De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 november pagina 9

10 november 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

10 Nov. 23. - No. 2420 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND DE ROEMRUCHTIGE BEDRIJVEN VAN RIDDER DONQUICHOTEDELAMANCHA (met teekeningen voor de Amsterdammer" door J. W. Bloem) En zij laten hem voor dood Liggen in een droge sloot. DERDE ZANG WAARIN BEZONGEN WORDT, HOE DON QUICHOT DE VERDRUKTE ONSCHULD REDT, MET HET NOODLOTTIGE GEVOLG, DAT DEZE DAAROP EEN DUBBELE PORTIE KRIJGT; EN HOE HIJ VERGEEFS DE EERE VAN ZIJNE JONK VROUW TRACHT HOOG TE HOUDEN. Onze ridder trof het goed, Want zijn ridderlijke moed Wordt direkt op proef gesteld. Sjokkend langs een korenveld, Hoort hij plots een luid geschreeuw, Daar ontwaakt in hern de leeuw. Hij stijgt af, en zie ! een knaap, Wordt daar, blatend als een schaap, Op den heirweg uitgestrekt, Ongenadig afgedekt Door een kerel als een boom. Don Quichot roept zonder schroom: Laffe ridder, bij mijn baard ! Staak dit spel, Of vrees mijn zwaard ! Al de reuzen van dit land Vielen door mijn ridderhand, Dacht gij, die mijn rusting ziet, Dat ik \l'Onschuld lijden liet?" En de boer staat stom verbaasd, Als de ridder verder raast: Laat dien schnchtren schildknaap los, Óf ik zweer u bij mijn dos, Dat g'uw schuld niet overleeft, En op d'eigen stonde sneeft !" Stilte volgt. Op dat moment, Ziet de knaap zijn kans, en rent Als een haas de bosschen in. Onze ridder heeft zijn zin, En rijdt verder, zielsverheugd Om zijn daad van ridderdeugd. Maar de boer herstelt zich dra, Holt den jongen achterna, En hij achterhaalt hem gauw, Slaat de stumpert bont en blauw, Die zijn dubbel droevig lot Dankt aan ridder Don Quichot. Deze heeft na korten duur Weer een ander avontuur. Aan het einde van een laan Komen zeven kooplui aan, Zwaar met goederen belast, De romantische fantast Houdt ze voor een ridderschaar, En met vorstelijk gebaar Wenkt hij, dat men stoppen moet. Even monstert hij den stoet, En dan roept hij onversaagd: Trotsche ridders ! wie het waagt, Nog een stap te doen, aleer Gij mij antwoordt, vel ik neer ! Spreekt e n aarzelt geen moment, Gij, die Dulcinea kent, Zegt mij: kent g'een r.chooner vrouw, Dan die maagd, wie ik mijn trouw En mijn liefde heb beloofd?" Die mankeert het in zijn hoofd ! Zegt de voorman zacht. Dan luid: Schooner, ridder, dan uw bruid Is er geen ! Integendeel ! Ook al kijkt ze 'n beetje scheel, Want dat past bijzonder goed Bij d'r goren apensnoet !" Pats! hij heeft een oorveeg beet, Mar>r nu snellen, op zijn kreet, d'Andre zes hun vriend te hulp, Slaan den schetteraar tot pulp, Maar 't geluk heeft hem gediend, Want een groenboer, hem bevriend, Komt toevallig daar voorbij, Ziet hem, en krijgt medelij, Helpt zijn rommel uit de war, Laait hem op zijn groentekar, En hij rijdt den'stakker vlug Naar zijn huis en hof terug, Daar een uur of wat vandaan. 't Hinkend paard komt achteraan. Hij wordt gauw op bed gelegd. ,,'k Heb het altijd wel gezegd !" Riep zijn goede hospita, Nu bemerkt hij 't tot zijn scha: Die beroerde boekenvracht Heeft zijn hoofd op hol gebracht! 'k Wed, dat hij wel weer geneest, Als hij geen romans meer leest." En terwijl de ridder zacht Lag te snurken in den nacht, Heeft de ziel met vaste hand Al zijn prul-romans verbrand. In den morgen, daags daarna, Bracht zij hem zijn chocola, Maar al in dat vroege uur Vraagt de ridder om lectuur. Doch zij heeft haar antwoord klaar: Eedle heer, een Toovenaar Heeft hier een bezoek gebracht In het holste van den nacht, En 't is zonde da'k het -/eg Nu zijn al uw boeken weg ! Kijk maar zelf, uw kast is leeg." Don Quichot dacht na, en zweeg. Maar, omdat hij zoo'n verhaal, Met een treffende moraal, Had gelezen in een boek, At ie 't op voor zoete koek. Trek uit Don Quichot's succes Deze lieve levensles: Wie de menschheid redden wil, Blijve thuis, en hou' zich stil. C II A K I V A K I U S iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiii in GHARIVARI A In den afgeloopen nacht is op de Korte Prinsengracht ecu bewoner dier gracht waarschijnlijk met minder goede bedoelingen aangevallen." (Tel.) Ook wij gelooven, dat men er geen uiting van sympathie in heeft te zien. kunstcritici De altijd heerlijke toon, de nuanceering, de kernzuiverheid en de muzi kaliteit van aangeboren smaakvollen huize van dezen fluitist, maken het luisteren tot gedistingeerd genot. Zelfs in een Berceuse van Juon, die ik als compositie minder hoog aan den haak der waardeering zou willen slaan. De organist omraamde met Bach en Han del, hoeksteenen van het schoone ge bouw der orgelwereldliteratuur, dieweer zijn klaarblijkelijke liefde had den." (Vad.) Het weesmeisje Het esprit van den doorsnee artist." (De Dag) Spr. toonde aan dat het doorsnee kind aan een zekere sfeer onttrokken moet worden." (H. D.) Het aangevoel Trachten aan te voelen dien fijnen humor !" (De Dag) Spr. deed uitkomen, hoe Jacob Geel deze opvatting had aangevoeld." (N. K. C.) Bedenk eens even, die enkele ramen en den deuringang, en voel dan eens zijn rhythme aan." (Ons Neder/and) De accusatief-nominatief constructie Dit belangrijkste gedeelte van den brief liet de Tijd opzettelijk uitvallen, en werd tot nu toe dan ook niet naar buiten bekend." (N. K. Ct.) BURGEMEESTER DE VLUGT'S BEZOEK AAN DE TENTOONSTELLING VOOR LETTERKUNDE Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek Daniël in den leeuwenkuil iiiiiiiu minimin iiilliiliiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii hijgstijl De waarnemend minister. ??De waarnemend directeur. ??De waar nemend burgemeester." (N.H.C.) ,,De los-werklieden. Mij, den reizend redacteur interesseerde dat meer." (H.D.) Het is mij een genoegen mijn be schouwing aldus voor den geachten inzender te verduidelijken en ik dank hem voor zijn opmerkingen met roeigroet." (N.K.C.) Tot de volgende week, lezer, met schrijfgroet ! bereikt ideaal, de reeks gesloten werd met Les Noces" (1917), dat verleden zomer voor het eest in de Parijsche Gaité-Lyrique" werd opgevoerd. Hier is alles zoo synthetisch moge lijk geworden: een sobere choreographie, waaruit al het overtollige is weggedaan, gecostumeerd in wit en zwart", met dansers, die louter rythmisch-uitbeeldend met symme trische gebaren meebewegen op het elemen taire rythme van een uiterst verstrakt orkest zonder strijk of blaas-instrumenten (4 piano's, xylophoon, slag-instrumenten, bellen):f)het geheel n rythniische symphonie obsedeerend als Le sacre du printemps". Petronchku" IVtrouchka" is een ballet van Igor Strawinsky. Het werd twaalf jaar geleden gecom poneerd en is het eerste specimen, dat liet ballet tot gelijkwaardige kunstsoort naast de symphonie, de Symphonische Dichtung" en de sonate heeft geplaatst. Aan Petrouchka mag ook de eer worden gegeven dat het het ballet als nieuwen uitingsvorm voor de mo derne muziek heeft geconsolideerd. Bij de out bind ing d er oude vormen deed zich ondanks een tijdelijke anarchie spoedig weer de be hoefte gevoelen een nieuwen vorm te vinden, zonder welken nimmer een moderne stijl mogelijk is. Collaer schreef indertijd zeer juist in Melos" over het ballet: ,,L)e op vallende voorliefde der jongere componisten voor dezen vorm van muziek en tooneel hangt samen met de behoefte naar opbouw, wetmatigheid en evenwicht. Het gesproken drama schept een dualiteit die voor de mu ziek storend is, omdat zij zich aan een bepaal den tekst ondergeschikt moet maken, die ook weer haar bepaalde regels heeft. Boven dien wordt de handeling door de woorden aan zekere grenzen gebonden, die de muziek dwingen zich geheel bij haar aan te sluiten en in de kleinste nuance mee te voelen. Terwijl het lyrische drama gén vorm bezit. Hier heerscht willekeur, hoe geniaal ook. De moderne componisten prefereeren het ballet boven de opera, omdat zijn inhoud algemeener is en de dramatische handeling aan de mu ziek meer speling laat. Hier volgt de muziek niet meer het woord, doch het gebaar moet de muziek volgen. Bij de pantomimisch ge danste drama's heerscht alleen het muzikale evenwicht. Het gebaar is bewegelijk en kan met omgeving en muziek beter in harmonie worden gebracht. Voor de nieuwe balletscheppingen laat zich ook een nieuwe aesthetiek bepalen". Strawinsky heeft feitelijk voor het eerst het ballet uit haar vroegere genre van lichte dansmuziek tot een groote kunst gemaakt. Wat hij zich voorstelt is n groot architec tonisch geheel, een symphonie zoowel wat betreft de muziek als wat betreft den dans, die een groot bewegend fond geeft van dans groepen en solisten. Hij componeerde voor het Petersburger Hofballet, sedert het optreden te Parijs en elders het Russische ballet"' genoemd, tusschen de jaren 1011 en 1917 een reeks balletten, die alle dit ideaal nastreven en ieder op zichzelf meesterwerken zijn. Deze reeks werd geopend met Petrouchka" (?L'oiseau du feu " is gedeeltelijk jeugdwerk),. dan volgt ,,Le sacre du printemps" (1912),, volgens de bewonderaars, die de lateren Strawinsky van Renard" en Mavra" niet meer volgen kunnen, zijn eigenlijke meester werk, een oeuvre fauve organiseé"; vervol gens Le Rossignol" (HM4) terwijl als het STRAWINSKY (Comoedia) Wat de muziek van Strawinsky betreft -ien meer in het byzonder de muziek van Pe trouchka", waaruit de Fransche gastdirigent der concerten op Donderdag en Zondag, Gabriel Pierné, eenige fragmenten in het Con certgebouw introduceerde zij gaat uit van de basis dat muziek een zuiver muzikale kunst is, geen lyrische kunst voor den componist om zichzelf uit te drukken. Het impressionisme" van Strawinsky in Petrouchka" beschrijft of vertelt de dingen niet, doch manifesteert ze, d.w.z. geeft de impressie, die het ding zelf maakt en niet de impressie van den com ponist als zoo danig, het is de pop Jan Klaasen (Petrouchka) zelf, die in de muziek van het :2de tableau herleeft met zijn houterige schrille wanhoop en zijn groteske vreugde, en dit alles 'drukt zich uit zonder commentaar in een onmiddelijken atmosfeer der dingen, in een wereld van rythmen en klanken. Bij Strawinsky's Petrouchka," frappeert de her leving van een geweldige expressiviteit de bewegelijke en vitale rythmen. Het zijn de ruige meesleepende rythmiek en de gedurfde groepeeringen in het orkest, die dit ballet tot een persoonlijk werk maken. Enkele her inneringen aan de impressionistische klank effecten der moderne Franschen, die men in Petrouchka" nog aantreft, maken in d,e latere werken Le sacre du printemps" en ,,Les Noces" plaats voor een volmaakt eigen iklankengeheel. Wanneer men het werk van Strawinsky van meer nabij kent verwondert men zch ook niet meer over den grooten in vloed, die deze Rus op de jongere compo nisten van vrijwel alle landen, ermaansche zoowel als Romaansche, uitoefent. Wij zijn verlangend in Mei Petrouchka" dat met de bonte kermis-wirwar op het tooneel een extra charmeerend werk is, ook te Amsterdam, door het Russische ballet, dat dan in ons land komt, te zien opgevoerd. De uitvoeringen der fragmenten onder Pierné's leiding dwongen respect af voor het kunnen van ons Concertgebouworkest, dat deze muziek met verrukkelijk extrain vertolkte en de accenten uitstekend trof. Pierné's dirigeerde nog als noviteit gedeel ten uit zijn aardige balletmuziek voor Cydalise et Ie chèvre-pied" (met de grappige fluit-oefeningen in La lec,on de flute de Pan") en Debyssy's L'isle joyeuse", door Molinari niet erg gelukkig, want te log geïnstru menteerd, en ook onnoodig voor orkest gezet (het stuk is oorspronkelijk een klavier-com positie.) DèJBühemers Het Boheemsche strijkkwartet kwam dit maal met een te zwaar programma. Het zijn altijd mooie avonden, die men opde concerten van de Bohemers doorbrengt. Doch Bruckner's strijkkwintet (waarvoor Francis Koene als 2e ait medespeelde) is even vermoeiendge re k t en diepzinnig, als vele te diepzinnige symphoniëen van dezen componist, die zich moeielijker tevreden kon stellen dan ons wel noodig schijnt. Want is toch het agio van dit kwintet niet een verrukkelijk-vloeiende, edele en duidelijke muziek, die ons stil maakt van aandacht, terwijl men bij het eerste deel zoo wel als bij de finale de bladzijden telt, diede spelers omslaan .... V l let kwartet van Josef Juk, hoewel met echt muzikanten-bloed, geschreven, klinkt ook al minder spontaan, grubelend" ver brokkeld mei telkens afwisselend langzamere en vluggere tempi. Schubert's gr. t. kwar tet was in zekeren zin een verademing. Op het eerste concert van Bertlia Seroen en Fvert Cornelis (hun mistekende concerten zijn dit jaarhelaasjtot een tweetal gereduceerd') leek mij de belangrijkste noviteit de 2de vioolsonatie van Willem Pijper, een werk in 1922 gecomponeerd. Pijper's muziek is op zichzelf a! een geval". Geen twee composities gelijken zelfs maar in vorm op elkaar, ieder nieuw werk drukt met een nieuwen geest ook een nieuwen vorm uit. Dit bewijst onge twijfeld, dat Pijper zich vooral klaarheid wil verschaffen over de muzikale tendenties van zijn tijd. Hij loopt hiermede eveneens onge twijfeld een langen weg af. In zijn korte 2de symphonie, een der laatste werken, vond men hem vrijwel voor het nihil staan (ook van overtuigingskracht !) Deze nieuwe tweede sonate wordt ten minste weer gekenmerkt door zelfbeperking en geeft een vormbeheersching volgens de mono-thematische schrijf wijze der oude sonate van voor haar z.g. ontwikkeling. Van de modernen leerde Pijper ook de individueele behandeling der vioolen piano-partijen (men denke aan Bela Bartok e. a.), die geen duetten" meer uitvoeren, doch zich ieder naar hun eigen instrumentaal klankkarakter uitdrukken. In dat opzicht lijkt mij het eerste deel het best geslaagd. De componist en de violist Hendrik Rijnbergen droegen de sonate voor. Bertha Seroen zong uitstekend van voor dracht en nuance Milhaud's aardige, en gracieuse Cataloque des fleurs". Van een andere noviteit, drie liederen van Mevrouw Mesritz?van Volthuyzen, leek mij, La déesse" het gelukkigst gecomponeerde. De nuance der ouderwetsche sentimentspathetiek liet ons de andere twee als minder zelfstan dig van vinding aandoen. CONSTANT VAN W E s s n M tiederl. Munt Hollands beate 1O cent* sigaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl