De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 november pagina 9

17 november 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

17 Nov. 23. - No. 2421 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND DE ROEMRUCHTIGE BEDRIJVEN VAN RIDDER DONQUICHOTEDELAMANCHA (met teekeningen voor de Amsterdammer" door J. W. Bloem) VIERDE ZANG. WAARIN BEZONGEN WORDT, HOE DON QUICHOT ZICH EEN SCHILDKNAAP AANSCHAFT, EN HOE HIJ MET ONOUNSTIGEN AFLOOP STRIJD VOERT TEGEN GEWAANDE REUZEN. Na een week was onze held Weer zoo ongeveer hersteld, En de ciames spanden saam, Dat hij toch in 's hemelsnaam Haar die angst besparen zou. Man, wat doe je in de kou?" Sprak zijn juffrouw, famieljaar, Kom, een vent van vijftig jaar Moest waarachtig wijzer zijn !" Noch ontberingen, noch pijn," Zegt de held, met trotschen blik, Baren ridders vrees of schrik. Dulcinea is de maagd, Die het offer van mij vraagt." Maar zijn nichtje smeekte hem Met een diep-bewogen stem: Ach, vergeet dien boozen droom, Blijf gezellig bij ons, oom. 's Avonds in het schemeruur Is het hier zoo knus bij 't vuur. En we spelen weet u wel? 't Een of ander aardig spel: Een partijtje domino, Dam, of ganzenbord, of zoo, Of ik zit aan 't spinnewiel, En de juffrouw breidt een hiel Aan uw doorgeloopen sok, Of zet knoopen aan uw rok.... Zie toch van uw plannen af, Heusch, die voeren naar het graf!' Don Quichot keek zeer verstoord, En toen kwam het fiere, woord: Nooit ! Zoowaar ik voor u sta. Dulcinea roept. Ik ga !" Menig dwaas hoort ook zoo'n stem, Die hem maant met kracht en klem, Maar, zooals bij Don Quichot, Voortkomt uit zijn eigen strot. -Don Quichot bedacht zich, dat Hij nog steeds geen schildknaap had, En dat ging niet. leder boek Leerde dat. Dus hij op zoek. En, zoowaar, na korten tijd Vond hij al een boer bereid. Sancho Panza heette die; Donkie won zijn sympathie Hem belovend, dat hij gauw Hem een eiland schenken zou. Dat ik steel," sprak Donk, ,,en dan Wor jij Gouverneur d'r van." 't Klonk wat vaag en 't leek wat snel, Maar de boer geloofde 't wel. Ach, de post van Gouverneur Is nóg soms alleen maar geur, Want de heeren in Den Haag Schrijven en regeeren graag. In het stille avonduur Tijgen z' uit op avontuur, Donkie boven op zijn ros, Sancho Panza klos-klos-klos Op een ezel bijna dood, Met een stijven achterpoot. Dat was wel niet zoo als 't hoort, Maar," zei Donkie, rij maar voort." Binnen een minuut of tien Zou hij wel een ruiter zien, Nu, diens ros," vervolgde hij, Roof ik, en dat paard krijg jij." Sancho zwijgt. Daar ziet de held Zeven molens in het veld, Duchtig draaiend door den wind. Don Quichot verrukt, verblind, Schreeuwt: Ziet gij dat reuzen-heir? LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT Streng recht De krijgsraad had hem veroordeeld, ter zake dat hij op den openbaren weg heeft gereden met een snelheid van 15 K-M. per uur, terwijl daar ter plaat se slechts een snelheid van 15 K.M. per uur was veroorloofd." (V. D,) DE EXPLOITATIE VAN RECLAME DOOR DE GEMEENTE Teekening voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek Bij mijn bruid, die vel ik neer !" Sancho Panza wrijft zijn oog, Kijkt, omlaag en kijkt omhoog, Dichtebij en in 't verschiet, Maar een reus bespeurt hij niet. ,,'k Zie geen reuzen. Molens wel," Zegt hij nuchter. Vaar ter hel !" buldert ridder Don Quichot, Ziet gij niet, verblinde zot, Hoe zij dreigend en geducht, d'Armen zwaaien door de lucht?" Gruwbre monsters !" roept hij uit, Ziet, ter wille van zijn bruid, Rent een ridder op u aan, Don Quichot zal u verslaan !" En hij snelt er in den draf Met gevelden lans op af. Een der wieken pakt hem op, En, niet builen aan z'n kop, Ligt daar hijgend onze held ^ g Vele meters ver in 't veld. Op een afstand lag zijn paard,! Q Beurs,-gekraakt,- half dood tei'|aard. Ook helaas in onzen tijd Voert men tegen molens strijd, Met het droevig resultaat, Dat er haast geen een meer staat. *) C II A R l V A KIUS *) Dit couplet wordt opgedragen aan de Vereeniging De Molen. ItflIIIIIIUIIIIll CHARIV ARIA eutfcblanb, )eulfct)lanb ueber StUeS! Hij vond gelegenheid, haar middels. warangan te dooden." (H. D.) Goede, kleedzame modellen." (Adv. O. H. C.), Al meer en klaarder spitsen ze zich op den drank toe." (N. K. C.) De flauwe interesse in ons land." (Mr. Trenb, Neder/, in de Oost). Uit de hoogeselioot der journalistiek Wij hebben aangetoond, dat wij in de praktijk der bezuiniging veel verder hadden gegaan willen zien, dan waar toe Regeering en Kamer bereid zijn gebleken." (N. R. C.) De geallieerden zijn met de hou ding van onze Regeering geenszins bewilligd." (H. D.) Behalve de vrouwen, die hysterisch waren, gedroegen de meeste mannen zich kalm." (N. K. C.) Waarmede natuurlijk niet beweerd wil zijn, enz." (N. K. C.) Aanetnlijmsels Het kroonprinsenvertrek." (U. D.) ,,De Rembrandt-leerling de Rembrandt-teekeningen." (N. R. C.) De wonderen der techniek Van hier het land door naar de Noordfjord; hoe langer hoe meer sneeuwbergen ziet men uit de auto verrijzen." (Bataviaasch Nbl.) Het verspreiden van goede ge dachten kan geschieden door het woord of door het geschrift." (H. D.) Maar ook in het laatste geval liefst door het woord. De barbaren Mevrouw Carbin Gips vergrootte het gelaat van Louis Carbin en sneed dit af, zooals Chris Lebeau het wel doet." (N. R. C.) De heer D. vertoonde zijn uitge breide collectie lantaarnplaatjes van de Haarlemsche gevangenis waarbij hij een gezellige causerie ten beste gaf." (O. H. C.) Over de smaakvolle huiselijke interieurs, Daarbij draagt mevrouw van der Horst een hoed met afhangende zwart kanten slippen, die tegelijkertijd als mouwen kunnen dienen, en die met een rand van bont om de pols sluiten." (H. D.) Men stelle zich de houding van de gevierde actrice voor. Verblijdende berichten In het perceel Korte Molenstraat 37 in den Haag is heden niemand beroofd van ? (500."'(N. R. C.) ,,Een wetsvoorstel tot wijziging van den heer Fleskens." (H. l~>.) Voor ! TAALVERWOESTING 19. UITGETROKKEN Tijdens de arbeidscrisis der laatste jaren zag men dezen uiterlijk heel gewonen, maar in de hem opgedrongen beteekenis zeer zon derlingen vorm onvermijdelijk in het gezel schap van sigarenmakers. Die niet in het geheim waren, konden onmogelijk het rechte snappen van deze combinatie. De een moest bij de uitgetrokken sigarenmakers denken aan werklieden, die uit hun woonplaats vertrokken waren, om elders werk te zoeken. De ander, reeds bekend met de gruwzaamheid der doorsnee-menschen zag lieden vóór zich, die men had uitgerekt of ze van staaldraad of elastiek waren geweest. Wie echter dit raad sel nader onderzocht, vernam niet zonder moeite, want ter bevoegder plaatse wist men het zelf niet precies, dat men hier te denken had aan werkloozen, die geen steun meer trokken" van hun ambachtsgild en daarom voor uitgetrokken waren verklaard. Deernis met het onfortuinlijk lot dezer nijvere menschen werd dan in hooge mate gewekt, maar tevens met de taal, die door hun benaming op een martelbankje werd gelegd, ten minste als zij geen verzet bood. Dit doet zij nu wel. Uittrekken" is voor haar een volkomen nieuwbakken en tamelijk misbakken afleiding van trekken" -.-.-; ge nieten, ontvangen, (loon, pensioen) en moet dan zooveel beduiden als dat het met dit trekken" is afgeloopen. Trekken" staat hier overgankelijk. Het regeert een voorwerp, hier steun". Gebruikt men het w.w. lijdend, dan wordt dit voorwerp onderwerp. Dus is het dan de steun, die wordt getrokken, maar niet worden de ondersteunden getrokken. Bij de bedoelde sigarenmakers evenwel aanschouw de men deze verwrongenheid, dat niet hun steun was uitgetrokken", maar dat zij menschen zelf door hun steun werden uit getrokken" ! Een schrikwekkende lachspiegel kreeg de taal om zich in te bekijken. Maar zij weigert dat. Zij bezit inderdaad eenige naar hun voor komen verleden deelwoorden van transitieve werkwoorden, die veeleer bedrijvend dan lij dend van begrip zijn, oogenschijnlijk tegen de wet in: een gestudeerd persoon, een bereisd man, een gekleed kostuum, een bevaren zeeman. Maar zulke voorbeelden leveren voor de uit getrokken sigarenmakers geen verontschul diging op. Ten eerste namelijk zijn ze heel zeldzaam en ten tweede dienen zij sinds overouden tijd de taal als bijv. nw. en duiden zij de soort aan van het hen vergezellende substantief. Het zal bij hen moeilijk zijn na te gaan of zij in het verband waarin men ze geregeld ontmoet, wel ooit echte werkwoordsnomina geweest zijn. Ons uitgetrokken" nu is een passief deel woord van een kersversch uittrekken" en het ware al te brutaal, als zoo'n piepjong brekebeentje de allures van stoere stavasten als de bovengenoemde adjectiva durfde aan nemen. Dat inmiddels ieder vriend der taai iets trachte uit te sparen om Brabantsche sigaren te koopen, ook al kan hij ze niet rooken ! Zoo zullen de sigarenmakers weer werk krijgen en de taal van de uitgetrokkenen ontsmet worden. Gaarne intusschen onder stellen wij, dat bestuurderen van de vakvereeniging, die de leden lieten uittrekken, zich niet met opzet zoodanig aan dezen en aan de taal bezondigd hebben, of er moesten ook krantenmenschen onder hen loopende zijn geweest. Een der nieuwste vindingen van laatstgemelden is de Rijnland-republiek. Men denke aan de aanlijmsels en of ik laatst, daarop afgevende, wel overdreven heb. Met terug werkende kracht: de Frankrijk-republiek. Nou nou, Marianne is zoo makkelijk niet. H A .1 i: Wibaut: ,,Alle gemeentelijke reclameobjeeten, die 1ot n LI toe aan reclamebureaux waren verpacht, zullen in het vervolg door het gemeentebestuur zelf worden geëxploiteerd." (Dagbladbericht). ,, Laten we maar beginnen voor ons zelf reclame te maken, misschien gaan ze ons dan gelooven!" iimiiMiiimiiNiiiiiitiiiiiiMiiiiiiLiiiii NiiiNiiiMiiii Blanche Selva. Wanneer men Blanche Selva, de eminente Fransche pianiste, musicologe en paedagoge, die hier verleden Zaterdagavond een concert in de kleine zaal van het Concertgebouw gaf, de muziek der oude Fransche clavecinisten hoort spelen, is deze duidelijk en levend ,en geenszins, zooals Oscar Bie eens verklaarde, roerend door de onbeholpenheid, waarmede de noten over de vijf lijnen klauteren in een verlangen naar een ziel, die uit de beminnelijke bovenschriften dier muziek spreekt" (welke bovenschriften trouwens ook volstrekt geen ziel" in deze muziek willen suggereeren: het zijn geen programmatische genre-stukjes; aan gaande de titels van een reeks vrouwen portretten, die Couperin in den galanten stijl dier dagen aan eenige zijner clavecinstukken gaf, waarschuwt deze componist zelf, dat zij zijn plütot donnés aux aimables orginaux que i'en ai tirés"). Neen.deze 17e en 18e eeuwsche muziek werd met meesterhand geschre ven, daar liet Blanche Selva weer eens extra de nadruk op vallen en nog zelden was ons de vereering zoo begrijpelijk, die Debussy voor dit helaas uitgestorven ras" had, in welks muzikale kunst zich esprit"uitdrukte zonder zich er over bezorgd te maken of zij wel groot heid bezat. Zulk een clavecin-kunst van Dandrieu, Couperin, Rameau, is een wonder van fijne vorm-beheersching, van teederheid, van juiste teekening. Een vroegere generatie heeft de waarde en de schoonheid van deze muziek niet begrepen. Blanche Selva behoort tut hen, die er zich op toelegden deze muziek weer iu het juiste licht te stellen. Zij gaf o. m. de voor naamste stukken der clavecinisten uit (in de klassieken-serie van Maurice Sevart) naar de origineelen, in hun zuivere gedaante, met de volledig en nauwkeurig uitgeschreven ver sieringen", ornements", tremblements" (die in deze composities hun oorsprong dankten aan den korten duur van den toon van het clavecimbel,die op die wijze meer ,,vibreerend" werd gemaakt) en zij kon zich daarbij houden aan de tabel der uit te voeren versieringen, waarvan Couperin steeds zijn uitgaven verge zeld deed gaan. Zijn deze versieringen op onze moderne klavieren onspeelbaar? Door een bepaald en bewonderenswaardig touche be wees Blanche Selva van niet. Hoe helder en charmeerend klonken de stukken van Dandrieu (?Le tympanon", La gémisante", Le caquet") hoe teeder als een romance Le rossignol en amour" van Couperin, hoe geestig Rameau's Les niais de Sologne". Men luister de naar deze gracieuze oude muziek, als ver diept in den droom van een tijd, dat het leven gespeeld scheen te worden. Dat Blanche Selva ook de moderne muziek meesterlijk kan uitvoeren bewees zij na de pauze, toen zij haar veel omvattende muzikali teit en haardoorwerkt-pianistische eigenschap pen in dienst stelde van de vertolking der Baigneuses au soleil" van de Sévérac, van Ravel's Jeux d'eau" (waaraan Lisz niet vreemd is !) en vooral bij den beheerschten en toch spontaan aandoenden voordracht van de verrukkelijke en evoquatieve Triana" van Albinez, dat wel het hoogtepunt was van den avond. Het was tevens een aardig toeval, dat mej. Selva ons thans ook het piano-stuk ,,L'is\e joyeuse" van Debussy liet hooren, dat wij onlangs in een orkest-bewerking van Molinari meemaakten, welke orkestreering ons nog eens extra overbodig voorkwam. Ik hoor dat Blanche Selva zich meer en meer aan haar werk als muziek-paedagoge wil gaan wijden, van welke werkzaamheid zij een groote opvatting heeft (zij schreef ook een uit voerig boek over haar methoden L'enseignement de la technique du piano"). Te hopen is het intusschen, dat zij niettemin haar werk zaamheid als pionierster voor de muziek van haar landgenooten zal blijven voortzetten. Figaro's Hoehzeit. (Berliner Staatsoper) Wat aan de opvoering van Mozart's Figa ro's Hochzeit" Maandagavond in den Stads schouwburg door de lyrische troep der Berlijnsche Staatsopera het meest te waardeeren viel was de fijne kamermuziek-behandeling van den zang met het orkest. Gezien de samen werking met een vreemd orkest komt hier den dirigent Meyrovitz alle eer toe. Het muzi kale gedeelte had stijl en de verzorging van b.v. de fijne begeleiding der recitatieven een klavier werkte rnee in het orkest , verried een juist streven het werk als geheel op den voorgrond te brengen, zonder het zwaarte punt te laten vallen op min of meer beroemd geworden aria's. Ook de hoofdpersonen werk ten in een goed stemmen-ensemble samen, al was individueel niet alles in den haak soms: Figaro sprong wel eens uit den stem"band en Emmi Bettendorf (de gravin) kon niet altijd vollen toon geven (haar stem was niet geheel gedisponeerd ook). Toch bevestigde ookdeze uitvoering mijn meening, dat de Italiaansche opera's van Mozart dien Mozart, die in Italië' vereuropeeschte" ! den Duitschers niet liggen. Binnen den muzikalen vorm meestal zeer geslaagd was de uitvoering wat betreft het muziek-dramatische juist stylistisch onbevredigend. Er zat geen echte ,,komedie" in deze komische opera. De Suzanna van Mizzi Jokl was te veel een kamer katje uit een moderne operette. (Hoeveel, beter was Annie Ligthart in deze rol bij de Nederlandsche opera !) De Gravin van Emmi Betten dorf deed te kwijnend (de Graaf Almaviva mag toch niet met reden ontrouw willen zijn !). Cornelis Bronsgeest poogde Graaf Almaviva te geven met zekere karaktertrekken van den grooten heer, die zijn lichtzinnigheden niet kan vergeten; lofwaardig, maar toch met on weerstaanbare herinneringen aan een dra gonder. Figaro (Schlützendorf) deed wel leven dig, maar miste elegance. De Cherubin-partij is altijd moeielijk, door de travesti van een vrouw, en Frida Mager maakte er inderdaad het beste van. Goede komische figuren waren ten slotte Marcellina, (Frida Langendorf), Bartolo (Schultz) en de muziekleeraar Basilio (Henke). CONSTANT v A N W K s s E M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl