leven, en vrede moest hebben gemaakt met haar lot, ook als dit haar wenschen niet vervulde, deze pijn lijke tragedie, zonder element van verzoening, wil mijj dezer dagen maar niet uit de ge dachten. Ja, wat moeten deze ouden en ouderwet^ schen die nieuwe soort vrouwen haten, die in alles anders zijn en die den man op een gebied ontmoeten en begrijpen, waar de vrouw van vroeger vreemde bleef. O, de echtgenooten van toen bezaten hun geluk ook niet zonder bedreiging en zonder gevaar; er waren altijd lichtzinnige" wezens; er bestond altijd kans.dat de man gemakkelijk ple zier zou zoeken zonder verantwoordelijkheid. Maar deze nieuwe mededingsters zijn van een heel andere categorie; hier vinden 'de man en het meisje elkaar in hun werk; en waar leert men elkaar sneller waardeeren; waar ontstaat een hechter vertrouwen, dan in die sfeer van samen aan iets bezig zijn, van elkaar noodig hebben en op elkaar rekenen? Zooals een verpleegster een dokter ziet, vol toewijding en ernst vervuld van een patiënt, zoo ziet zijn vrouw hem nooit. Een assistente leeft de spanning van haar professor mee, hoe een proefneming zal slagen, hoe het effect van een nieuwe methode zafzijn, terwijl zijn vrouw, als hij thuis komt, niets' vermoedend van dg belangrijke ge dachten, die hem bezig houden, hem een vervelend verhaal zal doen over een bezoek, dat er dien middag is geweest of over een kachel, die niet wil branden. Zelfs het typistetje, dat de brieven opneemt, kent in zekeren zin haar patroon beter, omdat ze hem den heelen dag ziet in zijn opwindingen, zijn verslagenheden, zijn ongeduld en zijn hoffe lijkheid, dan het gezin, waar hij 's avonds moe terug komt, waar hij niet spreekt, over wat hem den heelen dag heeft bezig gehouden, en er ook niet over hporen wil, omdat hij er nu eens even uit wil zijn. Toch blijft daardoor een groot deel van zijn persoonlijkheid buiten zijn lamilieleven. Er is nog een tweede feit, dat den toestand, zooals ik hem hierboven met een enkel woord oppervlakkig heb geschetst, nog aanmerkelijK gecompliceerder maakt. L»at de jonge meisjes van vroeger hun hart veel zelaener aan een getrouwden man verloren, mag dan ten deele te danken zijn geweest aan de strengere moraalbegrippen van dien tijd, aan wezenlijk sterker deugd, ik geloof toch, dat we ook met deze geaachte rekening moeten houden, dat voor die meisjes het begrip, man-harer-keuze" veel onverbrekelijker verbonden was met het begrip verzorgèr"dan tegenwoordig. Want in onzeaagen verdienen de verpleegsters, de typisten, de assistenten, de oncterwijzeresjes en de boek houdsters gemakkelijk hun eigen onderhoud; ze kunnen nun kleeding bekostigen, ze kun nen weieens uitgaan; hun ontbreekt in het leven niets behalve: de droom; de droom voor hun hart En die behoefte om te vereeren, om te bewonderen, om zich voor een bepaald mensch in te spannen en zich voor een bepaald mensch af te sloven, die echt vrouwelijke drang naar een persoonlijkheid, om verlangens en dweeperijen en verteederingen aan op te hangen, vindt zijn voldoening in de toewijding voor den dokter of den professor, of den patroon. Mér is het meestal in aanleg niet; de slangen", die bewust den vrede van een gezin verwoesten, zijn zoo zeldzaam als onweer in den winter. Maar veel getrouwde vrouwen hebben zich zelf de breuk van hun huwelijk te wijten, doordat ze ontijdig hebben geroerd en gewroet, in wat, zonuer haar ingrijpen, vanzelf zou zijn verbloeid en verstorven En aan den anderen kant hebben veel mannen en meisjes gemeend, dat het niet meer dan een prettig en opwindend spelletje was, dat ze zélf konden mennen, aat ze; in de hand hielden en waarmee ze konden ophouden, als ze dat wilden; en ze hebben zich tot hun ontzetting opeens oog in oog met de grande passion" gevonden, die niet met zich laat sollen en die vernielt, wat hem in handen valt. De mensch is een slechts zeer gedeeltelijk getemd dier. Toen het huwelijk voor allen nog een sacrement was, werden de afwijkingen daarbuiten als zonden beschouwd, en. daardoor beteugeld. Maar geen instelling heeft door het ontchristelijken onzer maatschappij meer te lijden gehad dan het trouw-verbond. Al tracht men er nog zooveel versierselen en poëzie bij te maken, wie alleen op het stadhuis trouwt, heeft niet meer dan een opzegbaar" contract gesloten. En zoolang de mensch, zoolang déman wankel blijft als een riet, dat W3a't met a|le winden, (en wie durft hopen dat dit ooit za| veranderen!) zullen we in onze moderne samenleving vele verbitterde mevrouwen ontmoeten, die in het meisje, dat onafhankelijk is en dat met den man samenwerkt en samen-denkt, en daardoor ook dreigt met hem samen te gaan voelen, een gevaar voor haar huiselijken vrede weet. A N N I E S A L O M O N S De tapijten, de kussens en divankleeden van de handtapijtknooperij Kjnheim" te Beverwijk mogen genoegzaam bekend worden geacht. Het mooie jubileumvaantje ligt ons nog versch in 't geheugen. Toch willen wij allen die tegenwoordig zoo ijverig gebruikstukken als karpetten en loopers weven voor eigen woning aanraden dit werk te gaan y.ien, dat in hoogste volmaaktheid het Smyrnaweven met de hand doet aanschouwen. De tentoonstelling is dagelijks open van 11?5 uur. Er wordt gewerkt, E. M. R. imuiiiimimii iiiiiimtmiiiiiiiiiHi iiiiiiiiiiiiiiiii EEN 1TALIAANSCH KINDERTIJDSCHRIFTJE />«/? / p i u. piccini . fondo PVBBLICAÏIONE MENilLE Titelblad f Hoejzou 't toch komen dat erjbij^onslop het gebied van kinderboekillustratie zoo bij zonder weinig goeds te voorschijn.komt? Zeker, er worden allerliefste plaatjes geteekend, snoe zige kindertjes, beelderige mama's, in gezel lige interieurs, maar dat is het toch eigenlijk niet wat we zoeken. Voor een kind zijn noodig vóór alles: zin voor humor, fantasie en kinderlijke on bevangenheid. Deze eigenschappen zijn hier enkele goede kunstenaars niet te na gesproken met een kaarsje te zoeken. Ik verzeker u dat ik nu al jaren lang met dit kaarsje aan het zoeken ben en dat ik maar bitter weinig vind. Met weemoed denk ik aan mijn ouden vriend Theo van Hoytema Verder zie ik Nelly Bodenheim Is er geen uitgever iliililiiiiniliiiiiiiiimii SMYRNA-WEVEN De volgende week van 28 October 5 No vember zal in de Sociëteit Trou moet blijcken" te Haarlem een tentoonstelling zijn van het weefwerk van Mevr. C. Polvhet Van Hoogstraten. Dit weefwerk is geen gobe lin of speelwerk, het is wat men in 't algemeen pleegt te noemen Smyrnawerk, Op groote staande getouwen worden door meisjes met de hand om de grove schering knoopen gelegd met een langen draad die telkens afgeknipt de Smyrna-pluizen geven, zooals wij ze van de handweefstoelen of het werken op gaas kennen. illlliiiiiiliiiimiiiiiiimniiiiiiiiii'iiiiiiiiii»i»i'ii'i»i»«»i»' IMHIIIIIMIMM VttUCHTEXI&OEKJES VAJS «jn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak Plaatje'uit Giro, giro, tondo" meer voor hare karakteristieke echt-Hollandsche illustratiekunst te vinden of leiden hare wegen haar elders heen? O die ge moedelijke kleinburgerlijke ooms en tantes", die zwierige silhouetten vol humoren levendig heid. Dandenk ik nog aan Leo Visser's Baron van Hippelepip" dat zoo veel beloofde, 't is alweer jaren geleden verschenen en 't is bij HIIMIHIIIIIIIIIÉIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHHIIIIMHIIIIHllllllHHIMtlllHIIMIItllllllt'IH»»""""»1""1 IHIIIIIIIIIIIIIllllllIlllllllllllllltllllilllllllllllHllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllinilMHIIIMMIIIIMIIIIIIIIinillll DE NIEUWE JACHTWET Mr. A. S. DE BLÊCOURT en MR. J. VAN ANDEL: Dejachtwet 1923, uit de off ideële stukken toegelicht. Haarlem. Tjeenk Willink & Zoon. Voor belangstellenden is dit zeker een aardig en leerzaam, boek. De geleerde compilators geven ons de Jachtwet artikelsgewijze en bij elk artikel alles wat ter zake dienende gezegd of geschreven is in de verschillende ont werpen, de memories van toelichting, de voorjoopige verslagen, het verslag van de staatscommissie 1904, de memories van ant woord en de beraadslagingen in de beide Kamers. Volslagen onbelangrijke gezegden of onnoodige herhalingen hebben zij weggelaten, overigens geven zij alles zonder commentaar, hetgeen ook heel best kan, daar in de debatten de kamerleden zelf de meest flagrante bokjes wel weten aan te wijzen Voor n geval maken zij een uitzondering en wel waar een kamerlid beweert, dat het werk voor, het Behoud van Natuurmonumenten verricht zou zijn door mij en door Henri Polak, wat inder daad zeer bezijden de waarheid is. Zij meenen dat er in plaats van Polak, Heimans gelezen moest worden, maar mijn goede vriend is nu al bijna tien jaren dood. Ieder, die eenigszins op de hoogte is van de verrichtingen der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten weet trouwens, dat het werk groo tendeels verricht wordt door den Onder voorzitter-Penningmeester, Mr. P. G. van Tienhoven, die zich altijd nog al op den achtergrond weet te houden, doch hier dan maar eventjes voor het voetlicht moet worden gesleurd. Het zou niet moeilijk zijn, nog een heele partij dergelijke f latert jes uit de debatten saam te lezen en ieder vindt er weer andere, al naar den aard en omvang van zijn kennis en belangstelling. Nu kunnen ministers en kamer leden óók moeilijk overal verstand van hebben. Qok moet gezegd worden, dat deze wet meer rekening houdt met de belangen van den landbouw dan met die van de jacht en dat maakt de zaak zeer moeilijk, want de landbouw is een zeer moeilijk en ingewikkeld bedrijf. Een duizend jaar geleden moest de landbouw overal buigen voor de jacht, doch nu zijn de bordjes verhangen en ligt de onverdraag zaamheid aan de andere zijde. En door al het gewirwar van argurnentjes en tegenargu menten dringt stadig n en hetzelfde geluid door: schadelijk gedierte, schadelijk gedierte, Er wordt in deze wet meer aandacht besteed aan het schadelijk gedierte dan aan het wild en misschien ook al weer meer aan het wild dan aan de jagers. De aard en beteekenis van dit schadelijk gedierte wordt geheel buiten beschouwing gelaten, zelfs blij ven wij tot het eind toe in twijfel, of er bedoeld wordt ge dierte, schadelijk voor de jacht of voorden landbouw of voor allebei. Alleen in de Memojie van Antwoord op artikel 54 vin den we terloops als schadelijke dieren genoemd: vossen,dassen, f luwijnen, bunsings, wezels,verwilderde katten en otters, een vroolijk allegaartje, waaronder er op zijn minst drie zijn, die onschatbare diensten bewijzen aan den landbouw en aan het boschbedrijf, dat toch ook zijn rechten heeft. Het is hier vooral, dat wij in deze wet missen de wetenschap pelijke voorbereiding. Die had niet mogen ontbreken, want de Jachtwet 1923 is de wet op leven en dood van de Nederlandsche zoogdieren. Voor de vogels is gezorgd bij de Vogelwet 1912 en het moet erkend worden, dat de nieuwe Jachtwet daarin zelfs nog weer verbetering brengt. Ook bij de Vogelwet waren de belangen van den landbouw betrokken en daar is toen voldoende rekening mee gehouden in het magistrale betoog over de ecoPlaatje uif het verhaal van Secchi en Sbcrlecchi de belofte'gebleven. Na dien zie ik'niets, niets, niets. Het is bij ons wel heel moeilijk, iets aardigs voor onze kinderen te vinden. Daarom zoeken wij ons heil elders en dikwijls ont dekken wij boekjes en tijdschriften die ons een oprecht genot geven. Ik weet niet of 't u ging zooals mij, maar voor dat ik het Italiëvan de laatste jaren kende, had ik zeker nooit gedacht dat daar een kindertijdschriftje kon' ontstaan en bloeien zoo mooi en geestig dat ik werkelijk geen tweede kan noemen dat er in de schaduw van kan staan, isy Loo pende langs de straten van Como en (zooals gewoonlijk) voor iedere boekwinkel stil staande zag ik een omslag van een boekje een papegaai, groen met geel met een zwarte snavel en een groot zwart met wit oog in een rooden ring gezeten, 't Was zoo'n opvallend plaatje dat ik naar binnen ging om te zien wat dat nu wel voor een boekje was: Giro, Giro, Tondo" stond er op. » Pas wanneer ge het tijdschriftje zelf gezien hebt, zult ge u mijne verrukking en mijne vreugde kunnen voorstellen. Ik bestelde direct een jaargang. Nu liggen er twee voor mij en llog altijd ben ik even blij als ik weer een nummer zie verschijnen, 't Blijft steeds even frisch, humoristisch en even onbevangen. - Giro, 'Giro/ Tondo" is*een half maanden'jksch blaadje (eerst was het'een maandblaad je) ZIHVERWOLLENDEKEN5 150X200 vanaf F 8.45 Plaatje uit Givo, giro, tunüu" voor kleine kinderen. Het geeft voornamelijk plaatjes en hoewel de tekst meestal grappig en kinderlijk is, komt ze toch pas in de tweede plaats. Bij jongere kinderen hebben de prentjes toch ook altijd de meeste aantrekkingskracht. Voornamelijk n teekenaar Angoletta maakt iedere 14 dagen zoo'n boekje. Welk een frisch talent dat zoo lang weet te blijven boeien. De plaatjes van iro, Giro, Tondo" zijn meest vlak, met weinig of geen perspectief en in heldere, felle kleuren die in een wonderlijke gedurfdheid tegen elkaar staan gedrukt (rood en oranje, groen en paars, rood_en blauw). Ze zijn altijd eenvoudig van vorm," zoo zelfs dat waren ze niet zoo vast van lijn een kind ze soms geteekend zou kunnen hebben (ik denk hier aan de harkerige handjes, een hou terig treintje, de circelvormige hoofdjes, enz.). Alle plaatjes bezitten die eigenschappen die ik in het begin van mijn artikeltje noemde: fantasie, humor en kinderlijkej)nbevangenheid. Er komen in ieder nummer twee personen voor:; een mannetje en een vrouwtje Secchi. enjSberlecchi, waarmee we verschillende grappige-avonturen beleven; ze zijn van een ongekende geestigheid met hunne ronde hoofd jes en hunne roode puntneusjes. In de uitdruk king en het karakter in hunne gezichten isj met de eenvoudigste middelen het hoogste bereikt. Geregeld staat er een klein verhaaltje in, waarvan sommige woorden door plaatjes vervangen worden. Die kleine prentjes zijn eenvoudig, grappig en werkelijk geniaal van lijn en kleur. Er zijn soms illustraties die ook ons ouderen ontroeren door hunne naiveteit en zuiverheid van gevoel (zooals dat bij de drie koningen^of ons treffen door hunne sterke lijn en;kleur. Ji,;De plaatjes verliezen bij reproductie omdat zejde kleur, welke een van hunne groote aantrekkelijkheden i's, missen; maar toch zult ge er^wel iets vangnet bekoorlijke werk van Angoletta in kunnen zien. , Het tijdschriftje wordt geredigeerd door Belt", (d. i. de romancier Beltramelli) uitgegeven door Mondadori te Milaan en kost 30 Lire per jaar (voor het buitenland wat meer). A. O. B. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiilHiliii Nacht Als alles slaapt, het windeken komt ruischen In heide en brem met dartelend gespeel, Dan wil ik niet het lieve leven tuischen *) Met niemand niet, al had hij nog zoo veel. Alle laweit ligt op zijn oor te rusten. Geen menschenmond belastert buur of vrind. De boomen zelfs, die zonnestralen kussen, Zij staan te droomen, zwijgend in den wind. Als men dan loopt geheel alleen, omgeven Door duisternis en doodstille eenzaamheid, Dan vind de ziel zich zelf in innig leven ! Erruischt bij nacht een zang,die 'thart vermeit. PEERKE DEN BELG *) tuischen = ruilen. ?ormamint-Tabletten " vernietigen de bacteriën van 'erkoudheid. influenza, angina. roodvonk enz., in mond «n keel en beschermen Besmetting. lllltlllllllltllllHMIIIMIMIIIIIIMIIIII nomische beteekenis van de vogels door Prof. Dr. J. Ritzema Bos. Het zou in menig opzicht heter geweest zijn, indien de Memorie vanToelichting op de Jachtwet ook voorzien ware geweest van een dergelijke studie, en dan nog liefst wel van dezelfde hand. Zelfs een excerpt uit Ritzema Bos' Landbouwdierkunde zou nuttig geweest zijn. Maar de Jachtwet moest van de wetenschap blijkbaar niets hebben, zag er zelfs tegen op, om ter aanduiding van wild de grie zelige wetenschappelijke namen te gebruiken, zoodat voortaan alle vogels geschoten mogen worden die duiker" heeten,al weet ieder goed jager, dat daar alleen de groep der duikenden mee bedoeld kan zijn. Hier laboreeren we waarschijnlijk onder het oude vooroordeel, dat wetenschap strijdig zou zijn met duidelijkheid_enieenvoud. Maar er zijn_ook lichtHermelijn in de klem. De beste verdelger van konijnen en ratten, behandeld als schadelijk gedierte" zijden; ik maak mij nog niet^zoo heel erg bezorgd voor de toekomst en daarvoor mo gen wij wel in de eerste plaats Z.E. den mi nister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw, Ch. Ruys de Beerenbrouck, voor dank baar zijn, die op zoo uitstekende wijze de wet in beide kamers heeft verdedigd, veel scherpe kantjes wist weg te nemen, nuttige wenken gaf en een goed onthaal schonk aan enkele belangrijke amendementen. Hij wist het relletje tegen de fazant wat te sussen, maar bovenal, hij aanvaardde met een uit muntend betoog het amendement Dresselhuys tot invoering van een nieuw artikel 57 luidende: Voor de. toepassing van de ar tikelen 54, 55 en 56 worden met inachtneming van liet bepaalde in artikel \, tweede lid, onder schadelijk gedierte verstaan de dieren, behoorende tot de door ons aangewezen soorten." In dit verband heeft de Mi nister zelfs gesproken van den rechtstoestand" der dieren, die niet in het Besluit zouden worden opgenomen. Wel, wat is er tegen om al onze in het wild levende zoogdieren in het besluit op te nemen, hetzij ten goede of ten kwade? Het zijn er maar een goede veertig en daaronder vele, zooalsde vleer muizen de woelmuizen, de rat ten enz. ie groepsgewijs over n kam geschoren kunnen wor den. Waarschijnlijk echter ver zet de tekst van het artikel zich daartegen; het gewaagt, som ber genoeg, alleen van schade lijke dieren. Daar hadden de landbouwers wel eens aan mo gen denken, dat er ook heel wat nuttige dieren rondloopen in het veld; het vosje van de hazekamp, dat geen kip aan kijkt, zoolang er nog zoo' veel muizen zijn, het vosje l van het Montferland, dat l met kind en kege! naar het weitje trok, waar de mei kevers juist uit den grond kwamen kruipen, de wezeltjes, die de muizen achter volgen tot in hun holen, de hermelijntjes, die het vertegen derfelijk konijn bespringen en met nog meer vlijt de [roofzuchtige [en vieze .ratten trachten te verdelgen. Heusch zulke dieren zijn wel een rechtspositie waard en als het artikel Dresselhuys hun die niet kan be zorgen, dan moeten we maar spoedig een wet maken tot bescherming van Zoogdieren of liever nog de groote wet op het Behoud van de Nederlandsche Flora en Fauna, waaraan Jachtwet, Vogelwet, Visscherijwet dan on dergeschikt worden. En nu verheugt het mij zeer, dat ik de gronddenkbeelden voor zulk een wet toch ook aan tref; op menige plaats in dit interessante boek, dat ons nog goed te pas kan komen. Ik wil besluiten met een aanhaling uit een der Memories van Antwoord, die goede hoop geeft voor de toekomst. Wat nu het wild betreft, het behoud van een matigen wildstand benadeelt den land bouw niet. Toekenning van een algemeen doodingsrecht van wild (ik zou er bijvoegen van schadelijk gedierte") is niet raadzaam, omdat daardoor in menig opzicht nuttig ge vleugeld wild zou verdwijnen en bovendien talrijke vergrijpen tegen de Vogelwet 1912 aanleiding zou worden gegeven. Eene uit economisch en ethisch oogpunt ongewenschte ontvolking der natuur zou te vreezen zijn." Alleen maar jammer, dat economisch vóór ethisch gaat. J A c. P. T ii ij s s E iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iimiiiiiiimiii MOERHEIM" DEDEMSVAART ROZEN Catalogus en condities op aanvraag

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl