De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 november pagina 2

10 november 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Nov. '23. - No. 2420 JE KUNT NOOIT WETEN . .. ! ? Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS ?iiMMiiiiliimiiiiiniiiiiii iiiiiiiin De gedienstige Maagd:... of wenscht Uwe Excellentie misschien nog reconstructie V" "t HlllllllnilllIllltllllllMIIHIIIIIIIIllllllllllllllllllllllll mi, m installatie tot deiiMinistcr heeft gewend niet het verzoek de Gedeputeerde Staten der verschil lende provinciën uit te noodigen, ieder in hunne provincie, van enkele gemeentebesturen in gemeenten van verschillend type inlich tingen in te winnen. De Minister was dus reeds in de gelegenheid geweest kennis te nemen van de voorlichting van hen wier dagelijksch werk liet is de gemeentewet toe te passen". Hoe het zij, het blijkt thans uit de mededeeling van den Minister, dat hij na raad pleging van Gedeputeerde Staten en onder scheidene Gemeentebesturen zich onbezwaard kan achten, de voorstellen der Staatscom missie, in hoofdzaak ongewijzigd, tot de zijne te maken. Zooals in de Memorie van Toelichting vereeniging van theorie en practijk." Onbe grijpelijk is het daarom, dat de Minister het niettemin noodig geoordeeld heeft niet uit sluitend op het kompas der Commissie te moeten varen. Zonder voorlichting van hen, wier (lagelijksch werk het is de gemeentewet toe te passen, achtte hij zich niet verantwoord de indiening van een wetsontwerp te bevor deren. Ligt in deze verklaring niet een zelfbeschuldiging opgesloten? Ware het dan niet wenschelijker geweest de Staatscommissie zoodanig samen te stellen, dat van haar die voorlichting had verkregen kunnen worden? Nog raadselachtiger wordt dit vragen naar voorlichting, als men in het Verslag der Staatscommissie leest, dat deze zich na haar wordt medegedeeld, bevredigen de voorschrif ten der gemeentewet, die het financieel beheer der gemeente raken, niet meer, omdat zij niet berekend zijn op de eischen, die aan dat beheer in den tegenwoordigen tijd moeten worden gesteld. Hetgeen ter toelichting hiervan wordt aan gevoerd, kan in het kort in de volgende punten worden samengevat: l. De ontwikkeling der gemeenten dreef haar tot de exploitatie van bedrijven en diensten, waarvoor gewone kasbegrootingen onvoldoen de bleken en waarvoor het noodzakelijk was dat het kasbeheer door het eigen bedrijf of den dienst werd gevoerd. 2. Zoo ontstonden naast de kasbegrooting, begrootingen van baten en lasten, van winsten en verliezen, en, naast den ontvanger, afzonderlijke kasbeheerders voor de verschil lende diensten en bedrijven, ja zelfs hier en daar een centrale boekhouding buiten den ontvanger om. 3. Aan de Secretarie-afdeelingen ontstonden financie-afdeelingen, aan het hoofd waarvan niet de ontvanger werd geplaatst, die werden belast met de taak burgemeester en wethou ders bij te staan bij het voeren van het finan.cieel beheer en de meest uitgebreide controle uit te oefenen over de financieele gestie der bedrijven en diensten. 4. De hiervoren geschetste ontwikkeling ontving haren wettelijken ondergrond, door invoeging van artikel 114 bis in de gemeente wet bij de wet van 30 December 1909 (Stbl. No. 416). 5. De ontwikkeling der gemeenten was met genoemd artikel in hooge mate gebaat, doch de eenheid van het financieel beheer van de verschillende takken van gemeen tedienst in eenzelfde gemeente ging er door te loor. 6. In verschillende gemeenten des lands is een zeer groote verscheidenheid van regelingen en vormen ontstaan, die de onder linge vergelijking van de exploitatie zelve en van de uitkomsten daarvan ernstig be lemmert, of zelfs geheel onmogelijk maakt. Deze door de Staatscommissie (Regeering) gestelde diagnose benadert vrijwel het ziekte beeld. In haar pogen om de juiste middelen tot herstel aan te geven is zij evenwel niet geslaagd. De voorstellen der Staatscommissie, welke door de Regeering overgenomen zijn, beoogen voornamelijk: 1. vast te leggen, dat er zal zijn n begroo ting voor het geheele gemeentelijk finantieel beheer; 2. te bepalen, tint de begrooting er mie zal zijn van haten en lasten en van kapitaalsinkoiiisten en -uitgaven; 3. dat bij algemeenen maatregel van bestuur het model der begrooting zal worden vast gesteld; 4. te bepalen, dat een plaatselijke verorde ning, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, regels stelt omtrent het invorderen van de inkomsten en het doen van betalingen, en aan te wijzen wie bevoegd zijn tot het geven van betalingsopdrachten en wie met het invorderen van de inkomsten en het doen van de betalingen belast zijn; voorts omtrent de inrichting der boekhouding, de controle van boeken, kassen en voorraden en omtrent alles wat de inrichting van het financieel beheer der gemeente aangaat; 5. schrapping van de artikelen, op den Gemeente-ontvanger betrekking hebbende. Over de voorstellen der Staatscommissie is, in het drie-tal jaren na de verschijning van het verslag, heel wat te doen geweest. In woord en geschrift is critiek gevolgd. De regeling van het financieel beheer der gemeenten, volgens genoemde voorstellen, is op een drie tal congressen, van verschillend gezichts punt beschouwd. Op een dezer congres sen was zelfs een vertegenwoordiger der Regeering aanwezig. De critiek op die voor stellen was niet onverdeeld gunstig. In de Memorie van Toelichting is evenwel geen enkel spoor te vinden van bestrijding van de gerezen bezwaren. Er blijkt nergens uit dat er eenige aandacht geschonken is aan hetgeen van verschillende zijden ten aanzien dier voorstellen is opgemerkt. Dit is wel zeer bevreemdend, als gelet wordt op het feit, dat de Staatscommissie aan H.M. de Koningin in overweging had gegeven te besluiten tot het openbaar maken van het Haar aangeboden verslag, met het daarbij behoorende wetsontwerp en memorie van toelichting, ,,opdat de openbare meening zich daarover kan uiten." De voornaamste bezwaren kunnen als volgt worden samengevat: I. De Staatscommissie (Regeering) is er niet in geslaagd een voldoende uiteenzetting te geven van de wijze, waarop het financieel beheer in de toekomst gevoerd zal worden; 2. zij heeft zich klaarblijkelijk geen juist beeld kunnen vormen van de uitwerking harer voorstellen in de praktijk in gemeenten van verschillende grootte en verschillend karakter. 3. uit 15 der algemeene beschouwingen blijkt duidelijk, dat haar slechts het beeld eener groote gemeente voor oogen stond; het rapport wordt dan ook tïoor sommigen een groote-gemeenten-rapport genoemd; 4. de voornaamste maatregel, die wordt voorgesteld is de schrapping van het ontvangersambt uit de wet; een groot deel harer beschouwingen is daaraan gewijd; de motivcering daarvan is niet steekhoudend en wijst op een gemis aan inzicht in de ontwikke ling van het financieel beheer der gemeenten; 5. de grief der Staatscommissie (Regeering) tegen art. 114bis der gemeentewet is, zeer terecht, dat de eenheid in het financieel beheer van de verschillende takken van gemeentedienst in eenzelfde gemeente te loor ging; de maatregelen, welke zij evenwel voorstelt om die eenheid te 'herstellen, betreffen slechts het samenstellen van een befirooting volgens voorschriften bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen; de andere voorgestelde maatregelen gaan juist in tegen overgestelde richting. Ter nadere motiveering van de opgesomde bezwaren nog het volgende: ad 1. De toelichtingen op de verschillende artikelen zijn sober en herhaaldelijk wordt daarbij verwezen naar 15 der algemeene beschouwingen. Wanneer men b.v. wenscht na te gaan hoe de Commissie (Regeering) zich in groote lijnen de regeling van het beheer en toezicht denkt, de kern van het heele vraagstuk, opgesloten in het belang rijke art. 215, dan verwijst zij naar 15, dat ons evenwel hieromtrent ook in het duister laat. ad 2. en 3. Is het noodig, zoo vraagt de heer P. Sikkes, Secretaris van Sneek 3), onder scheid te maken tusschen gemeenten boven de 40000 zielen en daarbeneden? ad. 4. Bij dit voorstel is geen rekening gehouden met de nieuwere inzichten omtrent organisatie van het financieel beheer der gemeenten, voornamelijk ten aanzien van het kasbeheer en de boekhouding van diensten en bedrijven. De wettelijke regelingdient zichaanden gewijzigden toestand aan te passen, mits worde zorg gedragen, dat de drie hoofdbestanddeelen van het financieel beheer: het admi nistratief beheer, het kasbeheer en de con trole behoorlijk worden gescheiden. ad. 5. Met de vaststelling van art. 215, dat de regeling van het kasbeheer, de inrich ting en controle der boekhouding aan plaat selijke verordeningen overlaat, zijn wij met de zoo noodige eenheid in het financieel beheer verder van huis dan ooit 4). Zoolang niet in de wet wordt bepaald, dat bij alge meenen maatregel van bestuur leidende be ginselen worden aangegeven nopens het be heer en de controle der gemeente-financiën en aan den controleur der gemeente financiën zoodanige wettelijke bevoegdheden worden verleend, dat hij zijn taak volkomen zelfstan dig kan uitoefenen, biedt de wet geen waarbor gen voor een doeltreffend en deskundig beheer. J, M i: i.i i; R AZN. 's-Gravenhage, October '23. NEDERLAND EN DE OLYM PISCHE SPELEN Poog niet aan het vlekkeloos firmament In daglichtglorie, een stralender ster te ont dekken dan de Zon; hoop niet, o mijn ziel, te bezingen, een roemvoiU'r kamp dan van Olympia. PINDARUS. In 1928 zullen te Amsterdam de Olympische Spelen gehouden worden en reeds thans richt zich de belangstelling van geheel sportlievend Nederland naar dit voor ons land zoo belang rijk gebeuren. Van geheel sportlievend Neder land, ja, maar buiten deze kringen valt er van belangstelling weinig te bespeuren. De sportidee is bij ons nog geenszins zoo ingeburgerd, dat zij den drempel der magistraatswoningen heeft mogen overschrijden. Zeker bij be langrijke internationale wedstrijden is de aanwezigheid van overheidspersonen in den laatsten tijd regel geworden, maar hun bezoek vindt zijne aanleiding meer in het internatio nale cachet dezer ontmoetingen, dan in de sportdemonstratie zelve. Het wordt geacht te zijn een plicht van internationale hoffe lijkheid tegenover een groep buitenlanders, die in eenigerlei opzicht ais de representanten van hun land aangemerkt worden. De sportbeoefening in eigen land geniet van overheidswege welwillende belangstelling" zooals dit past tegenover iedere niet staatsge vaarlijke uiting van het volksleven, maar zij vormt geenszins een onderwerp van voortdurenden zorg" voor onze ministeriele departe menten. Wanneer de gulden voor een oogenblik zijn veilige stelling op de buitenlandsche geld markt moest verlaten, dan zou ontsteltenis rondwaren door de bureaux van onze regeeringsorganen, maar onze positie in de inter nationale sportarena vermag de atmospheer in deze vertrekken in geen enkel opzicht te beïnvloeden. De sportbeoefening is bij ons te lande nog te jong, dat de aan het bewind zijnde rijksbestuurders hare zegenrijke gevolgen uit eigen ondervinding zouden kennen. Dit kan slechts verwacht worden van eene volgende generatie, die gereed staat de openvallende plaatsen harer voorgangers te bezetten. Wanneer thans een enkeling onder onze overheidspersonen waarachtige belangstelling toont voor de sport of deze zelf daadwerkelijk beoefent, dan laat de sportpers geen gelegenheid voorbijgaan om hieraan bekendheid te geven. Zooals later als curiositeit in de biographie van een regeeringspersoon vermeld zal worden, dat hij een vijand is van sport en deze dan ook nim mer beoefend heeft. Het Oude Olympia Klaroengeschal verkondigt aan de wereld het begin der nieuwe Olympiade Aldus zal de toekomst wezen, doch voorloopig dient men bij het organiseeren vausportgebeurtenisscn, overheidsteun slechts in den vorm van uiterlijk ornament in het ontwerp te verwerken. Ten onrechte wordt aan de overheid van deze afzijdigheid vaak een verwijt gemaakt. Gouvcrncr c'est prévoir dat wil zeggen de toekomstige gebeurtenissen voorzien, maar niet handelen alsof deze reeds aan wezig waren. Zooals de wetgever slechts tot wet cristalliseert hetgeen reeds lang als onbe wuste rechtsidee onder het volk leeft, zoo dient de regeering alleen aan instituten daadwerkelijken steun te verleenen, die getoond hebben in een werkelijke en blijvende behoefte van het land te voorzien. Dat daartoe behoort de sport, de lichamelijke opvoeding van het volk wordt met den dag duidelijker, en wordt in steeds breeder kringen der bevolking erkend. Maar nog is de sport hier te lande te jong om met onweerlegbare bewijzen hare noodzakelijk heid in een welingericht opvoedingssysteem en haar hooge waarde voor het levensgeluk der volwassenen aangetoond te kunnen heb ben. Te gering nog zijn de getuigen, die uit eigen ervaring getuigenis kunnen afleggen van den zegenrijken invloed door intc'nsieve sport beoefening uitgeoefend op gezondheid en levenslust. Maar hun aantal groeit met den dag en hun stemgeluid zal weldra tot dien omvang uitgedijd zijn, dat het klinkt als de stem der natie". De Olympische Spelen zullen niet nalaten een mach tigen stoot in de richting te geven, die leidt tot erken ning der sport als een onderwerp van staatszorg. Hunne beteekenis gaat ver uit boven die eener bloote wedstrijd demonstratie. In den naam al leen reeds schuilt een klank van betoovering. Hij HUI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiii iiiiiiiii iiiiiiiiiiiiniiii iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ' MiiMiiliiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiimiii 111 sl'Sgereert de verwezenlijking van een ideaal, waarheen de eeuwen door, het verlangen der f'Jnstbesnaarde geesten uitging de Hel'eensche oudheid. De herleving der Olympi sche Spelen is dan ook te danken aan een wetenschappelijk man, een historicus en hellenist, den Franschman Baronde Coubertin. Al moge opzet en uitvoering ook in over eenstemming gebracht zijn met de veranderde eischen eener moderne maatschappij, wat de innerlijke geest en ziel dezer vierjaarlijksche wedstrijden aangaat, zijn zij eene wederop standing van de heilige spelen uit het Alpheusdal aan den voet van den Chronosheuvel. Materieel gewin is voor de deelnemers uit gesloten, de titel Olympioniek" is de ideële, maar dan ook hoogste eer, welke voor den sportbeoefenaar is weggelegd. Maar niet de overwinnaar alleen geniet de vruchten zijner zege, ook over zijn land straalt de glorie der overwinning. Hier ontworstelt de anonymus zich aan den druk zijner onbeduidendheid leert hij zich voelen als vertegenwoordiger zijner natie. Een leerschool voor vaderlands liefde, die zich uit in den schoonsten vorm, niet met den eisch om voor zijn land het leven te vernietigen, maar integendeel om daarvoor zijn lichaam en gezondheid op te kweeken tot hoogste kracht en menschelijke volmaking. Ook de samenhoorigheid van landgenooten, levend in het onderbewustzijn van iederen mensen, onzichtbaar en verstikt in den sleur van het dagelijksch leven, vertoont zich bij deze gelegenheden aan de zichtbare oppervlak te en blijft voortleven in de herinnering van hen, die zich tevoren van dit subtiele en foch zoo machtige gevoel niet bewust waren. Hierdoor alleen reeds kan de beteekenis der Olympische Spelen niet hoog genoeg aange slagen worden, vooral voor een land als het onze, waar in een gebenedijde rust van honderd jaren, de nationaliteitsidee weinig ge legenheid gehad heeft tot uiting te komen. De plaats voor de Olympische Spelen aan gewezen, komt in het brandpunt te staan der wereldpers, wier vertegenwoordigers uit alle streken saamgekomen, hun licht doen schij nen over hetgeen zij ontwaren gedurende de korte dagen van hun verblijf. Niet slechts tot de wedstrijden alleen gaat hunne be langstelling uit, maar zij richten htm zoek licht ovor het gansene land om wat hun daar belangrijk schijnt, naar de uithoeken der aarde over te brengen. In 1928 zal de naam van Nederland gedu rende enkele weken over de wereld gehoord worden. Zijn wij gereed om voor de vier schaar der publieke opinie, het onderzoek met tere te doorstaan? Voorzeker als wij willen, wanneer wij ons dan slechts bewust zijn van de grootere en diepere beteekenis der Olympi sche Spelen dan weöstrijddemonstratie alleen. Wanneer wij dit beseffen dan zal een ieder gevoelen de taak, die op hem rust, om naar zijn vermogen bij te dragen tot het welslagen van dit wereldsportfeest, waaraan de reputatie van ons kleine land in den vreemde verbonden is. Om het besef daarvan aan zijne landgenoo ten, ook aan hen, die buiten den eigenlijken sportkriug staan, bij te brengen, deed Kapitein Scharroo een propagandageschriftje het licht zien, onder den titel ,,Nederland en de Olym pische Spelen".*) Dit in prettigen, vlotten stijl *) (Uitg. Mij. Kosmos". De illustraties van dit artikel zijn aan deze uitgave ontleend.) Vaardigheidspenning (Koninklijke Begeer) geschreven boekje is een klein onderdeel van het groote werk, waaraan de schrijver zich reeds gedurende verscheidene jaren gewijd heeft -?de propaganda voor de sport, de lichamelijke oefening voor het geheele volk. Als 2e voorzitter van het Olympisch Comité, als voorzitter van de Nederlandsche Athletiek Unie, als schrijver en als conférencier, als organisator van sportdemonstraties en in tal van andere functies heeft hij in den loop der jaren ontzaggelijk veel voor de sporrpropaganda onder ons volk gedaan. In een drietal hoofdstukken De geschie denis, De Beteekenis en De voorbereiding der Olympische Spelen" tracht de bekwame schrijver meer algemeene bekendheid te geven aan hetgeen als voornaamste gebeuren in de wereld der sport moet aangemerkt worden. Met groote duidelijkheid en klemmender! na druk wijst hij op de gelegenheid, welke aan ons land geschonken wordt om door eene voor treffelijke organisatie dezer spelen een gunstigen indruk in het buitenland te wekken. Als propaganda voor de lichamelijke opvoeding in het algemeen en meer in het bijzonder voor de Olympische Spelen, zal dit boekje stellig zijne "uitwerking niet missen. 'Jammer genoeg is het historische gedeelte van dit boekje, waarin de schrij ver een kort over zicht geeft van de Olympische Spelen in Oud-Hellas, niet van bedenkelijke onnauwkeurighe den vrij te pleiten. Zoo wordt hier zonder blikken of blozen tot overwin naar in den vijfkamp geprocla meerd de athleet, die in elk der vijf onderdeden den eersten prijs be haald heeft. Alsof de prijsbepaling in dezen wedstrijd niet een veel aan gevochten vraag stuk is, waarvoor door wetenschap pelijke vorschers zeer uiteenloopende oplossingen zijn voorgeslagen, zon der dat zij tot 1) Het verslag werd den 18 September 1920 aan H.M. de Koningin aangeboden. 2). Weekblad voor Gemeentebelangen, 2e jaargang No. 3. 3) Gemeentebestuur No. 12. Ie jaargang. 4) Men zie ook Mr. Dr. A. v. Doorninck, Prae-advies Congres Ver. v. Ned. Gemeen ten 1921, blz. 39. UTENBIlfi l FDLMEI IPHC IALITB ITi Verhuizing»» ondu> Gofinti» Bergp/ttaitan moe InkotMt dusverrt tot overeenstemming, moch ten komen. Verleidelijke argumenten tot staving hunner meening zijn door vele dezer onderzoekers in het veld gebracht. De oplossing van kapitein Scharroo heeft dit op alle overige voor, dat zij geen aarzeling toelaat. Voor haar valt niets te zeggen. In het jaar 396 v. Chr. werden voor hat eerst wedstrijden op het gebied der schoonc kunsten gehou den" lezen wij met verbazing in het boekje van Kapitein Scharroo. Tot dusverre heerschte algemeen de opvatting, dat de Olympische Spe len zich juist van de drie overige heilige spelen, de Pythische, Isthmische en Nemeische onderscheidden door de afwezigheid van wsdstrijden op het gebied der schoone kunsten. Eén enkele maal slechts zijn te Olympia wedstrijden op het gebied van schoont- kun sten gehouden, en wel op de psetido-Olympiade door keizer Nero georganiseerd. Maar deze Olympiade is nimmer erkend geworden, juist omdat de Romeinsche wereldheerscher in vele opzichten schromelijk gezondigd had tegen de van oudsher overgeleverde regle menten, dezer spelen. Wel is in het jaar 396 v. Chr. de wedstrijd voor herauten ingesteld, waarbij den overwin naar het recht werd toegekend, de namen der overwinnaars in de overige wedstrijden aan het verzamelde volk bekend te maken. Om nu de prestaties van omroepers tot het gebied der schoone kunsten te rekenen, lijkt ons niet zoo zeer in overeenstemming met klassieke als wel te wezen. met dadaïstische kunstopvattingen MR. PAUL L A M B E R T s H U R R E L U K l N C K J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAM-DEN HA A o DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND De intocht van de Nederl?ndsche deelnemers in het Stadion te Antwerpen in 1920

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl