De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 november pagina 10

24 november 1923 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Nov. '23. - No. 2422 PROFESSOR SALVERDA DE GRAVE Op 24 November wordt aan Professor Salverda de Grave in de Sorbonne te Parijs het doctoraat honoris causa in de Fransche letteren aangeboden. De Parijsche hoogeschool doet een goed werk door op een zoo bijzondere wijze den Nederlandschen geleerde te eeren, die de taal en de letterkunde van Frankrijk vorschend heeft doorzocht als de beste Fran sche philologen en litteratoren. Een eenigermate volledig idee te geven van alles wat Salverda de Grave publiceerde op dit gebied zou een lange en grondige studie vragen. Wij willen hier slechts wijzen op de veelzijdigheid van dezen geleerde en wij willen trachten eenigszins den indruk weer te geven, dien hij op vele van hen, die zijn leerlingen waren, heeft gemaakt. Als men zich herinnert wat Salverda de Grave schreef sedert zijn dissertatie 1) dan ziet men, dat hij niet alleen de kennis van de Fransche- vooral middeleeuwsche-littera tuur en van de taal van Frankrijk heeft verrijkt met talrijke diepgaande, studies maar dat hij over de Provencaalsche de Spaansche, de Italiaansche taal en letterkunde veel heeft gewerkt. Vooral over de Italiaansche litteratuur en taal publiceerde hij veel: men denke aan zijn talrijke studies over Dante, aan zijn artikels over Fogazzaro, over Carducci, over Manzoni,.over spellingkwesties in Frank rijk en Italiëen aan de in 1920, bij de aanvaar ding van het hoogleerleersambt, te Amsterdam uitgesproken rede: klank en gedachte in Frankrijk's en in Italië's letterkunde." Maar meer nog deed Salverda de Grave. Niet alleen de Romaansche talen interessee ren hem; menigmaal heeft hij geschreven ook over zijn eigen taal, o.a. heeft hij verschillende invloeden ontleed, die het Fransen op het Nederlandsen heeft gehad. Wij herinneren aan zijn studiesoverden meervoudsvorm op s in het Nederlandsch, over de uit het Fransch overgenomen woorden in het Nederlandsch, over taaibetrekkingen van Nederland tot Frankrijk, over de Middelnederlandsche ver taling van Ie Pèlerinage de la vie humaine, en aan de in 1913 gehouden voordrachten in de Sorbonne: L'Influence de la langue franchise en Hollande d'après les mots empruntés". Behalve de geleerde, die de resultaten van zijn onderzoekingen neerlegt in vele geschrif ten is echter Salverda de Grave vooral ook: docent. Eerst als lector te Leiden, daarna als hoogleeraar in de Romaansche philologie te Groningen en te Amsterdam heeft hij veel leeraren en leeraressen gevormd, die dankbaar zijn tot zijn leerlingen te behooren. Zij zijn hem dankbaar voor de wijze waarop hij hun het levende van de taal heeft doen begrijpen. Hij heeft er voor gezorgd geen dorre taaigeleerden te kweeken. Steeds is hij er op uit traditie en vooropgezette meeningen uit de taaistudie te bannen. Zijn ijveren voor de vereenvoudigde spelling, zijn afkeer van me chanisch geleerde grammaticale kennis bij examen-candidaten M. O. komen voort uit dezelfde overtuiging: dat de taal is-een levend organisme. En met welk een aangenaam en thousiasme worden zijn meeningen verkondigd 1) Introduction a une dition critique du Roman d'Enéas en daarna: Enéas, texte critique. VEREENIGD ROTTERDAMSCH-HOFSTADTOONEEL. Boefje, naar het boek van M. J. Brusse. Barbarossa schreef eens: als ik een stuk ga zien naar" een roman, dan wil ik mij niet herinneren dien roman ooit gelezen te hebben. Misschien is dit de methode, maar ik zet het u toch naar Boefje te kijken, zonder u Boefje te herinneren, en ik heb bij deze tooneelbewerking" geen gelukkiger oogenblik beleefd dan toen aan het slot patroon Brusse, met Jan, zijn pupil, aan de hand, als mensen onder de menschen, naar voren trad om den krans voor zijn onvergankelijk kunstwerk van-liefde van zijn Stad?vertegenwoordigd door een stampvolle schouwburgzaal in ontvangst te nemen. Het was een jubileum a l'improviste, een spontaan en oprecht ge tuigenis. Met de vertooning hield dit ontroerend oogenblik, waarin het kranig figuurtje van Annie van Ees tot symbool werd en het litteraire hart ons zwol, intusschen maar een los verband. Het gaat nu eenmaal niet: een stuk trekken" uit een verhaal en ik heb op deze plaats, waar we naast Eline Vere" en Sprotje" nu ookj,,Boefje" moeten bijzetten, al herhaaldelijk trachten te verklaren waarom het m.i. niet mogelijk is de inspiratie waarin ns, op een onbewaakt oogenblik, een kunst werk ontstond, met voorbedachten rade weder op te rakelen. De bezieling voor het onderwerp vervliegt als aether. Ze kan zelfs zoo weinig temperatuurverschil verdragen, dat het gevaarlijk is ieder schrijver weet dit bij ervaring te spreken over het werk, waaraan men bezig is. Het deksel van de ketel en de broedwarmte, waarin de inval" te rijpen lag, ontsnapt, ten koste van het wordend leven daarbinnen. Zoo ooit een inspiratie leidde tot het vol dragen beeld, dan was het wel hier, waar de schrijver in feuilleton op feuilleton met on uitputtelijke liefde, humor en deernis, zijn held" trekje voor trekje had bijgebracht, in welk een klaren en sierlijken vorm worden zelfs de meest technische onderwerpen be handeld ! En verder: wat zijn leerlingen telkens weer treft en waarom zij zoo veel van dezen leer-meester houden is de buitengewone welwillend heid waarmee hij hun meeningen ontvangt. Steeds heeft hij de studenten, die ernstig zochten en nieuwe] gezichtspunten meenden gevonden te hebben, aangemoedigd. Vol be langstelling is hij voor elke poging om zelf standig te werken. Blijken de naspeuringen van den leerling niet juist, dan zal deze hoog leeraar hem dat zeggen zóó, dat niet het zelf vertrouwen verloren wordt, zóó dat de lust tot verder zoeken behouden blijft. En is dit niet een van de schoonste zaken, die men als docent bereiken kan: het geven van zelf vertrouwen, het aanwakkeren van de lust om zélf te zoeken? Salverda de Grave is dan ook een vraag baak gebleven voor vele van zijn oudleerlin gen, die later meer nog dan in hun studenten tijd den oprechten eenvoud van hun leermees ter hebben leeren waardeeren. Eerst als men velerlei menschen langs zich heen heeft zien gaan, beseft men hoe uiterst zeldzaam de eigenschap is, die De Grave in zoo hooge mate bezit, de eigenschap zonder iets nederbuigends het werk van kleinere werkers te kunnen waar deeren, de eigenschap nooit, maar ook nooit eigen verdienste naar voren te brengen. Elke schijn van zelfingenomenheid is dezen geleerde vreemd. Er is nog een andere reden waarom Sal verda de Grave met vele oudleerlingen in contact is gebleven: zij komen hem telkens weer tegen in het leven. Hij is niet iemand die zich opsluit in zijn studeerkamer of in zijn hoogleeraarsambt. De stichting van het genootschap Nederland?Frankrijk in 1917 is een uitvloeisel van zijn behoefte om te strij den en te handelen. Hij heeft denstoot tot die stichting gegeven omdat hij steeds meer be merkte, dat de Fransche kunst en wetenschap en dat het Fransche volk in Nederland te weinig werden gekend en dat omgekeerd ook Nederland en zijn wetenschap en zijn kunst niet genoeg in Frankrijk werden gewaardeerd. In de weinige jaren van zijn bestaan heeft dit genootschap al veel gedaan om Frankrijk beter door Nederland en Nederland beter door Frankrijk te doen kennen. Tot dit laatste zullen ook bijdragen, de drie voordrachten over Nederland, die in deze dagen door Salverda de Grave te Parijs worden gehouden en die de verwezenlijking zullen voorbereiden van een reeds lang door hem gekoesterden wensch: de oprichting van een leerstoel voor het Nederlandsch aan de Sor bonne. En wie kan daar beter voor ijveren dan de man, die door zijn wetenschappelijke verdiensten, door zijn hoofsche vormen en door zijn takt zoo uitermate geschikt is om Nederlandsche belangen in het buitenland te behartigen. Moge Salverda de Grave nog langen tijd de stuwende kracht zijn voor het hooger onder wijs in het Fransch hier te lande ! Wij zien niemand die in staat zou zijn hem te vervan gen. W. A. MARKU s?P o E L s HAAG Lunchroom de Bijenkorf", Wapenstraat 45 Restaurant a la Carte. Bekende Keuken. Koude en Warme Schotels!?Geopend tot 12! want dit Nederlandsche karakter leidt soms tot een zekere tot droogheid; maar het is niettemin een symptoom van doelbewuste kracht, dat op den duur wellicht in staat zal blijken onder strenge zelfcontrole ook dit euvel te overwinnen. Tot eenige droogheid voert allicht een streven naar rechtzinnige symmetrie, en een achtenswaardig kunstenaar als Michiel Wilmink heeft in zijn overigens zeer sprekende en origineele biljetten voor de Tentoonstel ling van Fabrieks- en Kantooradministratie te Deventer en voor het Bouwbureau D. Smit Jr. (Drukkerij De IJsel, Deventer) dit struikelblok niet geheel weten te vermijden. Als specimina van dit strakke genre zijn deze biljetten nochtans bizonder prijzenswaardig van samenstelling. Zoowel de plaatsing van het schrift als de verdeeling der kleurvakken (waarbij ook met de werking van het wit ge woekerd is) zijn wél overwogen. Beide bladen trekken, vooral door hun geestigmiddenschild, op duidelijk en eenvoudige, maar niettemin zeer overredende wijze de aandacht. Ze zijn bovendien een staal van knap lithographisch werk. Dat deze beide biljetten zooveel op elkander gelijken acht ik een misgreep: de vluchtige voorbijganger zou het eene voor het andere kunnen aanzien. Het streven naar het eeuwig nieuwe" is voor den reklamekunstenaar het eerste zijner tien geboden": hij moet in zijn beeld het reklame-object op zulk een wijze vertegenwoordigen, dnt geen verwisse'ing mogelijk is. Originaliteit is daarbij een krachtig hulp middel, en ik zie met groot genoegen, dat al thans deze eigenschap zich op zeer voldoendewijze manifesteert in het blad, dat Wybo Meyer voor de gastentoonstelling teekende. (Drukkerij Ellerman, Harms en Co.) Ook hier overheerscht de rechte lijn, maar met wat meer complicaties. Toch is het geheel ietwat on rustig van samenstelling, wat voornamelijk aan de kleur-verdeeling te wijten is. De affiche vertegenwoordigt intusschen haar reklameobject op ondubbelzinnige wijze. Deze lof komt haar onverdeeld toe.Gelukkig" van vin ding is de gestileerde demonenfiguur, die het gas voorstelt. Deze had echter meer middel punt van het beeld moeten zijn. Het weinigbelangrijke bovenstuk (drie kwart van het geheele blad vullende) drukt haar al te zeer. Tot de rechtelijners" behoort ook de teekenaar der Jaarbeurs-affiche 1923,' Jan Eland (drukkerij Bjudier en Co. den Haag) Uit deze prentjblijkt, dat de Jaarbeursdirectie «DIN/DAG WOCK DPAMAIN» . J. v. D. HOEF DRUKKERIJ NIESTEN HET RECLAMEBILJET Tv Wij mogen hier in Nederland (ik constateer het met groot genoegen) welhaast van een bloeiende affichekunst spreken. We zijn in dit opzicht bij andere landen, gelijk Frank rijk, Engeland en Duitschland, in het tweede gelid gekomen, maar we nemen daar nu toch ook een behoorlijke plaats in. Meer en meer schaarsch worden de weleer gelief de printen", die men voor affiches wilde doen doorgaan, en waarvan ik in mijn voorgaande kronieken enkele verwerpelijke specimina besprak. De meening,, dat de affichekunst een geheel eigen genre van toegepaste kunst is, die aan den kunstenaar bizondere eischen stelt, is reeds soliede gevestigd en wei-bewust erkend; en tevens blijkt meer en meer, dat de Neder landsche kunstenaars voor dit genre een eigen weg hebben gevonden en, met behoud van elks persoonlijkheid, in complex iets brengen, dat specifiek Nederlandsch is van factuiu en van inhoud. Deze opmerking is niet geheel eenjofuiting, i DlR.aaKDOPMAM-DIRIQTRBEüCKEROlH l STADSSCHOUWBURG 16 Oct 'nSPAAHSCH RTJE(RAVEL) 'nSPROOKJE/GROOT MODERN BALLET CAVELERIA RUSTICAMA S. L. SCHWAR/. DRUKKERIJ Li wat meer aandacht heeft gewijd dan de twee voorgaande jaren aan het vraagstuk harer straatreklame. Eene coup da maïtre ' is echter ook deze poging nog volstrekt niet. Door zijn verdee ling in twee simpele kleurvakken spreekt dit blad wel sterk, maar uit een artistiek oogpunt is liet onbelangrijk. Zwak van teekening en van actie is het Mercurius figuurtje, dat de eentoonigc, lange trap bestijgt, opwaarts naar het spitsboog-huisje van Nederlandschen handel en nijverheid, dat te klein is voor een tempel en te groot voor een bijenkorf. Gebrek aan fantaisie is een niet gunstige eigenschap voor een afficheur en, in 't algemeen genomen, is dit niet de sterkste eigenschap der Neder landsche teekenaars, evenmin als de durf om een contrast van sterk sprekende kleuren tot een harmonisch geheel te verwerken, gelijk tijdig gedistingeerd en voyant. En naar mijn meening is juist dit de hoofd opgave voor de vervaardiging van een goed straatbiljet, die tevens, de oplossing in houdt, der brandende vraa», of de affiche een luide, dringende kreet moet zijn of een vriendelijke uitnoodiging met fraai, gracelijk gebaar. Deze strijdvraag, die zooveel pennen heeft in beweging gebracht, behoeft ons, dunkt me, niet lang bezig te houden, want een compromis is volkomen mogelijk. Gratie en schoonheid en distinctie zijn, zonder voorbehoud, vereenigbaar met gespierdheid, met kracht en schittering. Het is de schoonste en tevens de beste affiche, die deze eigenschappen in zich vereenigt, ofschoon dan toch een dezer eigenschappen minder of meer op den voor grond'kan treden. De bewijzen hiervan heb ik in eenige voor treffelijke bladen uit den jongsten tijd vóór mij liggen. Om niemand te kort te doen stip ik even aan, dat de beide richtingen zich ook in de reeds genoemde biljetten van Machiel Wilmink ontmoeten. Met meer bravour vindt men ze echter vereenigd in de voortreffelijke plaat, die Nico Beat voor Verkade's Oranjbonbons" teekende. (Drukkerij Luii). Het tamelijk gecompliceerde beeld, half decora tief, half illustratief, is ondanks de profuse vrdeeling der kleurvakken, uitmuntend in toon gehouden; sterk is de kleurwerking, kloek, en decoratief de verdeeling van het schrift, terwijl de plaatsing van het oranje en geel tegen een grijs fond, aan het geheel werkelijke distinctie verleent. Gedistingeerdheid en oorspronkelijkheid van vormen, bij wat grover en gewoner kleur, welke toch ook, door de goede verdeeling, bui tengewoon frisch en fleurig aandoet, vindt men bij een andere affiche uit den jongsten tijd. De heer L. Kalff ontwierp deze plaat voor het 15e Lustrum van het Delftsch Studenten corps (Drukkerij Lankhout) en gaf hiermee blijk van een uitgesproken talent voor dit genre van toegepaste kunst. Zoowel de luch tig aangegeven vormen van het torenprofiel als de grillig belijnde silhouet der volksmenigte op den voorgrond, zijn buitengewoon geestig van vinding en toepassing. Er is hier niet naar eenvoud gestreefd, maar de rninutieering in de voorstelling wordt volkomen beheerscht. Van geheel andere constructie en opvatting is de affiche van S. L. Schwarz voor de Natio nale Opera. (Drukkerij Luii). Schwarz is de zoeker naar hooge en wilde verbeeldingen. De ontraadseling zijner sym boliek is niet steeds een lichte opgaaf, maar zijn bij uitstek persoonlijk talent weet ons altijd iets voor te leggen dat treft en verrast. Ik heb niet kunnen uilvonchen wat c u.e witte nymph op het roode paard nnjaagt, en weet ook aan e sprookjes-vogel,ciie voor haar uitvliegt, geen concreete gedachte te verbinden; maar toch kan ik geenszins c!e bekoring ont gaan, waaronder deze mysterieuse voorstel ling mij brengt. Het is slechts een klein vak van helle kleur (het roode paard met c!e witte vrouwenfiguur), dat zich tegen het grillig verdeelde donkere fond releveert, maar d i t dan ook werkt als een schelle vlam in het duister en vrac.gt onweerstaanbaar om aan dacht. Schwarz ontwikkelt zich zonder twijfel tot een onzer beste afficheurs: ook bij hem zijn kracht en distinctie vereenigd. Hij wachte zich echter, vooral wat zijn kleur en stoffeering betreft, voor zelfcopie. Deze klip dreigt, meer dan elders, op den weg, dien hij zich gekozen heeft. Een van de grootste qualiteiten van den goeden plakaatkunstenaar is, dat hij zijn beeld geheel aanpasse bij het reklameobject dat hem ter behandeling gegeven is. In vast verband daarmee stoot het meer of minder op een voorgrond brengen van de eigenschappen, waaraan een goede affiche beantwoorden moet. Soberheid, fijnheid, voornaamheid behoo ren zonder twijfel de dingen te zijn, waardoor zich de affiche voor een onderwerp van weten schap of kunst onderscheiden meet, en ookdan nog is het zeer goed mogelijk door vorm en kleurverdeeling het voyante karakter te be waren, dat, althans voor de werkingop grooten afstand van het straatbiljet, onontbeerlijk is. Voor een interieurbiljet is opzichtigheid niet onmisbaar, en men kan het Leo Léon niet ten kwade duiden, dat hij uiterste soberheid van kleur en geheel decoratieve behandeling aan wendde bij het weinig-zeggence en ietwat zoete, maar toch wel distinctieve uilen biljet voor de Haarlemsche volksuniversiteit. (Drukkerij Ellerman Harms en Co.). Maar zijn straatbiljet, op dit zelfde motief, is in artistiek zoowel als in reklame-opzicht schromelijk mislukt. Roeland Koning, die een bizonder fraai decoratief biljet teekende voor een tentoon stelling der Maatschappij Rembrandt te Zandvoort, heeft dit anders begrepen. Alles is hier ornament en stileering; bloemranden, een zeer gecompliceerde ster (zwart en wit op bruin-oranje-fond), zelfs het letterschrift is tot ornament verwerkt zonder in leesbaarheid al te zeer te kort te komen, en niettemin lokt deze affiche door zijn beschaafde kracht. Is het ten slotte niet vooral de tegenstelling tusschen beeld en achtergrond, die de kracht der werking op verren afstand bepaalt en tot nadere beschouwing uitnoodigt. Voornamer nog en tevens sterker in aan trekking dan Koning's biljet is de rijke af fiche van. G. J. van der Hoef voor het gouden jubileum van Mevrouw De Boer?van Rijk: een vijfpuntige* gouden ster, die naar alle zijden stralen en facetten uitzendt, in zwart en goud; daarboven en onder, decoratief aangebracht, het schrift; sobere omlijsting in de zelfde twee tinten en het geheel op helder witten achtergrond: ziehier alles! We kunnen er over philosopheeren, of dit plakaat niet wat al te sober en te vaag van inhoud is, of dit avontuurlijke tooneelleven niet tot een concreeter beeld had kunnen inspireeren.... maar we zullen toch altijd moeten bekennen, dat deze stella violentilla, deze prachtige ge compliceerde symetrische figuur u van verre tegenstraalt, uw aandacht opeischt, ondanks u zelf, en u bovendien treft als iets edels en schoons. En wat kan er van een goede affiche meer verlangd worden? J. D. C. v A N D o K K U.M Illllllllllllllllllllllllllllllll IIIIMI Illlll Illllll Illlllllllll HM l als journalist daarenboven toelichtend al wat hij noodig oordeelde dat de menschheid omtrent zulk een schooiertje wist. Uitvoeriger dan ooit, want met bedoeling, met een ouders, politie-agenten en rechters de ziel vermur wende pleitkracht. Hij slaagde volledig, wist, wat zoo bijzonder is bij dit genre werk, de spanning zijner bewogenheid over het geheele pleidooi onverzwakt te behouden, en prentte aldus, met alle middelen die den bewogen en vervulden mensch en kunste naar ten dienste staan, de verteedering voor het verwaarloosd volkskind in het hart der gedachtelooze tienduizend. Daaraan kon het tooneel niets toevoegen, eer iets ontnemen, want het verraderlijke bij een omwerking is dan ook nog dat, waar alles van zijn plaats raakt, de aanvankelijk in de schaduw gebleven en opgeloste mindere qualiteiten plotseling aan den dag treden. Naast de gulle bron van fijngevoelige huma niteit welt bij Brusse hij mag zich o p Dickens beroepen de sentimentaliteit, naast den uit waarachtigen volkszin gesproten humor het litterair gijntje. Leg Boefje" naast Sprotje" welke litteratuur kan zich be roemen op twee volkskinderen zóó levend en zoo lief als deze schamele kleine Hollanders ! en ge voelt het verschil in zuiverheid en koele beheersching. In het boek Boefje" trok de schrijver ons heen over heuvelen en dalen; op het tooneel moest de film worden vertraagd, moest al dit heerlijk f risch, bruischend idealisme worden afgewogen en, in reëel milieu, als plausibel worden bewezen. Of deze vijf bedrijven handiger gemaakt hadden kunnen worden, interesseert mij eigenlijk niet, waar het voor mijn gevoelen toch altijd, onvermijdelijk, maakwerk zou zijn gebleven. Boefje" was goed in het middelpunt der handeling geplaatst en zijn karakter" kwam, zij het ten koste van vele figuren zijner omgeving, die niet meer dan ledepoppen werden, duidelijk uit. De geest van den ladven-den-traan had de overhand gekregen, en doordat het innerlijk proces, dat zich in Jan geleidelijk onder liefdevolle leiding voltrekt, op het tooneel niet zoo n, twee, drie, en op zijn diepte gepeild, zijn beslag kon krijgen, zocht men de apotheose in een slot-tooneel, dat wel een aanbeveling geleek voor onze katholieke opvoedingsgestichten; het was er schoon als in het paradijs. Tegenover het verlies: Ann* van Ees, gestalte gevend aan den populairen knaap op een wijze, die respect adfwingt. Hoe verleidelijk was het hier geweest, juist voor haar wier Wonderkind" zoo innig bekoorde, van Jan" een, ondanks zijn streken, onweerstaanbaren schat-van-een jongen te maken, een tooneel-boefje, en hoe moedig dorst ze de teleurstelling voor alle moeders, tantes, en zusters in de zaal aan toen ze daar uit het stroo kroop, nauwelijks een mensch, een goor aapje, in heel deze op het effect gerichte vertooning, het effectlooze was, en hot pleit won, stil en fijn beeldend, raak intoneereiid, aldoor van-binnen-uit. Het goedkoope: een kind in donkere gevangeniscel, hief ze op in de sfeer der ruimste ontroering. Es ist Schade um die Menschen" - En hoe geestig en ge voelig was het lange stil-zitten in de beklaag denbank, volmaakt gedesïnteresseerd, koe keloerend over den hoogen rand naar den vloer, als een schoolkind verdiept in een vlieg. Met opeens dien trouwhartigen schrik: Hai tie 't tege main".! toen de Officier van Justitie nadrukkelijk het woord tot Jan Govers richtte. Het is gemakkelijk om te zeggen: travestie ligt" Annie van Ees, physiek en naar den aard van haar talent, maar om deze lange, uiteraard eentonige jongensrol dan zóó te schakeeren, haar te vullen met de vitaliteit van den ras-echten street-terrier, gespitst op het leven in al zijn hoeken en gaten, intusschen nergens te doen vergeten dat het Boefje van Brusse een best hart heeft.... en een tooneelstuk, dat eigenlijk geen tooneelstuk is maar een herinnering aan veel, dat ons dierbaar werd, nochtans te dragen naar een hartelijk einde. . .. daarvoor komt meer kijken dan wat uiterlijk voordeel, dat kunnen alleen zij op het tooneel, die de warmte hebben van-binnen. LA MAISON DE L'OF.UVRF.. Lc pfclictir cl'ombres, de Jean Sarment. Waarom toch altijd een voorstelling onder leiding van Lugné-Poe in ons land une représentation de gala" zou heeten? De stukken, die hij hier laat zien, zijn in den regel van goed gehalte, de vertooningen betamelijk, boeiend veelal door zijn persoonlijke mede werking, maar ze dragen toch geenszins het cachet van verzorgde superioriteit, dat men aan dit woord zou willen verbinden, en ver heffen zich volstrekt niet boven de goede voorstellingen onzer eigen gezelschappen. Ik kon intusschen zoo wel begrijpen, dat men ten onzent tot een opvoering van Jean Sarment's poëtisch verhaal: ,,Le pêcheur d'ombres" niet lichtvaardig besloot. Het kun stenaarsgeweten staat tegenover de broze illusie die dit jeugdig werk bij lezing geeft, extra verantwoordelijk, omdat de waarschijnlijk heid deze te verwezenlijken zonder onwille keurig meteen den nadruk te leggen op de grovere elementen, waar men beter overheen kan lezen dan overheen kan voelen" in een gespannen zaal, uiterst gering is. De vertooningdoor La Maison de l'Oeuvre" heeft ons dan ook vooral overtuigd hoe-hetniet-moet, eenigermate de illusie verstoord dat de poëzie van den jongen auteur de te zware intrigue" zou heffen in de sfeer, waarin alle dingen ons verlicht toeschijnen, zooals bij Shakespeare, waar het dichterwoord ter stond als een louterende vlam om zich heengrijpt. Hier bleek het machteloos; en waar ook de mise-en-scène van zooveel belang bij dit zwakke, van de geheele atmosfeer zoo afhankelijke stuk -- geen deur opende naar den droom van tengere twijgen tegen een ijle lentelucht, verloren we allengs het lieflijk vizioen, bij de lezing in ons gewekt, terwijl we, ons bepalend tot de menschen in hun onderlinge verhouding, stuitten op een te weinig verantwoorde basis. Bleef: een ietwat valsch klinkende legende. Het is mogelijk dat een in fijneren toonaard gezette vertolking, door spelers van alle smetten der routine vrij, ons zou bekeeren, veel hoop zou ik er niet op hebben, al daarom niet, omdat deze teedere rollen, waarop een positief gebaar dadelijk drukt, aan den anderen kant een theatrale bekwaamheid vergen, ver boven de macht van, in jaren, bloedjonge spelers. Natuurgeluid en een zuivere intuïtie voor wat men op het tooneel in de stilte" wagen kan en vermijden moet, kunnen een eenvoudig stukje als bijv. Martine" een heel eind brengen, een ingewikkeld zielsprobleem, dat over vier bedrijven tot een oplossing moet worden gebracht, legt aan dien eenvoud voetangels en klemmen. Jean, een ietwat getroubleerde, maar in die beperktheid weder heider-ziende jonge man, welken zijn omgeving hoopt te genezen door hem het eenmaal beminde meisje, waarvan een misverstand hem verwijderde, tot speel kameraad" terug te geven, schiet zich ten slotte dood om heel iets anders dan men in dit verband zou verwachten. Het samentreffen der twee leidt inderdaad, mede dank zij de liefde en den tact van Nelly", tot een opheldering in geest en gemoed, die op volledig herstel doen hopen. Het toeval echter, dat Jean's broer Renéditzelfde meisje gaat begeeren en jegens den reconvalescent voor een schurkenstreek niet terugdeinst (de auteur slaagt er niet in ons de daad van den ouderen broeder, van diens standpunt bezien, als verschoonbaar op te dringen) is de aan leiding tot dien zelfmoord; de oorzaak zoeken wij in Jean zelf en in zijn verhouding tot het meisje, waarin hij geloofde, tot Renéhem aan het twijfelen bracht of ze wel waarlijk zijn verloren Nelly" was? Doch ze blijft ons bij de oppervlakkige gemoedsstemming, waar van wij gedurende het geheele stuk getuigen waren, feitelijk onverklaard. Knap, maar conventioneel spel, dat achter de woorden te weinig vermoeden liet; het optreden van Lugné-Poe, die in een kleine rol sprak als uit een diepere wereld, bevestigde dit. T (J i' N A H r iVaijDEWEEK. "üsjir Een boek voor moeders DOOR M. M. Stiemens?Hopman Met een voorrede van I DA HEIJERMANS Bandteekening, Geïll. omslag en tekstillustraties van B. MIDDERIGH?BOKHORST Prijs ing. f 2.25 Geb f 290 Uitgavi van VAN HOLKEMA i WAREIDORF, A'dam. jj

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl