De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 november pagina 8

10 november 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Nov. '23. - No. 2420 Teekening voor de Amsterdammer' door B. van Vlijmen WALDEMAR BONSELS HET NIEUWE TOONEEL HET NIEUWE TOONEEL. Dat ben jij \" Expressionistisch spel van Friedrich Wolf. Vertaling D. Th. Jaarsma. uit jong opgerichte gezelschap, misschien of zelfs waarschijnlijk, uit den nood der tijden geboren, heeft het met moed en toewijding ondernomen, dit werk van een talentvollen jongen Duitscher aan het Nederlandsche publiek voor te zetten. Een onderneming, die belangstelling verdient, omdat het arbeid geldt van iemand, die iets te zeggen heeft, en dat zegt in een ongewonen vorm. Het op voeren van een expressionistisch stuk is eenigszins als een experiment te beschouwen, en ons publiek staat over 't algemeen uiterst gereserveerd tegenover experimenten ! Bij de beschouwing van Dat ben jij !" (hoeveel mooier klinkt het oorspronkelijke: Das bist du" !) wensch ik mij los te maken van het woord expressionistisch"; want dit woord is voor ons begrip al te nauw verbonden aan de schilderkunst. Het was zelfs te merken hoe er onder het publiek waren en niet van de minst belangstellenden die meenden, dat bedoeld werd, iets te geven als levende expressionistisch gestyleerde schilderijen; een bedoeling die mijns inziens de dood zou beteekenen voor het tooneel. Laat ik dus het woord expressionistisch los, dan hebben wij hier, dunkt mij, in de eerste plaats een poging en een geslaagde poging om een zuivering van het tooneel te onder nemen. Een zuivering, die noodzakelijk is. Er wordt zoo hopeloos vee! gekletst in de moderne tooneelstukken; zooveel woorden gesproken, die niets met de eigenlijke hande ling van doen hebben en ook de teekening der personen niet verder brengen. Van dit overtollige is de dialoog in Ik ben jij" gezuiverd, en dat beteekent een loutering. De dialoog is compact; elk woord (van de vier personen in het kern-drama-) is noodig en wordt dan ook zooals in dezen stijl behoort met nadruk uitgesproken. Met zwaren nadruk vaak. En dikwijls her haald. De uiterlijke handeling is zuiver gehouden: een echtbreukdrama onder eenvoudige men schen : Andreas de tuinman ;Martha zijn vrouw; de knecht Johannes. En als de kwade macht: Lucas de smid. Andreas is de denker en de man, die op christelijke wijze de menschen liefheeft; ? Martha en Johannes vertegenwoordigen het bloedwarme leven. En de liefde en het verlangen van dat leven. Als Andreas hen te zamen vindt, laait ook in hem heftigheid op en hij doodt Johannes met de bijl, die zich als 't ware in zijn hand legt. Doch met deze gewelddaad dit is een schoone gedachte heeft Andreas ook zichzelf gedood : zijn eigen ik, zooals het was.' En ook Martha heeft hij gedood, want zij was Johannes omdat zij hem liefhad. Als Johannes neervalt, roept Martha uit: Johannes ____ Johannes ____ Das war ich !" En als Andreas klaagt: Wars doch mein Blut das flosz !" spreekt Johannes: Deins! Meins ! Unsres !" Zoo gaat 't in dit werk meer om de gedachten dan om de hande ling. Maar intusschen en dit bewijst welk een talentvol toóneelschrijver Wolf is is de handeling vol spanning en leven, een gecon centreerd stuk realistisch leven. Zoo sterk is dit, dat men de gestyleerde1' wijze van spreken op vele plaatsen voelt als iets hindcrlijks, iets dat de handeling schaadt. Martha's ruwe heftigheid houdt dan vaak de realiteit vast. Het werk heeft nog een andere zijde: het demonstreert de opvatting, dat alle dingen leven; niet alleen de mensen, de dieren en de planten, maar ook de dingen, door tusschenkomst van menschenhanden gemaakt, hebben een eigen leven. Een bank, een bijl, een kruis nemen deel aan de handeling, niet als sym bolen (b.v. van huiselijkheid, geweld en gods dienst) maar als de dingen, die zij zijn. In het voorspel en in de 5e akte komen die, voor ons levenlooze wezens, op gelijkwaardigen voet samen met menschen en dieren, om ten slotte met elkander op te gaan in n laatste verandering. Dat voor- en naspel spelen ergens op een andere planeet. Maar dit doet ons nog niet het leven der levenlooze dingen aanvaarden, vooral niet zulk een zwaarwichtig" leven. Zooals het ons geboden wordt, zou men 't al naar zijn stemming griezelig of lachwekkend kunnen noemen. Of. ... vervelend ! En dat is ook in het Expressionisme uit den booze. 'Lezen wij den tekst, dan zijn wij er mee verzoend; dan lijkt 't of hier veel meer te bereiken zou zijn dan nu bereikt werd met wat lichteffekten en het eentonig-zwaar zeggen van de woorden. Een beetje humor en wat meer fantasie zouden geen kwaad doen ! Het merkwaardige is, dat in den tekst wel degelijk humor te vinden is; in de schoen bijvoorbeeld, die vertelt van de liefde van den staljongen en hoe de veter den graaf deed struikelen en zijn heen breken, zoodat hij niet in den oorlog behoefde te gaan. Und was denkt ihr, dasz diese Hochnase behauptete?" Nun?" Er habe sich das Bein gebrochen !" Deze humor ontging het publiek en hieraan had de opvoering schuld. Charlotte Kohier bracht iets van dien humor in de snijdende Stem van de Bijl" maar het overige bleef te veel op n niveau om te boeien. Het leek alles gefilosofeer zonder bewogenheid. En toch is er aan het slot wel degelijk bewogen heid in den tekst om tot de gedachte te komen : Wir wollten uns vernichten und sind verwandelt worden !" Ondanks deze bedenkingen heb ik warme bewondering voor de uitvoering, zooals die onder regie van Frits Bouwmeester plaats had. Hier was een toewijding aan het werk, een zich-geven en een begrip, dat aan het dra ma van de vier menschen de wijdte en het perspectief gaf, door den schrijver bedoeld. Frits Bouwmeester als Andreas, v. d. Veer als Johannes en Cor Hermus als de smid, hielden uitstekend den gedragen toon vast, waardoorheen Marie Hamel's felle woorden en gebaren als messen sneden of als vlammen laaiden. De aankleeding valt zeer te roemen, tenmins te wat de vier aardsche" bedrijven betreft: mooi de reusachtige bloem boven de spelenden als aanduiding van den tuin en zeer suggestief de groote maansikkel vóór het armoedige raampje, in zijn stumperigheid een beeld van de onmacht der menschen tegenover de machten, die hen drijven. Het stuk, dat aanvankelijk weinig publiek trok, had op den avond toen ik het zag een warme ontvangst, die aan het slot zelfs een ovatie werd. Misschien wel ietwat tot verrassing van de spelenden? Men" loopt immers niet gauw warm voor iets nieuws ! ANNA VAN Oociii -K A ui, B ACH SCHILDERKUNSTKRONIEK Ai.u. A. PLASSCHAICRT (bij Lislier Surrey, den Haag). Ook dit werk van mijn neef en naamgenoot hoort thuis in een romantische periode. Het geeft eer den achtergrond dan de dingen, die zich losmaakten van dien achtergrond, te saam met dien achtergrond. Het geeft meer het wordende dan het zijnde; ge zoudt kunnen zeggen, de dingen tijdens het uitkristalliseeren, wanneer de vorm pas begint aangeduid te worden. Het is dus eer een enthousiasme; het is een inspiratie in de barensweeën. Het werk vertoont daarvan alle kenmerken. Het is als kleur-alleen dikwijls aangenaam om te zien; ge begrijpt tevens, wanneer ge ervoor staat,dat de namen, die de teekeningen dragen, ontstaan, gegeven zijn na het werk; pogingen zijn, om wat op het papier reeds stond, langs het woord te benaderen; ze zijn een late be zinning ? ? Het spreekt vanzelf, uit het voorgaande, dat het werk zal falen, wanneer het b.v. een figuur geeft gansch los van den achtergrond (het is immers vonn-zwak); het faalt inder daad in den Pelgrim". De maker benoemt soms een werk, dat iets meer van dien vorm vertoont, met plotselinge verrassing, nuchter weg, als den Vogel en den Visch" (waar iets guitigs in is, dat in zulk werk behoort tot de rariteiten, want het is in 't algemeen tragisch) maar in 't algemeen blijven de namen weidscher en meer verheven ! Toorop (in den ge nadehof) en verworden Aegyptisch (in den koning van het andere woord") vindt ge er, kenbaar in twee teekeningen ter tentoon stelling. Te noemen blijven mij, begrepen in 't kader van deze geestesgesteldheid, de tee keningen: De gouden vloeren; de motor; zelfgenoegzaamheid; de Nocturne (als ijle phantaisiëen) terwijl een beeldhouwwerk twee koppen", te voegen is bij deze lijst. CHARLEY TOOROP (bij ESHER SURREY). Charley Toorop, die in Parijs met haar psychologische kracht groepen teekende van menschen, met altijd, inhaerent, het gevoel voor 't gezin; met een karakteristiseering, die ik begrijp dat sommigen moeilijk aanvaarden, maar die mij door juistheid, altijd trof en treft (ook wat de gelijkenis betreft !) vertoont in de Zonnebloem" inden Haag teekeningen, en schilderijen. De teekeningen uit Zuid-Frankrijk (wie kan 't verbazen?) zijn niet ontstaan zon der den invloed van Vincent van Oogh's teekeningen, maar, merkwaardige open baring van 't accent van dezen tijd, Charley Toorop's teekeningen zijn droever, minder open, minder sereen dan die van Vincent. De kleur der schilderijen, der stadsge zichten-landschappen, is oorspronkelijk. Ze zijn meest in bruinen, rijke bruinen, hoewel niet uitbundig. In de schilderwijs, in de tcekenende schilderwijs erkent ge den genoemden invloed echter wel; eveneens ziet ge dien in de decoratieve oplossing van een grooten cactusplant vlak op den voorgrond, en in de figuur van een gaandcn kerel. Maar achter dezen invloed leeft de persoonlijkheid van Charley Toorop een sterk, eigenzinnig leven, en daar komt het voor den voortgang op aan. IN PULCHRI STUDIO, GROEPEN. Dit is een aantal schilderijen, waarvan liet moeielijk is een paar te onthouden, en mis schien ook ietwat noodeloos.... De hoofdgroep is van Van 't Hoff. De aard van het werk is illustraties-romantisch. Eigentlijk is dit vlot werk oppervlakkig; het vertelt zijn vertelling, maar het openbaart geen diep ten, noch geeft het hemelglans. Van de etsen met den duidelijken invloed van Brangwijn, is de berg, die als een blok staat in de vlakte, het best, en1 het eenvoudigst-sterk. Van de andere werken, schilderijen en gekleurde teekeningen, is het groote visschestuk, met de opzwemmende en neerzwemrnende visschen etc., een leniggenoteerde voorstelling, terwijl ten slotte het geschilderd stilleven genoemd kan worden. Mevrouw van Dam van Isselt is zwak in twee der vier schilderijen; .sterker in dat met de pop,, den kandelaar en de klosjes garen en in de schoentjes". Het is voor deze schilderes noodig zich te vernieuwen; waarom niet eens in het geschilderd stadsgezicht? A. L. Koster heeft een niet onaangenamen aanzet: water met huizen en boomen erbij; de Tiberbrug van Et. Bosch is een notitie, vvankel-frisch van kleur; van Lou Bron zijn de rotsen (met den door den schilder onvermoeden vorm van een schapekop in een van hen?) een te genie ten voorstelling van de Middellandsche Zee. Mevr. Hameetman Schlette gaat vooruit, Mej. Anna Lehmann is niet op 'r gelukkigst, P. Kramer evenmin (alleen beter in visschersliuisjes). Het overige, op een Mastenbroek nog na, blijve verzwegen.... Bi.l KI.EYKAMP, IN DEN HAAI;. De stilte en de kracht vindt ge hier der Boeddha's en bodhisatwas. En hoewel de boedhha's zwijgen, en de geheven en de neergehouden handpalm allen laten zien; hoewel alles vastgesteld lijkt, naar plechtige overeen komst hoeveel verscheidenheid is er niet in die geloken oogen, in die zwijgende, sterke ge zichten ! D'een is vol van den hemel, van de rust en vandezeljoverwinning; d'andereis vol (ik meen het woord niet oneerbiedig, maar ik schrijf het neer omdat het mij juist is) vol van een leepe eeuwigheid; een derde, daar is de eeuwigheid het beeld toch wreedheid; een vierde is trotsch van eendroom Een boedhisatwa is haast spreken-ree of nog sprekens-reê; die, met een vat voor aalmoezen, is vol .hoogmoed ; een derde is vol ironische rust, een andere is gekroond, en lijkt een romaansche bisschop, een bisschop uit het romaansche kerkgebouw. En die overeenkomst met het romaansche beeldhouwwerk vindt ge ook in den dood van Boeddha (een votiefsteentje !). Als een rieksch ornament is de versiering van den grooten votiefsteen, met de realisti sche dieren onderaan. Dit realisme vindt ge zwakker in het bas-relief, waarop het paard met de kar voorkomt; buitengewoon van psychisch realisme, van psychische beweging is de kop van een leerling van een boeddha, in ijzer (llrie )2de eeuw). Dit alles maakt het een noodzaak naaur deze tentoonstelling te gaan, met allerlei anders nog erbij: nog koppen (d'een is als van een zwaar porcelein !) en kleine voorwerpen, verwonder lijk of edel.... TOOROP'S CHRISTUSFIGUUR EN ZIJN MARIA (1923). Toorop is sinds 1905 katholiek. Het spreekt van zelf bij een' kunstenaar van zijn aanleg en van zijn beeldende kracht, dat hij de apos telen, de heiligen, den Christus en zijn moeder tot onderwerp zou maken van menige tee kening. Hij heeft dat gedaan: de staties van den kruisweg getuigen dat (op te klein beklemmend formaat !) zijn kerkraam be wijst dat; zijn apostelen; zijn Christusfiguur; zijn Maria. Maar even onmiskenbaar als de studies voor de Apostelen, hartstochtelijk, vol leven en vol gebaar sterk zijn; evenzeer als zijn kerkraatn de buitengewone kracht laat zien van dezen schilder in kleur en lijn, even zeker schiet hij, tegenover zijn talent te kort in de figuur van den Chrustus, en in zijn Mariafiguur. Vooral in de figuur van den Christus. Dit te kort is zóó duidelijk dat daarvoor een eenvoudige reden moet bestaan. Deze bestaat. Toorop de portrettist, de teekenaar van koppen, is altijd een realist. Hij kan dat realisme geven, groot van geeste lijken, spiritueelen dwang, maar hij is een realist, ecu psychologisch realist. Daarin be reikt hij een schoonheid hem eigen, die wij, met ve.e anderen, vol eerbied waardeeren. De figuur van den Christus, de kop van den Christus (den ;/ic;istVigewordene !) />? uit be grijpelijke, maar daarom niet juiste overwe ging, nooit van den realist Tovrop, maar van een Toorop, die een ideaal" beeld wil geven. Hij gaat hier dus in tegen den aard van zijn talent; hij treft niet, waar hij bovenal wil aandoen en ontroeren. En ik vraag me steeds af: hoe en waarom vergeet Toorop hier het rijke voorbeeld dier andere realisten, hem zóó vertrouwd, der primitieven? P i. A s s c n A i; R T RAPHISCHE KUNST. Moderne Engelsche etsers, bij Scheltema en Holkema. Rokin 74?76. Frans Mazereel, bij Mak. Rokin 5?15. Men kan zich op n gebied moeilijk grooter tegenstelling denken, dan die tusschen deze Engelsche etsers eencr en den Belg Maze reel anderzijds. Wie met enkele schreden den afstand Overbrugt, die thans deze beide graphische polen scheidt, verbindt twee opvattingen en twee kunstbelijdenissen, die mijlen van elkander verwijderd zijn. De Engelsche etsers vormen te zamen n groep; de enkele Mazereel een andere. De Engelschen etsen landschapjes, een enkele maal figuur, hoogst zelden iets anders; de houtsnijder Mazeree! beeldt alles uit, alleen het landschap als zoodanig niet. De Engelschen zijn vrien delijk, overschrijden nooit een norm, wagen niets, zijn voor alles fatsoenlijk; de Belg overschrijdt alle normen, waagt alles, is niets zoo weinig als aanvallig en kent het begrip fatsoen in geen enkele'taal. De Engelschen vertolken uitsluitend zachte aandoeningen binnen enkele centimeters; houden zich aan wat ze zien, schuwen alle denkbeelden, alle opstandigheid, alle onmatigheid, alle persoon lijkheid ; de Belg verslindt vellen papier, kent alle affecties behalve de zachte, phantaiseert bij voorkeur, stroomt over van ideeën, van mateloosheid en van persoonlijkheid. De Eugelschen kunt ge in uw kinderkamer ophangen; den Belg te nauwernood in uw privatissimum. De Engelschen zijn een einde; de Bel» is een begin. Jammer genoeg is hiermee nog niet gezegd dat, zoo de productie der Engelsche etsers weinig met kunst te maken heeft, Mazereel dat wel heeft. Alleen dit dat zijne persoon lijkheid eigenschappen vereenigt, die een kun stenaarsnatuur gunstig kunnen beïn-vloeden. Hij heeft de durf en het temperament van een man; hij doorziet scherp de motieven der menschen, in het bijzonder op het terrein der aardsche liefde; hij vloeit over van spot en hoon en het is mogelijk dat hij hekelt uit mededoogen; zijn phantaisie is paraat; zijn voorstellingsvermogen oneindig; hij kan zijn verbeeldingen nauwelijks bijhouden. Men zou willen weten in hoe korten tijd hij de 167 vertellingen-in-houtsnee van zijn livre d'heures" en de 63 van zijn Ie soleil" heeft gecon cipieerd. Maar zijn werk draagt ook de sporen van dien haast. Het is levendig, maar niet bezonken. Het is goed van klenrverdeeling en van compositie, maar de visie van den kunstenaar is niet geadeld door de oneindige liefde van den mensen. Hij is graag bizar, zijn ironie is grof; zijn spot meer kluchtig dan fijn, zijn schaamteloosheid overdreven. Maar hij trilt van leven; hij kan typeeren en uit het toevallige het algemeene dist leeren (Ie beau Mee, Ie boxeur, Ie parvenu); hij ontroert een enkele maal door een gevoelige lijn (au restaurant), een teerder accent (l'innocentc), een ongewone charme (la femme qui passé). Men kan zeggen dat zijn goede en minder goede eigenschappen samenhangen met het Vlaamsche ras waaraan hij ontsproot. In dat geval legt hij van de vitaliteit daarvan een treffend getuigenis af. En al is zijn ver schijning voorshands misschien belangrijker uit een cultureel dan uit een artistiek oogpunt, men heeft alle reden om de firma Mak dank baar te zijn voor de kennismaking. H E N N u s KUNSTNIJVERHEID IN HET STEDELIJK MUSEUM Van de exposanten die hier, min of meer onder de auspicieën van een bekende firma hun arbeid tentoonstellen, zijn W. Penaat en Bert Nienhuis de belangrijksten men zag in langen tijd van Penaat niet zoo'n collectie werk bij elkander en het is goed te zien hoe deze voortreffelijke meubelkunste naar, die in de Nederlandsche ambachtskunst een voorname plaats inneemt niet alleen door het werk van zijn handen, maar ook door jarenlangen organisatorische!! arbeid de oude lust en de oude werkkracht weer ten volle heeft herkregen. De door hem voor Metz & Co. ontworpen modellen hebben een zekere elegance van vorm en een bewogenheid van lijn; de zwaarmoedigheid welke om zoo veel moderne meubelen heenzweeft is gelukkig afwezig. Penaat paste ook geen versieringen toe -??- vorm en kleur zijn hier voldoende om een meubel te scheppen dat een sierlijken en rijken indruk maakt. Op smaakvolle wijze werden uit de inzen dingen verschillende interieurs gemaakt, het welk aan het tentoongestelde meubel ten goede komt, maar hetwelk de ceramische werkstukken van Bert Nienhuis eenigszins in het fond doet verzinken. Nu zijn natuurlijk een vaas en een schotel bestemd voor het interieur - voor een eenigszins diepere waardeering ziet men ze toch liever in het volle licht of in de glazen afgeslotenheid der vitrine. De ceramiker is in zijn vormgeving beperk ter dan de meubelkunstenaar hij bearbeitjt het oudste v$ld door de menschelijke inventie ontgonnen en ontdekt niet lederen dag nieuwe chemische mogelijkheden van glazuurvorming. Nienhuis is een pottenbakker die zelden afwijkt van de beginselen die aan de oude voorbeelden van Aziatische en Oostersche ceramiek ten grondslag hebben gelegen ---? die in vorm en glazuur de eenige voldoening vindt en geen behoefte heeft zijn werkstukken op andere wijze te versieren dan met de gloeiende kleuren die de toege negen ceramist na jarenlang en geduldig zoeken uit glazuren en ovenhitte weet op te roepen. De arbeid van Nienhuis vordert een niet minder toegenegen beschouwer uit den eenvoud van vormen en kleuren komt eerst na rustige aandacht het karakter te voorschijn en wat een onaanzienlijk grijs stuk aardewerk scheen, gaat leven en gloeien. De terwille van het interieur bijgevoegde etsjes en houtsneden alle genummerd, alle van prijs voorzien - geven aan de tentoonstelling een onrustig karakter. Zoo hadden ook de enkele voortbrengselen van bnitcnlandsche kunstnijverheid hier ge mist kunnen worden. Jon. L. Over het op deze tentoonstelling geëxpo seerde weefwerk van Jo de Neeve en het beeldhouwwerk van Raedeker zal door ande ren in dit blad worden geschreven. RED. K. E. W. STROOTMAN, Van Wasa tot Bernadotte. Met zes portretten, Zutphen, W. J. Thieme en Cie. 1923. 80. Dr. Strootman beweegt zich gaarne aan de hoven van keizers, koningen en vorsten ; in de hoogere regionen der maatschappij is hij bij voorkeur thuis. Daarbij heeft hij een neiging tot en een voorkeur voor het roman tische, die juist in deze hooge kringen ge makkelijker bevrediging vindt dan in de sociale klassen, waar het maatschappe lijke werk wordt voltrokken. Men loont dan wel eenig gevaar, dat de diepere oorzaken van het historische gebeuren wat op den achtergrond geraken en dat de ge schiedenis eenvoudig de historie wordt van hofamusementen en intrigues van hovelingen. Aan dat gevaar is dr. Strootman niet steeds ontkomen; ook bij hem is de geschiedenis veelal te ro mantisch ge kleurd om ge heel waar te kunnen zijn. Maar geschie denis is het toch en amu santegeschiedenis bovendien. Reeds daar om mag men het waardee ren ; er wordt Charlotte ustaaf IV iiimmiiiiiiiiiiiiiii zooveel verve lende geschie denis geschre ven, dat dr. Strootman . reeds daarom een goede aanteekening ver dient, nu hij aantrekkelijk en smakelijk weet te ver tellen. Nu is trou wens de ge schiedenis, die dr. Strootman in het boven genoemde boek vertelt, op zich zelf al ro mantisch genoeg. Van Wasa tot Bernadotte dat wil zeggen de smadelijke val van het oude Zweedsche koningsgeslacht en de opkomst van een nieuwe dynastie, die nog wel uit het soldatenmilieu der Fransche revolutie is voortgekomen. Deze dynastie had bovendien het zeldzame geluk, of wil men den byzonderen tact zich staande te kunnen houden na den val van Napoleon, zoodat op dit oogenblik een achterkleinzoon van Bernadotte met den ouden koiiingsnaam Onstaat in Zweden regeert. Kn dat in dezen tijd, mi dr oudste tronen van Europa zijn ineengestort en de kronen over de straat hebben gerold, nog altijd de dynastie der Bernadottes gevestigd staat in Zweden, bewijst wel de stevigheid van haar grondslag. Die stevigheid moet voornamelijk worden gezocht in den per soon van Bernadotte zelf. Hier komen wij al \v."i( vrm elf- lOiïKintirk .il, .il nli|ït liet «rva! op /ich /ell nok i on lan t isrh genoeg. Maai in de dagen van de l:ransclie revolutie en van Napoleon zag men een snelle opkomst van geluk en fortuin als in normale tüden iiiiiiiiiiiiim ??iiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'1111"1111111111111111111""1111""1"111111111111"1"11"1111111111111111"111""11'*""11"1*' nauwelijks mogelijk en denkbaar is. Toen was het waarlijk niet eens zoo ongewoon, dat de zoon van een procureur uit Pau, die reeds vóór de revolutie dienst had genomen, van stap tot stap steeg in de wereld der kommandeerenden; hij werd generaal, gezant te Weenen, minister van oorlog, maarschalk van Frankrijk, prins van Ponte-Corvo, dan kroonprins, eindelijk koning van Zweden. Maar op een afstand is het toch romantisch genoeg en daardoor ook aantrekkelijk. En dan ook welk een wreede tragiek in den val der oude dynastie Wasa. Oustaaf III, ook al weer een romantisch aangelegde des poot en man van de wereld als weinigen, wordt vermoord door een adelsconspiratie. Zijn zoon Gustaaf IV, evcnzoo een romantische figuur, maar in tegenstelling tot zijn vader een man van de fantastische bigotte vroomheid, die ook van de achttiende eeuw is; hij wordt afgezet, als hij zijn land door zijn beginselvaste hardnekkigheid met de gehcele wereld in oorlog heeft gebracht en de vrede alleen kan worden verkregen door een felle breuk van het grondwettig recht. Dat alles wordt met vlugge opgewekt heid beschreven door dr. Strootman, die aan de hoven der historie te goed thuis is om er niet smakelijk van te kunnen vertellen. Hij doet dat op grond van allerlei lectuur, maar vooral van de boeken van baron de Heidenslam. ll< wil daarop even den nadruk leggen, omdat de Heidensfani zeer veel f>rput heelt uit een bij ons althans nog weinig bekend dagboek van koningin Chariotte. Charlotte van Holstein-Gottorp huwde, toen vijftien jaar oud, in 1774 mêl hertog Karel van Siidermann land, clcn oud.-1 en l ma-d ei van Gustaaf 111. IJL' hi-rk<g \ .m Sudrnn.ïiiiil.ijirl Vvrtil Ml li'l.' M.l ilrn 111,1.HL! ,,p den kO'nn;;, K'L',i-nl vin den minderjarigen uitlaai' IV. Na dic'is afzetting in IHO'.i liet hij zich gewillig als Karel XI11 tot koning proclameeren ; Charlotte werd dus ten slotte koningin van Onstaat III Zweden. Den 20 Juni 1818 is zij kort na haar gemaal ge storven.Zij ver dient in het bij zonder te wor den vermeld, omdat zij van 1775 tot' 1818 een uitvoerig journaal heeft bijgehouden, waarin zij de geschiedenis het Zweedsche hof, van de Zweedsche maatschappij ook wel van de Zweedsche poli tiek nauwkeurig heef t beschreven. Dit journaal werd meer en meer haar liefste bezigheid, ei genlijk ook de groote troost in haar leven. Haar leuze was: tont voir, tont entcndre et tont noter", en daarvoor mogen wij haar dankbaar zijn. Toen Charlotte stierf, bepaalde zij, dat haar journaal vijftig jaren ongeopend moest blijven. De nakomelingschap heeft dien termijn onwillekeurig nog verlengd; maar thans wordt het journaal, jam- mer genoeg, in Zweedsche vertaling door baron Carl Carlson Boude, die hel origineel bezit, gepubliceerd. Dit journaal nu werd door de Heidensfam gebruik! en door hem zal dr. Strootman het kennen. Of hij het originaal ooit heeft gezien of gelezen, mag worden betwijfeld. Wel zegt hij in zijn inleiding, dat voor den lezer van de/e geel geworden bladzijden" de ge stalten duidelijk oprijzen uit Charlot te's tijd, ..schelp omlijnd, .il;: in IrveiiiU- li|ve, e Ill.-mriêll 1:11 vlnuVuiL lile rro \ <MI| li.'llllf lol hebben gespeeld in Oen aan geliem lenisseii' rijke periode". Maar het is niet zeker of dr. Strootman zich door autopsie van de gele kleur dezer bladzijden heeft overtuigd. Het tegendeel is eerder waarschijnlijk. Maar zulke dingen moet men toch niet in twijfel [aten. De lezer kan anders op verkeerde vermoedens komen. Het spreekt van zelf, dat van een diepere behandeling der historische feiten zelden sprake is. De staatsrechtelijke verhoudingen van het oude Zweden worden niet behandeld, zoodat dan ook de achtergrond van den moord op Gustaaf III vrij wel fn het duister blijft. Ook de voorgeschiedenis van de afzet ting van Gustaaf IV is alleen maar geschetst. En vooral de voorbeieiding van de verkie zing van Bernadotte tot kroonprins van Zwe den is wel vrij breed, maar toch ook niet diep behandeld. Ook na de lezing van het verhaal van dr. Strootman vraagt men zich telkens weer af. hoe men toch in Zweden op het denk beeld kon komen Bernadotte als vorst te begeeren, en vooral ook, hoc Napoleon toch heeft kunnen toelaten, dat Bernadotte, dien hij toch nooit geheel heeft kunnen vertrouwen, naar Zweden ging als kroonprins. Dr. Stroot man houdt zich wat aan den buitenkant der dingen, wat op zijn standpunt begrijpelijk is, maar ons toch niet steeds bevredigt, waar het om zoo belangrijke gebeurtenissen gaat als voor een eeuw in Zweden voorvielen. Niettemin geeft het boek van dr. 8f mof man aardige, onderhoudende lectuur voorwie van deze din gen op de hoog te wil komen en daaraan geen lüepf-IV ''.hldii' k .-i n ut'wil t'.-ven l» l' (l l, M A N S (I)e' hierbij'Herc.' p rod u ceerdoi por tretten zijn ver kleinde illustra ties uit liet boek).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl