De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 november pagina 6

10 november 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Nov. '23. No. 2420 Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen Dr. C. HOFSTEDE DE GROOT (1863?9 November?1923) De heer Dr. Cornelis Hofstede de Groot, wiens 60e verjaardag den 9en dezer gevierd wordt, is te Groningen geboren. Hij werd daar ingeschreven aan de Uni versiteit als student in de classieke letteren, maar zijn belangstelling werd weldra zoo geheel in beslag genomen door de oud-Hollandsche schilderkunst, dat hij deze geheel tot het veld van zijn onderzoek koos. Een dokterstitel in de kunstgeschiedenis te behalen, was hier toen ter tijde wel zeer bezwaarlijk en zoo verwierf de Groot dien in Duitschland met een voortreffelijk onderzoek omtrent de^bronnen van^Houbraken, waar over hij niet lang daarna een uitvoerig boek deel uitgaf. . Het heeft mij verheugd hem later, ter gele genheid van Rembrandt's herdenking den kan'gtoegekendendokterstitel honoris causa" der Amsterdamsche Universiteit te mogen verleenen. sj De jonge geleerde, die in de prentverzame ling te Leipzig werkzaam was, werd toen J. Philip van der Keilen ontslag had gevraagd, zijn opvolger als Directeur van 's Rijks prentencabinet. Maar hij bleek niet plooibaar genoeg en ook wel te eigenzinnig om Rijksambtenaar te zijn en de Commissie van Toezicht van 's Rijks Museum kon hem niet vrijwaren voor de behandeling waarmede men onwelgevallige ambtenaren uit den Haag het leven zuur kan maken. Zoo vroeg hij weldra zijn ontslag. J^Hij heeft zich toen als deskundige gevestigd en vooral zijn tijd en zijn groote werkkracht gewijd aan wetenschappelijk werk. Als deskundige heeft hij zich in den kunst handel een voortreffelijken naam verworven. Zijn verklaringen, voorzichtig gesteld, om trent den maker van een kunstwerk, worden hoogelijk gewaardeerd om het vertrouwen, dat men stelt in zijn kennis en zijn onkreuk bare eerlijkheid. Want daar niemand onfeil baar is, is er ook geen deskundige die zich nooit vergist, maar hij mag dat niet doen dan klaarblijkelijk ter goeder trouw. Voor ruimer kring heeft zijn weten schappelijk werk echter veel meer beteekenis, al is ook"dit voor een groot gedeelte op zijn kennersblik gegrond. Met von Bode gaf hij het groote verzamelwerk van Sedelmeyer over Rembrandt's schilderijen it en voegde daaraan een, ook afzonderlijk "erschenen bewerking toe van de schrifteiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiitiimiiitiiiiiittiiiiiiiitiiiiiiiliMiiiiiitiiiiiHimmmtti lijke bronnen omtrent den meester. Alleen ondernam hij de zware taak de teekeningen van Rembrandt te beschrijven, wat hem ook in de gelegenheid stelde den Rembrandtbijbel het licht te doen zien. Daarop liet hij een reeks van deelen volgen waarin hij op de wijze van Smith's catalogue raisoné, maar met scherper kritiek en veel omvattender gegevens, op zijn onvermoeide onderzoekingstochten, heinde en ver, bij eengebracht het werk beschreef van de meest beroemde Hollandsche schilders] der XVI Ie eeuw. Over Carel Fabritius en den Delftschen Vermeer gaf hij een prachtwerk uit. Van zijn vele kleinere geschriften in binnenlandsche en buitenlandsche tijdschriften moet hier gezwegen worden, hoe gaarne ik ook zou wijzen op zijn afscheiding van het werk van Janssens uit dat van de Hoogh, op zijn aanwijzing van Italiaansche invloeden bij Rembrandt en diergelijke meer, al zovi ik dan nauwlijks mogen verzwijgen dat hij soms ook wel al te taai vast kan houden aan een eenmaal opgevatte meening, als bij de aan Cuyp toegeschreven vruchtenstukken van Calraet. Liever wijs ik er op, dat zijn belangstelling zich niet tot de Hollandsche schilderkunst der XV l Ie eeuw bepaald heeft, al heeft hij over andere onderwerpen weinig het licht doen zien. Bovenal trokken ook de Hollandsche teekenaars zijn aandacht en hij vond de gele genheid daarvan een uitgelezen verzameling bijeen te brengen. Uitnemende afbeeldingen van een keur daarvan gat' hij zijn vrienden ten geschenke. Maar hij schonk ook daaruit aan 's RijksPrenten-Cabinet een groot aantal teekeningen van Rembrandt, die hij belangrijk zou ver meerderd hebben, indien zijn aanbod niet, met het gewone gebrek aan hoffelijkheid van de afdeeling K-W., te lang onbeantwoord ware gebleven. Hoe ruimschoots de Groot de Kunstver zameling van zijn geboortestad bedacht, ligt te versch in een ieders geheugen om daarover uit te weiden. Te vermelden is nog de ondankbare taak, die hij als secretaris der Museumcommissie zoo ijverig en goed vervulde. En niet te vergeten welk een vooraan staand lid hij was van meer dan een ten ^w}!;;!,^^ DRAMAJI/CHËRÖNIËK COMOEDIA. Zes personages op zoek naar 'naschrijver, door£Luigi Pirandello. Als Strindberg de Gespenstersonate" niet geschreven, had, zou ons dit merkwaardig werk van den Italiaanschen schrijver, naar inhoud en vorm, nog meer hebben verrast. Nu treft in de eerste plaats de metamorphose, j die ^zulk Leen, ^ongetwijfeld aan Noorsche invloeden te danken inval welke echter op zichzelf weer veel oorspronkelijks biedt ondergaat a travers het zuidelijk temperament. Het is of de vensters van de gruwelkamer opengaan en een jonge, uit dagende humor opspringt uit de ijselijke feiten. En het opmerkelijkst dat gewis voor den jongeren schrijver pleit is daarbij, dat ondanks de ongeboren situatie en het over wegend lach-verwekkende in deze tragicomedie, de tragiek van het grond-drama niet verloren is gegaan, al had zij oneindig sterker tot ons kunnen spreken; dat hier het groteske een innerlijke waarachtigheid handhaaft, waarvan de toeschouwer den ernst, zoo niet nu en dan den huiver ondergaat. De idee is deze: hoe zou de wereld er uit zien wanneer dans l'ordre Ie plus intime" der ?dingen, het verborgene openlijk aan den dag trad en de zielen ter confrontatie werden op geroepen? Indien daar inderdaad een plaats was, de hemel, de hel of een schouwplaats op aarde (hier: het platvorm van een tooneelzaal) waar men elkander weerzag,"' buiten het tijdsverband dat alle verwikkelingen om hulde, buiten de omstandigheden, die ons ver ontschuldigden en beschermden, maar open en bloot in het eeuwig licht. De Moeder", die zich aan twee mannen schonk", de Vader", die in duister avontuur zijn stiefdochter omhelsde, de kinderen, die opgroeiden in heimelijke haat tegen deze ouders, bij wie zij geen steun vonden en geen thuis". Wat gaat er al niet om in de heimelijkheid van dit lange leven, in al die van elkaar onafhankelijke uren, waarin de innerlijke en uiterlijke wereld in en om ons wentelt ! Hoeveel levens leeft elk voor zich, hoeveel elkaar vreemde wezens dingen in ieder mee ! De mensch is even zoovele malen iemand" als er mogelijkheden in hem zijn". Hij is.... al naar hij op den ander" reageert. Een gemiddeld mensch is de interpretatie van zichzelf, alleen het genie kan zeggen: ik ben. Wat ons gisteren plausibel voorkwam, schijnt ons vandaag ongelooflijk toe. Dat ik daar van mijn leven nog eens toe zou komen...." het ligt ons in den mond bestorven, en wan neer we bij het begrip: evolutie" even stil staan" begint het ons te duizelen. De schrijver Pirandello, die in deze draai kolk onvervaard dorst schouwen, wordt een cerebraal" en een philosoof" genoemd, maar ik meen dat ieder die 's avonds bewust zijn oogen sluit, op deze namen wel een oogenblik aanspraak zou kunnen maken. Het, den dich ter onderscheidende, is alleen dat hij aan al dit voor-de-hand-liggende, gemeengoed zoo lang de wereld draait, een ongemeenen vorm kon geven, een treffend en geestig had hij hooger gegrepen en meer zelfbeheersching bezeten ? we zouden zeggen: een verheven aspect. Voor het uiterlijk spel nam hij, gelijk Calderon in Het groote schouwtooneel der we reld": het tooneel, voor des Scheppers plaats vervanger: den dichter, den tooneelschrijver. Deze heeft een drama geschreven, dat onvol tooid bleef, (d.w.z. dat tot geen logische ontknooping te brengen was) en de zes perso nages" gaan thans op zoek naar een knappe ren auteur en komen eindelijk, uit de reëele wereld, waar ze onvoltooid" bleven (waar niemand den zin van zijn bestaan verklaard vond) te land in de wereld der verbeelding (het theater) waar het leven van twee kanten wordt benaderd: door de werkelijkheid, die schijnt wordt, en door den schijn, die werke lijkheid is. Hier, tusschen de coulissen, vindt de drang naar bewust, geordend, verklaard leven de omheining, die welk een verlichting alreeds grenzen stelt; hier, in deze ontvan kelijke atmosfeer, zullen de onopgeloste vratoonstellingscommissie als die van Utrechtsche kunst, van Rembrandt en andere meer. Wat hij voor de Vereeniging die Haghe beteekent, welke plaats hij in ae Monumenten commissie inneemt, staat buiten mijn waarnemingsveld. Ongetwijfeld zal het hem daar niet aan ijver en toewijding ontbreken. Mijn grootvader placht te zingen: Die zestig jaar zijn pakje heett gedragen, Droeg hij net wel, hij'aroeg het lang genoeg. Toch kan ik met aannemen dat iemand thans den heer Hofstede de Groot viert, omdat men meent dat hij zijn werk volbracht heeft en op zijn lauw'ren zal gaan rusten. Van een man als hij verwachten wij nog veel voor de toekomst, voor hem zelven en voor ons, en wij eeren in hem den rusteloozen werker en den goeden vaderlander in zijn volle kracht. Amsterdam J. S i x EEN VERGELIJKENDE MUNTSTUDIE REFLEXEN D e w ij z e n. Mocht politieke noodzakelijkheid de Chris tenen van verschillende couleur en zienswijzen wel eens uitsluitend oog doen hebben voor wat hen vereenigt al zijn er dan van tijd tot tijd wel minister-presidentiëele communiquétjes noodig om de broederpers te waar schuwen door geen strijdlustige artikelen den coalitievrienden een vloo in het oor te plaatsen kleinigheden zijn in staat den nadruk te doen vallen op wat verdeelt en scheidt, on danks het woord van Paulus die de liefde als de meeste roemt daarbij echter de eigen liefde vergetend, welke mérder is. Een ge zantschap bij den Heiligen Stoel moge dan al een ergernis zijn, men ziet toch met dage lijks dien gouden degendrager in het ouder lingengestoelte en wat niet weet, wat niet deert. Zou echter het besluit tot herstel van dit gezantschap de consequentie ingehouden hebben van dagelijksche zichtbaarheid b.v. tijdens de godsdienstoefeningen in de Groote Kerk te 's Gravenhage wie weet of alles wel zoo glad van stapel ware geloopen. Ik wil maar zeggen dat ook practische ver draagzaamheid haar grenzen heeft en dat men zich aan de weigering van Toorop's Drie koningenraam in diezelfde Groote Kerk slechts kan ergeren in eerste instantie. Er zitten aan die weigering eenige plompe onbeleefdheden vast men vraagt geen gasten om ze daarna door den bottelier uit den^corridor te doen verwijderen maar de drie Koningen of de drie Wijzen, hoe men ze ook in geloofsverscheidenheiünoemen wil, hebben een te oude en gevestigde reputatie van wijs heid en nederigheid, dan aat zij zich van die kleine onhoffelijkheid veel behoeven aan te trekken. Zij kunnen zich bovendien her inneren in een eenvoudige stal te Betlehem, door goddelijke gastgevers, met meer diffe rentie te zijn ontvangen dan door den Haagschen Kerkeraad, maar een kerk is nu een maal geen stal en terecht is de Kerkeraad der Groote Kerk bevreesd geweest dat de drie Koningen in hunne decoratieve gewaden en devote knielende houding, gedetoneerd zouden hebben in een omgeving, waar het stille, door een wit strikje afgezette zwart en de van het licht der eenige waarheid strakke gezichten, de eenige versiering is die een rechtzinnige omgeving kan veraragen. Of nu ae broeders aan den anderen kant van den geloofswortel zooveel recht hebben zich over de weigering van een uit Roomsche attributen" samengesteld kerkeraam ver toornd te betoonen, is een andere kwestie. Twintig eeuwen van naastenliefde hebben omtrent de algemeen-Christelijke beteekenis van attributen en symbolen wel kleine ver schillen doen ontstaan en enkele monopolies geschapen, behalve dan dat der verdraag zaamheid, dat nog altijd onopgeëischt in ae schatkamer der Christelijke deugden rente op rente ligt opgetast. Gelukkig voor hen, die thans smalend over Christelijke onverdraag zaamheid aan den overkant spreken, vergeet men in dit land zoo licht de kleine narigheden die af en toe om een kunstwerk, DEN HAA& Lunchroom de Bijenkorf', WagensIraaMS Complete dagschotels met Soep f 1.50 Diners a f,2.50 Dagelijks Concert Zondags Matinee iiiiiiiiiiiiiiiiiiii gen, de opgekropte grieven, de goede bedoe lingen, de beklemmende geheimen, het nooit aflatend leed.... lucht krijgen; hier, in dezen Spiegel der menschelijkheiü" zullen zij, zoo ara het gordijn opengaat, zich mogen toonen gelijk zij op dat moment, waarin zich hun geheele leven samentrekt, zijn. Welk een ver ademing zich te mogen uitv;eren in oprecht heid, eindelijk, in naam des dichters, te kun nen zeggen: ik ben ! Tegen dezen achtergrond, waarvan we de sluiers langzaam zien wijken voor een pers pectief van zes droeve levensgangen, speelt zich het sterk-contrasteerend spel der gefor ceerde verwerkelijking van dit drama af. Natuurlijk gedoogt de tooneeldirecteur niet dat de personages" (die dilettanten !) hun eigen leven zelf opvoeren, aangezien uit tot het emplooi" zijner artiesten behoort.Pi randello kent zijn Pappenheimers. De stof, die u ons brengt, is op zichzelf zoo weinig zaaks, dat als het stuk het doet, dit, geloof mij, uit sluitend aan het talent van mijn acteurs te danken zal zijn". En daarmee is dan voor den geheelen avond de kluchtige strijd tusschen het ware" en het onware", zooals ieder die beide begrippen van zijn standpunt propa geert, geschapen; een strijd, welke tenslotte moet eindigen in een, alle partijen het zwijgen opleggenden, donderslag. De personages vertoonen den acteurs wat zij doorleefd hebben, altijd wér (zoo machtig is de herinnering," en niets wischt uit....) doorleven. En de ac teurs andere wezens dan zij, die dus in deze zelfde omstandigheden anders zouden hebben gereageerd, bootsen dit na, naar den letter juist, naar den geest onherkenbaar geinterpreteerd. Zij schijnen hut terrein te veroveren, altijd immers, en ook hier, wint de schijn het op het wezen.... Tot op eenmaal, het oppermachtige, het Lot, het Mysterie, dat niet rekent met de verschijnselen, dat zijn wacht" niet verbeidt, maar de hand opheft en de vuist laat vallen, ingrijpt.... een der personages op zoek naar een auteur heeft zich dood geschoten. De knaap, het zoeken moe, vond intuïtief den weg naar zijn Schepper terug. Eén moment pauze. De overige vijf, die meenden op deze aarde Wat zijn onze Nederlandsche geldstukken toch banaal en saai en wat zouden ze beter kunnen zijn indien de ontwerpers met meer aandacht naar penningen en munten uit den ouden tijd hadden gekeken. Op bijgaande afbeelding ligt een rijks daalder tusschen een Utrechtschen Rijer uit 1792 (links boven), een Utrechtsch drie guldenstuk uit 1786 (rechts boven), een pen ning met de beeltenis van Lodewijk XIV uit het jaar 1710 (links beneden), en een penning met den kop van den hertog van Sully uit circa 16!0 (rechts beneden). Het verschil in de leeuwen is typeerend. Op het wapen van onzen rijksdaalder staat dezelfde poesachtige, smaakbedervende leeuw die onze meeste rijkswapens siert, terwijl men met plezier naar den gespierden leeuw van den Utrechtschen Rijer kan kijken. Deze leeuw lijkt wellicht minder op het werkelijke dier dan de leeuw van onzen rijksdaalder op den koning der dieren gelijkt, doch men moet bedenken dat leeuwen op wapens slechts heraldische figuren zijn en uit een tijd stam men dat men het bestaan van leeuwen niet anders dan uit overlevering kende en men ze niet in een dierentuin kon gaan bekijken. De ontwerper van den rijksdaalder heeft angstvallig n de kop van Willem 111 n het wapen van Nederland midden op de munt geplaatst. Dit gebrek aan durf is een kenmerk van de werken van zeer vele versierders. Men was vroeger veel minder bang om het hoofd moment van een versiering uit het midden te plaatsen en daardoor kon meer bereikt worden. Ook is het leerzaam om de letters van de verschillende munten met elkaar te ver gelijken. Waarom moest toch op onzen rijksdaalder voluit: Munt van het Konink(g)rijk der Nederlanden" komen te staan? Op buiten landsche geldstukken valt in het algemeen veel minder te lezen. Is dit wetlicht een reden dat buitenlandsche geldstukken beter dan de Nederlandsche zijn? In het teekenen van letters munten de Hollanders niet uit. In vroegere tijden leerden de kinderen op Nederlandsche en thans nog op buitenlandsche scholen, verschillende soort letters teekenen om daardoor later nettere op en bovenschriften te kunnen schrijven. Het leeren hiervan komt iederen jongen ten goede, onverschillig of hij boekhouder, winkelbe diende, ingenieur of architect wordt en geeft hem later ook in zijn particuliere leven veel meer voldoening dan hetgeen hem van het gedwongen teekenen van stillevens overblijft. Het is onnoodig om onze rijksdaalders verder in détail met de oude voorbeelden te vergelijken, daar onze munt het in ieder onder deel tegenover de pittige voorbeelden aflegt. Wij zijn door het vele leelijke dat wij van onzen Staat te zien krijgen zoo afgestompt, dat wij soms beginnen te gelooven dat het niet beter kan. In dit geloof worden wij helaas weer door de nieuwe biljetten van 25 en 40 gulden gestaafd en onze nieuwere munten zijn niet zoo heel veel beter dan de afgebeelde rijksdaalder van 1854. __ Toch is het goed om de aandacht, met eenige photo's ter vergelijking, op onze staatsproducten te vestigen, daar dit een van de weinige methoden is, waardoor wel licht eenige verbetering te bereiken valt. De post is begonnen met betere druk werken af te leveren. Welke staatsdienst zal volgen? N. om de opvatting van een kunstenaar, ont staan. Zoo b.v. de Kruiswegstaties van Servaes, betutteld en bekritikasterd door dezelfde lieden, die thans Toorop's Wijzen in bescherming nemen niet om den Meester te behagen of uit eerbied voor het kunstwerk, zooals nu toch wel duidelijk zal zijn. Want was de gemartelde Christus van Servaes niet een Christus, zooals weliswaar nooit op een der brave chromo-litho's der religieuze winkeltjes voorkwam, maar een Man der Smarten, zoo algemeen en zoo menschelijk, zoo verwrongen aoor het diepste leed en zoo aan de uiteinden der wereld geraakt door de onverdragelijkste smarten, dat zelfs Mohamedanen en vuuraanbidders in dit beeld nog wel iets gevonden zouden hebben, wat tot hunne onchristelijke gemoederen spreken kon? Toch zijn Servaes' Kruiswegstaties niet op hunne bestemming gekomen, evenmin als Toorop's Driekoningenraam en men moest er nu, voor rekening der Coalitie, maar een museum voor Christelijke kunst mee inrichten, waar alle kunstwerken die den Kruisweg van kleinzieligheid, schamele rechtzinnigheid, hui chelarij en intrige hebben afgelegd, hun Calvariëvinden, ten einde daar, hoog opgericht en vastgenageld, den Christenen van alle ongezindheüen toe te roepen: Ziet den Mensch.... na twintig Eeuwen ! Z i G - z A G HETBOEK YANDEWEEK PROZA DOOR LOUIS COUPERUS Compleet in 2 bundels met portret van den schrijver Prijs per bundel ing. f5.?, geb. f 6.25 Luxe editie in leer gebonden ? per bundel f 12.50 itgiva van VAK HOLKEIIA i IWKDOBF, Uur. IIIIIMU'IIIIIIIIIIIIIIII Illlll iiilimiiiiimiimiuiililiilllll hun lot in handen te kunnen nemen en hun rol te mogen vervullen, druipen verslagen af; tegenover den Onzichtbaren Auteur" was het een fiasco. De tooneeldirecteur bevestigt dit: een onvruchtbare repetitie", en een ver loren achternamiddag. Zoowel ten opzichte van het Leven, als voor ,,de Kunst". Wanneer in dit werk, waar men niet ge makkelijk doorheen kijkt, alle kiemen tot ontwikkeling waren gekomen, zou het misschien een meesterwerk zijn geworden, nu heeft het er de allure van en boeit door zijn groote moge lijkheden, door de cultuur, die wij eronder voelen en door de jonge krachten, die erin sluimeren. Pirandello is geen jonge man, hij is een ver grijsd man, die jong bleef, hierin ligt de ver klaring van dit ,,modern" werk, dat beklijft, terwijl zooveel van dezen tijd terstond weer ver dwijnt. Het buitengewone" alleen boeit geen avond lang. En vooral in dit verband stel ik belang in dezen Italiaanschen auteur, die geen expressionist is, niet trachtte een fon kelnieuwe kunst te stichten, doch evenmin platgetreden paden bewandelt en, voortbou wend op het drama in zijn verschillende ver schijningen (van de Miduelleeuwsche morali teit tot, zooals gezegd, Strindberg vinden we er elementen in terug) slaagde voor het toonecl iets frisch en jongs te scheppen. Wat een visioenair regisseur uit deze gege vens zou kunnen tooveren aan huivering wekkend en grotesk effect, laat zich nauwe lijks benaderen. Of het stuk met zulk een grootsche herschepping evenwel gebaat of geschaad zou zijn, blijft een tweede vraag. Best moge lijk dat juist dan het zwaartepunt gezocht in het innerlijk drama zou blijken hoeveel zwakker dit zuidelijk broertje van Strindberg in zijn schoenen staat dan de groote Meester. De leden van Comoedia hebben het, om die zwakheid extra moeilijk stuk, onder regie van Herman Roelvink, met groote toe wijding, zoo eenvoudig mogelijk opgevoerd, en ons daarmede zeer verplicht. De vertooning gaf een duidelijke uiteenzetting van den, bij lezing Jieht-verwarreiideii tekst, een uitbeelding-tot-op-zekcre-hougte (wat er uit al die rollen te halen is, zou ook nog nader kunnen blijken !) doch voldoende om er een eersten, onbelasten indruk van te krijgen. Het onwe zenlijke der personages" was zonder my stiek van schijnwerpers, door de houding der vertolkers juist genoeg gemarkeerd om hen te onderscheiden van ae (reëele) tooneelspelers tusschen wie zij zich mengaen. Over wegend was de ongewilde, vaak onweerstaan bare humor; nochtans was daar ook nu en dan de ontroering, het plotseling schrijnend besef, dat daaronder veel dagelijksch leed bedolven lag. La Chapelle als de Vader" leek mij het best, het meest in de lijn van het groteske hij had in zijn blik, die deernis wekte, het jarenlang verkropte, hij was: het echec. Mevrouw Ranucci (de moeder) al kan men zich die rol van wreeder en tegelijk comischer tragiek denken, gaf van de burger dame, voor wie het leven onder alle omstandig heden een puzzle van goede bedoelingen en miskenningen blijft, een aannemelijk rouwbeeld. In een rol boven haar krachten (de stiefdochter) de leidende rol van het stuk, verraste Willy Haak door temperament en goede plastiek en deed het des te meer be treuren dat zulke jonge actrices op ons tooneel worden toegelaten met een onge schoolde, onmachtige stem. Suggestief in de zwijgende rol van den knaap, beangstigend broedend over zijn lot, was Lou Richard. De groep tooneelspelers, onder directoraat van Dirk Verbeek, (Pirandello zal wel een tooneel directeur van een oudere, meer romantische generatie hebben bedoeld) die het lastig ge val vast in de hand hield, leefde mee, zon der de aandacht af te leiden, een levendig heid, waartoe ook Roelvink's geanimeerde vertaling veel bijdroeg. Er schijnt verademing te komen.... Het Centraal theater was vol belangstellenden bij deze intelligente proefneming een auteur, die de moeite waard is en als zoodanig alom wordt erkend, onder de aandacht te brengen, terwijl op dienzelfden avond de Stadsschouwburg bij de derde opvoering van Zijn we dat dan niet allemaal" uitverkocht was. TOP N A E F f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl