De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 1 december pagina 3

1 december 1923 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l Dec. 23. - No. 2423 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND SPAARZAAM Bobby is een schat vooral met zijn surprise de fijne Palmitine Zeep met bet Anker" Wees praktisch ook in de keuze Uwer geschenken. Palmitine Zeep van Dobbelmann voldoet in kwa liteit aan de hoogste eisclien. Laat U niet door de luxe der ver pakking verleiden tot liet koopen van mindere Zeepsoorten. Koop PALMITINE ZEfP" en ge krijgt WAAR voor Uw geld! Bewaar de strookjes, ze geven recht op mooie premies. Gouden Medaille Tentoonstelling Gent 1923 Sparen, sparen, geld vergaren Is de eisen van dezen tijd. Armen, rijken, kleinen, grootcn Iedereen past spaarzaamheid. Zeer voorzichtig zijn met koopen, Niet te gauw er uitgezocht, Goed bekijken en betasten En daarna pas iets gekocht. Kleeren moeten langer duren Dan een korte mode-gril; Van iets goeds en van iets stevigs Heeft men voordeel, heeft men wil. Moeders koopt dus jongenstruien Zonder hier of daar een naad, Met een boord en met manchetten Die men beide dubbel slaat. Sparen, sparen, geld vergaren, Want de tijden zijn kritiek. Ouders koopt Uw jongenstruien van de Fantasiefabriek. Geen beter VOOR St N1COLAAS KERSTMIS VERJAARDAGEN HUWELIJKEN dan een REGIrl/li Prijs ? 120.?compleet met 8 hulpstukken. Ook in huurkoop verkrijgbaar. Vraagt conditie'n. F. A. VAK DER LOO & Co. 'S-GRAVENHAGE INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 Typen-Steno-Talen-Boekhouden EEN PASSEND ST. NICOLAAS-GESCHENK IS EEN FRAAIE KALENDER GEÏLLUSTREERDE WEEKKALENDERS Mooi Indië? 2.90 Silhouettenkalender .... ? 1.90 DAG-KALENDERS Morgengroeten f 1.75 R. W. TRINE-Kalender . . . ? 1.75 Veldbloemen-Kalender in prijzen van ? 3.25 tot ? 0.65 VERKRIJGBAAR IN ELKEN BOEKHANDEL ?OF BIJ DE UITGEEFSTER: N.V. W. HILARIUSWzn.-ALMELO OLDENKOTT's TABAK STEUNZOLEN HERSTELT O .A O.Z.VOQRÓURGWAL DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar Het Kerstnummer der Haagsche Post wordt smaakvol ingelijst in de Kunsthandel en Lijstenfabriek G. J. STEGEMAN OVERTOOM 163, TELEFOON 28292 BOUWT IN HE f OOSTERPARK TE BILTHOYEN IHLICHTIHGEH VERSTREKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 OVERMATIG VERTOON VAN ONAFHANKELIJKHEID? Waarschijnlijk zal in Duitschland de belang stelling voor wat de zoogenaamd neutrale" pers te lezen geeft, thans minder levendig zijn dan in vele vroegere perioden uit de laatste bijna tien jaar. De zorgen voor het dagelijksch leven nemen meer dan misschien in eenige vorige periode na de oorlogsverklaring de aandacht van het Duitsche volk thans in beslag. En daarenboven zal het besef, dat de open bare meening, die men in de neutrale pers mocht verwachten tot uiting te zien komen, op het lot van Duitschland vrijwel geen invloed hoegenaamd meer kan oefenen, wel tot gemeen goed geworden zijn. Want men moge wel bedenken, dat de op zich zelf tegen over het vastberaden en tot de tanden gewa pende Frankrijk weinig hoopvolle, en daardoor in zekeren zin misschien reeds roekelooze, daarenboven, naar het schijnt, door de eco nomische machthebbers in dat gebied nog schandelijk misbruikte Ruhr-politiek van de Rijksregeering toch ook een beroep op de publieke opinie bedoelde te zijn, althans deze de gelegenheid moest "verschaffen, zich over de reeds door de grenzenlooze willekeur, waarmee zij gepaard gaat, afkeurenswaardige Fransche politiek uit te spreken. Voor zoover zij zich uitsprak, sorteerde dit hoegenaamd geen effect, daar ten duide lijkste bleek, dat metterdaad niemand Frankrijk een stroo breed in den weg durfde leggen. De belangstellingvoorwat inde zoogenaamd neutrale" pers te lezen staat, zal derhalve in Duitschland wel tot dicht bij het nulpunt bekoeld zijn. De kosten, om daarvan uitvoe rige uittreksels over te seinen, zal men zich nauwelijks meer kunnen getrooosten. Zoo zullen allicht zijn landgenooten Maximilian Harden's uiting van eenige maanden geleden in een zoogenaamd neutraal" blad over Polincaré's stijging tot het peil van een werkelijk groot staatsman niet gelezen hebben. En dus niet de gelegenheid hebben gehad, zich over Harden, die hun reeds zoo vaak aan leiding tot verbazing gegeven had, wederom te verbazen; niet zoozeer over Harden's zoo gunstige meening over Pomcaréeene mee ning, die millioenen in Frankrijk en zeer velen daarbuiten met hem deelen, maar over de omstandigheid, dat juist hij juist de huidige constellatie geschikt achtte, om daaraan uiting te geven. Geheel hetzelfde zou men kunnen zeggen Illllllllmiimill illllllllllllllllMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIiiiiiiiiiiiiiiiiMiii over eene uiting van Harden in een op Zondag 18 November terzelfder plaatse verschenen artikel betreffende den grooten kunstenaar Raemaekers en andere minder geniale caricaturisten". Maar het blijft ten slotte een quaestie van smaak of nu juist een Duitscher, en nu juist in deze voor Duitschland zoo gruwelijke be nauwenis, aan dergelijke eenzijdig-gunstige oordeelvellingen over deze beide mannen, die, ieder in hun werk, .naast evidente gebreken ook onloochenbare qualiteiten bezitten, be hoort uiting te geven. En over smaken valt niet te twisten, of, om het Harden meer mundgerecht" te maken: des goiïts il ne se dispute pas". Maar geheel anders wordt het, als wij in datzelfde artikel van Harden lezen: Sinds dien (sinds het verschijnen van de mémoires van den ex-kroonprins) weten wij, dat voor dezen Wilhelm (den ex-kroonprins) de afstandsoor konde (betreffende zijn rechten op de kei zerskroon en de kroon van Pruisen) een vod je papier is, zooals voor rijkskanselier Bethmann het verdrag betreffende de neutraliteit van België" Wij laten wederom de vraag rusten of het van goeden smaak getuigt, den bijna beklagenswaardigen, voor zijn ambt zoo volmaakt iiiiiiiiiiiiiiii ttiiiiiii'iiiiiiiiiiiMMiiliimiiimiiimi iiiiiiiiituiiiniiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIMftll ongeschikter! Bethmann Hollweg met een ongelukkige uiting, waarmee hij in een oogenblik van groote bewogenheid een onverdedig bare zaak trachtte ter zijde te schuiven, nu nog tot in zijn graf te vervolgen. Maar, als men bedenkt, dat deze zelfde Harden in dienzelfden tijd, waarin Bethmann Hollweg zich die ongelukkige uiting liet ontvallen, schreef: Wenn unsere Macht des Feindes zerstampft, lachen wir der Nachrede, unser Handeln sei wider den Rechtsbrauch gewesen... .Wir sind im Krieg. Noch scheint es nicht Allen bewust. Infanterie, Artillerie, Kavallerie: da sind unseres Rechtes Beweise", en verder: Recht ! Treubruch von gestern ! Nicht Deutschlands Recht: Deutschlands Macht is jetzt zu erweisen. Wir mussen siegen, sonst stirbt mit der Macht atich das Recht", en later nog: Nie sah Menschenblick einen besseren (Krieg); keinen je besser geführt"; als men daarenboven bedenkt, dat, toen Bethmann Hollweg in de Rijksdagzitting van 4 Augustus 1914 althans den zedelijken moed had, te erkennen, dat aan Belgiëonrecht werd aangedaan, onder de toen nog niet zoo dwaas klinkende belofte, dit later, voor zoo veel mogelijk, weer goed te maken, toen hij dus zijn ongelukkige uiting: scrap of paper" in zekeren zin terugnam, het toen juist Maximilian Harden was, die later hem daar over aanviel, zijn aftreden eischte en zijn vervanging door een unbescholtenen Kanz ier", d.w.z. door iemand, die de evidente en niet meer te voorkomen ongerechtigheid van den inval in Belgiëalthans niet beleden had, als men dit alles bedenkt, dan blijkt toch wel, dat^vij ons hier op een terrein be vinden, dat ligt buiten de kampplaats tusschen goeden en slechten smaak. Niemand zal den heer Harden of wien ook het recht ontzeggen, zijn politiek inzicht, zelfs in een dergelijke mate, te wijzigen. Maar wel mag dan toch eenige matiging worden ver langd in den vorm, waarin vroeger aangehan gen inzicht thans bestreden wordt. Het is te betreuren, dat een man van zoo onmiskenbare bekwaamheid en zoo groote werkkracht als Harden, zóó weinig maat weet te houden in het vertoon van onafhankelijk heid, dat soms de schijn van het tegendeel daarvan gewekt wordt. V. iitiiiiiimimiiiiuii VOL AU VENT XXIII ,,Oe wet schrijft uitdrukkelijk voor, dat de straf zal moeten worden ondergaan in de cel. . . Maar ik moet toch dit zeggen, dat mij van de verschrikkelijke gevolgen van de celstraf niets hoegenaamd bekend is. Minister Cort van der Linden in 1898. Het Nederlandsen Genootschap tot Zede lijke Verbetering der Gevangenen" heeft zijn Eeuwfeest gevierd, en dat met zulk eene op gewektheid, dat er ongetwijfeld, in meer intiemen kring, een bal na was gezongen en gemusiceerd is er althans stellig, want in het voortreffelijk verslag van de Jubileumsbijeen komst in de Zendingskapel, wordt met inge nomenheid vermeld, dat eerst eene zangeres Sieg der Zeit und Wahrheit" van Handel, en vervolgens het Kommt Seelen dieser Tag" van Bach, voor de ontroerde congressisten zong. Het is wel jammer, en ik zeg dit niet bij wijze van altijd gemakkelijke critiek, noch alsbetweterig stuurman aan den wal, dat er geene deputatie van zedelijk-verbeterde gevangenen, noch eene zulke van oud-hospitanten ten congresse aanwezig was, om mede van Handel, Bach, Beethoven en last nol least van de dikwerf aandoenlijke redevoeringen en bockdeelen sprekende Genootschapscijfers, te ge nieten. Ik herzeg met innige overtuiging, que la critique est bien aisée, maar inderdaad heb ik het als eene pijnlijke leegte en vooral als eene eenigszins taktische fout gevoeld, dat de zedelijk-verbeterden of het er 10 of 20 duizend of 100.000 zijn, is uit de Jaarverslagen niet op te diepen, maar hun aantal is wel groot geweest, zei de feestredenaar-voorzitter van het Genootschap met zachtzinnige bescheiden heid dat zelfs geen minimaal procent van de op betere wegen gebrachten" een woordje van dank kwam spreken, noch een weliswaar. verdorrend maar dan toch altijd welkom bloe metje aanbood. Men kan hier tegen aanvoeren, dat de hulp van het Genootschap op weldoen-in-stilte en zonder omkijken geschiedde, maar, mijn He mel, er zullen onder de 100.000 zedelijk be vruchten toch wel eenigen geweest zijn, ge zeten burgers van thans met eene jeugdmisdaad op het geweten, onschuldig-veroordeelden, anti-militairisten of politiek-gestraften, die bij een dergelijk opgewekt Eeuwfeest, ook zonder oratorische begaafdheid hadden moeten getuigen. De weldoeners hebben gesproken; de beweldadigden zwegen. Het klinke ouderwetsch, maar ik mag dat niet. Moedig en onverschrokken de tweede eeuw tegemoet !", zei de Voorzitter met aansteke lijke geestdrift, alvorens Wagenaar de Invocation" van Guilmant op het orgel vertolkte, edoch de liefde kan niet van een kant komen, en ik vrees dat het in 2023, een jaar, dat de meeste rijpen-van-geest uit deze tijden helaas niet zullen beleven, wederom bij een feestrede, Handel, Bach, Beethoven zal blijven, tenzij de zedelijke verbetering dan zooveel dieper en intenser gewerkt zal hebben, en de excelbewoners in massa zullen optrekken, om de dienaren, die den liefdeband met de weer barstige maatschappij herstelden, eene passen de ovatie te brengen. Het moge als een wanklank klinken, maar ditmaal was het in de richting der dankbare gezindheid dunnetjes. Des te guller werd het woord van den Feest-redenaar, en hier en daar steeg hij tot dichterlijke intonaties, als wijlen de oprichters van het Genootschap. Zoo zeidc hij o.m.: Vooral op geestelijk gebied is een groote achterstand in te halen. (Niet alleen bij de bewoners der strafgevangenissen, merk ik tusschen haakjes op.... H. L.) Want de eentonigheid van de cel is een hinderpaal om den misdadiger het verkeerde van zijn verleden te doen inzien en in zijn geest een nieuw levensplan te doen rijpen. (Ach ja: dat heerlijk ideaal van een nieuw levensplan, dat niet in eenzaamheid bij u rijpt!.... H. L.). Om deze zelfde reden, dat de cel geestdoodend is, de verbeelding in slaap wiegt en niet leidt tot overpeinzin gen over een beter leven, is er in de wereld der strafrechthervormers een sterke stroo ming naar wederinvoering van gemeen schappelijke vrijheidsberooving, met zeer strenge selectie en slechts voor hen, die het minst zijn geinfecteerd .... De onder vinding in particuliere landkolonies heeft reeds geleerd, dat onze voorgangers in hun liefde voor de cel te ver zijn gegaan". Gelijkt dit niet op eene bevrijdende biecht? En tasten deze woorden de grondlagen van het Genootschap niet met frisschen geest aan? Nog kort geleden, in datzelfde jaar 1898, .vaarin de Minister van Justitie met klem verklaar de, dat hem van de verschrikkelijke gevolgen van de celstraf niets hoegenaamd bekend was, schreef Dr. E. Laurillard, toen secretaris van het Genootschap, zich tegen mildere opvattin gen verzettend, woordelijk: 9PAAH9OH, EHQEL9OH, F R AH 9 O H, O UI T f OH mto. Borlitz-School ttoorongi-moht 4B1 Tel. 43286 Pract. OodervQi door baltenl. Leeraren iiiittttttiiiliimiiiiiitti"iiittttttimiiiiiniittiiiiiB De gevangene zal eerder en ernstiger tot nadenken en inkeer komen in de een zaamheid dan in gezelschap met anderen. De goede kansen op het ontwaken van een beteren zin zijn ongetwijfeld aan de zijde van het celsysteem, en de kwade kansen op vcrslimmering van de gezindheid en op uitbreiding der kennis van het kwaad zijn aan de zijde der gemeenschap.... En is, na het ontslag, het brandmerk: hij heeft gezeten" meestal een groote belem mering in het vinden van een nieuwen weg, uit den aard der zaak is dat brand merk bij veel meer personen bekend, als de man uit de gemeenschap, dan als hij uit de cel komt. Mijn veeljarige ervaring heeft dan ook steeds bevestigd, dat wie bepaald boeven konden heeten, de gemeenschap wel wenschelijk vonden, maar dat de al tijd toch nog fatsoenlijker en betergezinde lieden niet gaarne de eenzaamheid met de gemeenschap zouden hebben verwisseld". Had nu, vraag ik mijzelf af ik behoor tot mijn geestelijk leedwezen tot de lieden, die eerst door een officier-van-justitie en daarna voor de vuist door een verdediger ingepalmd worden had het Genootschap in 1898 te veel lic'jde voor de cel; heeft het er in 1923 te weinig? Ik durf geen beslissing te nemen. De goede kansen tot ontwaken van een beteren zin zijn ongetwijfeld aan de zijde van het Celsysteem", verklaart Laurillard. Nee, zegt Mr. De Jongh, de algemeene voorzitter van vandaag: De eentonigheid van de cel is een hinderpaal om in den geest van den misdadiger een nieuw levensplan te doen rijpen". Vermoedelijk hebben beide heeren geen praktische ervaring opgedaan. Zij oordeelen naar hooren zeggen, en laten zich door gevoels-argumenten leiden. Het zou onbeta melijk zijn den congressisten een paar weken of maanden eenzame opsluiting toe te wenschen, daar niet ieder wetenschappelijk onder zoeker den heroïschen moed heeft een nieuw serum op het eigen lichaam toe te passen, maar ligt de tusschenweg, de befaamde golden m e a n niet voor een volgend congres open, het inviteeren van eenige gewezen tuchthuisboeven? Ik verval in herhaling, gelijk ik dit dikwerf doe, omdat het mijne geaardheid en eene ver geeflijke hardnekkigheid des mans met eigen karakter en gezindheid is. Ik zou zelfs eenige namen van burgers, thans gezeten, en die gezeten hebben, kunnen noemen. Lansink zat twee maanden in 1894 wegens opruiing. Hij gaf dit prettig attest: Het cel systeem werkt lichamelijk en geestelijk doodelijk op den mensch: sterke gestellen worden onder zulk een systeem moedeloos en suf" .John van der Veer, thans Engelsch correspondent van een bekend Hollandsch blad, zat driemaal wegens beleediging van overheidspersonen enz. in '94, '96 en '97. Hij verklaarde: M.i. kan de drukkende, zielsmoordende invloed van het celleven reeds voor een goed deel worden weggenomen, wanneer men aan hen, die het verlangen, volkomen vrijheid geeft aan hun geestelijke verlangens te voldoen" 1). Wethouder Hermans in Arnhem, zat zes maanden wegens Majesteitsschennis. Hij sprak in 1896: Het celsysteem is afschuwelijk". Het Lid van de Tweede Kamer W. H. Vliegen, zat tweemaal in 1893 en 1896, voor uitgifte van een strafbaar geschrift. Hij getuigde: Het celsysteem is een aanhoudende marte ling. Het is om bij een langdurige straf krank zinnig te worden". Deze hooggeachte mede burgers leven nog. En zij zijn welbespraakt. Domela Nieuwenhuis, niet meer tot de herrieschoppers behoorend, schreef: Het celsysteem is een van de meest geraffineerde en gemeen ste systemen, vooral bij zulk een onoordeel kundige toepassing als hier te lande geschiedt. Het stelt zich ten doel de menschen te idiotiseeren, en tevens ongeschikt om bij de terug komst in de maatschappij weer klaar te komen". Bij het bladeren in vergeelde geschriften vond ik deze natuurlijk zwaar-gekleurde voorstellingen. Edoch zou het voor de afwis seling van spijs, die eten doet, niet een weinig nut kunnen hebben, ook deze niet zuinigzedelijke-verbeterde ex-boeven 2) als gast of eerelid van het Genootschap te inviteeren? Al zal dan het Handelsblad minder hoog gestemde hoofdartikelen over ,Het Evangelie van de Liefde", aan het jubileerend Genoot schap gewijd, schrijven (23 Nov. j.l.), en De Tijd (12 Nov. j.l.) evenmin de meening blijven handhaven, dat cel of geen cel, de gedachte steeds daarop gericht zal moeten zijn om aan de maatschappij, zoo mogelijk af te leveren een mensch, die dnor zedelijke ophejjing, door orde en tucht tot een deugdzaam burger is gemaakt". Het is een genoegen naar zulke feestklanken te luisteren, al vrees ik dat Prof. Mr. B. M. Taverne met de door mij geciteerde wethouders en kamerleden in op vatting van het d e u g d z a m e burgerschap niet onaanzienlijk verschilt.... 28 November. HANS L u D i F i c o R 1) Aan deze geestelijke verlangens wordt spoedig tegemoet gekomen. Want het Genoot schap gaat een eigen Gevangenis courant tegen de doodelijke stilte in de cel" uitgeven. In een propaganda-geschrift lees ik: Een jong gevangene schrijft aan zijn moeder och moeder, ik ben er toch zoo ziek van geworden, in zoo'n benauwd huis te zitten. Lieve moeder, ik mis alles. Moeder, meer weet ik niet te schrijven als de groeten van uw slechtsten zoon van uw huisgezin. Mag deze jongen niet een goed blad hebben in zijn geestelijke verlatenheid en berooidheid?"?Wie zou neen durven zeggen? vraag ik op mijn beurt. 2) Of Troelstra, Schaper, Hugenholz, die óók 'n poosje de tralies bekeken. IIIIIIIIHIIIIIIII llllllllllllltlllllHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIItllllMIIII Nu Zwijgen Nu zwijgen de twijgen, Wijl 't vogelenlied In toonen zoo schoone De stilte gebiedt. Hoe rollen hun volle Accoorden door 't woud, Of galmen door halmen, Die glinstren in goud. Nu gijden al blijde Heur toonen door 't riet; Of drijven op deining Van vroolijken vliet. Soms deelen heur veêlen Een vluggeren voet En langen heur zangen ot zingen zoo zoet. Co R INT 11 U S N l E 1. S S E N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl