De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 1 december pagina 10

1 december 1923 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Dec. '23. - No. 2423 DE VORST Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen 's Effe' probeere' voorzichtig! l wat je noemt! iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiililiiiiiiniiiiiiiiiimiiiiiHiiii JOHAN BOJER. Durandal. Uit het Noorsch door D. Logeman?Van der Willigen. Leiden A. W. Sijthoff's Uitgeversmij. Benige jaren geleden heerschte er bij ons een soort vertaalwoede van boeken uit de Scan dinavische talen. Die lust is sedert overgedre ven, maar ik ben geneigd om aan te nemen, dat we deze vertaling nog als een symptoom er van te beschouwen hebben. Het boek heeft mij tenminste geen oogenblik geboeid, en ik zou heusch niet kunnen zeggen, waar het mooie van dit verhaal eigenlijk in moet schuilen. Ver moedelijk zal het wel in het, eenigszins hu moristisch voorgestelde huwelijksleven te zoeken zijn van het echtpaar, dat de hoeve Durandal bewoont. De stoere, zwijgzame vrouw en de man, die geen begrip van geld heeft, den eenen dag dronken is en den anderen dag hard werkt. De oerkracht van het landleven, zoo als ons die wel vaker in de Noordsche boeken geschilderd wordt. Maar dan kunnen we toch beter Knut Hamsen lezen; die is tenminste heet wat echter en natuurlijker. Ouipo DA VERONA. Het leven begint.. Uit het Italiaansch door Christine Moresco?Brants. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Verscheidene nuchtere Hollanders, die met de lectuur van dit zwoel-erotische boek be ginnen, zullen misschien in 't eerst een eenigs zins ongeloovig gezicht zetten. Het doet wat ui AsnauwHBiav. H FRIES EN GRONINGS De heer S. Anema bestrijdt mijn artikel van 3 November onder 't opschrift Misplaatste roem". Ik vind dit roem" hierin nog al mis plaatst, geem zweem daarvan is in mijn werk te vinden. Wat verder het verweer betreft, dat kulmineert in vier eenigszins uitgewerkte protesten. En brengt ook zoo terloops de interessante mededelingen, dat schrijver eens 'n studie schreef over een Groningse dichteres en sympatie voor Groningen heeft. Doet me plezier, van mijn gevoel voor 't Friese volk gaf ik in woord en schrift al blijks genoeg. Dit aller eerst. Dan, dat aan hem de verhouding van taal en dialekt niet onbekend was, wat 'k heel graag aanneem, zelfs zonder zijn toevoe ging, dat hij voor enkele jaren de acte Neder landsen M. O. mocht verschalken". Het laat ste zeker eenigszins vertrouwelik, zoowel om des gelukkigen bezitters wil als ook uit deferentie voor de kommissie van 't eksamen. Nu de protesten. Drie er van zijn om in de taal te zeggen van De Groene" bijkomstigheden". Die nu maar eerst. Mijn kwalificatie van schrijvers optreden als onhoffelijk zou er naast zijn. Ik had dat woord uit zeer betrouwbare mond. Maar, ja, 't begrip is rekbaar. Laat ons dan zeggen: de heer A. is in zijn oog en voor zijn doen wél hoffelik geweest. Komt nummer twee: niet Fries antagonis me is drijfveer geweest. Dat doet me groot genoegen. En 'k trok zelfs gaarne m'n woorden wel weer in, als niet die tegenstelling fiere Fries" en plooibare Saks" aan 't slot van het betoog me waarschuwden daarvoor. O, dat onderbewuste, niet? En verder: 't insolenter gloriari op 'n overwinning, die 'n nederlaag met begenadiging was, mogelijk geworden door 't vrijwillig terugtreden van de tegen stander." Van gloriari" was geen sprake bij me, ik heb eenvoudig maar gekonstateerd. Maar ik heb te veel geëksamineerd, meneer Anema,om me zo te laten verschalken" de beslissing van het bestuur is scheef voorge steld. Ik wil graag aannemen: zonder opzet. Het bestuur weifelde inzake al of niet toelaat baarheid van 't Gronings niet, omdat het dit van minder waarde achtte dan het Fries hierin verklaarde 't zich toch bijna unaniem voor onbevoegd neen, de aarzeling was er, omdat nu eenmaal in Den Haag was vastge steld, dat van de dialekten alleen het Frsai zou worden toegelaten naast het Nederlands. geëxalteerd aan, en men is geneigd om bij zich zelf te zeggen, dat- een beetje minder ook goed zou zijn. Maar doorlezend moet men toegeven, dat dit boek toch een daèd is, dat het hier gaat om zeer ernstige en diepe levensdingen, en al transponeert de kouder-bloedige Noorder ling al die sentimenten in een sfeer van grooter nuchterheid, alle hartstocht is ten slotte n, langs welke wegen der ziel zij tot uiting komt. Daarom kan dit zuidelijk-hartstochtelijke boek ook door den nuchteren, en wat sarcastisch-aangelegden Hollander genoten worden, ook als hij boven de twintig is.Het probleem,dat in dit werk behandeld wordt, is uiterst merk waardig: de vraag wordt gesteld of de liefde van twee menschen zulke groote en heilige rechten kan hebben, dat het leven van een ander er aan mag worden opgeofferd. En de manier, waarop de schrijver dat probleem oploste, is zeldzaam boeiend. HERMAN MIDDENDORP VAN VREEMDE VOLKEN. JOHN HAGENBECK, Tusschen olifanten en Krokodillen, Amsterdam, Schellens en Giltay. John Hagenbeck, stiefbroeder van den be kenden Carl 'Hagenbeck, heeft in navolging van dien stiefbroeder een boek over zichzelf en zijn werk geschreven. Het boek van John geeft in hoofdzaak jachtavonturen op Ceylon. Het is een zeer rijk met prachtige foto's en teekeningen geïllustreerd werk. De inhoud is span nend en hier en daar humoristisch. A. van der Hoeven bezorgde de Nederlandsche be werking. FRIDTJOF NANSEN, Onder de Eskimo's. Amsterdam, Schellens en Giltay. Fridtjof Nansen heeft eenigen tijd onder do Eskimo's geleefd en geeft van dit volk een zoo goed mogelijk beeld. Inderdaad blijkt, dat de Eskimo's in hun levenswijze, zeden en ge woonten, vele mijlen van de beschaafde wereld af staan, niettegenstaande christendom en beschaving hun door de Noren werden gebracht. Het is juist om den slechten invloed van christendom en beschaving bij de Eski mo's dat Nansen dit boek schreef. Hij noemt het onrecht, dat de Europeanen de Eskimo's slecht en laf noemen en óp hen minachtend neerzien. Tengevolge van de groote armoede, waarin wij hen hebben gebracht" schrijft Nansen, komen er hoe langer hoe minder zeehonden vangers, die zich voldoende vellen voor tent en boot kunnen aanschaffen, welke beide voor het reizen onontbeerlijk zijn. Daardoor zien zij zich tegenwoordig meer en meer gedwongen om het geheele jaar door in ongezonde winterhuizen te blijven wonen, die een zeer gunstige voedingsbodem zijn voor bacteriën en alle mogelijke ziekten. Daar komt nog bij, dat de mannen (door armoede) niet van jacht of vangterrein verwisselen, waardoor de buit steeds minder wordt. Gaat dat nog lang zoo voort, dan zal het den Eskimo zwaar vallen zich ooit weer tot betere toestanden op te heffen. Het verval van dit volk is inde laatste jaren inderdaad zorgwekkend". Het is een boek met zeer lezenswaardige bijzonderheden en het is uitstekend geillutreerd met beelden uit de bekende film Nanook". Tora bij de Trio's, door Mevrouw A. DEN TEX?BOISSEVAIN is een dagboek van een vijftienjarig meisje, in hoofdzaak gewijd aan het verblijf onder de Indianen in Suri name. De hierin voorkomende kinderen (het boek is wellicht voor kinderen bedoeld, doch daarvoor, tenzij voor jongens en meisjes boven de 16, niet geschikt) zijn ondragelijk van wijs heid. De dagboekvorm is onnatuurlijk, om dat te duidelijk blijkt, dat niet met tusschenruimten is geschreven, maar alle dagen tegelijk zijn behandeld. Het boek bevat vele wetenswaardigheden en is verdienstelijk door Sj. Kuperus geïllu streerd. Naar Koe f ara, Het geheim van de Sahara, door ROSITA FORBES (vertaald door H.J. van Balen) met 45 platen en een kaart, Amsterdam, Em. Querido. De uitgever Em. Querido geeft in de reeks vreemde volkeren, waarvan de druk en de illustraties op uitnemende wijze worden ver zorgd (zie Shackleton's leven en reizen, In het Rijk van Siameezen en Maleiers, Door de tropen naar de Zuidelijke Ijszee) thans de ver taling van Rosita Forbes' Naar Koefara. Dit is een prachtig, spannend boek; wij gaan in dit werk in onzen geest op verre reizen, leven ongewone voorvallen mede en worden op pret tige wijze uit den dagelijkschen sleur in een voor de meesten van ons ongekende omgeving gebracht. Goede foto's zijn bij den tekst gevoegd. JONGENS EN MEISJESBOEKEN JAN FEITÜ, Uit Piet's vlegeljaren. Van dit prettige jongensboek verscheen bij Schellens en Giltay te Amsterdam de zesde druk. IllusIralies van den schrijver; baudleekening van Willy Sluiter. J. P.ZOOMERS-VERMEER, de bekende schrijf ster over kinderen, schreef een boek voor kin deren: De vroolijke jaren van Dolf Hazewinü. Van Holkema en Warendorf te Amsterdam gaven het uit in de geïllustreerde bibliotheek voor jongens en meisjes: De goede Kameraad. Dolf, de zoon van een kunstschilder, beleeft de gewone bekende jongensavonturen, die de schrijfster op prettige, geestige wijze te boek heeft gesteld. De vader (moeder is dood) gaat op in zijn werk, leeft in den regel in hooger sferen en heeft daar onmogelijk gelegenheid VEENHUIZEN Teekening voor de Amsterdammer" door Georgt van Raemdonck Illllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII Zo staat de zaak heel anders. Wij Gronin gers, we voelden rechtdoening hier, meegaand heid hoogstens en toegeeflikheid van het be stuur, geen gunst, laat staan genade". Dat woord bewaren wij voor hogere dingen liever. En de versleten rhetoriek van fiere Fries' en plooibare Saks" is evenzeer misplaatst als in het opschrift roem". Maar nu komt 't derde protest, dat raakt de kern van de zaak: het Gronings is in zijn rang door mij dan overschat, zegt schrijver. D.w.z. door 't gelijk te stellen'met het Fries, is dan dit laatste onderschat. Laat ons zien. Tegen mijn stelling: 't Fries is 'n dialekt van 'f'Grootfries", en 'tGronings van 'INedersaksies" kon de heer A. niets inbrengen. Hij beweert enkel: 't Friese dialekt heeft zich tot litteratuurtaai weten op te heffen. En wel door het werk van Gysbert Japix, de beide Halbertsma's etc.", (waarom geen namen?) en door de Jongfriese beweging van onze tijd. Kunnen een paar schrijvers dat maar zo? Een paar over een tijdperk van een eeuw of vijf? Is dan niet litteratuurtaai n van de tongvallen, die als bij kompromis, door z'n superioriteit boven alle gouwspraken uit over een groot gebied tot drager is geworden, van ook 't hoogste voelen en denken van heel een volk, en in z'n universeel karakter een bijna onbewogen rust, een haast vaste vorm heeft verkregen? Is het Fries op deze weg ook maar iets verder nog gekomen dan de aller eerste wankele stap: de poging tot eenheid in de spelling? En dan, ik wil niet komen tot 'n wegen en waarderen van oudere en nieuwe Friese lettervruchten, 't is boven mijn bevat. Maar 'k schrijf dit neer: Wie een bloemlezing uit de Friesche letterkunde wil samenstellen, die den toets der aesthetische critiek kan door staan, zal slechts een bundeltje kunnen vullen, waarvan de omvang geenszins geëvenredigd is aan de talrijkheid der Friesche geschriften". Dit oordeel is van een Fries, deskundig bij uitnemendheid, sitaat uit 't werkje De Frie sche Beweging" van H. G. Cannegieter Dzn. Ik erken volgaarne ? en benijd in dezen zonder nijd dat het Fries kan bogen op ouder letteren dan wij; dat 't Friese volk meer voelt voor eigen wezen en met meer vuur z'n geestelike schat ten mint ook dan wij. Maar niet erken ik,dat de jongere beweging daar hoger staan zou dan bij ons. Niet, dat 't literair verleden 't Fries tot lite ratuurtaai ijkt, al wil ik gaarne meegaan met Prof. Dr. Schrijnen, waar hij zegt: dt Boerenfries heeft zich weten te verheffen tot een rijk kultuurdialekt". (Nederlandsche volkskunst 2) Niet, dat het Fries een recht heeft, onder nige leus op het Gronings neer te zien van boven. En sluiten wil ik met dit woord voor velen : Niet door het drukke van de omgeving, alleen door eigen groeien wordt men groter. G. W. SPITZEN OVER NEDERLANDSCH TOONEELWERK Geachte Redactie. In uw blad van 17 Nuv. heeft mevr. Top Naeff een artikel geschreven naar aanleiding van de opvoering van een oorspronkelijk werk Malmström door het Nieuwe Tooneel. Ik wil u geen plaats vragen voor een anti-kritiek, te minder, daar ik het stuk niet las of zag. Maar de geachte schrijfster begeeft zich in breeder vaarwater en zegt zaken, die het algemeen be lang raken. Het is hierover dat ik gaarne enkele opmerkingen zou maken, waarvoor ik u beleefd om plaatsruimte verzoek. Het kan mevr. Top Naeff niet onbekend zijn, dat er tegenwoordig een strijd wordt gevoerd om meer Nederlandsch tooneelwerk vertoond te krijgen dan tot heden het geval is geweest; oorzaak van dien strijd is het feit, dat er vee! goed speelbaar en tevens literair verdienste lijk geacht werk, soms seaert vele jaren, tever geefs op een opvoering wacht. Mag het daarom geen verbazing wekken, als mevr. Top Naeff doodleuk, of er geen vuiltje aan de lucht is, beweert: Voor tooneelschrijvers is het in zekeren zin thans een galden tijd". Wij wrijven onze oogen uit: een gulden tijd"; het staat er! En verder: een oorspron kelijk stuk, door alle gevestigde directies ge wogen en te licht bevonden, vindt altijd nog wel een juist opgerichte, of haastig te vormen N. V." bereid het te harer introductie in de kunstwereld, waar het tot den bon-ton be hoort een Nederlandsch stuk een goede of een slechte kans te geven, als een meesterwerk te annonceeren". Zou de heer De Vlugt na lezing hiervan nog durven beweren, dat de Neder landsche schrijvers niet over veel fantasie beschikken? Indien dit alles waar was, waarom blijven dan zooveel speelbare stukken, waaronder van de besten, die de laatste dertig jaar in ons land zijn geschreven, on vertoond liggen? Hebben zelfs gevestigde directies" niet on langs in het publiek toegegeven, dat er stuk ken door hen zijn gewogen en niet te licht be vonden, welke nochtans nooit zijn gespeeld? Is voor een aantal werken niet een behoorlijke rolbezetting al te moeilijk te vinden wegens de steeds voortgaande verbrokkeling onzer gezelschappen en het geharrewar der akteurs? Wie heeft ooit waargenomen, dat het tot den bon-ton behoort een Nederlandsch stnk een kans te geven? Is mevr. Top Naeff niet be kend, wat de heer Herman Heyermans schreef toen hij nog geen toonceldirekteur, alleen nog maar een Nederlandsch tooneelsclirijver was, n.l.: ,,In Holland is het schrijven van een oorspronkelijk stuk 'n misdaad. Men valt er op aan als haviken op 'n kreng. Ieder sleurt een brokje mee, tot een kaalgevreten skelet overblijft. Dat was zoo - dat is zoo -- dat De droom van den werklooze IIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIM Illlllllll fflIlllllllllllllllllllllllfJflIIIIIIIIIIIJIIIlmillllllmjIllllllllHlimiJIIIIMIIMMIIIIIMMIIIIIl om zich mei zijne kinderen Ie bemoeien, waar over een huishoudster de zorgzame hand ge strekt houdt. Een aardige figuur is Dolf's vriendje Hein, een zoon van een armen kleermaker, die goed door de schrijfster is geteekend. Annie Homan teekende de plaaljos. De vertellingen van Zaclit'ling en Het land van hartelust, door VIVIAN POMEROY. (uit het Engelsen vertaald door A. v. d. MeerBrondgeesl) is een boekje voor jonge kindoren en bevat verschillende zeer mooie vertellingen. De bedoeling van den schrijver is blijkbaar geweest, bij de kinderen, al lezende menschlievende gevoelen op te wekken. Waarschijnlijk zullen de kinderen dit niet op prijs weten te stellen. N. V. Uitgevers Mij De Tdijstroom" te Rotterdam is de uitgeefsler. De sprookjes van Charles Perranlt, geïllus treerd door Harry Clarke, met een inlei ding door Gerard Ludovic. Zutphen, W. J. Thieme. Wij allen kennen de sprookjes: Roodkapje, Blauwbaard, De schoone slaapster, Klein llllllllllllllllllllllllllllllftlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIII zal zoo blijven omdat Holland klein is, om dat improductieve menschen op het gebied van venijn, ultraproduclief zijn". En hij daar op zijn eersle succes verkreeg mei zijn werk uil Ie geven voor dal van een armen, Russischen martelaar? Is die bon-ton te vinden in het art. van de geachte schrijfster, als zij zegt: Bij lezing, in de Duitsche vertaling van Else Otten, die aan de laai een zekere Schwung" wisl Ie geven, maakt dit spel een iets minder ongunsligen indruk". Ongetwijfeld, in het Duitsch klinkt alles veel beter, en.... men mocht erin Duilschland eens gunsliger over denken: dat ligt dan aan Else Otten's vertaling. Zoo werd onlangs een Fransche vertaling van een gedicht van mij gepubliceerd; een Fransen kameraad van den Franschen vertaler schreef, dat hij de frischneid van het Hollandsen ge dicht erin verloren vond, maar een Neder landsch criticus schreef, dat het vers hem m het Fransen beter klonk. Men is inderdaad op die buitenlandsche bemoeiing in ons letter kundig wereldje niel allijd gesleld. Wat rechtvaardigt mevr. Top Naeff tot haar voorstelling van zaken in haar slotroop: Aldus sneuvelde op den Oden November de Nederlandsche dramalsche kunsl over do geheele linie en mag het niemand verwonderen als onze schouwburgen bij hel publiek in di<crediet geraken". Het verwondert ook ons niet, dal de schouw burgen in discrediet geraken, maar wij zien daarvoor andere oorzaken. Het is juist, om dat er veel te weinig Nederlandsche werken worden gegeven, omdat er een Nederlandsche geest op het tooneel heerscht en er geen zooken is naar samenwerking van de spelers, zoowol met elkander als met do schrijvers, dat het publiek, hetwelk ten slotte loch een Neder landsch en geen Fransch, Duitsch of Patagonisch publiek is, op den duur van de schouw burgen vervreemd is. Als hel dan- toch builenlandsche stukken moet zien, gaat het maar liever naar de buitenlandsche gezelschappen, die hier vaak met hun beroemdste krachten komen, en ze dan nog beier kunnen geven. De Nederlandsche akleur heeft met die jaren lange verwaarloozing van het oorspronkelijke werk zijn eigen huis ondergraven. Zij, die invloed hadden op de tooneeltoestanden in ons land, hebben eveneens verzuimd dezen ten goede aan te wenden. Enkelen klagen nu met de akteurs mede over die snoode buitenland sche mededinging; welke ten slotte niet haalt bij de mededinging, den Nederlandschen tooneelschrijver aangedaan, daar bier makke lijk tooneelwerk uit alle landen en uit alle tijden kan worden geïmporteerd en opgevoerd in onze eigen taal, die het geheele publiek verstaat. Mevr. Top Naeff oordeelt, dat de akteurs faalden in de hun in Malmström toebedeelde rollen. Maakt dit de beoordeeling van het stuk zelf niel moeilijk? Willen de Neder landsche looneelwerken juist beoordeeld kimDuimpje enz. enz., dfe in de letterkunde van vele volkeren in een of anderen vorm voorkomen, maar de wijze waarop Perrault ze navertelde (en waarop de firma Thieme de Hollandsclie vertaling deed verschijnen) is wel zeer aantrekkelijk. De in dezen bun del behoorende vertellingen Ezelsvel en Riket met de kuij zijn oorspronkelijk werk van Perrauit. De eerste uitgave van het boek werd in Holland gedrukt in 1697; een tweede ver schenen te Parijs bij Claude Barbin onder den titel: Les Conles de la Mère l'Oye. leder vertelsel wordt besloten met een moraal van dochter G. W. Lovenöaal; de plaatjes zijn geteekend door Harry Clarcke. D. iiimiiiiiuiimiiiiiiiiMi itiiiiiiiitiiiiiiMiiMiiiiiiniMiiMiiiiiiiii nen worden, dan hebben zij rechtop werkelijk goede opvoering. Deugt het stuk zelf ook niet, dan nog was de schrijfster ernaast met haar boven aangehaaldeu slotroep. Ook niet ieder buitenlandse)! stuk is een succes; verre van dien. Wel behoort bij de keuze der stukken in do eerste plaats op de verdienste te worden gelet en niet op buiten de kunst staande factoren, zooals relaties, kerkelijke of politieke gezind heid enz. Te oordeelen naar do ongelukkige keuze van een aantal stukken in de laatste tijden, terwijl zelfs geroemde, ja vroeger reeds aangenomen spelen blijven wachten, schijnt dit niet altijd te gebeuren. Mevr. Top Naeff spreekt over de solidariteit in sommige krin gen, o.a. de Katholieke. Zij had ook de uiterst linkschen kunnen noemen. Wij vinden zulk een solidariteit, nog door in liberale bladen schrijvende Katholieken getoond, in hooge rnate prijzenswaardig on benijdenswaardig. Maar wij zouden willen vragen om een solidaditoit op breeder plan, wij dringen aan op een nationale solidariteit. Ons tooneol zou kunnen zijn en behoort te zijn een bolwerk der natio nale cultuur. Het lijkt echter op het oogenblik meer, verschoon de beeldspraak, op een uiteen vallende spons. Daarom kan het om de zaken heenpratend artikel van uw geachte mede werkster, onzes inziens, geen goed doen. U, geachte redactie, dankzeggend voor de verleende plaatsruimte, De Secretaris van den Bond van Nederland sche Touneelschrijvers: A U C U S T H F. Y T I N (i 's Gravenhage, 21 Nov. 1923. De Bond van Ned. Tooneelschrijvers, die wegens den kunstenaars-naam zijner loden oprichters nog niet imponeert, zou, wilde hij eenig recht van meespreken hebbon, m.i. moeten beginnen mot kennis te nemen van het onderwerp, waarover hij zich in het openbaar wenscht te uiten. Het tooneelstuk Malm ström" verscheen reeds j.i. zomer in druk en de moeite het stuk althans te lezen, kan, gegeven het enthousiasme van den Bond, niet te veel gevergd zijn. Daarna zou dan de vraag aan de orde kunnen komen of het zin heeft minder dan middelmatige stukken in minder dan middelmatige vertooningen aan to bevelen, uitsluitend op grond hunner Hollandsche herkomst. En ten slotte zou, bij hot onrust barend voortwoekeren van een, de kunst in dit land meer en meer in den weg loopend dilettantisme, herinnerd kunnen worden aan een uitspraak van een onzer grootste, voor enkele jaren overleden Amsterdamsche kun stenaars: Nederland ontbreekt een kunstpolitie". TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl