Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM VIER, WEEKBLAD V O O .< NEDERLAND
27 (V. '23. - No.' 2418
SCHILDERKUNSTKRONIEK
TOOROP'S DRIEKONINGENVENSTER GEWEI
GERD
Wij de schrijvers, de schilders, de beeld
houwers en de componisten worden door
het geweigerde Driekoningenvenster van
Toorop herinnerd aan de Anderen, die in
hun hart, in hun wezen, yan welken
godfdienst zij ook mogen zijn, de instinctieve
Haters van de Schoonheid blijken. In den
laatsten tijd zouden we die Anderen hebben
kunnen vergeten; het kon ons soms toeschij
nen, dat de kunstenaar werd erkend in zijn
nationale en internationale belangrijkheid.
Maar we hebben nu de nootiige opfrissching
weer eens ontvangen, en dat zal ons zuiver
stellen opnieuw. Het zal onze waakzaamheid
vermeerderen, onze kracht bundelen, en
onze hoogheid ongerepter doen houden. We
zullen weten, dat Holland in de waereld heet
het land van Rembrandt, Vermeer, zelfs
van Weissenbruch, en dat het niet het land
heet van de Haagsche kerkeraad of
kerkvoogdij, of van andere dergelijke onbelangrijk
heid en botte domheid. We zullen dat weer
weten en eenzamer en sterker onzen weg
gaan, en opnieuw de strafste verdediging
van ons zelf op ons nemen. We zijn weer ree.
En ik wou den verwerpers ten slotte een
vraag stellen, den verwerpers van Toorop's
Driekoningenvenster? Waarom blijven ze in
een kerkgebouw, dat meer dan Toorop's
venster ooit kon, den katholieken godsdienst
uitdrukt? Waarom trekken ze daar niet uit?
Waar blijft dezen stumpers in dezen de
eenvoudigste logika, stumpers, die ons land
misschien voor goed berooven van een wer
kelijk kunstwerk?
WERK VAN LEDEN IN PULCHRI STUDIO, DEN
HAAG. (Notities).
Deze tentoonstelling kan in weinig woorden
worden besproken, want zij is niets dan een
mat geheel. Toch zijn er enkele goede dingen
tusschen. Een verrassing zijn ten eerste de
twee werken van Altorf, den beeldhouwer. Toen
ik laatst hoorde, dat hij Het beeld(V) wui
maken van Goeman Borgesius, was ik
eenigszins bevreesd, niettegenstaande mijn achting
voor dit talent, dat ik een der eersten was om
te verdedigen, ik was niet bang voor zijn
smaak; dien heeft hij altijd bezeten, maar ik
zag hem weinig de figuur van binnen-uil
scheppen -?en dan is alle smaak de helft der
waarde kwijt. De twee koppen, die hij hier
heeft, vooral die van den Indischen danser
Djodjana, in een kostbaar brons gegoten,
zijn de noodige geruststellingen. De kop is van
binnen-uit gezien; de vorm heeft vastheid en
leven. Hetzelfde vertoont de wilskrachtigc
kop van zijn tweede beeld, die gevat is
tusschen boeken. Dit is de werkelijke, geluk
kige verrassing, die rte. tentoonstelling bracht.
Verder vindt ge er Anna Abrahams met twee
bloemstukken, het eene (1) -et de kleuren,
zooals bloemen die hebben in een serre; het
andere, Hortensia's, met de kleuren als ge
zien bij onweer. Adamse is slechts vertegen
woordigd, Floris Arntzenius goed met zijn
bloemen (alleen ware de achtergrond, een
voudiger gegeven, niet met twee kleuren, een
kracht meer geweest in het te loven werk)
Paul Arntzenius ('t best in Stilleven II,) is
in den vorm niet krachtig genoeg; dekleuris
eigenaardig somber; Bakels is intiemer dan
dikwijls Jn zijn Edam (de toren als een
bloemeklokkespel !); zuiver in een schets van een
haven. Sara Bisschop's groot stilleven in paar
se bruinen is meldens-waard ; het portret door
Arthur Briët heeft iets robuust, maar is niet
zuiver (kleur). Mevrouw Lucie van Dam van
Isselt is het aantrekkelijkst in zomerbloemen
(de verwelkende rozen zijn een kil schilderij),
freule van Eysinga is' altijd levend (invloed
Bakels !) Orauss' Neger (een schets) is
haast brillant, Jurres heeft kleuren en kleur.
Piet Kramer's oude roeibooten vullen het
vierkant goed; het stilleven van Mcj.
Anna Lehmann lijkt door de factuur op een
weefsel. H. Meyer zond twee portetten; dat,
vlak van voren van den beeldhouwer Ingen
Housz is veel'beter dan dat van een
oudachtigen man. Van Schnfer is de Perzische helm
RUSSISCH THEATER CAROUSEL" IN HET GRAND THEATRE
Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" door O. Roland
D f
N. Baranoff
Larina Barsoff
Vera d'Aldc
Koor van oude Moskovische bohémiens. Verslagenen, die alles hebben verloren,
behalve hun ijdelheid en liet geloof in hun genialcn aanleg
goed; van Mej. Vlielander Hein de rozen, dik
van blad, alsof ze uit een stof zijn geknipt.
Ten slotte is dan te vermelden Witjen's
Avondrust (ni"t heel-en-al echt) de Rouvilles
Nonnetje;. De kameelkop van Mej. Vaillant
heeft geen enkel teeken van persoonlijkheid
noch kracht aan zich.
PLASSCHAERT
TENTOONSTELLING VAN TEEKENINGEN EN
AQUARELLEN DOOR M. A. J. BAUER. Bltffu
ne Zonen.
Notities. Dit woord bepaalt den aard van
de meeste dezer teekeningen. Het zijn dikwijls
niet altijd meer aanleidingen tot aqua
rellen, dan aquarellen. Enkele zijn gedateerd:
1888. De meeste zijn uit lateren tijd. Neemt
men deze pretentielooze bladen voor wat ze
zijn, dan blijkt bijna elk blad een doorslaand
bewijs voor Bauer's ingeboren artisticiteit.
In den beginne vindt ge hem uitvoeriger en in
zijn techniek gecompliceerder. Later plaste hij
misschien wat te veel du haut de sa grandeur.
Maar wat hij deed of doet, nooit werd hij bur
gerlijk, nooit ordinair, nooit lieten smaak of
distinctie hem in den steek.
Hij is een visioenair. Hij hangt niet met
angstvallige blikken aan zijn onderwerp.
Omdat hij er boven staat hanteert hij het met
een hautain gemak. Hij is een trouwe beschrij
ver van het Oosten zonder dat hij er eigen
lijk naar kijkt. Hij kent het. Ge voelt, dat hij
veel weg laat, veel overdrijft. Hij is onnauw
keurig en toch dichter bij de waarheid dan
de nauwkeurigste. Ik geloof niet dat hij
componeert, ondanks het pakkende van zijn
composities. Hij vat niet samen, hij schrijft
op. Hij kan een vrij getrouw topograaf zijn. Zie
zijn gezichten op de Pier. Maar hij heeft een
buitengewoon gevoel voor evenwicht, voor
verhoudingen, voer het essentieele en het
karakteristieke.
Daardoor is hij oeconomisch. Hij geeft
nooit te veel,maar altijd dat waar het op aan
komt. In den beginne was hij graag kleurig
(zie 16: paarden en 29: oliphanten) met veel
charme en cenig vertoon van virtuositeit.
Naarmate hij vordert wordt hij soberder. Maar
in die soberheid blijft hij rijk. Ik wees al eens
op zijn muren. In een grijzen muur zijn alle
nuances van grijs verwerkt. De omtrekken
zijner figuren trekt hij met even gulle ge
makkelijkheid als die van moskeeën en
kantige torens. Kameelen heeft hij met voorliefde
aangekeken. Als een monument beschrijft
hij hun sierlijk silhouet tegen de lucht.
In de dorpelwachters (28) vindt ge veel van
zijn beste kwaliteiten bijeen, grootheid van
visie, breedheid van uitvoering, evenwicht
van bouw, zuiverheid der verhoudingen, sier
lijkheid van teekening, fijnheid van kleur.
VEILING DEK PRENTENVERMMELINU VAN
WIJLEN JIIR. MR. W. H. DE BEAUTORT.
Utrecht.
Van Huffel's antiquariaat verkocht de vorige
week de prentenverzameling van Jhr. Mr.
W. H. de Beaufort, oud Minister van
btiitenlandsche zaken. Geen groote collectie; ook
geen die uitmuntte door keur van eclatante
zake;i er werd b.v. geen enkele ets door
Rembrandt te koop geboden maar toch
eene verzameling waarvan het jammer is
dat zij verspreid raakt en van een soort die
meer en meer verdwijnt. Het historisch belang
had uit den aard der zaak meer de keus be
paald dan de artistieke beteekenis; de mooiste
bladen warci» die waar een kunstenaar een
geschiedkundige gebeurtenis of een historische
persoonlijkheid vereeuwigd had. Onder de
gravures van algemeenen aard vormden
portretten den hoofdschotel. Nanteuil spande
daarbij met fraaie en zeldzame stalen van zijn
kunst de kroon; ook Hodges was goed ver
tegenwoordigd. Portretten van
Oranjevorsten maakten een afzonderlijke rubriek uit;
historie-prenten een andere; Nederlandsche
admiraalsportretten een derde. Onder de
laatste waren er (Tjerk Hiddcs de Vries en Aug.
Stellingwerf), die zelden voorkomen. Van de
teekeningen en aquarellen mochten die van
den nog gaarne gezienen D. Langendijk er
wezen.
H E N N U S
iiiiiiiiHiiimiiiiiiiiiiiiimiiiHiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHtlllllMllilllllllllHlllllllllllliiilllllllllliiiiiM
* iliimitiiiiiiiiiimiiiiiMiiii
ASTSPIEL ALBERT BASSEHMANN. Die
Wildcnle, door HENRIK IBSKN.
Bleek het optreden van Moissi, in zijn
bijzonder genre, een ster-vertooning zonder
meer, niettegenstaande de enkele knappe
tooneelspelers, die in zijn gezelschap reizen,
Albert Bassermann stelt zich met de
weiverzorgde opvoering vnn Ibsen's ,.Wildente" daar
tegenover als een krachtig pleit voor het en
semble" en brengt de extaze weder binnen de
perken van het bezonnen oordeel. Wij zullen
geen deel nemen aan de conversatie van den
dag, welke der drie groote Duitsche tooneel
spelers, die dit fatale oogenblik hebben uit
gekozen om zich in Holland grondig te doen
kennen, de grootste" zou zijn: Wegener,
Moissi of Bassermann; kunst is persoonlijk
heid, en de kok in Hooft's Warenar" heeft
het terecht al opgemerkt: Elk nae zijn
kaletcit, dat tribelt alderbest". Slechts
mogen wij, voor wie de dramatische kunst
niet bij n rol ophoudt, hier
aanteekenen, dat deze voorstelling, met Basserman,
doch niet om der wille vnn Bassermann,
tot dusver het beste staal van vóór den
oorlogsche Duitsche tooneelkunst biedt. Wege
ner, de machtigste, bracht ook het mach
tigst repertoire (Andrejew en Strindberg) doch
zijn omgeving reikte niet tot zijn knieën;
Moissi kwam slechts met n, korte, ver
tooning, waarbij wij aan het begrip regie"
werden herinnerd: Er ist an allem Schuld",
dat, een voldoening in alle opzichten, de
eer ophoudt van dezen sneltocht door Neder
land met brokstukken litteratuur, waaraan
dichterwerk van hoog gehalte, Der Graf von
Charolais" en het aandoenlijk lied von Fraueu
Liebe und Leben: ,,Nju", ten offer vielen.
Bassermann bracht.... niets nieuws. Twee
Ibsens, en een blijspel, waaraan het spel ge
halte geven moest. Een goede twintig jaar
geleden woonden we in dal/elfde Grand
Theatre" in de Amslrlstraal een opvoering hij
van Die Wildente" onder Laufenhnrg,
welke mij - het kenmerk van superieure
tooneelkunst ?-- in al zijn hoedanigheden nog
zóó scherp voor oogen stond, dat ik ze even
uit moest wrijven: het scheen een herleving,
de volkomen bevestiging eener lang omgedra
gen ontroering, en ik kon nauwelijks verwe
zenlijken dat dit toch jongere tooneelspelers
moesten zijn, die liet onrginningswerk der
ouderen hadden overgenomen.
Wie twijfelt aan de waarde van wat ik in
deze kolommen onveranderlijk heb voorge
staan: de bevestiging van het ensemble en
de bestendiging der goede traditie, wie nog
meent dat er voor ons land iets te winnen
valt met het democratisch kunstbeginsel dat,
om elk zijn kansje te geven, het tooneel tot
een blinden wedloop maakt, wie ook maar
eenig begrip heeft van het oneindig geduld,
de jarenlange toewijding, die het vercischt om
een compleet beeld van verdroomd leven op het
tooncel te brengen, zóó dat het den volgenden
morgen al niet vervlogen is, moet tot zijn
leering eens gnan naar deze, volstrekt niet
eclatante opvoering van een oud Ibsen-stuk,
waarin de geest van n man, Otto Brahm,
sterker blijkt dan de tijd, en een strenge school,
die in Duitschland voortreffelijke discipelen
kweekte, het wint op al het expressionistisch
en experimentistisch Kijk-naar-mij !" van
vele hedendaagsche strevers. Het genre van
deze kunst kan buiten beschouwing blijven,
een voorliefde voor Ibsen gevoel ik allerminst,
maar het is de werkwijze, die hier boven de
opgave, boven het toevallig voorhanden
talent, den doorslag geeft. Deze voorstelling
is: een resultaat; niet het werk van n ge
slacht, maar de geleidelijke verkenning van
een moeilijk terrein, een stijging schouder
aan schouder, de benadering van het diepste
dichterwezen, langs de draden van gevoel en
begrip, die vele jaren sponnen. En of men
daarbij nu uitgaat van de werkelijkheid of
van de waarschijnlijkheid, van de natuur, of
van de fantaisie, altijd zal het criterium daar
liggen, waar de/e onderscheidingen ophouden
en de mystieke kracht van het ensemble het
werk vermag op te heffen in het licht, waarin
het vizioen eenmaal den schepper verscheen.
Slaagt men daarin met een werk van Ibsen.
dan is onze eerste gedachte: hoe ver was hij
zijn tijd vooruit, hoe weinig blijkt hij, aldus
verantwoord en belicht, verouderd, al maken
zijn personen zich warm voor theorieën,
waarvan wij het echec alreeds hebben be
leefd, en al gevoelen wij niet veel meer voor
zijn opgelegde symboliek.
Na deze reprise van Die Wildente" kan
ik nief anders /eggen dan dat ik het een
pracht werk blijf vinden, zoowel om de vol
dragen tragiek der idee, als om de alreeds
klassiek geworden figuur van den fotograaf
Hjalmar Ekdal, als om de tot poëzie gestegen
ironie. Wat moet er in Ibsen zijn omgegaan
toen hij zich in de jammerlijke figuur van
Gregers Werle, dien nar der Ideale
Forderung", den dertiende aan tafel... prijs gaf,
deze biirgermanswoonkainer het atelier"
van Hjalmar Ekdal schiep tot permanent
verblijf van den soiivereinen levensleugen. De
mensen in zijn middelmatigheid, die zonder
een restje fedutie in zichzelf, ten gronde
gaat, tot welk een held van zelfbegoochcling
blies hij hem op en hoe herkennen wij in dit
wanproduct der beschaving ons armste ik".
Al de figuranten des levens in dit werk, zijn,
op den rand van het groteske, zóó diep-in
levenswaar, dat het opzettelijke, en op het
moment vaak onzuivere van woord en weer
woord, aan deze waarheid niet schaadt.
Ibsen moet het van zijn hart hebben gescheurd,
dit werk, in scheppingsroes; nuchter.... zou
hij het wellicht nooit hebben gedaan, en het
zal wel deze smartelijke overgave zijn, te
treffender wijl hij zich in anderen arbeid
veelal berekenend toonde, waarvan speciaal
dit stuk na zooveel jaren nog trilt. Deernis,
die over de menschen" heenreikt, met het
Leven, aangewezen op een rommelzolder,
waar een grijze tweede luitenant tusschen de
kippen en konijnen op jacht" gaat, en een
aangeschoten wilde eend zich vergeefs tracht
te verheffen. Zoowel om de geheele visie, als
in menig detail komt Ibsen in dit drama
Strindberg nabij en hij had den moed daarbij
zichzelf te zien met onpartijdige oogen
Strindberg bleef zich altijd stellen in het
middelpunt der klacht als een mislukt
apostel. Daardoor doet ons in deze zijn bit
tere spot zoo licht, zoo mild, zoo.... dichter
lijk aan, omdat wij al het menschelijk verlies
in dit werk, zonder uitzondering, gezamenlijk
dragen, en alleen in de wanhopige poging
nog iets van den verloren schat terug te
winnen zij het betaald met den hoogsten
prijs: het offer der kleine Hedwig?het ideaal
onzer droomen gered voelen.
De regie van Oscar Wagner heeft het, van
humor strotzend," drama alles gegeven
wat het toekomt. Hoe sterk en vol leefde
dit interieur", waarin de
petroleumlatnp geen mindere rol speelt dan de
menschen. Men kan over de opvatting van
enkele rollen van nuance verschillen, in het
geheel te aanvaarden waren ze alle, overtui
gend de meeste. Rondom Basfiennann
-wat tr veel aristocraat, te weinig ook in zijn
kleuren versjofeld grand-seigneür, maar ove
rigens een meesterlijke Hjalmar Ekdal
schaarden zich de andere kunstenaars, elk
zijn kleinere opgave verruimend en uitdie
pend tot het mogelijke. Leefden deze spelers
in Holland, zij waren allen tooneeldirecteuren
geworden, in Duitschland hebben ze als kun
stenaars op het tweede plan -- maar dan ook
als kunstenaars - geholpen het tooneel groot
te maken.
In de schoenen van niemand minder dan
Rose Bertens, die hiervóór twintig jaar de rol
van Gina creëerde, trad thans Else Basser
mann en ik zou zeggen dat zij haar groote
voorgangster nog overtrof. Het figuurtje
van Hans Pagay (?Der alte Ekdal") zooals
hij daar wegdommclde in den leunstoel hoe
heugde het ons trek voor trek als een
schilderijtje van Allebé. Dank aan Arthur
Peisser, dank ook aan de traditie", die al
deze fijne trekjes bewaarde hebben wij hem
niet gemist. Nog nooit heb ik in Duitschland
de prachtige kindcrrol Hedwig" zien be
derven en ook in Marianne Wentzel herleefde
ze weer, met haar vogelhartje en haar bij
ziende oogjes en haar aandoenlijke kinderstem.
Jonge actrices, die zich bij een gezelschap
komen melden, voeren deze Hedwig" in
hun mars, en mij dunkt het zou ook ten on
zent aanbeveling verdienen geen jonge dame
het einddiploma tooneelschool uit te reiken
vóór zij zich, naast waar werd oprechter
trouw," ook deze rol, waarmee zij voor een
directie wat waard is, heeft eigen gemaakt.
Over Gregers Werle (Leo Reuss) zou lang
te praten zijn, en met den vertolker, die de rol
terdege bleek te kennen en stellig wel weet
waarom hij de figuur zoo sterk naar den
pathologischen kant overhaalt, zou ik dat
gaarne doen. Het is best mogelijk dat hij
gelijk heeft, dat een meer argeloos, onbe
vangen idealisme hem voor onzen tijd te
veel 7.0u ridiculizeeren (hetzelfde probleem
doet zich met Pastor Manders" in
,,Gespenster" voor; Brand" daarentegen is
van andere afmetingen en loopt minder ge
vaar.) Bovendien is Gregers Werle een kind
van zijn jong gestorven moeder, van wie
wij in dit stuk een ziekelijk-orthodoxen
indruk krijgen. Daar staat echter tegen
over, dat het nu verwondering wekt hoe
Hjalmer en Gina het met dezen
fanaticus zoo lang kroppen. Doch zoo overwogen
en harmonisch op elkaar afgestemd waren
il e rollen iu deze vertooning, dat ook die ver
wondering weder oploste tegenover de wijze
waarop man en vrouw de een d
clamatoriseh, de andere, opgaande in de materie
heenlecfdun langs de dingen, waarvan de
portee hun ontging.
Baumeislcr Solness.
Deze opvoering was, wat het samenspel
betreft, van veel minder gehalte. Dit werk
leent zich ook niet voor een gastspel in
vreemden schouwburg; het welgeslaagd uiter
lijk leven van Baumcistcr Solness stelt zijn
eisen, en bovendien was een der drie hoofd
rollen Frau Alvinc Solness" slecht bezel.
Zooals deze rol naar den letter en met pijnlijke
nadrukkelijkheid door de vertolkster werd
weergegeven, blijft er van Ibsen niets over
dan: de verouderde auteur, en slaat het
geheel werk uit het evcnwicht.oindat niemand
tegenover dit caricatuur de schuldige
verteedering, welke Halvard Solness nog altijd aan
deze zielige aristocrate, de moeder zijner
gestorven Bubcn" bindt, begrijpen kan,
noch iets gevoelt ook voor haar verlorenheid.
Ibsen moet men corrigeeren, en dit ver
mochten alleen de beide Bassermanns. In
prachtig samenspel speelden zij het vizioen
eruit en overtuigden ons van de onverganke
lijke waarde ook van dezen, vooral door de
jeugd, vaak miskenden Ibsen". Was Solness
de man van vijftig jaar", in wien het leven
begint te wankelen, in onze jonge oogen niet
een oude man", die alleen maar uit
kunstenaars-ijdelheid niet verdroeg dat de jongeren
hem verdrongen uit zijn staat? Begrepen wij
toenmaals iets van das gefahrliche Alter"'.
waarin de bewuste mensch zich klampen
moet aan dien verworven staat, wijl daarin
zijn laatste zelfvertrouwen ankert? Kan de
jeugd van toen en thans dit drama van
Ibsen par droit de naissance" eigenlijk ooit
benaderen? Een onuitstaanbare indringster
vond ik in mijn tijd Hilde Wangel". la
garconne van vóór vijfentwintig jaar. En hoe
na is haar frissche, doodelijk-getrouwe
meisjesziel ons sindsdien aan liet hart gegroeid !
Deze jeugd" te spelen is voor een
tooneelspeelster boven de jaren een waagstuk. Else
Bassermann volbracht het, zonder dat zij zich
naar het uiterlijk behoefde te forceeren. Zij
heeft den vochtig-warmen blik, den gretigen,
gevoeligen mond, het kloppend hart.
Bassermann is een erkend meester, zijn
Baumeistcr Solness", een eenzaam man in
zijn vertwijfeling, zijn diejisten nood, stijgt,
zonder moeite schijnbaar, zonder eenig effect
bejag tot daar, waar niets menschelijks ons
meer vreemd is. Doch hoe zelden komt het
voor, dat zulk een sterk speler een
tegensjK-i'lstcr vindt, en dit in zijn eigen vrouw,die
hem als het ware nog releveert, het samen
spel op de/e hoogte tot een ondeelbare
ontroering maakt.
T o i' N \ i-: F ir