De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 november pagina 1

10 november 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8420 Zaterdag 10 Noyember 1983 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMAN S, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretarli der Redactie i C. F. VAN DAM UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF f Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekostcn | INHOUD: 1. Burgeroorlog in Duitschland? door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck Het financieel beheer der gemeenten, door J. Meyer Azn. 2. Je kunt nooit weten, teekening door Jordaan Nederland en de Olympische spelen, door Mr. P. Lamberts Hurrelbrinck 3. Van zedelijke verbete ring tot reclasseering, door Mr. N. Muller Spreekzaal Russische boeken, door Dr. A. Saalborn 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge) Voor wie nog verre staan, door W. Wynaendts Francken-Dyserinck Bijkomstigheden, door Annie Salomons Modeteekening door M. Heyligers Uit de Na tuur, door Dr. Jac. P. hijsse. 6. Dr. C. Hofstede de Groot, door Prof. Dr. J. Six, met portret door Bernard van Vlijmen Reflexen, door Zig-zag, Vergelijkende muntstudie Dramatische Kroniek, door Top Naeff 7. Op den Economischen Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Dierstudie, teekening door H. Verstijnen 8. Waldemar Bonsels, teekening door B. van Vlijmen, Toonee!, door Anna van Gogh Kaulbach Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert, Mr. M. F. Hennus Kunstnij verheid, door Joh. L. Boekbespreking, door Prof. Dr. H. Brugmans 9. RuizeRijm en Charivaria door Charivarius, met teekeningen door J. W. Bloem Muziek in de Hoofdstad, door C. van Wessem Burgemeester de Vlugt's bezoek aan de ten toonstelling voor letterkunde, teekening door Joh. Braakensiek 10 Bernard Canter voor zijn rechters, door Joh. Luger Uit het Klad schrift van Jantje Onze koloniën: Bali, teekening door J. G. Sinia Feuilleton, door F. de Sinclair Omslag Bridgerubriek, door B. M. Bijvoegsel: Het vijfjarig bestaan van de Duitsche republiek, teekening door Joh. Braakensiek. BURGEROORLOG IN DUITSCHLAND? In deze dagen kunnen de Dnitschers het vijfjarig bestaan van den republikeinschen regeeringsvorm vieren." Maar veel drukte zullen zij er niet van maken. Het eerste lustrum zal wel door geen tweede en derde gevolgd worden. Indien de republiek haar leven nog eenigen tijd rekt, zal dit alleen zijn oorzaak vinden in redenen van opportuniteit. De werkelijke macht berust reeds in handen der monarchaalgezinden. Beieren is alleen in naam nog een republiek. Prins Rupprecht laat er de troepen" voor zich defileeren alsof hij de kroon reeds op het hoofd heeft. De regeering van het Duitsche Rijk is onmachtig gebleken die van Beieren naar hare hand te zetten. De bevel hebber van de rijksweerbaarheid is naar de partij van Beieren overgeloopen. En aan de grens van Thüringen is een goed uitgeruste strijdmacht samengetrokken, die nog dagelijks ver sterkt wordt door toeloop van werkloozen, van studenten en andere leden van de Jung-Deutsche Sturmregimente" en dergelijke nationalistische organisaties. Ehrhardt, de man van den Kapp-Putsch, eenigen tijd geleden uit de gevangenis ontsnapt en sedert door de Duitsche justitie nog altijd gezocht", heeft zijn hoofdkwartier te Coburg opgeslagen en gedraagt er zich in volle vrijheid als opperbevel hebber van de Duitsche fascisten. Tot voor kort geleden heette het doel van deze strijdmacht te zijn: een einde te maken aan de tyrannie" van de sociaaldemocraten en commu nisten .in Saksen en Thüringen. Maar in het eerstgenoemde land heeft de Berlijnsche regeering hun reeds het werk uit handen genomen. Terwijl het kabinet-Stresemann zich van Beie ren alles liet welgevallen, stuurde het afdeelingen van de rijksweerbaarheid naar Saksen om daar de honderd schappen" te ontwapenen, de door de sociaaldemocraten en communisten ge vormde gewapende macht: quod licet Jovi, non licet bovi. Daarmede wilde het toonen, dat het niet vloog op de wenken van de marxisten", zooals de sociaaldemocraten in Duitschland te genwoordig bij voorkeur door hunne tegenstanders genoemd worden. Tevens hoopte het daardoor aan de nationa listen of fascisten in Beieren een voor wendsel te ontnemen om, na een even tueel oprukken tegen Thüringen en Saksen, hun tocht voort te zetten naar Berlijn en daar hun zuiveringswerk" te voltooien. Sedert hebben de sociaaldemocratische leden van het Kabinet-Strese mann hun ontslag genomen. De groote coalitie is na zes of zeven weken reeds tiiteengespat; het Kabinet-Stresemann steunt voortaan op het centrum, de democraten en de nationaal-liberalen of te wel volkspartij". De sociaal democraten hebben eindelijk genoeg gekregen van de dubbelzinnige positie, waarin zij verkeerden; niet hierover behoeft men zich te verwonderen, maar wel over het feit, dat zij herhaaldelijk deel uitmaakten van, of althans hun steun toezegden aan een regeering, die aan de nationalisten vrij spel liet. Het was dus niet meer noodig, dat Stresemann zich van marxistische smet ten vrij toonde. Maar hij schijnt zich nog niet genoeg gezuiverd te hebben geacht van deze verdenking. Dit zou men althans willen afleiden uit het bericht over de eerste verrichtingen van de rijksweerbaarheid in Thüringen. Want ook daarheen waren in de laatste dagen een paar regimenten van de Duitsche rijkstroepen gezonden. Dit kon ook moeilijk anders. Nu de natio nalisten hunne macht samentrokken aan de grens van Beieren en Thüringen en openlijk het voornemen te kennen gaven om naar Berlijn te marcheeren, nadat zij eerst in Midden-Duitschland het marxistische nest zouden hebben uitgeroeid, kon men te Berlijn niet meer doen alsof er niets aan de hand was. Er werden dus een paar regimenten naar Thüringen gedirigeerd. Het eerste nu, dat men van hunne verrichtingen daar verneemt, is het volgende bericht, dat Wolff op 6 November overseinde: van ochtend bij het krieken van den dag zijn Gotha en omstreken door troepen van de rijksweerbaarheid bezet, ten einde de communistische honderdschappen te ontwapenen. Enkele communistische leiders zijn aangehouden". Ook hier dus een voortzetting van wat reeds in Saksen was geschied: een krachtdadig optreden tegen de uiterste partij van links, om de uiterste partij van rechts in het gevlij te komen n haar een reden tot interventie te ontnemen. Men mag betwijfelen, of Ehrhardt en de zijnen zich hierdoor zullen laten weerhouden van de poging, die zij klaarblijkelijk willen doen om de regee ring van het rijk in handen hunner geestverwanten te brengen. De berichten van de laatste dagen doen vermoeden, dat de nationalisten de vrucht rijp vinden voor het plukken. Niet alleen aan de grens van Beieren en Thüringen, maar ook elders: in Pommeren, in Mecklenburg, in Silezi blazen zij appèl. En de republikeinen slaan ook alarm. Zoowel de sociaal democraten als de democraten roepen hun geestverwanten op om als vrijwil ligers deel te nemen aan den strijd voor het behoud der republiek. De rijksregeering had daaraan een proclamatie vooraf doen gaan, waarbij zij een beroep deed op het Duitsche volk om .de orde en de vrijheid te be schermen en tevens verklaarde, dat zij over voldoende troepen beschikte orn elke poging van de Beiersche nationalisten tot het overschrijden van de grenzen onmiddellijk te beletten. Of het Kabinet-Stresemann dus ter allerlaatste ure nog den strijd met de nationalisten wil aanbinden? Men zal het moeten afwachten. Evenzeer, of het ook metterdaad over de kracht tot afweer beschikt, waarover het zich in zijne proclamatie zoo gerust toont. Maar eenige reden tot twijfel daaraan is er wel. Wij hebben meer dan eens hier te kennen gegeven, dat wij aan de Duit sche republiek geen lang leven zouden durven voorspellen. En de gebeurte nissen van de laatste tijden hebben aan de tegenstanders van die republiek voortdurend wind in de zeilen geblazen. In de eerste plaats is ook aan de Duitsche nationalisten ten goede ge komen de geestesgesteldheid, die zich in allerlei landen reeds heeft geuit of begint te uiten: het verlangen naar een krachtige regeering, de afkeer van het politiek gescharrel. Wat .de regeeringen, die elkaar na 1918 in Duitschland hebben opgevolgd, te zien geven aan onbekwaamheid en futloosheid, was dan ook bij uitstek geschikt om het aantal overloopers naar het kamp der conservatieven en nationalisten voortdurend te vermeer deren. Ook al houdt men rekening met de buitengewone groote moeilijk heden, die zij hadden te overwinnen, dan nog kan men van de leiders van het nieuwe Duitschland niet anders getuigen dan dat geen hunner boven de schouders van de middelmaat uit stak. De vooral in het laatste jaar zoo toegenomen materieele nood deed me nigeen die in November 1918 den val van het oude Duitschland niet had be treurd, terugverlangen naar vroegere toestanden; zooals de regeering van nu aansprakelijk werd gesteld voor de ellende, zoo schreef men maar met even weinig recht de welvaart van vroeger op de credit-zijde der toen malige regeering. Vooral in de laatste weken, nu er in verschillende groote steden hongeroproeren uitbreken, zal bij de burgerij de vrees voor het roode spook zijn toegenomen. Reeds in vorige jaren zag men den winter met schrik naderen, omdat men beducht was dat de com munisten weer een poging zouden doen tot sociale revolutie en daarbij hulp zouden krijgen uit Rusland. Die bezorgdheid, die men nu kwalijk meer een hersenschim kan noemen, zal velen heil doen verwachten van de nationalisten, als beschermers der maat schappelijke orde. De nationalisten zijn bovendien voor treffelijk georganiseerd; de zwakheid der opeenvolgende regeeringen heeft het hun mogelijk gemaakt zich te wape nen en zich voor te bereiden op de verovering van de regeeringsmacht. Niet in het geheim, maar in het open baar; juist de tartende wijze, waarop zij optraden, getuigde van hun krachtsbewustzijn en van hun minachting voor hunne tegenstanders. En wat kan de rijksregeering daar tegenover stellen? De troepen der rijksweerbaarheid maar zullen die betrouwbaar blijken in een strijd, niet tegen communisten en sociaaldemocraten, maar tegen natio nalisten? De vrijwilligers, die gehoor zullen geven aan den oproep van de sociaal democraten en de democraten maar deze hulptroepen van de rijksweer baarheid moeten zich eerst nog aan melden en vervolgens worden georga niseerd; de nationalisten staan reeds tot de tanden gewapend gereed. Ook staat het te bezien, of de massa der arbeiders thans nog te bewegen zou zijn tot een algemeene staking, wanneer de sociaaldemocratie haar toevlucht wilde nemen tot dit middel om een coup d'état te doen mislukken. Sinds de dagen van den Kapp-Putsch is er veel veranderd in Duitschland. Maar de eerstvolgende weken zul len aantoonen of de republikeinsche idee in Duitschland nog bezieling kan wekken. Wanneer de nationalisten in den strijd, dien zij schijnen te zoeken, de overwinning behalen, zal in naam de republiek nog wel worden gehandhaafd en dit niet alleen om redenen van buitenlandsche politiek. Maar al moge Duitschland dan een republiek blijven heeten, de overgang van de regeering in handen der natio nalisten zal de herrijzenis beteekenen van het Duitschland van voor den oorlog. KERNRAMP iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiifiiiMiiiMiiMiiiimiiiiii>miiiifMiiiiiiii HET FINANCIEEL BEHEER DER GEMEENTEN (volgens het ontwerp van wet tot herziening der gemeentewet). Bij Koninklijke Boodschap van 17 Juli 1923 is het ten vorige jare aangekondi'gde ontwerp van wet tot herziening van de ge meentewet aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal ter overweging toegezonden. Nog geen twee jaren us, nadat het verslag der Staatscommissie, ingesteld bij Kon. besluit van 6 December 1918, No. 7, was ver schenen 1), is de Regeering met haar wets ontwerp voor den dag gekomen. Men kan haar derhalve niet verwijten, dat zij langen tijd voor de voorbereiding van dezen gewichtigen arbeid heeft noodig gehad. Wanneer men echter de bij het wets ontwerp gevoegde Memorie van Toelichting leest, dan ontkomt men niet aan den indruk, dat het wetsontwerp der Regeering weinig hoofdbrekens héft gekost. Op enkele punten na is het een getrouwe copie van het ontwerp der Staatscommissie en ook de inhoud van de Memorie van Toelichting komt treffend overeen met dien van het Verslag derCommissie. Het eenige verschil is, dat in het laatste stuk ,,de Commissie" aan het woord is en in het eerste de ondergeteekende", dat is de Minis ter van Binnenlandsche Zaken en Landbouw. Mr. Dr. H. Vos 2) zegt hiervan: Een eenigszins eigenaardigen indruk maakt dit een enkelen keer wel. Want, waar het Verslag der Staatscommissie in stijl en toon dikwijls duidelijk den steller daarvan verraadt, doet liet terugvinden van dit zeer persoonlijke karakter in een stuk, dat de onderteekening van een ander draagt, bij de lezing niet zelden vreemd aan." Of met deze spoedige behandeling van zaken de herziening der gemeentewet is gebaat, mag, althans wat de regeling van het financieel beheer der gemeenten betreft, in sterke mate worden betwijfeld. De Minister noemt het resultaat van den arbeid der Commissie een uiterst gelukkige lllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllullllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIMMIIMIflIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllmlII iiiiniiiii iilliiiiiiiiilliiiimiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiitHiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii GEHEIMEN VAN AZI Wij hebben den Earl of Ronaldshay gou verneur van Bengalen, gevolgd tot aan den rand van het Himalaya-wonderland waar hij ons zou binnenvoeren. Laat ons, eer wij verder gaan, een oogenblik besteden om onzen gids op te nemen. Wat is Engeland gelukkig dat het nog een klasse van menschen bezit wien de geschikt heid om te besturen in 't bloed is meegegeven ! Ongetwijfeld is de graaf van Ronaldshay van dat soort. Het gaat hem alles zoo gemakkelijk af. De tocht heeft natuurlijk zijn bezwaren en vermoeienissen gehad, het is een voortdurend stijgen en dalen geweest over glibberige rotsen en dooreengewoelde steenbrokken, hij houdt daarbij zijn goed humeur, voor zich en voor zijn beide reiscompagnons: den bedaagden geestelijke, die denkelijk voor zendingsaangelegenheden uit is, en die maar half op zijn gemak is, wanneer zijn chef in 't eeregestoelte heidensche, lamaïstische ceremonies bijwoont, en den militairen adjudant die zijn indrukken over de vreemde menschen en dingen uit op een kernachtige, populaire manier, dikwijls minder respectueus. Maar de gouverneur, met zijn verantwoorde lijkheid als chef van de expeditie, maakt van zijn gezellen geen komische figuren, al nadert hij even de grens wanneer hij spreekt over de hebbelijkheid van des geestelijken muildier om onderweg aan vrome ingevingen te vol doen en plotseling te gaan knielen en de deftige onverstoorbaarheid van zijn berijder die zich geduldig leent tot de nukken van zijn dier. Och, dan is de houding sprekender van den militair wanneer hij zijn meening geeft over Tibetaansche spijs en drank. En bij dit alles mogen wij niet vergeten dat ernstige gedachten den geest vervullen van den leider van den tocht. De graaf van Ronaldshay is in Indiëonder de bekoring gekomen van de Boeddha-figuur. Hij verzet er zich tegen dat men haar geen reëel menschenbestaan wil toekennen. Neen, zij is niet een mythologisch natuursymbool, de legendarische biographie van Boeddha, zij is de levenskrachtige afdruk van een persoonlijkheid die, losgewikkeld uit het om haar heen woekerend wondertooisel in majes tueuze liefelijkheid naar ons toekomt. En waarom zou hij niet hebben geleefd? vraagt onze gids zich af. Te allen tijde zijn er in Indiëmenschen geweest, en nog tegen woordig vindt men ze daar die om dezelfde redenen als de Boeddha zich afzonderen en uit dezelfde aandrift handelen als hij het deed. Laat de wonderzucht van Indiëons daarbij niet van het spoor brengen. Ik zelf heb ondervonden hoe verbijste rend snel de legende van wonderbare ge beurtenissen tot in de allerlaatste tijden toe, zich vastknoopt aan personen die de aandacht trekken. De wonderen groeien onder onze oogen. Wat vertelt men al niet van dengeen dien de massa onder den naam van Mahatma andhi vereert in zijn campagne tegen het gouvernement! Hoe men hem niet kan ge vangen nemen omdat muren en poorten zich voor zijn persoon openen. En de arme menschen die zich hebhen laten dood schieten, omdat zij overtuigd waren voor Engelsche kogels onkwetsbaar te zijn wanneer zij het hoofddeksel, de wit katoenen muts droegen die Gandhi in zwang heeft gebracht (the Qandhi cap). Ik zeg nu niets van de wonderteekens, waarvan de verhalen door ooggetuigen be vestigd in de couranten verschenen. Waarlijk, men behoeft van wege die sprookjes de men schen die nog leven en die het ons lastig maken niet te gaan aanzien voor symbolen. (Men vergunne mij hiertegenover de op merking dat de symbolische beschouwing van Boeddha mij door zulke argumenten nog niet geheel verslagen schijnt, al heeft de vervluch tiging van menschen tot zinnebeelden waar lijk niet mijn voorkeur. Want ik blijf trouw aan mijn voorliefde voor onzen gids). Er gaat kracht uit van de voorstelling, die Lord. Ronaldshay zich heeft gevormd van het leven en de leer van den Indischen prins van vóór ongeveer vijf en twintig eeuwen. Hij volgt de grondtrekken van de overleve ring in de heilige boeken van het Zuiden en van Ceylon, waar zij spreken van den jonge ling uit vorstelijk geslacht, behoed door zijn ouders voor aanraking met de ruwheid en ellende van het gewone leven in heerlijke tuinen die hem niets toonen dan de gunst en de genade van het bestaande. Maar ervaringen van ouderdom, ziekte en dood vinden, ondanks alle zorg, hun toegang tot den prins en, in het hart getroffen door het onheil dat den mensen bedreigt, verlaat hij op het voorbeeld der zwervende monniken zijn huis en zijn gezin, om door ontbering en strenge oefeningen te ontkomen aan den last van het bestaan dat niet anders is dan een eeuwig voortgezette herhaling van rampen. Wel kan hij dan zijn lijf kastijden dat het tot den rand van den dood gebracht wordt, de onrust en den angst van zijn geest kan hij echter niet meester worden, daarvoor is een strijd met zijn gedachten vereischt. Het is een geweldige worsteling geweest, waaruit hij als overwinnaar te voorschijn is gekomen, sinds zijn overdenkingen onder den heiligen pipalboom, (den Bo-boom) te Boedh Gaya. Daar heeft hij zijn triomfeerend visioen gehad van den samenhang van het Heelal, en heeft hij zijn volledig begrip gekregen van den keten van Oorzaak en Gevolg, die ook het licht doet schijnen over de Oorzaak van het kwaad. Nog een verleiding moet de Verlichte daarna te boven komen. Hij moet zich zelf overwinnen dat hij de moeite op zich zal nemen om zijn Wijsheid aan anderen mee te deelen. De steun van den hoogsten God, het innigste Zelfbewustzijn, stelt hem tot die zelfopoffering in staat. Dan is hij gereed tut prediking van zijn leer. De eerste maal is het geschied te Benares. Twee wegen, zoo sprak de Heer daar, meent de mensen op aarde te kunnen begaan tot verkrijging van geluk en rust. De eene is de weg van genot, hij is laag, gemeen, nietswaardig; de andere is de weg van zelf kastijding, hij is somber, onpassend, niets waardig. Blijft ver van die beide wegen, kiestden mid denweg, die het oog opent en den geest opent, die leidt tot rust, tot kennis, tot verlichting, tot het Nirvana. Het is het heilige middenpad met zijn acht geledingen: kracht van geloof, kracht tot besluiten, kracht van spreken, kracht van doen, kracht van leven, kracht van streven, kracht van terugzien, kracht van inzichzelf zien. Het rust op de heilige vier waarheden: het leed, de oorzaak van het leed, de begeerte, de opheffing der begeerte. Daarmede is het wiel van de leer in beweging gebracht; want onder den vorm van een rollend rad ziet de Boeddhist allen voortgang op aarde, zoowel van de verschijningen als van het denken. De wereld en het heelal, dat is hem het rad van oorzaak en gevolg. Oorzakelijkheid, om het zoo te noemen, is de ziel van het heelal, hij kent geen anderen god. De Boeddha, die tot de volmaakte kennis is geraakt, weet natuurlijk den oor sprong van alle dingen, wat hij heeft uitge sproken, is slechts een onschijnbaar klein gedeelte van den schat zijner wijsheid, het geeft de wereld, uit zedelijk oogpunt beschouwd Zijn wet is een zedewet. Zij richt zich tot de menschheld en zegt haar uit zichzelf en door zichzelf de bevrijding te zoeken van waan en begeerte, die leidt tot het opgaan in het niet van dit schijnleven en zijn voortdurende herhaling door weder geboorte in leed en onkunde. Het stelt daartoe een strengen eisch aan den wil en het verstand. In den kern der zaak komt het neer op den eisch van den wijsgeer Kant aan de reine rede van den mensen. Om zijn gedachte tot een werkelijkheid te maken heeft Boeddha dan zijn orde van bedelmonniken ingesteld die voor haar stoffelijk onderhoud zou afhangen van de gaven van anderen. In het droge seizoen trok hij met eenigen zijner leerlingen door het land, pre dikend en bekeerend; bvak het regenseizoen aan, dan in de buurt van een stad of een dorp zochten zij een schuilplaats in een grot of een bosch. Vijf en veertig jaren hebben volgens de overlevering de tochten door het land geduurd. Een zware ziekte overviel hem toen, ge paard met hevige pijnen. Zijn wilskracht bevrijdde hem daarvan, maar hij zag dat het einde niet ver meer af lag. Tot Ananda, den discipel dien hij liefhad, erkende hij: ik heb de som mijner dagen bereikt, tachtig jaar ben ik geworden." Toen het regenseizoen ophield, maakte hij zijn laatsten rondgang door de dorpen en leerde er de som van zijn wijsheid. Drie zijn de dingen die noodig zijn: op rechtheid van gedrag, ernst van overpein zing, reinheid van rede. Overvloedig zijn de vruchten en groot is het voordeel van den ernst der overpeinzingen, wanneer zij rondom is omgeven door oprecht gedrag. Overvloedig zijn de vruchten en groot is" het voordeel van de rede wanneer zij rondom is omgeven door ernst van overpeinzing. De geest, rondom omgeven door rede, is geheel ontkomen aan het bedrog der zinnelijkheid, aan het bedrog der vrije ontwikkeling, aan het bedrog der illusie, aan het bedrog der onkunde." Toen hij vermoeid was onderweg, voorspelde hij zijn dood: Vandaag, Ananda, in de derde nachtwake zal het heengaan voor goed plaats hebben van den Padbereider." Vier plaatsen zullen door pelgrimstochten worden geëerd, bepaalde hij; de plaats van mijn geboorte, de plaats van mijn inzicht, de plaats mijner eerste prediking en de plaats van mijn dood. Zoo als het lijk van een koning der koningen, een zelfde eer zal te beurt vallen aan het sterfelijk overschot van den Padbereider." Dan bracht hij zijn laatste woorden uit: Mijn broeders, ziet toe, vermaan ik u, al wat samengesteld is, moet zich onderwerpen aan uiteengaan. Maakt spoed met uw heil!" Bij zijn dood beefde de aarde in verschrik king en geweldige donderslagen klonken uit den hemel. Zoo ongeveer, gezuiverd, bericht de oude overlevering; de tijd heeft er de weelderigste woekerplanten van bijgeloof om heen ge slingerd. Lord Ronaldshay, onze gids is ten Noorden van Indiëde landen gaan bezoeken waar het 't weligst tierde. G. C. B i j v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl