Historisch Archief 1877-1940
l Dec. "23. - N* 2423
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11.
Zondag 2 December eik.
OPENING
Kunstzaal Carel van Lier
naast het Postkantoor
te LAREN (N.H).
En hij wies zich hoofd en romp
In het water van de pomp.
DE ROEMRUCHTIGE
BEDRIJVEN VAN RIDDER
ON OUICHOTEDELAMANCH A
4met teekeningen voor de Amsterdammer"
door J. W. Bloem)
ZESDE ZANG.
WAARIN BEZONGEN WORDT HOE DON QUI
CHOT OP VOORDRACHT VAN ZIJNEN SCHILD
KNAAP EEN NIEUW TOEVOEGSEL AAN ZIJNEN
NAAM HECHT; HOE SANCHO PANZA HEM LISTIG i
TOT OVERNACHTEN ONDER DAK WEET TE
NOPEN, MAAR DAARNA DE WANBETALING VAN
ZIJNEN HEER MOET BOETEN.
Sancho Panza keek eens op
Naar zijns meesters blooten kop,
Naar zijn tandeloozen mond,
Naar de bloederige wond
Aan zijn halfgescheurde oor
En toen, plotseling, kwam 't hem voor,
Dat zijn hooge wapenvriend
Wel een eernaam had verdiend.
En dit lumineus idee
Deelt hij dus den ridder mee:
Mooglijk heb ik ongelijk,
Maar, als ik u goed bekijk,
Meen ik, dat een extra-naam
Hoort bij iemand van uw faam.
Daar g'er nu pas twee bezit,
Is mijn needrig voorstel dit:
Dat waarom uw aard verbloemd?
Gij u voortaan RIDDER noemt
VAN DE DROEVIGE FIGUUR."
Even keek de ridder zuur,
Want de gjede Don Quichot
Had niet veel begrip van spot.
Of 't geslacht, dat heden leeft,
Meer gevoel voor humor heeft?
Maar het volgend oogenblik
Bleek hij bijster in zijn' schik.
Schildknaap," sprak hij, inderdaad,
Dit is wel een predikaat,
Dat bij mijn positie past.
Ik aanvaard het, en gelast,
Dat die titel binnenkort
Op mijn schild geschreven wordt.
Onder dergelijk gepraat
Werd het zachtjes aan al laat;
Sancho Panza werd wat moe,
En wou naar zijn koffer toe.
Hij had juist een logement
In de schemering herkend,
En daar moest hij daadlijk heen.
Maar de ridder schudt van neen:
Ik blijf in de maneschijn:
Dolend ridder wil ik zijn !
Nimmer las ik van zoo'n held,
Die niet sliep in 't open veld;
Rijd dus mee, nog mijlen voort,
Naar een onherbergzaam oord ;
Ver van mensen en menschelijkheid
Slapen wij op 't mostapijt."
Sancho hoort hem zwijgend aan,
Maar dat hij naar bed zou gaan,
Had hij in zijn ziel beslist.
Dies bedacht hij deze list:
d'Achterpooten van het ros,
Toch al niet bijzonder los,
Bindt de guit, gewiekst en gaar,
Met zijn zakdoek aan mekaar.
Toen sprong bruintje met zijn heer
Als een kikkert op en neer.
Droevig was nu 't plan verstoord
Van een onherbergzaam oord.
d'Arme klepper moet op stal!"
Sprak de schalk, dit ongeval
Zal, met rust en medicijn,
Morgen wel genezen zijn."
Aarzelt Donk al in 't begin
Sanchu krijgt per slot zijn zin.
Zoo werd in 't hotel, de nacht
Onromantisch doorgebracht.
's Morgens, al voor dag en dauw,
Was de ridder weer in touw,
?«llllllt »m
DEN HAAG
lunchroom de Bijenkorf", Wagenstraat 45
Bekende keuken, geopend tot 12 uur 's avonds
Grootste inrichting ter plaatse
Rocinant was opgeknapt;
't Lapje had hij los getrapt,
En toen Don Quichot hem vond,
Was hij weer volmaakt gezond.
Don Quichot ging vast vooruit,
Hij betaalde weer geen duit
Dat verbood zijn eerewet,"
Had hij in zijn hoofd gezet.
Sancho Panza was wat laat,
En die kreeg de volle maat,
Toen de waard vernomen had,
Dat de hals geen cent bezat!
Dit bekwam den stumpert slecht:
Ijlings roept de waard zijn knecht.
Sancho, bij zijn kraag gepakt,
Wordt hardhandig neergekwakt
Op een laken, en de twee
Want de knecht hielp dapper mee
Jonassen hem huizen hoog,
Of-ie zóó ten hemel vloog,
Kwam hij naast het laken neer,
Dan begon het nog een keer,
Tot hij brullend van de pijn
Vloekt op knecht en kastelein.
In den tijd van Don Quichot
Was er nog geen vloekverbod. ?
Toen werd d'arme zondebok
Weggedreven met een stok.
Krakend in zijn ribbekas
Komt de zielige pias,
Lamgejonast en ontdaan,
Eindlijk bij zijn meester aan.
Dit, mijn zoon", zegt Don Quichot,
,,ls eens schildknaaps roemrijk lot !"
Dus bezint eer gij begint,
En g'als Sancho, u verbindt;
Wees daar wat voorzichtig mee,
Vrees voor coalitie-wee !
CH.\RIVARIUS
De terugkomst van Mengelberg
Zondagmiddag stond Mengelberg geheel
hersteld, zoo melden de bladen weer aan
het hoofd van het orkest in het Concertge
bouw.
Het valt aan het Concertgebouw moeilijk
zonder Mengelberg er te komen. Het geheele
officieele muziekleven, zooals het nu nog is
ingericht, concentreert zich rondom hem en
heeft zich van hem afhankelijk gesteld. Het
is een fatale gebeurtenis voorden goeden gang
van zaken, wanneer Mengelberg ook nog door
ziekte verhinderd wordt het halve seizoen,
dat hij ons laat, te dirigeeren. Men voelt steeds
een wachten op den afwezige en het laten op
treden van gastdirigenten is interessant en
brengt ook verrassingen, waarvoor wij dank
baar zijn (wij denken aan Bruno Walter!)
maar de geheele organisatie van het Concert
gebouw zooals tot nog toe kan niet buiten een
man als Mengelberg. Dit Concertgebouw is
met Mengelberg vergroeid, zooals ook een
stuk van ons muzikale leven rnet Mengelberg
is vergroeid. Wij, die feitelijk groot gebracht
zijn, muzikaal gesproken, onder Mengelberg
zijn ook met de herinneringen uit onze ont
vankelijkste periode, die der jeugd, aan hem
verbonden; voor ons is Mengelberg dikwijls
een openbaring der Muziek zelf geweest en
door hem hebben wij tallooze momenten ge
kend van groote ontroeringen, waarbij als het
ware het diepste van ons eigen wezen
meetrilde, momenten dat wij volmaakt de godde
lijke vervoering van het enthousiasme mee
beleefden. Dit is niet gering en onze bewonde
ring, zoowel als onze dankbaarheid, vergeten
dit niet licht. Voor onze herinnering is en
blijft Mengelberg altijd de eenige Dirigent, de
eenige Leider van het orkest en tegenover an
dere dirigenten zullen wij nooit meer goed ons
objectief kunnen stellen. Wij zullen zelf niet
meer kunnen uitmaken of dit een onrecht aan
de anderen is: Mengelberg heeft ons verwend.
De Dirigent staat ons met hem in zijn laatste
en volledigste gedaante voor oogen. Maar een
bewonderenswaardig en machtig beheerscher
is hij zeker. Hij voert de legers der
instrumenHET BEZOEK VAN HET SPAANSCHE KONINGSPAAR AAN ITALI
Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
Frankrijk: Dat gesmoes van die buurvrouwen bevalt mij niet!"
ItlMIIIIUlllllllllHIIIIIUlnilllllllH
ten aan en werpt de trompetten in den slag"
zooals eens die andere groote Leider, Napoleon,
bij Wagram de beroemde twee honderd kanon
nen van Lauriston in vollen ren in den slag
wierp: op het juiste en beslissende moment.
Een veldslag is een schaakspel en zoo zegt men
ook dat Mengelberg tegenover zijn werk staat:
als een schaakspeler tegenover zijn schaak
bord . Hij overziet zijn zetten en speelt ze op tijd
uit. En toch is alles wat hij uitgeeft levend,
bezield. Mengelberg ontvouwt een werk, hij
laat het open gaan; de gloeiende pracht van
klanken, kleuren, lijnen, bewegingen, die hij
ons toont, is slechts de uitstraling van het ge
heel. Het geheel, zooals Mengelberg het ziet,
mag soms met ons gevoel van het werk in
strijd zijn (en een enkele maal zelfs met het
werk zelf) toch ontkomen wij niet aan de be
wondering voor Mengelberg's vorm-geving,
zijn dynamiek, zijn ongeëvenaarde, prachtige
rythmische evenwichten, een manifestatie,
steeds zoo levend, dat het werk, dat hij ons
aldus voor-toovert, als op het oogenblik zelf
geboren, geschapen, ontstaan schijnt. Mengel
berg streeft ongetwijfeld naar effecten, die
zijn persoon kenmerken, maar deze effecten,
hoewel bekend, klinken toch altijd nieuw,
altijd weer verrassend. Zijn gierende,
flakkerende, hurlements" in het Menuet
des follets" van Berlioz doen altijd huiveren,
zijn plotseling intredende forto's, in wezen
voorbereidende spanningen, gevolgd door een
doodsche stilte, vaak beklemmen waarlijk. In
dit alles is een meesterschap, waarbij onze
bedenkingen zooal niet wijken dan toch zwij
gen.
Wij beleefden Mengelberg m al zijn groot
heid in de ,,Anacreon"-ouverture van
Cherubini, en na dit nummer, het eerste van het
programma, heeft hij zichzelf dien middag niet
meer overtroffen. Sommigen vonden de
,,Marche hongroise" van Berlioz het hoogtepunt.
Ik houd niet zoo van de Marche hongroise"
zooals Mengelberg hem dirigeert. Ik vind het
jammer, dat hier inderdaad een te vél is,
waarbij de dirigent zelf de grenzen der virtuo
siteit wat overschrijdt, al is de voordracht on
getwijfeld meeslepend. Maar een forto van
bekkens en trommen alsof een geheele
porceleinkast omvalt vind ik als effect meer op zijn
plaats in het sportieve Amerikaansche seizoen.
Behalve de stukken van Berlioz, dirigeerde
Mengelberg de 4de symphonie van Beethoven
en de Serenade voor strijkorkest van
Tschaikowsky.
Het concert vóór Mengelberg's terugkomst
werd gedirigeerd door Peter van Anrooy.
Men kent den Haagschen dirigent en waar
deert zijn kwaliteiten van kundig en zakelijk
leider. Niet duidelijk was ons echter waarom
van Anrooy, met het oog op de weinige keeren
dat wij hem hier in Amsterdam hooren, juist
zoo'n vrij middelmatig programma moest
kiezen. De ouverture Genoveva" van
Schumann kon heel weinig boeien, in Schumann's
4de symphonie scheen niet goed het evenwicht
tusschen intentie en realiseering te zijn ge
vonden: zij klonk tenminste nogal gejaagd
en stroef. Het dirigeeren van een tweetal
Hollandsche werken, n.l. een ballade van
Röntgen en de Saskia-ouverture van Bernard
Zweers was een attentie, die zoowel door het
publiek als door de componisten werd op prijs
gesteld. De Saskia-ouverture" klonk werke
lijk nog heel goed, in de Ballade van Röntgen
wordt wat te overvloedig unisono gestreken
en het werk op een Noorsch motief gebouwd,
is instrumentaal minder gelukkig gevuld".
De ouverture ..Le carnaval romain" van
Berlioz ten slotte was het beste stuk van den
avond en hier dirigeerde van Anrooy ook het
levendigst en met groot effect. Maar deze
klapop den vuurpijl" had ditconcert waarlijk
wel noodig.
Willem Andriessen.
KJavieravonüen.
Het plan van den energieken jongen pianist
Willem Andriessen om ons in drie klavier
avonden een gedeelte van de piano-literatuur
voor te spelen is verheugend en zijn streven
verdient al,e be.angstelling. Het publiek, dat
op den eersten avond in zeer ruime getale was
opgekomen, --?? Willem Andriessen heeft wel
eens leegere zalen gezien ! heeft hem hierbij
goed gesteund.
Interessant en leerrijk was deze eerste
avond zeker. Andriessen heeft een zeer levende
opvatting van de muziek en wij hebben reeds
eerder gelegenheid gehad te constateeren, dat
hij voor alles een muzikale vertolking van de
uit te voeren werken wil geven, een vertolking,
gebouwd op de kracht van het werk, vrij
van idee" en academischheid. Zijn
Bachvertolkingen gingen zeker tegen de tegen
woordige mode van den monumentalen Bach
in. Andriessen speelde den klavecimbel-Bach.
Van de Französische suite" maakte hij een
zeer levendige reeks dansstukken, fijne nootjes
en sierlijke lichte lijnen (het Menuet en het
air bijv.). De ,,Waldstein"-sonate van Beet
hoven gaf hij zeer elementair, van een
duidelijken opbouw, die een beetje te veel structuur
studie bleef, dunkt mij.
Na de pauze de 12 etuden op 25 van Chopin,
zeer vaardig en levendig van vorm gespeeld.
Doch ik kon mij niet onttrekken aan den in
druk, dat Andriessen wat vermoeid werd en
zich wat krampachtig in een zekere virtuosi
teit ging redden, wanneer de muzikale uit
drukkingskracht hem begaf.
C O N S T A N T V A X \V E S S E M
12 oer*
12caot
Zielevrede
Ik heb uw stem gehoord in 't bruischen van de
t zee
En de wuivende winden.
Geluisterd naar 't lispelen van 't looverblad
En de golvende halmen.
Naar den ruischenden regen, den schuivenden
sneeuw
En den hekelenden hagel.
Naar een verren vogel, een voetstap die voorbij
ging,
Of een wielenden wagen,
Een worp in het water...., een plons in den
plas
En wegstervende stemmen....
In tampende toonen van klinkende klokjes,
Wen de dag den avond kust,
Heb ik uw stem gehoord.
CORINTHUS N I E L S S E N
Illlllllllllll
De Paalhoofden
Daar staan ze in rijen vastgeheid en weren
't Verdelgende geweld der woest beukende zee:
De golven storten zich ten aanval ree
Aldoor van nieuws, maar kunnen 't land niet
deren.
Hoezeer ze knage' aan 't hout bij eiken vloed
En woelen om de vastgelegde gronden,
.Altijd staan mannen klaar, met kracht en
moed
De nieuw geslagen breuken te gezonden.
Die slaan de hooge hoornen diep in 't strand,
Stampe' in 't'verzakte zand de arduinen keien,
T wijnen het taaie teen met vaste hand,
Omtuinen zoo zelfs nieuwen grond bezijen.
Dit is de kustwacht die het land behoedt
Meer dan torpedo of dan eenig wapen,
De. Chaos keerend die met eiken vloed
Ons dreigt. Twijn voort de twijgen,
Hei de palen, knapen.
C. A. B. VAN HERWERDEN
MiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiimiinmiii
iimiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiitiiHimiiii
SPILLNER
VIJZELSTRAAT.N?83.ADAM
WESTMINSTERKLOKKEN
Wekkerklokjes met Radium
circa 50 Modellen f4.-, f B,- tot
f25
Gouden Armbandhorloges
voor Dames en Meeren f 15.-tot
f150.Zilveren Armbandhorloges
met leder- of trekband f 7.50 tot f
50.
Massief Gouden Yerlovings-,
Cachet- en Zegelringen
Windeke
Windeke, ruisel door heur hairen,
Breng mijn blijden morgengroet
Op der lippen rozeblaren,
Frisch van jeugdig maagdenbloed.
Windeke, ruisel aan heur ooren,
Tot ze luistert als in droom
Naar de Liedekes, geboren
Onder 't loof van lindeboom.
Windeke, ruisel langs heur leden
Waar zij hare schreden zet;
Lispel zachtkens met haar mede,
Waar zij spreekt een schietgebed.
Ruisel Windeke, neurie
Vrede"Mèt veel vreugden voor 't gemoed.
Maar vooral breng voor Haar mede
Van mij d'eersten morgengroet.
PEERKE DEN BELG
Algern. Nederlandscïie
Automobiel Mij.
raANKENSTBAATS? 83Ï, ?s=GRA.VENHAGE