Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND
3 No/. '23. - No. 2419
11
ONS BIERTJE
Moet ons biertje duurder worden,
Raakt de bruine slok gedaan
Komt het potje licht of donker,
Op te hoogen prijs te staan?
Onze halve-liters-drinkers,
Moeten aan het tumbler-glas,
En ze brengen het niet verder
Dan een tiende van hun plas.
Weg de witrbeschimde snorren
En het nattig knippend oog,
Door die grimmige belasting
Legt men vele magen droog.
Rammenas is niet meer noodig,
Zacht gezouten, dun van plak,
Dorst wordt duur voor ouwe proevers
Met maar matig geld op zak.
Ook de lieve zonnewarmte,
Die zoo grootsloks slurpen liet,
Wordt gevreesd en norsch gemeden,
Want te lesschen is er niet.
Ziet die nuttelooze buiken,
Zoo bierhoudend rond-gebouwd....
't Is er hol en leeg van binnen
Nu de brouwer duurder brouwt,
En het zal nog zoover komen,
Als de biergolf is gedaan,
Dat ze maar 'n biertje huren
En dan ruiken ze er aan.
J. H. S p E E N H o F F
lllllimimiiilllllllllllllliiiiiiiiiiilillllllliiiiiiiiimm. lllllillliiiiiiu
REFLEXEN
Journalistiek.
Er zijn onlangs twaalf of veertien dagbladen
verkocht in Londen, zeide mij een collega, die
er zich over opwond. Ik vond het niet veel,
maar zijn verontwaardiging werd
omschrijvender en zoo bleek mij dat hij niet den lossen
verkoop bedoelde, maar dat twaalf dagbladen
als onderneming, met inboedel en geestelijke
have, van den eenen eigenaar naar een ander
waren overgegaan. Dit is een heel ding en de
nieuwe eigenaar mag ze wel goed natellen.
Maar mijn collega sprak over de geestelijke
waarden die in het gedrang komen bij zoo'n
verkoop. Dit is óók een heel ding, maar bij de
inventarisatie speelt het geen rol. Vóór
Colonel Repington, de fameuze militaire
medewerker van The Times, zijn dagblad
carrière begon, had hij met eenige
militairontevredenen net plan opgevat een periodiek
> 'iiiiiimiiiiiiii
Rookt TABA SIGAREN
't nieuwste 't fijnste
uit te geven en alles was voor elkaar de
rollen waren verdeeld het enthousiasme
was aanwezig en het geheele plan stuitte
af op de onmogelijkheid met enthousiasme
een pers te koopen. Aan zulke narigheden
hebben de Nederlandsche journalisten ook
een paar onaangename herinneringen, van den
laatsten tijd nog wel. Nu is er een commissie
benoemd die de medezeggingsschap van jour
nalisten bij zoodanigen dagbladverkoop wil
regelen, wat getuigt van een ideale opvatting,
maar van weinig practischen zin. Lees inplaats
van krant worst; het zal u dan duidelijk
worden dat de slager bepaalt welke de inhoud
zal zijn die de worst vult niet de knecht.
Het ideaal van den slager is de door hem ver
vaardigde worst vrij te houden van zulke
penetrante smaakjes die slechts enkelen be
koren zijn worst moet behagen aan vele
lieden en hij kent hunne behoeften. Het dag
blad stelt prijs op vele abonné's, die vele
smaken hebben. De een bemint voetbal en
een ander aanbidt de kunst -~ eenderde
wordt gaarne getroffen door die kleine be
richtjes onder buitenland, waarin wordt mede
gedeeld dat een Engelsche vrouw die voor de
derde maal gehuwd is, door het tekeer gaan
van haar kanarie attent gemaakt werd op een
voorbijganger, die haar eerste man geweest
was en dat zij, zoozeer getroffen door het
curieuze van de overweging: dat weliswaar
haar eerste man een voorbijganger, maar
daarom niet iedere voorbijganger haar eerste
man kon zijn, het vervolgens bestierf, daar
door aan den geestigen Londenschen rechter
Darling de gelegenheid ontnemend tot een
gewagmakend Salomo's oordeel. Zóó gaat het.
Vraag aan n journalist wat het belang
rijkste is in de krant en hij zal u antwoorden
dat het werk zijner collega's op n na het
belangrijkste is . Liet men hen gaan de
worst zou te kruidig of te flauw worden en de
winkel zou verloopen. Aanschouw het mysterie
van de drukpers. ledere seconde vliegt er een
krant van de pers, die precies gelijk is aan
haar voorgangster en aan de opvolgster - zegt
u dit niets? Voor dien eenen stuiver wenscht
zoowel de ambtenaar ter griffie als de
rateljongen der gemeentevuilniskar - de tweede
hoornist aan het concertgebouw en onze
ambassadeur in Tokio een oogenblik geïnte
resseerd te worden, liefst _ geamuseerd. En
om nu aan die verlangens en begeerten van
zoovelen a raison van n stuiver te kunnen
voldoen, studeert de krantenmanager zijn
leven lang gezichten, begeerten, belangen,
vriendschappen en vijandigheden - ?- en ver
dient geld, wanneer hij dit goed doet. Idealen
zijn hem waarde, wanneer zij waarde hebben
anders niet. En omdat hij een handelsman
is verkoopt hij, wanneer hem dit gunstig
lijkt, zijn onderneming.
Bij dit verkoopen te willen meepraten is
onzakelijk. Ik refereer mij aan de worst. Wat
er dan voor ons overblijft? De eer! Die de
kranteneigenaars ons dan ook geheel overlaten.
Wij krijgen handen van ministerpresidenten
en knikjes van burgemeesters. En werd niet
kort geleden nog mijn vriend Saloysius
Bottenhome tot officier in iets benoemd, hij,
die tot dusverre nog slechts als eenig eerbewijs
de vriendschap van een groot man zichtbaar
genoot? Daarin moeten wij het zoeken: in de
DEN HAAtt
Lunchroom de Bijenkorf", Wagenstraat 45
Bekende keuken, geopend tot 12 uur 's avonds
Grootste inrichting ter plaatse
onstoffelijke 'erkentenis onzer verdiensten.
Licht komt er dan nog wel eens een moment
dat er van onze geestelijke waarde gesproken
wordt op gezaghebbende wijze. Maar sedert
zoovele handen den worstmolen hanteeren,
kon dat tijdstip wel eens verschoven worden,
nademaal er meer worst verkocht wordt
eenheidsworst dan, die den smaak neutrali
seert en in geen huisgezin mag ontbreken.
Z i o-Z A o.
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
IIIIHIIIII IIIHIIII
INDISCHE GLIMWORMPJES
(Geïmporteerd door H. VEERSEMA)
Vracht a u t o ' s
Soms, in 'n slapeloozen nacht, treft een
ver verwijderd, zeer langzaam naderend ge
stamp en gebonk mijn ooren. Af en toe hoor
ik het niet meer; dan klinkt het weer een beetje
sneller en duidelijker; soms ook slaat het in een
ratel over. Dat geluid is afkomstig van een
vrachtauto, die panne gehad heeft en nu moei
zaam naar boven aan het klimmen is.
Indiëis een land met onbegrensde toekomst
voor vrachtauto's, want de inlandsche
chauffeur kan er twee per jaar aan. Hij zou
Indie ook een onbegrensd afzetgebied voor
toerauto's maken, wanneer zijn meester hem
met die vehikels slechts meer de vrije hand
liet. Maar welke vrachtwageneigenaar gaat
er den heelendagop zitten? Hij is wel genood
zaakt er Kromo alleen mee uit te zenden.
En Kromo laat er zich alleen mee uitzenden !
Het instrument, dat hij zonder eenige fout
weet te hanteeren, is de sirene. Maar dat is
ook liet eenige. Naar al de andere knoppen en
hefboomeii en kranen raadt hij maar. Van
koppeling, overbrenging, ontsteking, versnel
ling weet hij niets af. Hoogstens kent hij den
woordklank. Door een goedgunstig toeval,
voor een deel nok daaraan te danken, dat hij
de eerste handgrepen wel nauwkeurig heeft
afgezien, krijgt hij zijn wagen vrij spoedig op
gang. Doch van dat oogenblik af begaat hij
iedere seconde de grootste technische blun
ders, waarmee hij zijn wagen ruïneert. Zooals
men vroeger de weglengte hier bij palen telde,
zoo kan men dat thans bij kapotte vracht
auto's doen.
LM i wat de ongelukken nog ernstiger doet
schijnen is Kromo's gastvrijheid ten opzichte
van zijn rasgenooten. Want geen inlander op
den weg behoeft zijn weg loopend te vervol
gen. Alles mag mee. En het is een van de schil
derachtigste gezichten, die de moderne tijd
hier heeft weten te verschaffen : een hoog met
inlanders in hun kleurige gewaden opgetaste
vrachtauto, die wezenlijk rijdt. Maar wanneer
hij het dan ten slofte vertikt en in panne op
den weg blijft stilstaan, dan is daar ook meteen
een volksoploop van snaterende, gebarende,
lachende inlanders.
iiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiciiiiiiii imiiiiiimmiiimimiiiMiiiiiiii
(Punch)
De Horlogemaker: Qossiemijne,
jongen, me horloge Jstaat stil. Ga 's gauw
kijken op de torenklok, hoe laat 't is."
llllllllllllMIIIMIIIIIMIItllllllltMIIIIIIIIIIIIIIIIlIIMIIIIItllllllllltllllllMttlllll
Feuilletonprijsvraag
DERDE PRIJS
( PüSSi
De boer: Kom hier, dan z
koe leeren melken".
De jongen (uit de stad):
nog nooit gedaan, baas. Za'
liever niet op 't kalf leeren?"
il* Shtnr)
il ik je de
Ik heb 't
'k 't maar
(Limilim Opininn)
Hooge of Inge hakken ?
Een oplossing van het vraagstuk.
DE WEDUWE
DOOR O. A. VAN BOVENE.
Er is een kleine overeenkomst tusschen
het oogenblik, waarop wij pas de wereld aan
schouwen en dat, waarop wij de eerste schre
den in Indiëzetten. Op beide oogenblikken
zijn wij onder een hoedje te vangen. Wij zien
moedeloos rond en vinden dat de koelis van
Priok zoo geestig gekleed gaan, wij schrik
ken van den roet-stuivenden locaaltrein, die
ons naar Batavia voert en lachen allen even
verheugd, wanneer wij in het centrum van
Weltevreden op het Koningsplein worden
vergast op den aanblik van de rimboe.
Dus toch waar,., fluisteren wij voor ons
heen hier zijn dus wel degelijk tijgers en
slangen....
Zoo was het ook hém gegaan en ik zal u niet
vermoeien met te beschrijven, waaraan zijn
eerste Indische weken werden zoekgemaakt.
Want natuurlijk at hij groote rijsttafels, ver
slond hij den pisang gemengd met stukjes
ajam.hij samballeerde z'n boterham en ver
smaadde zelfs den roedjak niet.
Toen kwam de maag in de war en de jongen
gaf hem ongekookt scheerwater te drinken,
waarop een lichte aanval van disentrie volgde.
Daarmede was hij ingewijd in onze In
dische samenleving, die teleurstellend heet,
doch in werkelijkheid zóó opperst gemoedelijk,
zóó vernederend gemakkelijk is, dat ieder
een kans heeft, behalve de bekwame, die
eenigzins harder moet worstelen tegen de klippen
van onverstand en TropenkoIIer.
Daarna had hij een serie van ervaringen
met pensions, die een aparte geschiedenis
vormen, maar reeds in het eerste kwam
hij intiemer op de hoogte van de dingen,
die des levens zijn.
"" iMlllMllllllHll III IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIMIIIIII Illlll
Gij begrijpt hoe het was.
Blozend kwam hij in dit land met de on
schuld op de kaken, - gereed om ieder te
gelooven en op allen te vertrouwen, hij was
vol energie, vol hoop, vol idealen. Hij bekeek
als een etiker den inlander met zachtheid
van blik en de Javaan, dien hij op Bat'ivia
waande, was voor hem het symbool van ge
duld en gedweeheid. En ieder" van die
zaciitbruine menschen was voor hem een willi»
lid van het zachtste volk der aarde. Zoo moest"
hij dus alles nog leeren, eerst diende z'n on
schuld te verdwijnen, dan moest hij zien, dat
het overal maar zwakke menschjes zijn die
de aarde bevolken en er was nog zooveel van
de bittere praktijk, dat zich ir, e t schokjes
in z'n geheugen en ervaring diende vast te
zetten, alvorens hij zou kunnen praten als
een man die z'n eersten pikol rijst had ver
werkt".
En gij zult nu hooren van den eersten knak,
die aan z'n onwankelbaar vertrouwen werd
toegebracht.
De baar geloofde in de menschen, toen hij
uit Holland kwam en de reis naar Indie
had dit vertrouwen nog niet geschokt, want
voor hem was er niets vreemds in, dat
handschoentjes" de maan bewonderden,
wanneer een iegelijk in z'n hut ging slapen.
De baar wist niet beter,of dezemaan-ziekte
sproot voort uit het onzegbaar verlangen,
dat steeds met de liefde gepaard gaat. Mis
schien was dit niet ver misgeraden, doch
mis was het in ieder geval.
In z'n eerste pension was het niet ruim
en niet rijk. Een klein traktement veroor
loofde hem geen bokkesprongen, doch daar
was ook z'n stemming niet naar, want hij stu
deerde en blokte om vooruit te komen,
dwars tegen de tropenzon en alles in.
Een meisje met-blauwe oogen, ware zij op
zijn weg gekomen, zou hem alleen daarom
reeds hebben bemind, doch dit meisje zat
in Holland; onze baar was reeds verloofd en
had haarden trouw gezworen, die tot voorbij
dit leven reikt. En zijn arbeid wasvoor, aan
en totfHaar. Dit gaf z'n energie een ongewoon
karakter en deed z'n maag geen goed.
Schoon z'n ziel groeide....
In hetzelfde pension woonde een
diep-beproefde dame, niet jong meer, tegen de dertig
jaren oud. Zij moest vroeger het geluk hebben
gekend. In haar gelaatstrekkeu was de ver
moeidheid van eeu vrouw, die veel had door
leefd, veel had genoten, maar ook veel had
geleden.
Naar het scheen ging zij als een eenzame
haren weg. Lusteloos kwam z.ii des mor
gens om half acht aan tafel eeu karigen
boterham verwerken en met even slappe be
langstelling pakte zij vier sneedjes in zacht
rose papier om naar kantoor te brengen. Re
gelmatig liet zij door den jongen dan haar
fiets naar het voorhuis brengen om er ten
slotte op plaats te nemen en heen te rijden;
h-e-e-n !
De baar zag dit eiken morgen en dikwijls
oogde hij dit wezen na, met de tranen op de
oogranden en een weemoed van
heb-ik-joudaar in zijn geprangde ziel. Hij voelde hier
een drama verscholen in die langzame be
wegingen; - hij begreep, dat men vél, veel
uit boeken kon leeren, doch dat het leven
soms ervaringen brengt, die ziel; niet laten
beschrijven.
In dit langzame ontbijt en den
diep-eenzamen gang naar hel kantoor zag il e baar een
dier teekenen van den nieuwen moedeloozen
tijd, een der drama's van de wijde wereld.
Hij \v;st, dat deze vrouw haar man twee
jaren geleden verloren had en hij stelde het
zicli voor, hoe deze slag moest zijn aangeko
men.
Ziet hier dan een vrouw, die met gretige
handen het geluk had gegrepen, die de har
monie van het huwelijk had gekend, die juist
zich begon te vertrouwen in den greep van
het Noodlot, dat zegenend boveu haar hoofd
ui t zweefde. . . . doch plotseling den draad zag
afgesneden, d« harmonie vond verstoord, den
dood zag optreden, - om wég te rukken waf
schoon was, te verbrijzelen wat hecht en sterk
leek.
Zoo dacht de baar, wanneer hij de
eenzaamfietsende weduwe na-oogde en voor den rand
van zijn oog stond een nieuwe traan te wach
ten op eeu wenk om naar buiten te vlieden.
Doch dan bedwong zich de baar, dan zag hij
Er is een tijd geweest, dat de jenever in
Indie geen geld kostte. In de hotels werd
's-ochtends tusschen halt' elf en elf uur op de
ronde paittafel een karaf met glazen gezet.
En wie lust had schikte aan, schonk zich
het kleine waterglas vol pait en.... paitte.
Maar dat was de goede, oude tijd, die
voorbij is en nooit terugkeert. Wie in dezen
tijd pal t en wil, moet zijn pait betalen. En toch
blijft het paiten nog een bijzondere tijd passee
ring in dit wanne land. Men pait of men pait
niet. Maar wie in dit land niet pait, zal het
nooit leeren kennen. Want hij zal het gezel
schap van de oud-Indische gasten moeten
derven, wanneer dat op zijn gezelligst en zijn
openhartigst is. Aan de pait-tafel bloeit
oud-Indie weer op, het Indie van de tijgers
en de apen, van het onverzwakt gezag der
Europeanen en van de avonturen. Want de
Indische paittafel, meer m,g dan de
Hollandsche, stamt uit de dagen van de Compagnie.
En in de Indische huishoudens is de oude,
traditioneele pnitkruik uit den tijd van de
Compagnie, (wie herinnert zich die kruik nog
in Holland?) nog in eere. Hoe zon het anders,
in dit land, waar de thee geen geld kost en
waar men de koffie van de hoornen plukt?
?minimin iiiiiiimiimmiii iiiimm mi mmmiiHMm
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAH-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
de jonge zon aan den hemel en wist hij, dat
allen bestierd worden door diezelfde hand, die
het beschikt zooals het moet zijn.
Dan drong hij den traan verder terug in
de diep-donkere kamer van zijn oog om bij
latere gelegenheid te kunnen dienen.
Want wat morgen haar geschiedde, kon
vandaag hem ten deel vallen.
Zoo leidde deze ochtend-geschiedenis tot
een drama vol philosofie, - zoo werd dan de
dag steeds peinzend ingezet. Hij kleedde zich
langzaam aan, en ging zelve naar het bureau.
keerde tegen twee uur weder terug en rolde
zich naar goede Indische gewoonte in bed op,
teneinde de overvloedige zegeningen van ce
rijst-tafel tot haar recht te doen kinnen in
een muurvasten slaap, die zich aan het proces
der spijsvertering allerminst scheen te laten
gelegen liggen.
Dan was het thee-uur aangebroken, en
eerst legen vijven keerde de jonge weduwe
uit de benedenstad terug urn zich vermoeid in
haar kamer terug te trekken. Wanneer de deur
van haar kamer openging, dan zag je een groot
portret van een jongen man,- -denoverledene.
Inwendig snikte de baar het uit, toen hij
deze Hulde voor het eerst gewaar werd.
Hij zag de weduwe des avonds nogevenaau
tafel. Zij at d au vlug en eenigszins opgewekter
dan gewoonlijk. Zij sprak met een mager
jongmensch, dat altijd aan n tafel met haar den
maaltijd gebruikte en samen wandelden zij
dan weg zouder veel te spreken, doch met iets
hoopvois in den tred en een zwakke glimlach
om de smalle lippen.
Zoo mocht dan voorden baar de d ag droevig
beginnen, het einde was min-of-meer ver
heugend. Het deed hem zien, dat er vele din
gen scheef zijn in deze wereld, doch naast de
bittere kelk, gewoonlijk toch ook de suikerpot
wordt neergezet.
De weduwe had de gewoonte zich vroeg in
heur kamer terug te trekken. Na een oogcnbl'k
met den mageren jongen man te hebben ge
sproken.
Gewoonlijk voegde zich de laatste dan bij
eenige andere heereu en werd er een tijdje ge
kaart ut' eeu na-leutertje gemaakt.
Ook de baar, wanneer zijn studie dit \er
oorloofde, placht zich wel eens bij het clubje
aan te sluiten.
Dan wandelden zij soms met twee-drieén
in pyama onderde ronde maan, of zij bleven,
niet het eene been ongetrokken op den stoel,
den stillen nacht genieten.
Soms vertelden zij lange series bedenkelijke
moppen, al naar de stemming was. Want ook
dit is zoo typisch in dit
leven,datdestemmingen dagelijks anders zijn en niet elke dag zich
leent voor het verrichten van groot e daden.
Soms zijn wij alleen nietig in onze gedachten
en klein in ons handelen. En zelfs de baar, hoe
groot en idealist hij dan mocht zijn, kon daar
aan niet ontsnappen.
En zoo is het 'toen op een avond gebeurd,
dat men weder lang bijeen had gezeten en dat
er na een partijtje bridge eenige splitjes optafel
waren gekomen. Dat vervolgens heel wat
moppen waren verteld en heel dikwijls een
luid gebrul had weerklonken in de stille om
geving, waarin de palmen zacht mee te
gichelen stonden.
Toen waren een voor een de gasten verdwe
nen en bleef de magere met den baar alleen
nog over.
De magere vertelde nog een enkele
anecdote, en eindelijk was het uit.
- Kom, ik ganaarbed,- zij wachtopmij,
zeide deze magere man.
--?Welterusten," zeide de baar.
En beiden gingen naar hun kamer.
De magere ging in de kamer, die vlak naast
die van de weduwe gelegen was.
En de baar liep een paar deuren verder.
In gedachte («pende de laatste zijn kamer.
-?? Zij wacht op mij, mompelde hij voor
zich heen wat zou-d-ie daarmee bedoelen.
Het bed?
Maar dat kón niet, want het bed is onzijdig.
De baar legde zich langzaam te rusten
achter de hooge en beslotene klamboe. Hij
kon den slaap niet vatten, hij piekerde hij dacht
na, hij wentelde rond, hij peinsde en raadde.
. . . .Maar later heeft hij liet toch gesnapt en
heeft hij de tusschendeiir achter het portret
gezien.
Het was de eerste knak voor zijn onwankel
baar vertrouwen.
lyp Amst. Boek- en Steendrukkerij, voorheen Ellerman, Harms « Co.