De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 november pagina 5

17 november 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Nov. '23.-- No. 2421 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND WEEFWÊRK IN 'T STEDELIJK MUSEUM Jo de Neeve ! Kent ge haar werk? Wellicht niet. 't Is weefwerk; doch voor handenarbeid moet men voelen. Men moet deze weten te waardeeren. Jo de Neeve exposeert veel. Zooveel werkstukken als in het Stedelijk Museum echter zagen wij nog niet bijeen. Ze munten alle uit door een pracht van kleuren, sterk, of gedempt van toon. Hoe vroolijk doet zoo'n kleurlap op 't buffet, op de tafel, of in een ietwat donkeren hoek van de kamer. Heel de omgeving fleurt er door op. Waarom bezit het werk van Jo de Neeve de macht om blijheid te brengen? Omdat er iets zoo eigens en oorspronkelijks in is. Elk voorwerp is een karakterstukje, niet een gelijkt het ander. Toch hebben veel doeken dezelfde weefwijze, toch zijn de portières met de ten deele on bewerkte schering en de kleurige rozegangranden van denzelfden opbouw, maar zie welk een verschil in aspect door de of in elkaar opgaande óf contrasteerende kleurtinten in de patroonranden. Jo de Neeve heeft een gave boven vele andere werksters. Zij geeft werk van vél sentiment en van een zeer fijn gevoelige structuur. Vooral hij de weefsels, oie spreken van de bezonkenheid der rustige werkuren komt dit uit. Jammer, hél jammer dat wellicht haastige spoed de werkster soms parten speelt. Alle werk, zal het kunstwerk zijn, vraagt een onberispelijke techniek en volmaakte afwerking, het wordt anders dilettantisme. Daarvoor staat het werk van Jo de Neeve vél te hoog. Deze tentoonstelling is er eene voor de vrouw. De inrichting der afgeschutte kamers, de doorwerkte, moderne meubelen van W. Penaat, de jolige kinderkamer, de ontbijtkamer met gedekte tafel, de slaapkamermeubileering, de talrijke, doelmatige bijzeten klaptafels.de practische bureauxen boeken-. kasten, om niet te spreken van de kunst in wandversiering ceramiek en beeldhouwwerk, dit alles bezien wij vrouwen met zooveel belangstelling, 't Geldt immers ons interieur, maken wij dit niet zoo gaarne tot een verblijf van schoonheid, van practisch nut en gezel ligheid, zóó dat 't ons en de onzen goed is er te vertoeven? De tentoonstelling is kosteloos nog ge opend tot 25 November. ELIS M. ROUGE BIJKOMSTIGHEDEN niiiiiiiiiiiiiiiiii IC. Toen kwam de lange, triestige Novembermaand, dat het iederen dag mistte en dat iedereen griep had. Zelfs het gerucht, dat de wapenstilstand binnen enkele dagen gesloten zou worden, bracht geen vreugde in de harten; ondervoed, gebukt door zorgen zag men met vertwijfeling de toekomst in. Een paar dagen was de arme, kleine dwerg nog onredelijker en moeilijker dan gewoonlijk geweest, ze was huilerig, ongedurig, schoot niet op met haar werk, en eindelijk vond het jonge vrouwtje haar een ochtend in de ontredderde huiskamer, waar door de wijd-open ramen de natte wolken naar binnen dreven, met haar hoofd op meneer's bureau, rood, met verwezen oogen. Ze bracht haar onmiddellijk, ondanks al haar tegenspraak, naar bed; en vroeg haar man bij de buren den dokter op te bellen. Deze kwam aan het eind van den middag, overwerkt en prikkelbaar, de menschen leken wel gek allemaal te gelijk om hem te sturen; hij kon toch ook maar op n plaats tegelijk zijn, stelde, in de deuropening, zijn diagnose, dat het natuurlijk" griep was, warm houden, veel drinken, aspirine, en verdween met een verstrooiden blik naar het bleeke gezichtje, dat hem uitliet.... Nee, als die, goddank, niets vroeg voor zich zelf, zou hij er niet over beginnen; hij wist toch al niet, hoe hij klaarkomen moest. Het werden vreemde, stille dagen; het vrouwtje, moeilijk van gang, deed niet meer in het huishouden dan strikt noodig was, maar ze klom dikwijls naar boven en stond bezorgd bij het kleine bed; de zieke brabbelde veel over de mooie winkel van haar zwager, allemaal kistjes"-klanten,een fijne zaak; maar ze weigerde de zuinig uitgespaarde melk en keerde haar hoofd om bij een bordje appelmoes. Doe 't nu 's om mij een plezier te doen, meid", vroeg het vrouwtje dringend, ,,'k Zal 't aan meneer vertellen, als hij thuiskomt", Ja, voor meneer, voor meneer zou ik het wel doen", prevelde ze met een vaag lachje. Hij werd naar boven gestuurd, zoodra hij er was. Toe, geef jij 'r die appelmoes en wat melk, ze wordt zoo slap, als ze niets binnen krijgt". Hij ging met een griezel; hij vond haar onbehagelijker dan ooit met haar lange haren en haar wilde, onbeschermde oogen. Een caricatuur van pphelia", dacht hij afkeerig, maar omdat hij tenslotte toch goed hartig was, voerde hij haar geduldig haar bordje leeg, en bleef zelfs nog even bij haar zitten. Hoe is het nu met je?" Ik ben zoo ziek", zei ze huilerig, ik ben zoo ziek". Korn, zoo moet je niet doen. Dan vraag ik het je nooit meer. Je moet zeggen: Dat gaat nogal, meneer." Dat gaat nogal meneer", herhaalde ze, met een quasi opgewekte stem. Maar 't werd met den dag erger; ze begon uren lang in eenzaamheid te redeneeren met een ijle, hooge kinderstem, met lachen er tusschen en een gebroken zangetje; het vrouwtje, alleen thuis, zat met kloppend hart er naar te luisteren op de bovenste tree van de trap; het was doodstil, niets dan dit rare, als waanzinnige lachen, en soms een beverige uithaal van een lied; van buiten kwam ook geen gerucht, 't was, alsof de mist alle menschelijke leven had toegedekt, tot «peens de mosselman met zijn wagen den hoek omkwam, en klageiijk zijn roep-inmineur door de natte lucht jammerde: Mosselen-gróóte !" Het vrouwtje zat onbeweeglijk, de handen in haar schoot en dacht huiverend : Wat een wereld. Wat een ellende. Als ik het kindje toch maar bij me houden mocht. Nu kan nog niets hem deeren !" Maar toen de dwerg een nacht opeens luid scheldend op de gang had gestaan, klappertandend van de koorts enmetdreigendeoogen, begrepen ze, dat het zoo niet langer kon. Hij tilde haar op en droeg haar in bed; hij schrok, dat ze zóó licht was; en het vrouwtje in een groote cape, bleef rillende recht-opzitten luisteren, tot het licht werd: als ze eens de trap afgevallen was, als ze eens het raam had willen openschuiven.... En zoodra de bakkerskarren begonnen te rijden, ging hij opnieuw telefoneeren om den dokter; aan het ziekenhuis; om een auto van het groene kruis dure geschiedenis, dure geschiedenis en een verpleegster om haar reisvaardig te maken; die deed niet veel meer aan haar, ze vlocht voorzichtig het verwarde haar en ging naar het vrouwtje in de keuken. Ze had haar wel willen helpen, met haar vatenboelvan-dagen; ze had haar wel eens even lekker warm er in willen stoppen met een kruik en zelf blijven redderen, maar hoeveel patiënten wachtten haar, die haar óók noodig hadden; wie kwam in dezen somberen tijd niet te kort? Dank u wel, zuster", zei het vrouwtje lief, blij met een normaal mensen in haar huis. Ik wou, dat ik kon blijven, maar ik heb zooveel", zei de ander; maar tusschen hun oogen ging een stroom van belangstellend mee leven en sympathie, die beiden troostte en sterkte. Toen de auto voor was, kwam meneer buiten adem van zijn bureau loopen, en hij klom met de mannen, die de baar droegen, mee naar boven, opdat ze zich niet verzetten zou. Nu ga je in de braadslee", probeerde hij haar nog op te monteren, maar toen ze haar uit bed getild hadden, leek ze zoo nietig, dat hij even dacht, dat ze onderweg sterven zou; toch was zijn stem blijkbaar nog tot haar doorgedrongen, want ze glimlachte. Hoe is het nu met je?" vroeg hij beklemd. Dat gaat nogal, meneer" antwoordde ze braaf. Twee dagen later kwam het bericht van haar overlijden, en de rekening. Het vrouwtje, over alle narigheid heen, schreide niet, maar ze was dankbaar, dat haar man zelf voorstelde een krans te zenden met op de linten: Aan onze trouwe Appollonia", en ze moest er aan denken, hoe trotsch ze daarop geweest zou zijn tegenover haar familie. Ze gingen naar het kerkhof, hij statig in 't zwart, en toen ze den kleinen stoet zag, begreep ze dadelijk, wie de zwager van de fijne sigarenwinkel en wie de politieagent was, en 't was, of ze het haar nerveuse stem nog hoorde uitleggen: Ziet u mevrouw, die heb die fijne zaak, en dat met die veer op d'r hoed is me oudste zus." Er werd niet gesproken, niet gebeden, alles was zoo gauw afgeloopen, alsof er niets bizonders was gebeurd. Als ze tenminste het kindje nog maar gezien had", zei ze stilletjes op den terugweg. IIIIIIIIIHIIIIIIMH'IIII VBTJCHTENKOEKJES VAN SIPSES HAARLEM KÜTI voortreffelijk vftT) kwmlitait «n aan aren aam van smaak Marbacka, Selma Lagerlöf's woning Ach, dat zou de dienst voor haar toch maar veel drukker hebben gemaakt, en ze zou er niet veel anders aan gehad hebben, dan dat ze luiers moest spoelen", vond hij zakelijk. Toen begon ze te huilen; het was haar, alsof de ondragelijke armoede van dit heele ver drukte leven met deze woorden meedoogenloos bloot kwam. Hoe veel had het leven haar gegeven en hoeveel zou zij al genoten hebben, als zij over een paar maanden eens sterven moest ! Maar ze wou niet, dat hij vermoedde, dat zij daar wel eens aan dacht. Ik ga maar gauw voor 't eten zorgen", zei ze beheerscht. En terwijl ze door de Novembermist naar huis liep, dacht ze niet een nieuwe vertrouwelijk heid over het geheim van het leven en van den dood. A N N I E S A L O M O N S. llilimiilimili minimin MARBACKA leder, die eenigszins bekend is met het werk van Selma Lagerlöf, weet dat bovenstaand Zweedsch woord de naam is van het landgoed in de provincie Wermeland, waar zij is ge boren en opgegroeid; dat na haars vaders dood verkocht moest worden, maar dat zij, na den Nobelprijs verkregen te hebben, weer heeft aangekocht, en waar zij sinds dien tijd weer hare vaste woonplaats heeft. In een harer vroegere bundels, getiteld: Herinneringen", gaf zij ons reeds een kijkje in het leven van haar kindertijd en jeugd. In een harer andere boeken beschrijft zij een pelgrimstocht, dien zij naar het ouderlijk huis maakte. En thans wijdde zij een geheel afzonderlijk boek aan wat zij daar beleefd en bijgewoond heeft en vernomen uit den mond van familieleden en vrienden, en droeg het, in een slotwoord, dankbaar-piëteitvol op aan de nagedachtenis van hare ouders. 't Was een patriarchaal leventje daar, in het afgelegen landhuis. Op het lange smalle Frijkenmeer varen thans 's zomers dagelijks twee stoombooten (waarvan de ne Selma Lagerlöf" en de andere Gösta Berling" heet); een hunner landingsplaatsen is aan het dorpje Ostra Emstervik; en vandaar uit bereikt men, in een wagen over hobbelige wegen, na om streeks een uur rijdens Marbacka. Ongeveer zeventig jaar geleden nam Erik Gustaaf Lagerlöf, Selma's vader, die tot dusverre in het leger had gediend en later steeds Luitenant Lagerlöf genoemd werd, het beheer over de hoeve op zich. Met geldelijkcn steun van zijn schoonvader bracht hij aanstonds vele verbeteringen aan, wat akker bouw en veeteelt betrof. Hij bouwde het woonhuis, dat op bovenstaande afbeelding liet hoofdgebouw is en vestigde zich daarin met zijn aangroeiend gezin, waarvan Selma het tweede dochtertje was, tusschen een paar oudere broers en nog een jonger zusje. Zij was een zwak, ziekelijk kindje; in haar vierde jaar kon zij plotseling niét meer rechtop staan en aan Kropen was geen denken. Dat kwam eerst terecht toen zij in den volgenden zomer mede naar Ströinstadt, aan e Zweedsche Westkust, was genomen en d aar zcebaden gebruikt had. Ofschoon altijd eenigszins zwak op de becnen, kon zij voortaan weer meedoen met de andere kinderen, en, naar mate zij grooter werd, mee genieten van wat de omstandigheden boden in den drukken, gezelligen familiekring, 't Was een echt buiten-huishouden, met een talrijk personeel, zoo buitenachtig als wij het ons hier te lande nauwelijks kunnen voorstellen, en met een als vanzelf sprekende gastvrijheid. Daar werd hard gewerkt, door hoog en laag, het geheele jaar door, naar dat de sterke tegen stelling van zomer en winter het t.ubood. Maar vaak werd er nok feest gevierd, b.v. niet Kerstmis, en op 17 Augustus, tien verjaardag van den heer des huizes. En zoowel onüer het werk als bij de jol'.ghekl der feesten, deed zich de invloed -gelden van de eigenaardig-noordsche fantazie, die zich kenbaar maakt soms in het vasthouden aan nationale bijgeloovigheden, soms in een blijdschap, die iemand boven de wer kelijkheid vermag op te tillen, aan menschen van nuchterder nationaliteit heel licht opge schroefd voorkomt, maar hier volkomen na tuurlijk is. Van zorgen en van vreugden, beide, geeft de schrijfster ons karakteristieke staal tjes. Wij vallen aanstonds met de deur in 't huis". Het eerste hoofdstuk betreft een kindermeisje, grof van gezicht en hardhandig, maar met een hart van goud tegenover het zwakke zieke kind. En dan hooren wij van Grootmoeder en van Tante Louisa, die bij het gezin inwoonden, en allerlei vermake lijke bijzonderheden aangaande de badreis, die voor alle familieleden een groote gebeur tenis was. En voorts, ja, over alles en nog wat. Men leze het boek zelf,- zooals het vóór ons ligt, juist verschenen in goede vertaling van Margaretha Meyboom (Uitgave H. J. W. Becht, Amsterdam) En wie oog heeft voor mooi teekenwerk, verzuime niet, aandachtig den omslag te bekijken, waarvan het fantastisch-gracieuse, stijlvol gevarieerde motief van veel begrijpelijkheid voor den geest dezer schrijfster getuigt. Een behagelijk Sint-NicoIaas-cadeau ! GEERTRUIDA CARELSEN OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Meisje, door Een doktersvrouw uit het zuiden (M. M. Stiemens?Hopman) met voor rede van Ida Heyermans. Illustraties van B. Midderigh?Bokhorst. Uitg. van Holkema & Warendorf, Amsterdam. Een boek voor moe ders luidt de ondertitel. Wij zouden er willen bijvoegen: in 't bezit van kleine meisjes. Meisje" groeit op in een reine, gezonde huiselijke sfeer, een zonnig plekje waar men weet liefde te geven en liefde te ontvangen, waar men ook kent den zegen van den arbeid. Moeder en Vader wekken van jongs aan alles in Meisje wat voeren kan tot levensharmo-. nie. Met zorg wordt haar opvoeding ter hand genomen. Zoo gaat Meisje met een heerlijke gedachte aan 't ouderlijk huis het leven in om te studeeren. En als voor haar later ont sloten wordt het droomhuisje van liefde en geluk, als het groote heerlijke liefdewonder" ook haar deel wordt, dan is zij gereed, sterk en moedig haar hand te leggen in die van hem, die haar levensgezel zal zijn. Meisje" is een teer, fijn stukje paedagogie in haar aantrekkelijksten vorm. Het is een boekje van beteekenis, dat velen, velen zullen wenschen te bezitten. De plaatjes van Mevr. Midderigh brengen er toe bij, de innigheid te verhoogen. Kleine levens, door J. P. Zoomers?Ver meer. Uitg. Maatsch. De Gulden Ster", Amsterdam. Met al zijn tragiek van gebeuren in een kinderziekenhuis, van zielesmart en levensleed is dit een boek van frissche lectuur die ontspant en te denken geeft. Hoe warm van teekening zijn de tooneeltjes op de ziekenzaal, hoe goed weet de schrijfster het leerling-verpleegsterstje te typeeren, 't Is een bijzonder boek. Droef en .... waar ! Groen, groen grasje. Boterham in mijn taschje. Melk in mijn kommetje. Dag mijn zoete jongetje, 't Is het nieuwste A.B.C.boekje van Nelly Bodenheim. Uitg. van Hol kema en Warendorf, Amsterdam. Met zijn kleine kleurplaatjes, zoo geheel afwijkend van onze moderne illustratiekunst, geeft dit boekje, dat niet verder gaat dan de zes en twintig letters van het alphabet, precieus werk. Zuiver past de in beeld gebrachte beginletter van elk baker- en kinderrijmpje bij den ouderwetschen rijmtrant, die al verder en verder in het verleden wegAfghanistan Karpetten 200 X 300 Fl. 48. 60 X 120 5.80 40 x 70 2.70 EN ANDERE MATEN doezelt. Toch blijven de zwartjes" Nelly Bodenheim's meesterwerk. Waaraan moet ik denken? Wat moet ik doen? is de titel van een klein werkje, dat heel veel nut kan stichten, 't Bevat wenken aan het Hollandsche meisje dat als huisvrouw naar iridiëgaat, neergeschreven door Dr. C. J. Rutten?Pekelharing. Uitg. J. Noorduyn en Zoon, Gorinchem. De schrijfster die het Indische leven van zoo nabij kent, heeft zich voornamelijk gewend tot die jonge meisjes die als ambtenaarsvrouwtjes uit komen en ook tot de vrouwen die met haar gezin naar de tropen gaan en niet weten hoe ze daar haar kinderen voor de tropengevaren moeten behoeden. Het boekje is prettig vlot geschreven en zeer overzichtelijk ingericht, het bevat een schat van wetenswaardigheden, die zeker velen ten goede zullen komen. Een enkel verklarend plaatje bij de kinderkleertjes ware wel gewenscht geweest. De uitgevers Gebr.- Kluitman, Alkmaar zonden ons vier kinderboekjes, 't Zijn mooie St. Nicolaasgeschenken voor de jeugd, die zeker niet 't minst zal genieten van de pittige zoo kinderlijke plaatjes van Netty Heyligers: Hoe prettig vlot is dat teekenwerk, hoe ge voelig is de actie van groote en kleine hel dinnen en helden van de verhalen, hoe goed van kleur zijn de eenvoudige lijnteekeningen. De kleine jongensfiguurtjes alleen zijn nog wat houterig, de dieren daarentegen meest best in karakter. "Twee boeken: De gestoorde theevisite en Steven en zijn koetjes geven aardige versjes van Henriette Blaauw bij pittige kleurtafereeltjes. Voor de kleintjes en Voor allemaal wat, beide boe*kjes voor den leeftijd van 4?8 jaar brengen leerzame en guitige verhaaltjes en versjes van Nellie bij tal van illustraties. De uitgevers maakten er vroolijke, goed verzorgde boekjes van. De roomkleurige banden met de zachtkleurige platen doen zoo prettig aan. De Beakenhorst, doorSuze Andriessen. Uitg. van Holkema en Warendorf, Amsterdam. Een gezinsverhaal dat in den smaak zal vallen van meisjes van 10?14 jaar. Netty Heyligers' plaatjes zijn ook hierin bijzonder geslaagd. E. M. R. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIUUIHIIIIIMlIlinilllMIIIIIIIIIII» Witte Wolken Witte wolken wentlen AI maar door en door. Droomgedachten drentlen Af en aan en voor. Roepen vele vragen 't Willen-weten wast, Die mijn denken dragen Als een looden last. Ach, hoe rustloos rollen Mijn' verlangens voort . ? Naar dat vredig-volle, Dat mijn blik omboort. Niet-te-tellen tijden Dreven droomend heen, Lieten leed en lijden.... 't Groote Antwoord.... geen. Sterven en al streven Wat wij doen verdort. Ach, mijn leêge leven Is zoo kort, zóó kort! CO R I N T H U S NlELSSEN nE BIJ EN KORF' GEZELSCHAPPEN 20-200 PERSONEN _ 5(estaurant a la carte _ * gekende keuken ! ~ niiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii AAN DEN ST. PIETERSBERG De ruïne van Ligtenberg is niet anders dan een holle vierkante toren. De oude boerderij, die er vlak tegen aan ligt, imponeert ons Hol landers, zooals vele van die Limburgsche boer derijen, tegelijk door het prestige van de bouw orde van de oud-Romeinsche villa en het min of meer onthutsend gebruik van de binnen plaats. Bovendien is deze nog al erg in verval en alles met alles uiterst fotografeerbaar. Wij echter beklommen den toren, om onzen berg te bekijken. Het was hier heelemaal geen berg. Eigenlijk heb je in Zuid-Limburg geen ber gen, maar alleen min of meer breede dalen, die insnijdingen vormen in de hoogvlakte.[0nze Pjetersberg heeft dan ook een heel breeden rug met weiland en bouwland er op en wegen en paden en kapelletjes. Dan volgt naar het Veesten de insnijding die de Jeker vormt en daarachter weer een nieuwe hoogvlakte, met vooraan op den rand het mooie bosch van Canne, een herhaling van het bosch op de Oosthelling van den Sint-Pieter. Naar den anderen kant hebben wij het breede Maasdal en dan weer het hooge land van Zuid-Limburg met heel vooraan het pendant van onzen Pietersberg, den Riesenberg van Cadier en Keer. Overal wijzen boschpartijen de randen aan der dalen. Hier op Ligtenberg werd uns nu gewezen hoe de delverij nog een eind langs het kanaal zuidwaarts zal gaan, om dan bij gindschen boom westwaarts om te buigen, om zich waaiervormig in te vreten in den berg, in het weiland tot bijna aan den grooten weg toe. Dat gaat loopgraafsgewijs: eerst een lange strook vlak bewesten den bergrand en de teelaarde daar van afkomstig wordt gestort in de holten en langs de helling. Daarna wordt de mergel uitgegraven twintig meter diep. Dan komt een tweede strook aan de beurt, waarvan de teelaarde wordt gestort in de eerste en dat gaat zoo voort totdat eindelijk dat heele stuk zijn daling heeft volbracht en weer kan worden tot weiland, bouwland of bosch. Daar zijn nog tientallen jaren mee gemoeid. Maar Ligtenberg kan behouden blijven en ook nog een flink stuk ten zuiden daarvan, een stuk dat nog lang niet genoeg is geprezen. Misschien herinnert ge u, dat daar eenoude verwaarloosde boomgaard ligt met wat struik gewas in ronde groepjes. Die struiken groeien aan den rand van een aantal groote trechter vormige kuilen en daar hebben we te doen met iets, dat in alle opzichten heel mooi is. De/e kuilen zijn bijzondere verweeringsvormen in het kalkgesteente, bekend onder den naam van dolinen. Natuurlijk zijn de geleerden het nog niet heelemaal eens over de manier waar op ze zijn gevormd. Ze gaan heel diep en wor den eindelijk min of meer cüindërvormig, wat aanleiding heeft gegeven tot den naam van orgelpijpen. Deze zitten in den regel ook vol teelaarde. Onze mergelexploitant houdt na tuurlijk heelemaal niet van die orgelpijpen. Die verzekeren ons hier nu het behoud van Ligtenberg en omgeving. Nu in October ston den de heesters, die de trechters omkransen vol in vrucht. Dat was n wild en weelderig takkenspel, overladen met prachtige roode rozenbottels, met paarse en zwarte bramen, met de mooie donkerblauwe pruimpjes van den sleedoorn en het zachte grijs van clematis. Stel u nu eens voor, hoe heerlijk dat moet wezen van April tot Juli, och, den heelen zomer door, want overal waar 'rstruweel nog licht doorlaat bestaat nog mogelijkheid voor allerlei bloemen. Het bosch van de Oosthelling komt hier even over den bergrand heen kijken en vormt om het dolinenlandschap een kleurige omlijsting. Een troep putterties zit te kluiven aan de rijpe vruchten van de kaardebollen en helpen onze fantasie even op weg om deze plek te bevolken met al de vogels, die hier in de lente zingen en broeden, al de insecten, die bij de bloemen behooren in dit heerlijk rustoord. En telkens vragen wij onzen gids of dit zoo blijft. Langen tijd luidt het ant woord bevestigend, maar eindelijk wordt het ontkennend en nu doet het haast leed, om in den boschrand nieuwe schoonheden te ont dekken of een schilderachtig ravijn te zien, dat zoo handig ligt, om als stortplaats te die nen voor den afgegraven bovengrond van de eerste tranchée", het eerste blad van den waaier. Eindelijk komen wij aan het eind van de ontginning" en zien, dat er tot de Belgische grens nog een klein stuk over blijft en een mooi stuk ook, met op de helling echt Lim burgsen bosch van hoogopgaand loofhout en weelderigen ondergroei. Maar de mergel hier onder is even goed als die van Slavante. Wie weet, wat de ondernemingsgeest ons hier weer voor parten spelen zal. Of zou ome onder nemingsgeest het nog eens kunnen winnen. Wij zijn nog lang niet aanjhet eind van onzen lijdensweg. Het ergste komt nog, dat is het smalspoortje. Dit ligt zoowat op tweederden van de hoogte langs de berghelling. De kipkarretjes, getrokken door een lustig locomotiefje rollen af en aan en brengen aan alles wat niet mergel is: teelaarde, grind en zanden van verschillend allooi. Dat wordt langs de helling gestort en daar ligt nu al honderden meters ver een eenvormig talud,recht en slecht, dat mij doet denken aan de schietbanen, waar mee Oorlog indertijd het mooiste deel van de Overveensche duinen ontsierd heeft. Onze geleider ziet dat alles met een heel ander oog en troost ons ermee, dat die helling nu reeds begroeid raakt. Ik probeer nog even, om hem uit te leggen, dat zoo'n groei van ruigt en onland, zoo'n groei van gisteren, niet te vergelij- ? ken is met wat daaronder bedekt ligt: de zuidelijke planten, die in den loop der eeuwen tot hier waren doorgedrongen en die den Pie tersberg maakten tot een vooruitgeschoven bastion van een flora, die vreemd is voor de rest van Nederland. En dan heeft de berg nog iets bijzonders, dat hier verloren gaat; de holen onder overhangend gesteente, waar eens de menschen huisden, wier steenen pijlpunten, messen en hamers wij juist met overleg be ginnen te zoeken. Dit was een benauwd kwar tiertje en ik keek ten slotte maar liever naar links, want daar in de hoogte vertoonden zich nog mooie rotspartijen en een paar opengelegde [IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIlllllllIIIIIIII orgelpijpen, die wellicht nog kunnen blijven, want wij naderden nu weer het gebied van Ligtenberg. Wij weten nog niet hoe dit alles zal afloopen. Veel is er reeds verloren gegaan of onherstel baar bedorven. Maar veel is er nog te redden en dat moet dan, menschelijkerwijs gesproken, geschieden voor altijd. Daarvoor is aller mede werking noodig en 't geeft wel goede hoop voor. de toekomst, dat we die op deze tragische Octoberwandeling in ruime mate ondervonden van den ondernemer zelve. JAC. P. T H ij s s E Kracht en Energie energie wordt gevorderd, weer een poos achtereen Sanatogen gebruiken tal. Het ZenuwsterkendVoedse

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl