Historisch Archief 1877-1940
N°. 8419
Zaterdag 8 Boyember
A°. 19S3
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren» H. BRUGMAN S, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie s C. P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Iprifa n^r laar&nna f 111
- bij vooruitbetaling.
Per No. f 0.25. J |_
Redactie en
Administratie:
Keizersgracht 333,
Amsterdam
LAdvertentiën
f 0.75
per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: 1. Door eigen wapen verwond,
door Prof. Dr. G. W. Kernkamp
Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Bijvanck
Internationale Puzzle, door Brandaris 2.
Fries en Gronings, do or H. Spitzen
BerlijnDresden, teekeningdoor Jordaan?Het O.L.
Vrouwe Gasthuis, door L. A. P. van den
Broeke 3. De Tanger-kwestie door
Maurjce Gerzon Fantastische Gestalten, door
Top Naeff 5. Voor Vrouwen (redactie
Elis. M. Rogge): Maria Montessori in Neder
land, door I. Prins?Willekes Macdonald
Bijkomstigheden, door Annie Salomons
Uit de natuur: Herfstgetij, door Dr. Jac.
P. Thijsse 6. Tunis, door en met
teekeningen van Is. van Mens Boekbespreking,
door Prof. Dr. J. Prinsen J.L.zn. 7.
Financiën en Economie, door Paul Sabel
Dierstudie, teekening door H. Verstijnen
8. Muziek in de hoofdstad, door Constant
van Wessem, met teekeningen door V. E.
van Uytvanck Allerzielen, teekeningdoor
George van Raemdonck Dramatische
Kroniek, door Top Naeff, met teekeningen
door B. van Vlijmen 9. Ruize-Rijm, door
Charivarius, met teekeningen door J. W.
Bloem Charivaria, door Charivarius
Nieuwe Engelsche boeken, door W. van
Doorn De verwerping der vlootwet,
teekening door Joh. Braakensiek 10.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff Re
flexen, door Zig-zag Uit het Kladschrift
van Jantje Feuilleton: De Weduwe,
door G. A. v. Bovene Buitenl. humor,door
Charivarius Omslag: Datnrubriek, red. K.C.
de Jonge.
Bijvoegsel: De val van het kabinet, door
Joh. Braakensiek.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIII
DOOR EIGEN WAPEN
VERWOND
Een dubbeltje op zijn kant is het
geweest. Maar liet viel anders om dan
wij en niet alleen wij, maar bijna
iedereen, die niet in de geheimen van
de beraadslagingen der Katholieke
Kamerfractie ingewijd was gedacht
hadden. Zelfs een oude parlementaire
rot als de heer Marchant gaf, een dag
vóór de verwerping, in zijne Kamer
rede te kennen, dat de Vlootwet wel
zou worden aangenomen.
De Katholieke Kamerleden, die er
tegen stemden, hebben getoond meer
ruggegraat te hebben dan van hen ver
wacht werd. Tot die veronderstelling
hebben zij aanleiding gegeven door de
gedweeheid, waarmee zij zoo dikwijls
zich hebben gevoegd naar de wenschen
van het coalitie-Kabinet. Nog op 20
September 1.1. stemde de rechterzijde
unaniem tegen uitstel van de behande
ling der Vlootwet, ondanks de klem
mende redenen klemmend ook voor
hen, die de wet in veilige haven wilden
brengen waarmede een uitstel slechts
van eenige weken werd bepleit.
Het was dus geen wonder, dat men
ook ditmaal niet durfde rekenen op het
zelfstandighcidsgevoel van die Katho
lieke Kamerleden, die gewichtige be
zwaren tegen de Vlootwet hadden. Maar
er is alle reden, zich erover te verheugen,
dat zij die minder vleiende verwachting
hebben beschaamd. Wanneer men zich
goed indenkt in de positie, waarin zij
verkeerden, moet men bewondering
gevoelen voor hun moed van over
tuiging. Want de verleiding om vóór
te stemmen is wel heel groot geweest
voor hen.
Minister Ruys heeft in de vergadering
van verleden week Vrijdag nadat
de heer Ketelaar door het stellen van
zijne vragen hem het mes op de keel
had gezet aan de Kamer verteld
wat er waar was van het bericht van
Het Vaderland over de door hem aan
de Katholieke pers verstrekte
mededeeling.
In hoofdzaak bleek dit bericht juist
te zijn: hij had laten weten, dat het
geheele Kabinet zou aftreden, wanneer
de Vlootwet werd verworpen door een
meerderheid, bestaande uit links en
eenigen van rechts, en dat daarna de
mogelijkheid om een nieuw Kabinet
te vormen, berustende op de drie
rechtsche partijen, als uitgesloten moest
worden beschouwd.
Onjuist was alleen liet bericht, dat
de christelijk-historische en de
antirevolutionaire Kamerfractie, of wel het
bestuur van deze partijen, hem zou
hebben meegedeeld, dat, hij verwerping
der Vlootwet door de zooeven genoem
de meerderheid, van hunne zijde geen
geneigdheid zou bestaan, mede te wer
ken tot bestendiging der coalitie. Wat
hij, minister Ruys, als zijne meening
daaromtrent had geuit, berustte niet
op een verklaring van de leiders der
beide genoemde partijen, maar ,,op
andere gegevens". Welke? daarover
liet hij zich niet verder uit.
De Minister stelde bij deze gelegen
heid zijne relaties met de Katholieke
pers in een heel onschuldig licht. Dik
wijls waren hem, uit verschillende
deelen van het land, door die pers vragen
gesteld; als deze hetzelfde onderwerp
betroffen en dus met n antwoord kon
worden volstaan, had hij gebruik ge
maakt van de diensten der organisatie
van Katholieke journalisten om het
door hem gegeven antwoord aan de
Katholieke pers te distribueeren. Zoo
was het ook thans gegaan.
Over het contact tusschen minister
Ruys en de pers van zijn partij heeft
intusschen ook een medewerker van
Roomsche zijde" der N. Rott. Cour. een
en ander medegedeeld. Iemand, die
klaarblijkelijk met de Roomsche pers
goed bekend is. Hij noemt met name de
journalisten, die zich met de zorg voor
de distributie" belastten; hij vertelt
ook, in welken vorm de mededcelingen
werden verstrekt; niet in dezen ,,ik
heb van den minister-president
mededeeling ontvangen dat" enz., maar in
den volgenden: ik verneem van de aan
U bekende zijde" enz.
Waartoe, zoo vraagt hij, die geheim
zinnigheid, als er alleen inlichtingen
werden verstrekt in antwoord op een
gedaan verzoek? En hij betoogt dan,
dat die inlichtingen" eigenlijk niets
anders waren dan instructies aan de
Roomsche pers, welke gedwee werden
opgevolgd.
Zoo bij de kwestie van de opheffing
van het processieverbod. Daarbij luidde
de instructie: zoo weinig mogelijk er
over schrijven, om de Protestantsche
gevoeligheid te ontzien.
Niet anders ging het, toen de kwestie
van het gezantschap bij het Vaticaan
aan de orde kwam. Ook toen werd het
parool uitgegeven: houd je gedekt;
trek geen Roomsche registers uit; be
pleit het herstel van dat gezantschap
niet als een Roomsche aangelegenheid;
er zal in de Kamer wel een meerderheid
voor gevonden worden, wanneer het
alleen om redenen van algemeen lands
belang wordt aanbevolen. Deze be
rekening is juist gebleken. Minister van
Karnebeek verdedigde zijn voorstel
welk een gelukkig samentreffen !
juist met die argumenten, die door
minister Ruys als de geschikste werden
beschouwd om het door de Kamer te
doen aannemen: 's lands belang eischte
dat wij een vertegenwoordiger hadden
bij zulk een belangrijk centrum van
diplomatiek verkeer en internationale
informatie, als het Vaticaan in toe
nemende mate was !
Ook bij de Vlootwet heeft het niet
ontbroken aan pogingen om invloed uit
te oefenen op de houding der Roomsche
pers. Niet van den beginne at'; maar
toen het spaak dreigde te loopen, toen
de oppositie tegen de wet ook in Katho
lieke kringen bijval bleek te vinden, toen
de aanneming ervan twijfelachtig werd.
Sommige bladen hebben toen den wenk
gekregen en ook opgevolgd om
geen stukken tegen de- wet meer op te
nemen. Ten slotte kwam het dreige
ment, dat den doorslag moest geven:
met de coalitie is het uit, wanneer de
wet mede door toedoen van Roomsche
Kamerleden wordt verworpen.
Het wapen, waarnaar minister Ruys
greep, heeft zich tegen hem zelf ge
keerd. Met de bijl, die de oppositie tegen
de Vlootwet moest vellen, heeft hij zich
zelf verwond. Een aantal Katholieke
Kamerleden juist genoeg, om de wet
te doen verwerpen bleek er den brui
van te geven, zich langer te laten
ringelooren. In plaats van hen murw te
maken, heeft het dreigement hen ver
hard.
Zonder tweestrijd zal dit niet zijn
gebeurd. Tweestrijd tusschen liet be
lang hunner partij en wat zij voor het
belang van het land hielden; tusschen
de neiging die men bij hen sterker
mag veronderstellen dan bij de leden
van andere Kamerfracties om de
eenheid der partij niet te verbreken, en
aan den anderen kant de begeerte om
uiting te geven aan eigen overtuiging,
waarvan zij bovendien wisten dat die
door een groot aantal Katholieken werd
gedeeld; tusschen de zucht om de coali
tie in stand te houden en daardoor te
blijven genieten van alle voordeelen, die
aan het bezit der macht verbonden zijn,
en den plicht om bij het uitbrengen
zijner stem met dergelijke overwegingen
geen rekening te houden.
Of dan nu, met het '-'otum over de
Vlootwet, tegelijk de doodsklok is ge
luid over de coalitie9
Wij zouden het nop niet durven ver
zekeren.
Zoo ooit, dan bestaat thans zeker de
mogelijkheid, om tot een andere
partijcombinatie te geraken dan die, welke
tot nog toe heeft gegolden, en daardoor
tevens den weg te bereiden voor een
andere partij-formatie.
Maar op stel en sprong gebeurt zoo
iets niet. Het is een proces, dat lang
zaam moet doorwerken. Men kan alleen
hopen, dat de verwerping van de Vloot
wet het zal bevorderen.
Veel zal daarbij afhangen van de op
lossing, die aan de kabinets-crisis wordt
gegeven. Indien er nadat andere op
lossingen zijn beproefd en mislukt
wederom, in strijd met de prognose van
minister Ruys, een kabinet uit de par
tijen van rechts zou worden gevormd,
omdat ten slotte rechts nog altijd over
60 stemmen in de Kamer beschikt en
links slechts over 40, zullen wij ons over
de herleving van de reeds dood gewaan
de coalitie niet verwonderen.
Maar Ie contraire est probable
aussi. Bij de tegenwoordige politieke
constellatie is er niet n bepaalde weg,
die moet worden ingeslagen om tot
de vorming van een nieuw kabinet te
geraken. Nu het uitgesloten is, dat er
een ministerie optreedt, waarin ae ver
schillende partijen of partijdeelen zijn
vertegenwoordigd, die de Vlootwet ten
val brachten, en er bij de partijen van
rechts weinig lust schijnt te bestaan om
het heft der regeering in handen te
houden, zal er misschien een ministerie
moeten worden samengesteld, dat uit
mannen van rechts n links bestaat,
die in het politieke leven van de laatste
jaren niet op den voorgrond truien, en
die tezamen de taak zullen moeten on
dernemen om het evenwicht tusschen
de staatsinkomsten en -uitgaven te
herstellen.
Reeds ter wille van die taak zelf, die
immers volvoerd moet worden, zou men
een ministerie wenschen te zien optre
den, dat boven de partijen staat.
En er zou nog meer reden zijn, zulk
een ministerie met vreugde te begroe
ten, wanneer de stilstand in den politie
ke n strijd, die dan zal moeten intreden,
bevorderlijk mocht blijken voor het
ontkiemen van een betere partij-combi
natie en partij-formatie.
K E K N K A M P
DE INTERNATIONALE PUZZLE
Begin November 1923
Engeland zendt een trotsch en machtig
vlooteskader uit, teneinde een reis om de
wereld te maken. Een veertigtal havens zal
worden bezocht.
Met voldaanheid doet de Admiraliteit bij
't bekend maken van dit plan uitkomen,
dat twee derde van die havens deel uit
maken van het Britsche Rijk. Voor 't overige
zijn de uitverkoren aanlegplaatsen
meerendeels Amerikaansch.
Vanwaar, hoort men vragen, thans dit
groutsche plan, een zegepraaltocht van
tien maanden over de wereldzee?
Het antwoord is niet zeer moeilijk te geven,
Het is een antwoord dat ook een beetje mee
spreekt in de vlootvraag, die in onze
binnenlandsche politiek de golven zoo hoog heeft
doen opslaan en aan het geheele kabinet ,,de
voeten gewasschen". Onze ,,puzzle"-rubriek
is niet voor de bespreking van binnenlandsche
staatkunde, en wij hebben vermeden ten aan
zien van het vlootplan positie te nemen, hoe
wel het voor het grootste deel van
buitenlandsche staatkundige gezichtspunten af
hankelijk was, althans behoorde te zijn.
Nu evenwel het geding volstreden is, en de
kwestie geen kwestie meer, past zij in het
kader der beschouwingen van de algemeene
internationale staatkunde.
Het Britsche Rijk maakt op het oogenblik
een sterke innerlijke beweging door. Wij doe
len ditmaal niet direct op de ingrijpende,
economische moeilijkheden waarvoor het
zich gesteld ziet, met name: de werkeloosheid.
Wij doelen op den samenhang tusschen de
verschillende deelen van het wereldrijk.
Behalve in Britsen Indië, waar de moeilijk
heden steeds een koortsachtig karakter be
houden, is de stemming tegenover het moeder
land nergens vijandig. Integendeel. Maar wel
is zij aan alle kanten sterk zelfstandig en
zelfbewust. De Londensche ministerie's heb
ben dagwerk met het plooien van de
verhoudingen tegenover de koloniale gemeenebesten ;
en de zwarigheden van dit dagwerk zouden
onoverkomelijk zijn, indien de Britsche geest
niet zoo ronduit onlogisch kon zijn en meester
schap bezat in het geven en nemen. De koloniale
gemeenebesten »ijn uit den oorlug als bijkans
zelfstandige staatsgebieden voortgekomen. Zij
voeren zelfs op eigen schaal onderhandelingen
en willen tractatien sluiten, eigen inzichten
volgen op het wereldtooneel. Alleen op grond
van een innig en gezond gevoel van gemeen
schappelijk belang wordt de eensgezindheid
bewaard. Ziet nu weer de ministers van Canada,
Australië, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland en
Indiëin Downingstreet bijeen, en de
regeeringsinannente Londen zijn zoo goed niet, of zij
moeten aan de heeren uit Quebec en Sydney
en Kaapstad en waar vandaan, rekenschap
afleggen, en hun kritiek aanhooren. Dublin
spreekt ook reeds mee.
Ongelukkig is deze ontwikkeling van het
Britsche Rijk niet. Ue dwaze voorspellingen
over een naderend uiteenvallen, zijn op niets
gebaseerd. En dit wisselleven met de inwoners
uit de nieuwe werelden, brengt in den geest
van het Britsche rijk een frischheid en veel
zijdigheid, die men op de continenten van
Europa of Aziëin deze dagen te vergeefs
zoekt.
mi > imiiiiiiiiiiiiiii
IIIMMIIIIIMMMII
IIIMMlmiUIMMIMMMMMIIIIIIMMMIIIMMIII
GEHEIMEN VAN AZI
Met de wereldmysteries is het gedaan,
zegt de schrijver van De laatste geheime
nissen in een zucht van heimwee naar het
onbekende en naar de belofte van wonderen
die op onzen aardbol hebben plaats gemaakt
voor een opsomming van feiten en voor
preciese berekeningen.
Wat grooter aantrekkingskracht kon er
bestaan voor den lust naar avonturen dan
de blancopiekken op oude kaarten die zich
alleen signaleerden door de benaming van:
het land van draken ! Ach, de draken zijn lang
heengegaan en met hen de heldenmoed die
er op uitging door het blanke zwaard de
monsters te bestrijden. Nu, wij kunnen met
een bevredigd hart hen missen, er zijn ver
schrikkingen genoeg overgebleven om onze
krachten op te beproeven.
Ook gaat de verzuchting van onzen auteur
niet die richting uit; de romantiek is uit
de mode, nu de laatste romanheld het zoo
droevig heeft afgelegd; het hindert hem
alleen dat door de ontdekkingen en ont
hullingen van de laatste jaren de prikkel
tot onderzoek is verdwenen en er bijna
niets is overgebleven om de verbeelding te
spannen. Hebben dan de Noord-Pool en de
Zuid-Pool, de groote desiderata der 19e eeuw,
ons nog veel te vertellen? Zijn er niet telkens
expedities naar de hoogste bekende bergen
uitgerust? Zijn de zoo zorgvuldig voor
vreemden verborgen gehouden plechtigheden
van Muzelmannen en Tibetanen bestand
gebleven voor den drang naar kennis die
geen moeite en geen gevaren ontzag?
Het wonder verlaat op die wijs onzen ge
zichtskring, wordt er geklaagd.
Ik kan het met de gevolgtrekkingen die
men wel zou willen maken niet eens zijn. Ja,
het laat zich begrijpen dat de ambitie om
de eerste te zijn een groote drijfkracht bezit,
maar men neemt voor anderen niet iets weg
wanneer men een baan breekt, en het wonder
om ook op het wonder te komen is
niet iets zoo materieels dat men het met een
enkelen slag opruimt. Het moet in ons zelf
zitten; zoo lang men leeft, moet men zich
verwonderen, moet men vragen, moet men
zich laten verrassen, moet men oplossingen
zoeken en ze weer verwerpen.... Men moet
zorgen dat de wereld nieuw voor ons blijft.
In dien zin spreek ik hier ook van de
geheimen van Azië. Het is een vervolg op
een reeds door mij hier behandeld onderwerp,
maar om zoo te zeggen een vervolg a batons
rompus. Er gaat geen brug van het een naar
het ander. Daar werden wij uit de Siberische
wereld op eenmaal verplaatst naar de Boed
dhistische lama-kloosters, hier gaan wij
geleidelijk, van het Zuiden uit, van
VoorIndiënaar het Lamaisme.
Onze gids is de Earl of Ronaldshay die
in Noord-Indiëbelangrijke betrekkingen heeft
bekleed en in de landen aan de Noordgrens
Sikhim, Tibet, Bhoetan allerlei
aanknoopingspunten bezit. Hij heeft gevoel voor het
Boeddhisme in zijn verschillende vormen, en,
ja hij is dilettant, maar ik mag dilettanten,
zij hebben zelf pleizier in wat zij vertellen en
van zulke leert men het gemakkelijkst, wan
neer men zelf niet op de hoogte is.
Dat de Earl op goeden voet staat met de
Lama's, blijkt uit het volgende:
Onder verwaarloosde puinhoopen in het
presidentschap Madras vond men een paar
kistjes met belangrijken inhoud. Het waren
kristallen fleschjes die blijkens hun authen
tieke inscripties relieken bevatten van den
Boeddha. Zij moesten ten minste meer dan
twintig eeuwen op hun plaats hebben gelegen
en een gedeelte hebben bewaard van de asch
van den heiligen man.
Men weet dat na zijn dood en zijn lijkver
branding de asch van den Boeddha onder
acht koningen is verdeeld, hier had men een
gedeelte van de overblijfselen. Zij berustten
een tijd onder de archaeologische commissie
waaraan het onderzoek der ruïnes was toe
vertrouwd en werden daarna bewaard in het
museum van Madras, totdat het der regee
ring beter dacht hen in handen te stellen van
een Boeddhistische gemeente die er een waar
dige plaats voor had aan te wijzen.
Toen in Calcutta een tempel was verrezen
als mausoleum voor den heiligen schat, werd
Lord Ronaldshoy belast met de overdracht.
Zij had plaats op 20 November 1020.
Het was een groote dag voor de geloovigen;
van al!e kanten waren afgevaardigden
samengestroomd. Zij vormden een schilderachtige!! op
tocht van een halven mijl lang. Voorop gin
gen drie volgers van den Boeddha in zuiver
blanke pijen met koperen vaatwerk op hun
schouders, waarin het heilige angeswater
werd gedragen.
In gele gewaden schreden plechtig de
monniken van Ceylon en door alle schakee
ringen van kleuren en hoofdtooisels heen
stapte de processie voort, onder de gewijde
tonen van cymbalen en trompetten,met haar
afgezanten, zoowel van de uiterste hoeken
der Himalaya's als van Siam, China en Japan.
Het meest trokken de aandacht: een
Singaleesch hoofd, wiens stamboom opging tot
den tijd van koning Asoka en een dame geheel
in 't wit en blootsvoets met imposante hou
ding als van een geestelijke heerscheres,
Mrs. Annie Besant, vertegenwoordigster van
de Theosophische kerk.
Bij de wijding van den tempel naar
oudBoed'dhistischen ritus was het weder Lord
Ronaldshay, die de hoofdrol vervulde. Gou
verneur van Bengalen, representeerde hij
den koning van het land en als zoodanig
trad hij eerst den tempel binnen, na
hem ontsloten te hebben. Slechts een kJein
getal priesters in hun gele gewaden was daar
om hem in de formule van twee duizend jaar
geleden te zegenen. Eerst daarna was de
toegang vrij voor de deelnemers aan het klip en klaar een aaneengesloten keten van
feest. blinkende sneeuwbergen."
Wij nemen, op den tocht naar de
Himalayastreken in het gevolg van Lord Ronaldshay,
ons punt van uitgang in Darjeeling, waarheen
in den schroeienden zomertijd der
Bengaalsche vlakte de menschen vluchten om iets
te kunnen genieten dat op Alpenlucht gelijkt.
Het gebergte rijst daar met uiterste steilte
uit de diepte en vormt een dam, die iieheel
afsluit van de laag gelegen landen. Sikhim
is een reeks van bergen en valleien, zij liggen
als in een amphitheater van de hoogste ber
gen der aarde.
De vocht uit de vlakte opstijgend geeft
het aan/ijn aan een onvergelijkelijken planten
groei van rhododendrons en magnolia»,
maar zij vult ook de lucht met nevels, die
alle uitzicht benemen. Men kan dagen lang
in het gebergte trekken zonder iets van het
panorama in zijn geheel te zien.
,,Maar" laat mij hier den gelukkigen
reiziger op den voet volgen ,,ik herinner
mij een nooit te vergeten gelegenheid toen
het gordijn was weggetrokken en de wijde
boog van de Himalaya zich in zijn wondere
schoonheid vertoonde. Den vorigen dag was
de mist bijzonder dik geweest, maar tegen
den avond klaarde zij op en naar het
ZuidOosten toe konden wij over een onmeelbaren
afgrond heen, de lichtjes van Darjeeling als
stippen zien schijnen. De lucht was koud
en het leek niet onmogelijk dat een ochtend
zonder wolken zou dagen. Inderdaad de ver
wachting werd verwezenlijkt.
Van'ons uitzicht op den top der bergreeks
konden wij Zuidwaarts de lage vlakten van
Bengalen met het oog vatten, en naar
alleandere hemelsrichtingen was het een
nimmereindende knoopverwarring van bergen op
tot de hoogten der eeuwige sneeuw.
De vlakte scheen te slapen onder eeu
deken van wolkgolven, en tegen de hoogten
aan luierden hier en daar op den grond der
valleien nog stukken wolknevel, maar boven
die lagen van nevel en bergruggen rees tegen
een blauwen hemel in grootsche verhevenheid
Er kunnen geloof ik, niet veel plekken
op aarde zijn, waar men kan zeggen dat men
op n en hetzelfde oogenblik drie van de
vier grootste bergen der wereld voor oogcn
heeft: Hier in Phalut is dit het geval. Aan den
Westkant steekt Mount Everest op; terwijl
niet zoo ver daarvandaan en behoorend tot
dezeltf e groep de berg Makaloe zich verheft.
In het midden van het tafereel en dichter
in onze buurt streeft het vervaarlijke massief
van de Kmehenjoenga omhoog.... Cijfers
zeggen ons niet veel, maar zij zijn toch
nog het eenige middel om een idee te geven
van de grootschheid van het schouwspel.
Daarom zij er aan nerinnerd, dat de hoogte
van de drie pieken tusschen de 28- en 29000
voeten gaat.
Maar men moet zich haasten het visioen
in zich op te nemen, want men heeft het niet
in zijn glorie genoten of de natuur is al bezig
het gordijn weder toe te schuiven. Viezig
woeien warlende stroomen van mist dwars
over de reine lucht en om negen uur waren
bergen en dalen totaal uitgevlakt."
Zoo hebben wij de tooneeldécors die voor
inleiding moeten strekken in al hun pracht
opgesteld, reeds hooren v/ij tonen van de
muziek waarmee de Sikhimers de aankomst
van hun gast, den Earl of Ronaldshay, begroe
ten. Het'is voornamelijk trommeltnuziek; het
instrument wordt door den eene op zijn rug
gedragen, terwijl de ander er lustig op los
slaat. Daartusschen zoeken grillige
horengeluiden hun plaats en dreunt een basgeluid
als van een doedelzak, die buiten adem is.
Dat alles windt zich in een processie over de
smalle bergpaadjes die de steile natuur alleen
veroorlooft....
Daar gaan wij de vrome geheimen van het
goedige volk observeeren; maar het groote
geheim bewaren wij voor het laatst.
W. G. C. B i! v \ N c K